BETEEKENTf K.WALITEIT I GEKARND Fortinbras' Toovermacht 73ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 30 Juni 1932 Derde Blad No. 22170 BINNENLAND. L 3 ct. per half ponds pakje FEUILLETON. DE WEGENWET. Treedt 1 Oct. a.s. in werking. Minister Reymer heeft op desbetref fende vragen van den heer Keestra mee gedeeld, dat bij KB. van 18 Juni is be paald, dat de Wegenwet op 1 Oct. 1932 in werking zal treden. o DE PACHTWETTEN. Initiatief-voorstel v. d. Sluis ingetrokken De heer van der Sluis c.s. heeft aan de Tweede Kamer medegedeeld, dat de bij brief van 25 Februari j.l. aan de Ka mer aangeboden voorstellen van wet in zake nieuwe regeling van de pacht en regeling pachtcommissie zijn ingetrokken. o VEREENIGING VAN NEDERL. GEMEENTEN. Het uitbrengen der prac-aOviezen. In de gisteren voortgezette vergadering zijn behandeld de praeadviezen van de heeren S. Rodrigues de Miranda en C. Smeenk over de vraag: „Op welke wijze moet, gegeven de be staande regeling der werkloosheidsverze kering, de bij die regeling aansluitende steunverleening voor valide werkloozen worden georganiseerd; moet daarbij aan het Rijk, aan de gemeenten en aan de oganen van armenzorg een taak worden toegekend, en zoo ja, welke? Naar welke beginselen moeten de overheidskassen met de uit die steunverleening voort- vloeiende kosten worden bezwaard?" De conclusies, waartoe de eerste inlei der komt, luiden: I. De werkloozensteun in den ruimsten zin opgevat worde ondewerp van Rijks zorg. II. Bij de wet en voor zooveel noodig bij algemeene maatregel van bestuur worden de grondslagen van de steunregeling vast gelegd, volgens welke aan valide werkloo zen, zoowel verzekerden, die geen recht op uitkeering kunnen doen gelden, als niet-verzekerden, ondersteuning wordt verleend. III. Met de uitvoering van de onder II bedoelde wet en de daaruit voortvloeiende algemeene maatregelen van bestuur wor den de gemeentebesturen belast. De organen van armenzorg worden bij de toepassing van de wet op den werk loozensteun uitgeschakeld. IV. In de wet worde vastgesteld, dat de uit de steunverleening voortvloeiende kosten voor 5/6 deel door het Rijk en 1/6 deel door de gemeente worden ge dragen. Het Rijk verschaffe zich de middelen, benoodigd voor den werkloozensteun, door een speciale naar draagkracht te heffen economische weerbaarheidsbelasting. Den gemeenten worde het recht toege kend op de in het vorige lid bedoelde be lasting opcenten te heffen. Die, waartoe de heer Smeenk komt, zijn als volgt samengevat: Het Rijk geve de leiding en steun. Dat bij het bepalen van dien steun gelet wordt op den omvang van de crisis in de bedrijven en op de financieele draag kracht der in aanmerking komende ge meenten, schijnt inleider principieel juist. Gewaakt moet hier evenwel tegen een, al thans in theorie, mogelijke willekeur en ongelijke behandeling. Met het oog daarop acht inleider overleg tusschen de regee ring en een door de Vereeniging van Ne- derlandsche Gemeenten in te stellen com missie wenschelijk. Overleg over de nor men, die voor de toekenning van een be paald subsidiepercentage zullen gelden. Overleg eveneens over een mogelijke af wijking van de normen in concrete ge vallen. Rijk en gemeenten moeten in deze moei lijke tijden ernstig streven naar samen werking en elkander niet min of meer als „vijandelijke mogendheden" beschou wen. Slechts met veel beleid zal het on der Hoogeren zegen mogelijk zijn, om ons land en volk te bewaren voor toestanden, als elders worden aangetroffen. Nog staat hier te lande ook de ge meentelijke autonomie steviger dan in vele andere staten. Haar behoud hangt niet alleen af van den inhoud der wette lijke regelingen. Zij staat of valt met het verantwoordelijkheidsbesef van degenen, die tot besturen geroepen zijn. Het bleek, dat tegen de conclusies van den Amsterdamschen wethouder het grootste verzet ging Speciaal de heeren de Bordes, burgemeester van Bussum, en mr. de Wilde, oud-wethouder van 's-Gra- venhage, richtten zich principieel ertegen. Onder de aanwezigen was ook mr. Spit zen, vertegenwoordiger van den minister van binnenlandsche zaken. Mr. Wende- laar heeft aan 't slot in hartelijke woor den afscheid genomen als voorzitter. o HET NEDERLANDSCHE POOLSTATION OP GROENLAND. Dezer dagen vertrekken de deelnemers aan de Nederlandsche expeditie naar Angmagssalik op Groenland, om aldaar gedurende het internationale Pooljaar 1932—1933 een magnetisch-meteorologisch station te bezetten. Finantieel is de expeditie mogelijk ge worden, doordat het Rijk het Kon. Ned. Met. Instituut in staat heeft gesteld de magnetische instrumenten en hulpmidde len aan te schaffen en aan de expeditie in bruikleen te geven, terwijl verder in ruime mate steun is ondervonden van vele wetenschappelijke genootschappen, in de eerste plaats de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem, die de bate van het Langerhuyzenfonds aan de Nederlandsche Commissie voor het Inter nationale Pooljaar schonk, het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genoot schap, het Provinciaal Utrechtsch Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen, het Nederlandsch Natuur- en Geneeskun dig Congres, de Maatschappij Diligentia, om alleen de voornaamste giften te noe men. Ook van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij werd een belangrijke gift ontvangen. Inzonderheid ten behoeve van de onder zoekingen op radiogebied werd nog ruime steun verleend door het W. E. R. A. fonds en door de Oostersche Handel en Reede- rijen te Amsterdam. De Commissie werd vereerd met bijdragen van H. M. de Ko ningin-Moeder en Prinses Juliana, terwijl ook verder uit de kringen van scheepvaart, industrie, handel en wetenschap voldoen de werd bijgedragen om het geraamde be drag bijeen te krijgen. Met groote waar deering moet hier worden vermeld, dat het Bestuur van Groenland de expeditie in vele opzichten te hulp kwam, zoowel door het verleenen van huisvesting in een vroe gere bestuurswoning, als door het koste loos verleenen van vervoer voor personen en bagage en allerlei hulp in het aan schaffen van benoodigdheden. In weerwil van al deze hulp zou toch het uitgebreide radio-onderzoek, dat de expeditie voorbereid heeft, onmogelijk zijn geweest zonder de hulp van dr. A. F. Phi lips, die een kortegolfzender aan de expe ditie in bruikleen afstond, terwijl het La boratorium van prof. dr. jhr. G. J. Elias van de Technische Hoogeschool te Delft een ontvanginrichting in bruikleen gaf. Uit de vrij talrijke aanbiedingen voor deelneming zijn na overleg met de hoog leeraren in de natuurkunde aan de Neder landsche Universiteiten en de Technische Hoogeschool als deelnemers gekozen de heeren J. A. de Bruine, techn. stud. (Delft)H. P. Th. van Lohuizen, phil. cand. (Utrecht); K. L. van Schouwenburg, chem. cand. (Delft) en dr. J. van Zuylen (Groningen), welke laatste als leider zal optreden Alle expeditieleden hebben zich sinds vele maanden voor hun taak voorbe reid. wat de radio-onderzoekingen betreft onder leiding van prof. dr. G. J. Elias te Delft en dr. B. van der Pol te Eindhoven, wat de magnetische en meteorologische onderzoekingen betreft hoofdzakelijk te De Bilt. vooral onder leiding van dr. G. van Dijk, terwijl prof. Schermerhorn te Delft een der deelnemers opleidde in het verrichten van astronomische plaatsbepa lingen, en van het Geodetisch Instituut een theodoliet ter leen werd ontvangen. Bovendien jrebben de drie laatstgenoemde deelnemers omstreeks Kerstmis een reis gemaakt naar Kopenhagen en Finland, zoowel om met de bediening van te Ko penhagen ontworpen magnetische re- gistreerinstrumenten te worden vertrouwd gemaakt, als om in een in de poolstreken gelegen station (Sodankyla in Finland) met den toestand van magnetische varia ties in een dergelijk station eenigszins kennis te maken Deze reis heeft hen tevens verder in aanraking gebracht met personen, die in poolstreken bekend zijn of die zelf gerui- men tijd op Groenland hebben doorge bracht. Zij zijn dus terdege voor hun taak voorbereid. Ingevolge overeenkomst met den heer Tijmstra (Den Haag) en prof. Rutten (Utrecht) verleent de expeditie gastvrij heid aan den heer en mevrouw Tinbergen- Rutten, die een biologisch onderzoek in de omgeving van Angmagssalik zullen uit voeren. Omstreeks 14 Juli vertrekt de „Gertrud Rask" uit Kopenhagen, o.a. met deze zes Nederlanders en een zware lading kisten, met de Nederlandsche kleur gemerkt. Onze beste wenschen vergezellen hen op dezen tocht en bij het verblijf op Ang magssalik. o DE SCHOOL VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN TE UTRECHT. De herdenking van het 25-jarig bestaan. Onder belangstelling van zeer velen is gisteren de herdenking van het 25-jarig bestaan van de alom in den lande be kende school voor de grafische vakken te Utrecht gehouden. De feestelijkheden begonnen met het inhalen van de reünisten, de oud-leerlin gen der school. Met de postfanfare voor op werd naar de woning van den heer J. H. T. O. Kettlitz gegaan, waar het be stuur der school zich bevond. De voorzitter der lustrumcommissie, de heer Stok, uit Den Haag, heeft daar het bestuur met het heuglijke feit gelukge- wenscht, waarvoor de heer Kettlitz dank heeft betuigd. De stoet van leerlingen en oud-leer lingen heeft zich daarna naar het school gebouw aan den Jutfaaschen weg be geven. Hier heeft de heer Stok de feesten met een korte rede geopend, waarin hij dank baar gewaagde van het vele. dat de school in die vijf-en-twintig jaar voor de typo grafie heeft verricht. NEDERLANDSCHE SLAGERSBOND. Jaarlijksche vergadering te Groningen. In de Harmonie te Groningen is gis teren de 41ste jaarlijksche vergadering gehouden van den Nederlandschen Sla gershond onder voorzitterschap van den heer Willem Schaab uit Nijmegen. De heer Hauber te Bussum werd tot eerelid benoemd, evenals de heeren A. de Boer en A. v. d. Heijden. Het aantal afdeelingen is in 1931 met 10 vermeerderd en bedraagt thans 59 met 2717 leden. De voorstellen van het bonds- bestuur tot wijziging van het huishoude lijk reglement werden goedgekeurd. Besloten werd den termijn tot aanslui ting bij de vanwege den bond te sluiten wettelijke aansprakelijkheidsverzekering te verlengen tot 1 Januari 1933. Het bondsbestuur werd gemachtigd om verdere voorstellen betreffende verzeke ringen bij de afdeelingen aanhangig te maken De Friesche Slagershond achtte thans den tijd gunstig om met kracht te ijveren voor afschaffing van het accijns op het geslacht. Aangenomen werd hierbij het prae-ad- vies van het hoofdbestuur, om op het ge schikte moment adhaesie te betuigen aan de actie voor afschaffing van accijns op het geslacht. Een ander voorstel van Friesland was, om het daarheen te leiden, dat de uitvoe ring van de Vleeschkeuringswet in han den komt van het rijk met zuiver amb telijke diensten en niet door tusschen- komst van de gemeentebesturen. Het hoofdbestuur deelde mede, dat door de commissie van overleg deze zaak reeds aanhangig is gemaakt. N. R. Crt. NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS. Gistermorgen is in het gebouw van het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis te 's-Gravenhage de over dracht geschied van een lichtornament in de hall, aangeboden door de firma Dijk- hof te Hengelo ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van het Nederlandsche Roode Kruis. De kroon is gedreven in roestvrij staal en vertoont bovenaan de woorden Lux in tenebris. In den rand. vier meter in omtrek, zijn de wapens van Nederland en der elf provinciën uitge slagen. De heer H. A. Molema, arts, bood het lichtornament aan, waarna Prins Hendrik, voorzitter van het Nederlandsche Roode Kruis, de lichtkroon namens het hoofd bestuur in dank heeft aanvaard. DE BURGEMEESTER VAN MIDDELBURG ZAL ONTSLAG VRAGEN. In de gisteren gehouden vergadering van den raad van Middelburg deelde de burgemeester mr. P. Dumon Tak, sedert 1 Februari 1915 burgemeester der ge meente mede, dat hij plan heeft tegen 1 Jan. 1933 eervol ontslag aan H. M. de Koningin te vragen. o KORTING OP PRESENTIEGELD. Door alle fractievoorzitter in den ge meenteraad van Amsterdam met uitzon dering van de sociaal-democratische en communistinsche wordt voorgesteld te besluiten aan de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te verzoeken te bepalen, dat op de aan de leden van den Raad toegekende vergoeding, waarvan het be drag door Ged. Staten is vastgesteld, van 1 Juli 1932 af aan zoolang het kortings wetje geldt, zal worden gekort 5 procent. 50-jarig Jubileum van den heer A. Houtman te Alphen. De v. Houtman. Hierboven plaatsen wij een foto van den heer A. Houtman wonende Kortsteek- terweg te Alphen die morgen den dag hoopt te herdenken, dat hij 50 jaar onaf gebroken in hetzelfde timmerbedrijf is werkzaam geweest. Het betreft hier het timmerbedrijf van den heer H. Turken burg waar de jubilaris achtereenvolgens 3 patroons heeft gediend, aanvankelijk wij len de heer J. W. Lokhorst, later diens zoon J. W. Lokhorst en thans 22 jaar de heer H. Turkenburg. Niettegenstaande zijn 62-jarigen leeftijd is de jubilaris nog zeer „fit" en nog gewend, met kracht hamer en beitel te hanteeren. Behalve een alleszins en bekend staand bekwaam vakman is ,.Arie" zooals hij door velen gemoedelijk genoemd wordt, een onderhoudend ver teller. Dit bleek ons wel, toen wij hem in zijn huisje opzichten, om over zijn jubi leum wat meer te vernemen. Hij kwam spoedig los na eerst een inleidend praatje te hebben gemaakt. Het kan eigenaardig gaan in de wereld begon „Arie". „Als weet- dat ik aanvankelijk door mijn Vader na met 11-jarigen leeftijd van school te zijn huisje opzochten ,om over zijn jubi- was bestemd! Van het stil zitten moest ik echter niet veel hebben. Reeds na een 6-tal weken had ik er genoeg van en ik kreeg na lang zeuren van - mijn Vader verlof om 'n anderen werkkring te zoeken. Welk vak, was mij toen nog onverschillig. Als ik maar niet altijd binnen behoefde te zijn! Reeds heel gauw mocht het mij ge lukken, na onze heele gemeente en omge ving te zijn afgeweest, een baas te vinden. Zelfs kreeg ik op één avond 2 aanbiedin gen en moest toen kiezen tusschen het scheepmakers- en timmervak; ik koos het laatste, omdat dit mij eerlijk gezegd mooier leek. Gelukkig is mijn keus goed uitgekomen! Al zijn de tijden heel wat veranderd en werkte ik vroeger van 58 en nu juist omgekeerd van 85, ik heb mij altijd met plezier in mijn vak weten te schikken, hoewel de tegenwoordige ma chines ook veel van het mooie handwerk van vroeger van ons wegnemen". Wij wenschen tenslotte den jubilaris morgen een gezelligen dag met zijn huis gezin toe. Zeker zal het hem dan niet aan belangstelling ontbreken! o RECLAME. 2332 Haar het Engelsch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. 34) Ik begrijp er niets van, zei Lucilla. Het nest van den roofvogel hangt boven de kloof. En wat wil je nu, dat ik doen zal? Haar bij je houden tot ik haar naar Brantóme terug kan sturen. Lucilla lichtte haar hand op en dacht eenige seconden na. Toen zei ze: Ik zal haar zelf brengen in mijn auto. Dat is allerliefst van je, zei Fortin bras, maar Brantóme is niet Versailles. Het is bijna 300 K.M. Wel nu, wat zou dat? Ik kan in Frankrijk toch genoeg benzine krijgen om me die 300 K.M. ver te brengen. En bui tendien moet ik de volgende week een paar vrienden ontmoeten bij Kaap Mar tin, voordat ik naar Egypte ga. Ik zal een paar dagen eerder gaan en Félise onder weg afzetten. Vindt je dat goed? Maar Brantóme ligt niet aan den weg naar Monte Carlo, wierp hij tegen. Ze stond op en lachte. Wil je hebben dat ik een jonge moe der ben voor je kleine meid? Ja of neen? Ja zeker, zei hij. Maak dan geen bezwaren, waar ze niet zijn. Zie eens hier. Ze legde haar hand op zijn arm. Je bent eens een trouw vriend voor mij geweest, toen ik die arme kleine dwaas van een Effie James bij mij had ik had het onder je hulp niet klaar Bespeeld en toen wilde je niets meer aannemen dan dat malle, kleine honora rium, en nu kan ik eens toonen hoe ik, wat je toen deed, op prijs stelde. Ik weet niet waarom je zooveel zorg hebt, maar je bent mijn vriend en je dochter is mijn vriendinnetje. Fortinbras glimlachte droevig. Jij bent de Marchand de Bonheur. Je hebt een enorm gewicht van mij afge nomen. Hij nam zijn ouden zijden hoed van de console, waarop hij haar gelegd had, en stak de hand uit. De oude roofvogel blijft niet eten. Ik moet vliegensvlug weg. Groet Félise heel hartelijk van mij. En met een vlugheid, die men niet rij men kon met zijn anders vriendelijk, lang zaam gebaren, draaide hij zich plotseling om en verdween door de wachtkamer. Het had veel van een vlucht. Het rijke, mooie, evenwichtige Ameri-- kaansche meisje staarde verwonderd naar de deur, volkomen bewust van de een of andere tragedie? Twee jaren geleden dreigde een jong meisje uit Cheyenne, Wyoming, dat met goede aanbevelings brieven bij haar was gekomen, te ver ongelukken. 't Was een geval van chan tage. Iemand raadde haar aan Fortinbras te consulteeren, wat Lucilla deed. Hij slaagde er in het juffertje, met naam en beurs in tact, weer naar Cheyenne terug te laten gaan. Het geheele honorarium had twintig francs bedragen. Gedurende twee jaren had ze op kameraadschappelijken voet met Fortinbras omgegaan, als ze hem ontmoette, maar tot dat haar medestudie- genoote Corinna Hastings, op weg naar Engeland, haar gastvrijheid had genoten, en haar verteld had van Brantóme en Félise, had ze hem alleen beschouwd als een van die vele goede, hulpvaardige rariteiten, waaraan Parijs zoo rijk is. Een rariteit zonder huiselijke banden, zonder- eigen particulier leven. En nu had ze hem aanschouwd als een ingezonken, verouder den man, angstig om zijn eigen kind voor de een of andere lage ellende te vrijwaren. Ze zuchtte, draaide zich om en zag Félise aankomen; onder de hoede van Céleste. Kom, je zult wel uitgehongerd zijn. Zij sloeg een arm om Félise's middel en nam haar mede naar de eetkamer. Je vader kon niet blijven, maar hij laat je hartelijk groeten en zei, dat ik als een moedertje voor je zorgen moest. Félise mompelde een paar woorden van dank. Ze was te overbluft om te denken of te spreken. Op de ontdekking van de levensomstandigheden van haar vader en het verlies van haar vertrouwen in hem, was dadelijk gevolgd de overplanting naar dit warme, weelderige verblijf, bij deze vorstelijke jonge vrouw, die met bijzonder smaakvollen eenvoud was gekleed. De lampen met hun gedempt licht, de schil derijen, de flikkerende lichtflitsen in de geboende meubelen, het geflonker van zwaar zilver en geslepen glaswerk, de kom met orchideeën op tafel, het fijne damast, waarvan zij, die zich verbeeldde een goede beoordeelster van tafellinnen te zijn, nooit had gedroomd de honderd kleine attribu ten van de eetkamer eener rijke vrouw, dat alles gaf haar een gevoel van onwe zenlijkheid en het verhoogde haar armen gevallen vader weer in haar achting door hem magische krachten toe te kennen. Heerlijk voedsel werd haar voorgezet, maar ze kon er niet van genieten Lucille, die haar op haar gemak wilde brengen, sprak over Corinna en over Brantóme. dat zij verlangde te bezoeken en over den grappigen Engelschman, wiens naam zij vergeten was, maar die bediende was ge worden. Hoe ging het daarmede? Met Monsieur Martin? Heel goed, dank u. Félise zette het glas, dat ze aan haar lippen had willen brengen, neer. In bijna een uur had ze niet aan Martin gedacht. Ze had het gevoel of er werelden ea oceanen tusschen hen lagen. Wat had ze niet verschrikkelijke dingen beleefd, sinds ze hem gezien had. Zij was anders geworden. De wereld was anders gewor den. 't Zou nooit weer worden zooals vroeger. Er kwamen tranen in haar oogen. Lucilla, die dit zag, glimlachte. Mag je Monsieur Martin graag lijden? Iedereen houdt van hem, hij is zoo vriendelijk, zei Félise. Maar is het dat, wat in een man de vrouw zoo aantrekt? vroeg Lucilla. Heeft de vrouw niet sterkte noodig om op te leunen? Iets dat tot de verbeelding spreekt? Iets meer zwierigheid? Félise dacht aan Lucien Viriot en aan zijn huzarenpluim en zei: neen. Zij had geen zwierigheid noodig. De kalme, bedaarde manieren van Martin, ze wist zelve niet waarom, waren haar meer waard dan het gekletter van alle mogelijke sabels. Dat hangt van het temperament af. Mademoiselle, zei Felise in het Fransch. Lucilla riep lachend: Jou aardige kleine muis. Ik geloof dat een groote kater je doodsbang zou maken. Maar Félise luisterde slechts met een half oor. Ik houd veel van katten, zei ze een voudig. Waarop Lucilla, alles begrijpende, het weer uitschaterde. Ik heb een jong Perzisch katje, zei zij. Een beeldig beestje. Celeste, breng den Shah van Perzië eens hier. Dat is een grap van mij. Dat is een woordspeling zei Félise met een glimlach. Ja, dat is het natuurlijk, dat heb je heel snugger opgemerkt. Ik noem hem Padishah. Céleste bracht uit een donker hoekje een mandje, waarin een poesje met zijde achtig grijs haar en gaf het aan Félise. 't Diertje begon te spinnen en scheen zich heel behagelijk bij haar te voelen. O, wat een schatje, riep ze uit. Wat een zacht klein schatje. De laatste twee weken, hoorde ze zich zelve zeggen, was een kat mijn eenige vriend! Wat voor kat? vroeg Lucilla. Niet zoo een als deze. 't Was een ma gere oude poes. En onder den invloed <van dat zachte, jonge diertje op haar schoot, en de lieve oogen van Lucilla, smolt alle verlegenheid weg en ze vertelde van Mimi en tante Clothilde en al de verschrikkingen van haar reis naar Parijs. Ze had zoowat alles verteld, toen Céleste een Pékanees patrijshondje binnen bracht en op het haardkleed neer zette met een bakje fijn gesneden rauw vleesch, dat hij gulzig verslond. Nadat hij zijn bordje had afgelikt en het van het haardkleedje op den gewreven vloer was gegleden, likte hij het nog eens af aan den onderkant in de hoop dat er wat voedsel doorheen was ge filtreerd. Hierop ging hij tegenover zijn meesteres zitten met opgeheven staart en keek haar als een jong leeuwtje met zijn ziel in zijn oogen aan. alsof hij wilde zeg gen: wanneer krijg ik nu na dit voor proefje te eten? Maar Lucilla joeg hem naar zijn stoel, waarop hij ghig liggen, hoogst verwonderd kijkende. Toen het diner af was geloopen, nam Lucilla haar, met katje en hond mee, naar het atelier, het weelderige atelier van een schilderesse. een kamer met geboenden vloer en mooie, kleine tapijten en divans, en met fijne weefsels langs de muren. Er stonden een paar ezels met schilderstuk ken; in den Renaissancehaard vlamde een groot houtvuur. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9