BETEEKENTf
K.WALITEIT I
GEKARND
Fortinbras' Toovermacht
73ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 30
Juni 1932
Derde Blad No. 22170
BINNENLAND.
L 3 ct. per half ponds pakje
FEUILLETON.
DE WEGENWET.
Treedt 1 Oct. a.s. in werking.
Minister Reymer heeft op desbetref
fende vragen van den heer Keestra mee
gedeeld, dat bij KB. van 18 Juni is be
paald, dat de Wegenwet op 1 Oct. 1932
in werking zal treden.
o
DE PACHTWETTEN.
Initiatief-voorstel v. d. Sluis ingetrokken
De heer van der Sluis c.s. heeft aan
de Tweede Kamer medegedeeld, dat de
bij brief van 25 Februari j.l. aan de Ka
mer aangeboden voorstellen van wet in
zake nieuwe regeling van de pacht en
regeling pachtcommissie zijn ingetrokken.
o
VEREENIGING VAN NEDERL.
GEMEENTEN.
Het uitbrengen der prac-aOviezen.
In de gisteren voortgezette vergadering
zijn behandeld de praeadviezen van de
heeren S. Rodrigues de Miranda en C.
Smeenk over de vraag:
„Op welke wijze moet, gegeven de be
staande regeling der werkloosheidsverze
kering, de bij die regeling aansluitende
steunverleening voor valide werkloozen
worden georganiseerd; moet daarbij aan
het Rijk, aan de gemeenten en aan de
oganen van armenzorg een taak worden
toegekend, en zoo ja, welke? Naar welke
beginselen moeten de overheidskassen
met de uit die steunverleening voort-
vloeiende kosten worden bezwaard?"
De conclusies, waartoe de eerste inlei
der komt, luiden:
I. De werkloozensteun in den ruimsten
zin opgevat worde ondewerp van Rijks
zorg.
II. Bij de wet en voor zooveel noodig bij
algemeene maatregel van bestuur worden
de grondslagen van de steunregeling vast
gelegd, volgens welke aan valide werkloo
zen, zoowel verzekerden, die geen recht
op uitkeering kunnen doen gelden, als
niet-verzekerden, ondersteuning wordt
verleend.
III. Met de uitvoering van de onder II
bedoelde wet en de daaruit voortvloeiende
algemeene maatregelen van bestuur wor
den de gemeentebesturen belast.
De organen van armenzorg worden bij
de toepassing van de wet op den werk
loozensteun uitgeschakeld.
IV. In de wet worde vastgesteld, dat de
uit de steunverleening voortvloeiende
kosten voor 5/6 deel door het Rijk en
1/6 deel door de gemeente worden ge
dragen.
Het Rijk verschaffe zich de middelen,
benoodigd voor den werkloozensteun, door
een speciale naar draagkracht te heffen
economische weerbaarheidsbelasting.
Den gemeenten worde het recht toege
kend op de in het vorige lid bedoelde be
lasting opcenten te heffen.
Die, waartoe de heer Smeenk komt, zijn
als volgt samengevat:
Het Rijk geve de leiding en steun. Dat
bij het bepalen van dien steun gelet
wordt op den omvang van de crisis in de
bedrijven en op de financieele draag
kracht der in aanmerking komende ge
meenten, schijnt inleider principieel juist.
Gewaakt moet hier evenwel tegen een, al
thans in theorie, mogelijke willekeur en
ongelijke behandeling. Met het oog daarop
acht inleider overleg tusschen de regee
ring en een door de Vereeniging van Ne-
derlandsche Gemeenten in te stellen com
missie wenschelijk. Overleg over de nor
men, die voor de toekenning van een be
paald subsidiepercentage zullen gelden.
Overleg eveneens over een mogelijke af
wijking van de normen in concrete ge
vallen.
Rijk en gemeenten moeten in deze moei
lijke tijden ernstig streven naar samen
werking en elkander niet min of meer
als „vijandelijke mogendheden" beschou
wen. Slechts met veel beleid zal het on
der Hoogeren zegen mogelijk zijn, om ons
land en volk te bewaren voor toestanden,
als elders worden aangetroffen.
Nog staat hier te lande ook de ge
meentelijke autonomie steviger dan in
vele andere staten. Haar behoud hangt
niet alleen af van den inhoud der wette
lijke regelingen. Zij staat of valt met het
verantwoordelijkheidsbesef van degenen,
die tot besturen geroepen zijn.
Het bleek, dat tegen de conclusies van
den Amsterdamschen wethouder het
grootste verzet ging Speciaal de heeren
de Bordes, burgemeester van Bussum, en
mr. de Wilde, oud-wethouder van 's-Gra-
venhage, richtten zich principieel ertegen.
Onder de aanwezigen was ook mr. Spit
zen, vertegenwoordiger van den minister
van binnenlandsche zaken. Mr. Wende-
laar heeft aan 't slot in hartelijke woor
den afscheid genomen als voorzitter.
o
HET NEDERLANDSCHE POOLSTATION
OP GROENLAND.
Dezer dagen vertrekken de deelnemers
aan de Nederlandsche expeditie naar
Angmagssalik op Groenland, om aldaar
gedurende het internationale Pooljaar
1932—1933 een magnetisch-meteorologisch
station te bezetten.
Finantieel is de expeditie mogelijk ge
worden, doordat het Rijk het Kon. Ned.
Met. Instituut in staat heeft gesteld de
magnetische instrumenten en hulpmidde
len aan te schaffen en aan de expeditie
in bruikleen te geven, terwijl verder in
ruime mate steun is ondervonden van vele
wetenschappelijke genootschappen, in de
eerste plaats de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen in Haarlem, die de
bate van het Langerhuyzenfonds aan de
Nederlandsche Commissie voor het Inter
nationale Pooljaar schonk, het Koninklijk
Nederlandsch Aardrijkskundig Genoot
schap, het Provinciaal Utrechtsch Genoot
schap van Kunsten en Wetenschappen,
het Nederlandsch Natuur- en Geneeskun
dig Congres, de Maatschappij Diligentia,
om alleen de voornaamste giften te noe
men. Ook van de Koninklijke Paketvaart
Maatschappij werd een belangrijke gift
ontvangen.
Inzonderheid ten behoeve van de onder
zoekingen op radiogebied werd nog ruime
steun verleend door het W. E. R. A. fonds
en door de Oostersche Handel en Reede-
rijen te Amsterdam. De Commissie werd
vereerd met bijdragen van H. M. de Ko
ningin-Moeder en Prinses Juliana, terwijl
ook verder uit de kringen van scheepvaart,
industrie, handel en wetenschap voldoen
de werd bijgedragen om het geraamde be
drag bijeen te krijgen. Met groote waar
deering moet hier worden vermeld, dat
het Bestuur van Groenland de expeditie in
vele opzichten te hulp kwam, zoowel door
het verleenen van huisvesting in een vroe
gere bestuurswoning, als door het koste
loos verleenen van vervoer voor personen
en bagage en allerlei hulp in het aan
schaffen van benoodigdheden.
In weerwil van al deze hulp zou toch
het uitgebreide radio-onderzoek, dat de
expeditie voorbereid heeft, onmogelijk zijn
geweest zonder de hulp van dr. A. F. Phi
lips, die een kortegolfzender aan de expe
ditie in bruikleen afstond, terwijl het La
boratorium van prof. dr. jhr. G. J. Elias
van de Technische Hoogeschool te Delft
een ontvanginrichting in bruikleen gaf.
Uit de vrij talrijke aanbiedingen voor
deelneming zijn na overleg met de hoog
leeraren in de natuurkunde aan de Neder
landsche Universiteiten en de Technische
Hoogeschool als deelnemers gekozen de
heeren J. A. de Bruine, techn. stud.
(Delft)H. P. Th. van Lohuizen, phil.
cand. (Utrecht); K. L. van Schouwenburg,
chem. cand. (Delft) en dr. J. van Zuylen
(Groningen), welke laatste als leider zal
optreden Alle expeditieleden hebben zich
sinds vele maanden voor hun taak voorbe
reid. wat de radio-onderzoekingen betreft
onder leiding van prof. dr. G. J. Elias te
Delft en dr. B. van der Pol te Eindhoven,
wat de magnetische en meteorologische
onderzoekingen betreft hoofdzakelijk te
De Bilt. vooral onder leiding van dr. G.
van Dijk, terwijl prof. Schermerhorn te
Delft een der deelnemers opleidde in het
verrichten van astronomische plaatsbepa
lingen, en van het Geodetisch Instituut
een theodoliet ter leen werd ontvangen.
Bovendien jrebben de drie laatstgenoemde
deelnemers omstreeks Kerstmis een reis
gemaakt naar Kopenhagen en Finland,
zoowel om met de bediening van te Ko
penhagen ontworpen magnetische re-
gistreerinstrumenten te worden vertrouwd
gemaakt, als om in een in de poolstreken
gelegen station (Sodankyla in Finland)
met den toestand van magnetische varia
ties in een dergelijk station eenigszins
kennis te maken
Deze reis heeft hen tevens verder in
aanraking gebracht met personen, die in
poolstreken bekend zijn of die zelf gerui-
men tijd op Groenland hebben doorge
bracht. Zij zijn dus terdege voor hun taak
voorbereid.
Ingevolge overeenkomst met den heer
Tijmstra (Den Haag) en prof. Rutten
(Utrecht) verleent de expeditie gastvrij
heid aan den heer en mevrouw Tinbergen-
Rutten, die een biologisch onderzoek in de
omgeving van Angmagssalik zullen uit
voeren.
Omstreeks 14 Juli vertrekt de „Gertrud
Rask" uit Kopenhagen, o.a. met deze zes
Nederlanders en een zware lading kisten,
met de Nederlandsche kleur gemerkt.
Onze beste wenschen vergezellen hen op
dezen tocht en bij het verblijf op Ang
magssalik.
o
DE SCHOOL VOOR DE GRAFISCHE
VAKKEN TE UTRECHT.
De herdenking van het 25-jarig bestaan.
Onder belangstelling van zeer velen is
gisteren de herdenking van het 25-jarig
bestaan van de alom in den lande be
kende school voor de grafische vakken
te Utrecht gehouden.
De feestelijkheden begonnen met het
inhalen van de reünisten, de oud-leerlin
gen der school. Met de postfanfare voor
op werd naar de woning van den heer
J. H. T. O. Kettlitz gegaan, waar het be
stuur der school zich bevond.
De voorzitter der lustrumcommissie, de
heer Stok, uit Den Haag, heeft daar het
bestuur met het heuglijke feit gelukge-
wenscht, waarvoor de heer Kettlitz dank
heeft betuigd.
De stoet van leerlingen en oud-leer
lingen heeft zich daarna naar het school
gebouw aan den Jutfaaschen weg be
geven.
Hier heeft de heer Stok de feesten met
een korte rede geopend, waarin hij dank
baar gewaagde van het vele. dat de school
in die vijf-en-twintig jaar voor de typo
grafie heeft verricht.
NEDERLANDSCHE SLAGERSBOND.
Jaarlijksche vergadering te Groningen.
In de Harmonie te Groningen is gis
teren de 41ste jaarlijksche vergadering
gehouden van den Nederlandschen Sla
gershond onder voorzitterschap van den
heer Willem Schaab uit Nijmegen.
De heer Hauber te Bussum werd tot
eerelid benoemd, evenals de heeren A. de
Boer en A. v. d. Heijden.
Het aantal afdeelingen is in 1931 met
10 vermeerderd en bedraagt thans 59 met
2717 leden. De voorstellen van het bonds-
bestuur tot wijziging van het huishoude
lijk reglement werden goedgekeurd.
Besloten werd den termijn tot aanslui
ting bij de vanwege den bond te sluiten
wettelijke aansprakelijkheidsverzekering
te verlengen tot 1 Januari 1933.
Het bondsbestuur werd gemachtigd om
verdere voorstellen betreffende verzeke
ringen bij de afdeelingen aanhangig te
maken
De Friesche Slagershond achtte thans
den tijd gunstig om met kracht te ijveren
voor afschaffing van het accijns op het
geslacht.
Aangenomen werd hierbij het prae-ad-
vies van het hoofdbestuur, om op het ge
schikte moment adhaesie te betuigen aan
de actie voor afschaffing van accijns op
het geslacht.
Een ander voorstel van Friesland was,
om het daarheen te leiden, dat de uitvoe
ring van de Vleeschkeuringswet in han
den komt van het rijk met zuiver amb
telijke diensten en niet door tusschen-
komst van de gemeentebesturen. Het
hoofdbestuur deelde mede, dat door de
commissie van overleg deze zaak reeds
aanhangig is gemaakt. N. R. Crt.
NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS.
Gistermorgen is in het gebouw van het
hoofdbestuur van het Nederlandsche
Roode Kruis te 's-Gravenhage de over
dracht geschied van een lichtornament in
de hall, aangeboden door de firma Dijk-
hof te Hengelo ter gelegenheid van het
65-jarig bestaan van het Nederlandsche
Roode Kruis. De kroon is gedreven in
roestvrij staal en vertoont bovenaan de
woorden Lux in tenebris. In den rand.
vier meter in omtrek, zijn de wapens van
Nederland en der elf provinciën uitge
slagen.
De heer H. A. Molema, arts, bood het
lichtornament aan, waarna Prins Hendrik,
voorzitter van het Nederlandsche Roode
Kruis, de lichtkroon namens het hoofd
bestuur in dank heeft aanvaard.
DE BURGEMEESTER VAN MIDDELBURG
ZAL ONTSLAG VRAGEN.
In de gisteren gehouden vergadering
van den raad van Middelburg deelde de
burgemeester mr. P. Dumon Tak, sedert
1 Februari 1915 burgemeester der ge
meente mede, dat hij plan heeft tegen
1 Jan. 1933 eervol ontslag aan H. M. de
Koningin te vragen.
o
KORTING OP PRESENTIEGELD.
Door alle fractievoorzitter in den ge
meenteraad van Amsterdam met uitzon
dering van de sociaal-democratische en
communistinsche wordt voorgesteld te
besluiten aan de Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland te verzoeken te bepalen,
dat op de aan de leden van den Raad
toegekende vergoeding, waarvan het be
drag door Ged. Staten is vastgesteld, van
1 Juli 1932 af aan zoolang het kortings
wetje geldt, zal worden gekort 5 procent.
50-jarig Jubileum van den heer
A. Houtman te Alphen.
De v. Houtman.
Hierboven plaatsen wij een foto van
den heer A. Houtman wonende Kortsteek-
terweg te Alphen die morgen den dag
hoopt te herdenken, dat hij 50 jaar onaf
gebroken in hetzelfde timmerbedrijf is
werkzaam geweest. Het betreft hier het
timmerbedrijf van den heer H. Turken
burg waar de jubilaris achtereenvolgens 3
patroons heeft gediend, aanvankelijk wij
len de heer J. W. Lokhorst, later diens
zoon J. W. Lokhorst en thans 22 jaar de
heer H. Turkenburg. Niettegenstaande zijn
62-jarigen leeftijd is de jubilaris nog zeer
„fit" en nog gewend, met kracht hamer en
beitel te hanteeren. Behalve een alleszins
en bekend staand bekwaam vakman is
,.Arie" zooals hij door velen gemoedelijk
genoemd wordt, een onderhoudend ver
teller. Dit bleek ons wel, toen wij hem in
zijn huisje opzichten, om over zijn jubi
leum wat meer te vernemen. Hij kwam
spoedig los na eerst een inleidend praatje
te hebben gemaakt. Het kan eigenaardig
gaan in de wereld begon „Arie". „Als
weet- dat ik aanvankelijk door mijn Vader
na met 11-jarigen leeftijd van school te
zijn huisje opzochten ,om over zijn jubi-
was bestemd! Van het stil zitten moest ik
echter niet veel hebben. Reeds na een
6-tal weken had ik er genoeg van en ik
kreeg na lang zeuren van - mijn Vader
verlof om 'n anderen werkkring te zoeken.
Welk vak, was mij toen nog onverschillig.
Als ik maar niet altijd binnen behoefde te
zijn! Reeds heel gauw mocht het mij ge
lukken, na onze heele gemeente en omge
ving te zijn afgeweest, een baas te vinden.
Zelfs kreeg ik op één avond 2 aanbiedin
gen en moest toen kiezen tusschen het
scheepmakers- en timmervak; ik koos het
laatste, omdat dit mij eerlijk gezegd
mooier leek. Gelukkig is mijn keus goed
uitgekomen! Al zijn de tijden heel wat
veranderd en werkte ik vroeger van 58
en nu juist omgekeerd van 85, ik heb
mij altijd met plezier in mijn vak weten
te schikken, hoewel de tegenwoordige ma
chines ook veel van het mooie handwerk
van vroeger van ons wegnemen".
Wij wenschen tenslotte den jubilaris
morgen een gezelligen dag met zijn huis
gezin toe. Zeker zal het hem dan niet aan
belangstelling ontbreken!
o
RECLAME. 2332
Haar het Engelsch van WILLIAM LOCKE
door J. E. d. B. K.
34)
Ik begrijp er niets van, zei Lucilla.
Het nest van den roofvogel hangt boven
de kloof. En wat wil je nu, dat ik
doen zal?
Haar bij je houden tot ik haar naar
Brantóme terug kan sturen.
Lucilla lichtte haar hand op en dacht
eenige seconden na. Toen zei ze:
Ik zal haar zelf brengen in mijn auto.
Dat is allerliefst van je, zei Fortin
bras, maar Brantóme is niet Versailles.
Het is bijna 300 K.M.
Wel nu, wat zou dat? Ik kan in
Frankrijk toch genoeg benzine krijgen om
me die 300 K.M. ver te brengen. En bui
tendien moet ik de volgende week een
paar vrienden ontmoeten bij Kaap Mar
tin, voordat ik naar Egypte ga. Ik zal een
paar dagen eerder gaan en Félise onder
weg afzetten. Vindt je dat goed?
Maar Brantóme ligt niet aan den weg
naar Monte Carlo, wierp hij tegen.
Ze stond op en lachte.
Wil je hebben dat ik een jonge moe
der ben voor je kleine meid? Ja of neen?
Ja zeker, zei hij.
Maak dan geen bezwaren, waar ze
niet zijn. Zie eens hier. Ze legde haar
hand op zijn arm. Je bent eens een trouw
vriend voor mij geweest, toen ik die arme
kleine dwaas van een Effie James bij mij
had ik had het onder je hulp niet klaar
Bespeeld en toen wilde je niets meer
aannemen dan dat malle, kleine honora
rium, en nu kan ik eens toonen hoe ik,
wat je toen deed, op prijs stelde. Ik weet
niet waarom je zooveel zorg hebt, maar je
bent mijn vriend en je dochter is mijn
vriendinnetje.
Fortinbras glimlachte droevig.
Jij bent de Marchand de Bonheur.
Je hebt een enorm gewicht van mij afge
nomen.
Hij nam zijn ouden zijden hoed van de
console, waarop hij haar gelegd had, en
stak de hand uit.
De oude roofvogel blijft niet eten. Ik
moet vliegensvlug weg. Groet Félise heel
hartelijk van mij.
En met een vlugheid, die men niet rij
men kon met zijn anders vriendelijk, lang
zaam gebaren, draaide hij zich plotseling
om en verdween door de wachtkamer. Het
had veel van een vlucht.
Het rijke, mooie, evenwichtige Ameri--
kaansche meisje staarde verwonderd naar
de deur, volkomen bewust van de een of
andere tragedie? Twee jaren geleden
dreigde een jong meisje uit Cheyenne,
Wyoming, dat met goede aanbevelings
brieven bij haar was gekomen, te ver
ongelukken. 't Was een geval van chan
tage. Iemand raadde haar aan Fortinbras
te consulteeren, wat Lucilla deed. Hij
slaagde er in het juffertje, met naam en
beurs in tact, weer naar Cheyenne terug
te laten gaan. Het geheele honorarium had
twintig francs bedragen. Gedurende twee
jaren had ze op kameraadschappelijken
voet met Fortinbras omgegaan, als ze hem
ontmoette, maar tot dat haar medestudie-
genoote Corinna Hastings, op weg naar
Engeland, haar gastvrijheid had genoten,
en haar verteld had van Brantóme en
Félise, had ze hem alleen beschouwd als
een van die vele goede, hulpvaardige
rariteiten, waaraan Parijs zoo rijk is. Een
rariteit zonder huiselijke banden, zonder-
eigen particulier leven. En nu had ze hem
aanschouwd als een ingezonken, verouder
den man, angstig om zijn eigen kind voor
de een of andere lage ellende te vrijwaren.
Ze zuchtte, draaide zich om en zag Félise
aankomen; onder de hoede van Céleste.
Kom, je zult wel uitgehongerd zijn.
Zij sloeg een arm om Félise's middel en
nam haar mede naar de eetkamer.
Je vader kon niet blijven, maar hij
laat je hartelijk groeten en zei, dat ik als
een moedertje voor je zorgen moest.
Félise mompelde een paar woorden van
dank. Ze was te overbluft om te denken
of te spreken. Op de ontdekking van de
levensomstandigheden van haar vader en
het verlies van haar vertrouwen in hem,
was dadelijk gevolgd de overplanting naar
dit warme, weelderige verblijf, bij deze
vorstelijke jonge vrouw, die met bijzonder
smaakvollen eenvoud was gekleed. De
lampen met hun gedempt licht, de schil
derijen, de flikkerende lichtflitsen in de
geboende meubelen, het geflonker van
zwaar zilver en geslepen glaswerk, de kom
met orchideeën op tafel, het fijne damast,
waarvan zij, die zich verbeeldde een goede
beoordeelster van tafellinnen te zijn, nooit
had gedroomd de honderd kleine attribu
ten van de eetkamer eener rijke vrouw,
dat alles gaf haar een gevoel van onwe
zenlijkheid en het verhoogde haar armen
gevallen vader weer in haar achting door
hem magische krachten toe te kennen.
Heerlijk voedsel werd haar voorgezet,
maar ze kon er niet van genieten Lucille,
die haar op haar gemak wilde brengen,
sprak over Corinna en over Brantóme. dat
zij verlangde te bezoeken en over den
grappigen Engelschman, wiens naam zij
vergeten was, maar die bediende was ge
worden. Hoe ging het daarmede?
Met Monsieur Martin? Heel goed,
dank u.
Félise zette het glas, dat ze aan haar
lippen had willen brengen, neer.
In bijna een uur had ze niet aan Martin
gedacht. Ze had het gevoel of er werelden
ea oceanen tusschen hen lagen. Wat had
ze niet verschrikkelijke dingen beleefd,
sinds ze hem gezien had. Zij was anders
geworden. De wereld was anders gewor
den. 't Zou nooit weer worden zooals
vroeger. Er kwamen tranen in haar oogen.
Lucilla, die dit zag, glimlachte.
Mag je Monsieur Martin graag
lijden?
Iedereen houdt van hem, hij is zoo
vriendelijk, zei Félise.
Maar is het dat, wat in een man de
vrouw zoo aantrekt? vroeg Lucilla. Heeft
de vrouw niet sterkte noodig om op te
leunen? Iets dat tot de verbeelding
spreekt? Iets meer zwierigheid?
Félise dacht aan Lucien Viriot en aan
zijn huzarenpluim en zei: neen.
Zij had geen zwierigheid noodig. De
kalme, bedaarde manieren van Martin, ze
wist zelve niet waarom, waren haar meer
waard dan het gekletter van alle mogelijke
sabels.
Dat hangt van het temperament af.
Mademoiselle, zei Felise in het Fransch.
Lucilla riep lachend:
Jou aardige kleine muis. Ik geloof
dat een groote kater je doodsbang zou
maken.
Maar Félise luisterde slechts met een
half oor.
Ik houd veel van katten, zei ze een
voudig.
Waarop Lucilla, alles begrijpende, het
weer uitschaterde.
Ik heb een jong Perzisch katje, zei zij.
Een beeldig beestje.
Celeste, breng den Shah van Perzië
eens hier.
Dat is een grap van mij.
Dat is een woordspeling zei Félise met
een glimlach.
Ja, dat is het natuurlijk, dat heb je
heel snugger opgemerkt. Ik noem hem
Padishah.
Céleste bracht uit een donker hoekje
een mandje, waarin een poesje met zijde
achtig grijs haar en gaf het aan Félise.
't Diertje begon te spinnen en scheen zich
heel behagelijk bij haar te voelen.
O, wat een schatje, riep ze uit. Wat
een zacht klein schatje. De laatste twee
weken, hoorde ze zich zelve zeggen, was
een kat mijn eenige vriend!
Wat voor kat? vroeg Lucilla.
Niet zoo een als deze. 't Was een ma
gere oude poes.
En onder den invloed <van dat zachte,
jonge diertje op haar schoot, en de lieve
oogen van Lucilla, smolt alle verlegenheid
weg en ze vertelde van Mimi en tante
Clothilde en al de verschrikkingen van
haar reis naar Parijs.
Ze had zoowat alles verteld, toen Céleste
een Pékanees patrijshondje binnen bracht
en op het haardkleed neer zette met een
bakje fijn gesneden rauw vleesch, dat hij
gulzig verslond. Nadat hij zijn bordje had
afgelikt en het van het haardkleedje op
den gewreven vloer was gegleden, likte hij
het nog eens af aan den onderkant in de
hoop dat er wat voedsel doorheen was ge
filtreerd. Hierop ging hij tegenover zijn
meesteres zitten met opgeheven staart en
keek haar als een jong leeuwtje met zijn
ziel in zijn oogen aan. alsof hij wilde zeg
gen: wanneer krijg ik nu na dit voor
proefje te eten? Maar Lucilla joeg hem
naar zijn stoel, waarop hij ghig liggen,
hoogst verwonderd kijkende.
Toen het diner af was geloopen, nam
Lucilla haar, met katje en hond mee, naar
het atelier, het weelderige atelier van een
schilderesse. een kamer met geboenden
vloer en mooie, kleine tapijten en divans,
en met fijne weefsels langs de muren. Er
stonden een paar ezels met schilderstuk
ken; in den Renaissancehaard vlamde een
groot houtvuur.
(Wordt vervolgd).