73ste Jaargang
Donderdag 30 Juni 1932
No. 27
ÖP DENNENHEUVEL
ANECDOTES.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
6)
Hoofdstuk VI.
De Spons er over!
Dien middag bleven allen op het ter
rein van Dennenheuvel. Bob, die zich in
de vacantie nog eens extra wilde toeleg
gen op rekenen zijn zwakke punt
had een ijverige bui en verdiepte zich, op
een rustig plekje in den tuin gezeten, in
allerlei hoofdbrekende opgaven. Miek
maakte zich verdienstelijk in de keuken
door Moeder en het dienstmeisje, die aan
't erwtjes doppen waren voor „de weck",
een handje te helpen. Hans knikkerde in
zijn eentje met een ijver, alsof hij min
stens alle knikkers van zijn denkbeeldige
tegenpartij winnen moest. Jaapje reed op
zijn auto-ped het huis om en kleine Bep-
pie deed haar middagdutje.
Loek, die zich voorgenomen had, aan
geen enkel spelletje mee te doen, als de
anderen het haar vroegen, kwam tot de
onaangename ontdekking, dat niemand
op haar scheen te letten. Natuurlijk, ze
wilde niet spelen, maardat ze niet
eens in de gelegenheid was dit te zeg
gen, ja, er blijkbaar niemand op Dennen
heuvel zich ook maar iets van haar booze
bui aantrok, was een gewaarwording,
welke geheel nieuw voor haar was.
Lusteloos liep zij den tuin in om even
later het huis weer binnen te gaan, haar
schreden naar haar kamertje te richten
enze moest toch iets doen! haar
dagboek te voorschijn te halen.
Na er eerst doelloos wat in gebladerd
te hebben, doopte zij haar pen in den
vóór haar staanden inktkoker, kauwde
eens op net puntje van haar pennehouder,
zette er den datum boven entuurde
den tuin In.
O. wat voelde zij zich eenzaam! Vadei
cn Moeder vei weg en zij alleen op Den
nenheuvel, ten minste zoo goed als alleen
want er was immers niemand, die zich ook
maar iets van haar aantrok!
Nu was Loek bij al haar gebreken heel
eerlijk en ze moest zichzelve dan ook be
kennen, dat dienmorgen Miek en de an
deren haar niet links hadder. laten lig
gen. 't Was pas eekomen na aat ellen
dige prikkeldraad, nee, na den klap, dien
ze Bob gegeven had. Maar daar nu niet
aan denken! Ze was immers met haar
dagboek bezig.
En ze schreef:
Vanmorgen zijn we naar Ruimzicht
geweest
Weer dwaalde haar blik den tuin in,
waar ze juist Hansje zien kon, die nog
altijd met den grootsten ijver aan het
knikkeren was.
Als ze eensneen, ze moesten net
vandaag verder maar zonder haar doen
....en ze kauwde weer op haar penne
houder.
Maar haar dagboek kwam niet veel
verder. Ze had er niets geen lust meer
in en liet het open op de tafel liggen.
Dan wat lezen? Ook niet! Zij voelde zich
moe en vervelend en besloot eindelijk
maar in bed te kruipen, en een dutje te
doen. Als er dan niemand was, die om
haar gaf, zouden ze haar ook niet mlssenl
Maar.... hoe aanlokkelijk zij haar
mandje ook gevonden had, de slaap wilde
toch niet komen. Boem!
Hè, wie sloeg daar zoo hard met een
deur?! Natuurlijk Bob! Die akelige jon
gen maakte haar weer heelemaal wakker,
terwijl zij juist op het punt was in te
slapen! Ze was maar blij, dat ze geen
broertjes had
Was ze werkelijk blij?
Och. ze wist het niet' 't Kwam er ouk
niets op aan! Vader en Moeder waren
immers ver weg en op Dennenheuvel viel
't haar niet mee! Eerst had alles daar
zoo prettig geleken, maar vandaag dacht
zij er anders over. En het ergste was, dat
ze niemand iets verwijten kon
Ze begon opnieuw te huilen; ze wist
eigenlijk niet waarom, of 't moest uit
medelijden met zichzelf zijn en ze schreide
zich in slaap
Hoe lang zij geslapen had, wist ze niet;
v/el, dat zij lekker uitgerust was, toen
zij de oogen opsloeg en Miek op den
rand van haar bed zag zitten.
Was was Miek dan niet boos om
dien klap? Miek nam toch altijd de par
tij van Bob op! Ofofhad ze
alles gedroomd? O, als dat eens waar was!
Maar nee, zij herinnerde zich het ge
beurde nu tergend duidelijk en gedroomd
had zij het niet!
„Ik kwam eens kijken, wat je uit
voerde", begon Miek heel gewoon. „Wc
wilden gaan croquetten. Doe je mee?"
Even flitste het door Loeks brem: voor
de eer te bedanken. Ze moesten het dan
maar zonder haar doen. Maar 't zou
al heel onaardig zijn tegenover Miek
En op eens voelde zij, dat Miek haar
wilde helpen over haar booze bui heen
te komen.
Plotseling sloeg zij haar armen om den
hals van haar nichtje en zei:
„Je bent een snoes! Ik kom!"
„Au! Au! Je smoort me!" riep Miek
lachend uit, in haar nopjes, dat ze het
pleit gewonnen scheen te hebben.
Maar op eens betrok Loeks gezicht, toen
zij aan Bob en den klap dacht.
Bob zou natuurlijk boos zijn en
gelijk had hij!
„V vindt Bob het goed?' 'vroeg ze
daarom aarzelend!
„Bob heeft me juist naar je toe ge
stuurd!" luidde het antwoord.
Even keek Loek haar nichtje onderzoe
kend aan. Dat begreep ze niet! Maar als
Miek die de oprechtheid zelve was!
het zei, zou 't natuurlijk wel zoo zijn.
„Nee, hoor!" antwoordde Miek. „Moeder
heeft hem uitgelegd, dat je niet gewend
bent met zusjes en broertjes om te gaan
en nou begrijpt hij 't wel. Hij zei: „Ga
jij haar dan maar halen, Miek, en vraag
of ze meespeelt!"
Loek was haar bed al uit en trok haas
tig schoenen en jurk aan een andere
dan de gescheurde! Die Bob was de bo
venste beste en zij zou er wel voor zorgen,
dat ze nooit meer ruzie met hem kreeg!
Als iets haar het verkeerde van haar
handelwijze duidelijk onder oogen had
kunnen brengen, waren het Mieks woor
den, welke haar de gevoelens van Bob ver
tolkten. Ze zou dadelijk tegen hem zeggen,
dat 't haar geducht speet van dien klap.
En op de hielen gevolgd door Miek,
holde zij naar beneden.
Bob stond onder aan de trap, blijkbaar
in afwachting, of ze kwam.
,,'t Spijt me vreeselijk, Bob, efme
begon Loek.
Haar neefje liet haar echter niet uit
praten en zei:
De spons er over! 'k Ben 't al lang
weer vergeten!"
Maar Loek vergat het gebeurde niet, al
nam zij zich voor er niet over in haar
dagboek te schrijven, ze zou 't Moeder
later wel vertellen; dat ging gemakke
lijker!
En toen ze dien avond naar bed ging
en Tante Truus de scheur in haar jurk
bijna onzichtbaar gemaakt had, vond zij,
dat er op de heele wereld niet zóó'n aar
dig gezin te vinden was als op Dennen
heuvel.
..En ikik hoor bij hen!" dacht
zij met een gevoel van dankbaarheid.
(Wordt vervolgd.)!
(Nadruk verboden.)
Ingezonden door Arie Perfors.
Op een bordje aan den weg stond het
volgende: „Naar Amsterdam 3 K.M., naar
L. 5 K.M.. naar H. 7 K.M. Wie dit niet
lezen kan, wende zich naar het huis aan
den overkant.
Ingezonden door Marietje Laterveer.
Dat is sterk.
Ik ben eens van een ladder afgevallen,
die 5 Meter hoog was, zonder mij pijn te
doen".
„Dat is sterk!,,
„Ja maar zie je, ik viel van de onderste
sport".
Ingezonden door Lena en Willie Schilp.
Landlooper in een klein kroegje: „Zeg
baas, wat kost een kom koffie?"
„Een dubbeltje als je aan een tafeltje
gaat zitten en een stuiver als je aan de
toonbank blijft staan".
„O. en als ik nou op één been sta hoe
veel kost het dan?"
Ingezonden door Johan en Hendrik
Mulder.
Dokter: „En vertel eens, hoe slaap je?"
Boer Hooimijt: „Nou dat spreekt toch
vanzelf, met mijn oogen dicht.
Ingezonden door Ali Krassenburg.
Vader: „Wel jou ondeugende jongen wat
zie je er uit, ben je weer aan het vechten
geweest, dan ga je voor straf zonder eten
naar bed."
Jan: „O dat is best vader, want ik heb
toch bijna geen tanden meer in mijn
mond".
Ingezonden door Marietje Laterveer.
Onderwijzer: „Jan je bent een ontzet
tend luie jongen, ik zal het je vader eens
zeggen."
Jan (wiens vader rentenier is): „Och
meneer dat geeft niets, want die doet zelt
heelemaal niets."