De Nederlandsche Bank HEVEA 73ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 28 Juni 1932 Derde Blad No. 22168 Jaarverslag over 1931-1932 GEMEENTEZAKEN. SPREEKCEL. INGEZONDEN. FEUILLETON. Fortinbras' Toovermacht Aan het verslag, door den president en door de commissarissen van de Neder landsche Bank N.V., uitgebracht in de sisteren gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders, ontleenen wij het volgende Na den afgetreden president mr. G. Vissering dank betuigd te hebben voor hetgeen hij in zijn 25-jarigen arbeid op het gebied van het circulatiebankwezen heeft verricht, maakte de tegenwoordige nresident mr. L. J. A. Trip gewag van de hoogst ongunstige ontwikkeling van den economischen en financieelen wereldtoe stand gedurende het afgeloopen boekjaar, waarbij de economische crisis oversloeg op financieel gebied. De wereld werd meer en meer gesplitst in geisoleerde eenheden en wordt steeds verder gedreven op den weg, die nimmer tot het beoogde doel kan' leiden en die slechts verlaten zal worden, wanneer de verschillende landen, óoor uitputting gedwongen, hun kunst matige en economische maatregelen zul len moeten staken, of althans zoover in krimpen. als voor het geleidelijk herstel van het internationale goederen-, kapi taal- en credietverkeer noodig is. De ontwikkeling leidde, ook in verband met de rationalisatie, technische verbe teringen en uitbreidingen tot een uiterst sterke en grootendeels, zoowel economisch als financieel ongezonde uitzetting van de productie, welke buiten verhouding stond tot de mogelijkheid om de produc ten tegen loornende prijzen af te zetten. Om tot een oplossing te geraken, zal voor alles vermeden dienen te worden het opnieuw vervallen in bedenkelijke prac- tjken. De monetaire politiek De monetaire politieke kan alleen een aanvullend en helpend niet een zelfstan dig en primair karakter dragen. De wer kelijke verbetering van den gevaarlijken toestand, waarin de wereld zich bevindt, slechts verkregen kunnen worden, voor een vrijer verkeer van goederen, ka pitaal en arbeid. Deze voorwaarden lig gen ten deele op politiek gebied, ten deele op economisch en financieele terrein. Toetsing van de positie en vooruitzich ten van Nederland aan hetgeen hier o.m. werd opgemerkt voert tot resultaten, welk uit den aard der zaak geenszins gunstig kunnen zijn Het mag tot voldoening strek ken, dat ons land zich in de afgeloopen jaren niet slechts bij monde van zijn re geering en van zijn vertegenwoordigers bij internationale samenkomsten, als pleitbezorger voor de bevordering van het vnje verkeer in al zijn schakeeringen heeft opgeworpen, maar zich ook in de practijk daarnaar gedragen heeft. Deze politiek heeft ongetwijfeld tot het gun stige resultaat geleid, dat het Nederland sche bedrijfsleven op eigen kracht en op den grondslag van natuurlijke bestaans voorwaarden is opgetrokken. Getuigd kan worden dat het financieele en econo misch bestel van ons land over een be langrijk weerstandsvermogen beschikt, dat bij verstandig beleid in staat zal stel len de ongunst der tijden te doorstaan. Het staat dan ook wel vast, dat het in spannen van alle krachten om zoo spoedig als eenigszins mogelijk is, tot een vrijer internationaal verkeer te geraken, en het beperken tot het uiterste van de afweer - maatregelcn. waartoe in den jongsten tijd ook Nederland zijn toevucht moest nemen, van de hoogste beteekenis zijn te achten voor het herstel en de toekomstige ont wikkeling van onze economische en fi nancieele kracht. Het moge waar zijn dat de schuld voor den uiterst moeilijken toestand, waarin de wereld zich bevindt, niet bij Neder land gezocht moet worden, dit neemt niet weg, dat wij ons aan de consequen ties van dien toestand niet vermogen te onttrekken en dat wij ons zullen hebben in te stellen op een lager inkomens- en prijspeil. Alle takken van het nationale bedrijfs leven zullen zich hebben aan te passen. Wat Nederland vóór alles noodig heeft is verlaging van de productiekosten, niet slechts in de voor de internationale markt werkende bedrijven, doch over de geheele lijn, dus ook in de beschutte be drijven en in de overheidsbedrijven, die in toenemende mate een plaats in het economische leven zijn gaan innemen. Van een verlaging der tarieven van deze laatste twee groepen van bedrijven valt nog niets te bespeuren en toch zal zij onvermijdelijk zijn om onze plaats in het internationale verkeer te kunnen hand haven. Landbouw, nijverheid en handel, kort om, het geheele Nederlandsche productie apparaat, werpt onbevredigende ïesul- taten af en tusschen deze resultaten en den voet, waarop het Nederlandsche volk als geheel genomen, voortgaat te leven, bestaat een sterke tegenstelling. Wanneer niet tijdig en vrijwillig wordt aanvaard, wat onvermijdelijk uit de wereldsituatie en de werking der economische wetten voortvloeit, de macht der feiten zal tot die aanvaarding dwingen. Dan zullen ge volgen intreden, welke juist de groepen der bevolking, die tot medewerking niet bereid zijn gebleken, het meest zullen treffen De ontwikkeling zal zich in sterke mate doen gevoelen op de overheidsfi nanciën. Het zal de grootste inspanning vereisehen. het noodzakelijk evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven der open bare lichamen te behouden of te her stellen, maar het moet tevens duidelijk zijn. dat dit evenwicht een der onmis bare voorwaarden vormt voor de handha ving van de economische positie van ons land. De positie van Nederland is ongetwij feld moeilijk, doch de meening mag niet postvatten, dat Nederland buiten machte zou zijn den druk der tijden te weerstaan Het Nederlandsche volk staat thans voor de besUssing of het. door te trachten vast te houden aan een .levensvoet, die mei den wereldtoestand en de mogelijk heden van zijn bedrijfsleven niet langer in overeenstemming is, zich aan een groo- tere verarming met alle daaraan verbon den gevolgen in de toekomst wil bloot stellen, dan wei of het, door gezamen lijk en over de geheele lijn het onver mijdelijke aanpassingsproces te verge makkelijken en te bevorderen, het Ne derlandsche productie-apparaat door den zwaren tijd heen zal helpen en paraat zal houden voor den tijd. dat de wereldsi tuatie een uitbreiding van zijn werk zaamheid zal toelaten. De val van het pond. De val van het pond sterling en het dientengevolge aan de Nederlandsche Bank berokkende, zeer belangrijke, verlies, heeft haar positie als circulatiebank ech ter niet aangetast. Haar gouddekking vormt, ook onder de huidige abnormale omstandigheden, een uiterst krachtigen waarborg voor de handhavmg van de goudwaarde van het nationale ruilmiddel. Mag uit een en ander reeds worden afge leid. dat de positie van den gulden krach tig is, in dezelfde richting wijst de om standigheid, dat de gelden, welke het bui tenland per saldo op korten termijn van Nederland te vorderen heeft, geen moei lijkheden kunnen opleveren. Ik stel het op prijs, aldus mr. Trip, dat een nauwere permanente samenwerking van meer algemeene strekking tusschen de Nederlandsche Bank en de particuliere banken in voorbereiding is en. naar ver wacht mag worden, binnenkort haar be slag zal krijgen. Ter voorkoming van misverstand zij vooropgesteld, dat hierbij van een con trole op de gestie van het particuliere bankwezen geen sprake is. De voorgeno men samenwerking beoogt enkel het ver schaffen van de gegevens, welke tot het vormen van een oordeel te dezer zake in staat zullen stellen en voor de N. B. tevens de gelegenheid zullen openen om met de leiders van het particuliere bank- overleg te plegen omtrent de beteekenis en de gevolgen van de ontwikkeling, zoo als deze uit het geheel van de ter beschik king staande gegevens blijkt of voorzien kan worden. Kan, blijkens het vorenstaande, de po sitie van de Nederlandsche Bank als cen traal emissie- en crediet-instituut slechts reden tot tevredenheid geven en heeft in di opzicht de val van het Engelsche pond geen nadeelen van beteekenis veroorzaakt, anders staat de zaak ten aanzien van de consequenties, welke die val heeft mede gebracht voor de Bank als naamlooze vennootschap. Niet te ontkennen valt, dat het verlies, aoor de Bank op haar ponden- bezit geleden, gepaard aan het ineenstor ten van den goudwisselstandaard, de po sitie en de vooruitzichten van de deel- gerechtigden in de winsten der Bank in oelangrijke mate heeft benadeeld. Dat de ineenstorting van den goudwissel-stan daard buiten de verantwoordelijkheid van de leiding van de Nederlandsche Bank valt, behoeft geen woord ter motiveering. Zij Kon hier derhalve buiten beschouwing blijven. En wat het verlies zelf betreft, hierbij is het beslissende moment gelegen in de vraag of de Bank zich, bij het betrachten varr een voorzichtig beieia, tijdig van haar pondenbezit had moeten ontdoen. De di rectie heeft gemeend tot dit laatste niet te moeten besluiten, omdat zij de overtuiging bezat, dat de Engelsche regeering en de Bank of England het vaste voornemen hadden om den gouden standdaard te handhaven en voor dat doel den goudvoor raad van die bank ten volle beschik baar te stellen. De winstcapaciteit. Bij de overweging van de winstcapaci teit der bank in de naaste toekomst client in aanmerking genomen te worden, dat, zoolang de aan Nederlandsch-Indië ver kochte ponden nog niet geleverd zijn, de rente, welke over die ponden gekweekt wordt, aan de bank ten goede zal komen, terwijl overigens de ontwikkeling van den rentestand, van het beroep, dar voor de binnenlanasche crediet-versuekking op de bank zal gedaan worden en het verder verloop ten opzichte van den goudwissel standaard de beslissende factoren zullen vormen,waaromtrent thans geenerlei voorspelling mogelijk is. Het verloop der omstandigheden dient derhalve afgewacht te worden, terwijl daarnaast het streven gericht is op het terugbrengen van de onkosten der Bank. In het afgeloopen jaar bleven zij f. 318.768 beneden die van 1930—1931. Hierbij dient overwogen te worden, dat de tot dusver genomen beslissingen nog niet ol slechts ten deele in het onkostencijfer van het laatstverstreken boekjaar tot uitdrukking konden komen. Verdere bezuinigingsmaatregelen zijn ln voorbereiding, waarbij tevens de vraag in overweging is of niet de wijziging, welke, als gevolg van de concentratie-beweging in het particuliere bankwezen, de positie en de werkzaamheid der Bank. in het bijzonder in de provincie, heeft onder gaan, tot de conclusie moet leiden, dat het apparaat, waarover de Bank in den vorm van een Bijbank. 17 agentschappen en 81 correspondentschappen beschikt, te groot en daardoor te kostbaar is te achten, zoo dat ook in dit opzicht versobering en be zuiniging wellicht mogelijk zal zijn. Winst- en Verliesrekening. De winst- en verliesrekening der Bank per 31 Maart 1932 vermeldt de baten: disconto f. 1.161.491 if. 500.5791, buiten- landsche wissels en saldi f. 4.218.951 'f 5.734 200). beleening f. 1.640.709 (f. 1.908.1251. beleggingen f. 702.324 (f. 666.431). voorschotten in rekening-cou rant f. 1.341.738 if. 1.067:169), verschillende provisien f 1.214.738 if. 1.030.609). winst op muntmateriaal f. 340.547 (f.58.719). toe voeging uit het reservefonds f. 3.302.654 toevoeging uit de bijzondere reserve f 3.000.000 waarvan in mindering komen: onkosten f.5.059.337 (f.5.378.106), afschrijving op onbetaald gebleven dis conto f 262.012 (f. 881.4511, afschrijving op beleening met gebrekkig onderpand f.518 (f. 9881. koersverlies op buitenland- sche wissels en saldi f.30 209.805 af schrijving op gebouwen en meubelen f. 105.372 if. 123.424). storting in het pen sioenfonds f. 612.520 (f. 613.442). nog op genomen reeds afgeschreven bankbiljetten f.4285 latende een veriiessaldo van f. 19.331.195 (v. j. winst f.5.032.761), waar voor de Staat krachtens de wet van 27 Mei 1932 is belast. RECLAME. //cfit t/oopend l/zersfer/c 2206 Denkt morgen om de Woensdag collecte van het Crisis-Comité! BENOEMING. In verband met het aan den Regent J. A. Prins verleend ontslag als Regent van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, is volgende voordracht ingediend Prof. Dr. N J. Krom en Mr. H. Burgers- dijk, beiden te Leiden. TERltEIN R.K. H. B. S, In verband met den voorgenomen bouw van een R.K. Hoogere Burgerschool op een terrein nabij de Mariënpoelstraat, moet de voor straat bestemde grond aan de ge meente in eigendom worden overgedragen. Naast het bouwterrein ligt een eveneens aan het bestuur der voornoemde H.B.S., de Onderwijsstichting „St. Bonaventura" al hier, toebehoorend perceel, hetwelk be stemd is tot plantsoen, struikgewas of park. In verband hiermede komt het B. en W. gewenscht voor met de vorenvermelde Stichting een overeenkomst aan te gaan. waarbij deze zich tegenover de gemeente verbindt om bedoeld terrein als tuin met opgaand geboomte, bij het H. B S.-terrein behoorend, in te richten, door een open hek van den weg af te scheiden en als zoodanig te onderhouden, een en ander ten genoege van het College en deze ver plichtingen als erfdienstbaarheid ten laste van bedoeld terrein en ten nutte van den openbaren weg. de Mariënpoelstraat, te vestigen. Daartegenover achten B. en W het bil lijk. dat de kosten van aanleg tot tuin aan de Stichting worden vergoed en mitsdien de door haar aan de gemeente te betalen kosten van straataanleg c.a geraamd op f 14 100 met het voor den tuinaanleg geraamde bedrag ad f 3600— wordt ver minderd. Het bestuur der H.B.S. voornoemd heeft zich tot het aangaan van deze transactie bereid verklaard. Op deze wijze wordt de strekking van de bestemming van het ontwerp-uitbrei- dingsplan grootendeels. d. w. z. voorzoover deze beplant terrein inhoudt, verwezen lijkt met betrekkelijk geringe kosten voor de gemeente. Immers, geschiedde dit niet, dan zou dit terrein te zijner tijd door de gemeente moeten worden aangekocht of onteigend en zouden niet alleen de kosten van aan leg. maar ook de kosten van aankoop of onteigening en de onderhoudskosten ten laste van de gemeente komen. VERKOOP GROND- 21 Maart 1932 werden B. en W. gemach tigd voor den verkoop van de aan den Lammenschansweg en de Bloemistenlaan gelegen bouwterreinen een openbare in schrijving te doen houden. Deze openbare inschrijving heeft plaats gehad op 24 Mei j.l. Met de Commissie van Fabricage is het College van B. en W. van oordeel, dat het bod van de combinatie van J. C. van der Steen M. C. van Straten en J. Smittenaar voor kavel IV ad f. 14.03 per M2. en dat van N. P. M. Dieben voor kavel VII ad f. 9.15 per M2. kan worden aanvaard, en dat tegen gunning aan genoemde personen derhalve geen bezwaar bestaat. De overige inschrijvingen komen niet voor toewijzing in aanmerking. DE VERLAGING DER PACHTPRIJZEN TE KATWIJK. De heer Sosef te Katwijk aan Zee schrijft ons met verontwaardiging kennis genomen te hebben van het in de j.l. ge houden Raadsvergadering genomen besluit betreffende de verlaging der pachtprijzen. Hij wijst er op, dat deze indertijd is afge wezen en dat de goedwillende huurders toen alles betaald hebben, terwijl dit ver- scheidenen zwaar viel en zij daarvoor moesten ieenen. Als loon voor hun cor recte betaling, krijgen nu de weigerachtige huurders 20 Yo korting. De eerlijke betaler moet zich nu voor de derde maal neer zetten om een bevelbrief aan B. en W. te schrijven om vermindering van huur en dit beteekent voor dezen een zwriren gang (Buiten verantwoordelijkheid der Red.) Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven „ONS DOEL." Geachte Redactie. Mag ik naar aanleiding van het ingezon den stukje van den heer J. Hartkamp voor eenige dagen geleden geplaatst, een klein plaatsje in uw blad. Het is de leden der woningbouwver. „Ons Doel" bekend, dat de heer J. Hartkamp tal van jaren bestuurs lid der Vereeniging is geweest tot heden. Zoo ver mij bekend is. is er nog nooit een motie-pijl van afkeuring van zijn beleid op hem afgeschoten. Nu zal ik een klein tipje den sluier van „Ons Doel" oplichten voor hen, die mochten denken, dat het heden rozengeuren is Nu heeft bij de verkiezing van een voorzitter van „Ons Doel" de heer Hartkamp een candldaat aanbevolen aan de leden, (op verzoek van den candldaat) tevens als lid der Vereeniging had de heer Hartkamp daar het volste recht toe. om dat de nu gekozene hem niet en velen le den niet aanstond. Wie heeft het recht dit te beletten, vooral als dit geschiedt op de meest correcte manier Doch een motie van afkeuring van beleid behoort aan het adres van den heer Hessing. Dit bestuurslid heeft zich een Jaar geleden aangediend op de ledenvergadering als een opposant tegen het bestuur. Nu hij in het bestuurszadel zit. heeft hij zich ontpopt en is het nu tegen de leden. Op een gepaste manier kon hij den met kleine meerderheid van stem men gekozen voorzitter niet aanbevelen, doch moest een lid (die een fout van het bestuur bemerkte, en ook een candldaat aanbood) door het slijk halen en op een manier geen bestuurslid waardig. Dit lid was ondergeteekende zelf. In een onder onsje door enkele bestuursleden is dit plan beraamd, en moest de tegenwoordige voor zitter door de opgetrommelde leden geko zen worden en de propaganda moest tegen mij uitgespeeld worden op die vergadering. Vanzelf achtte ik mij te hoog op derge lijke praat en propaganda in te gaan. daar ik nooit van mijn gewoonte afwijk en alleen debateer met welopgevoede men- schen. althans die waardig zijn lid eener bouwvereeniglng te zijn. Reden dat ik wij selijk in deze janboel daar niet op inging, terwijl er zeker uit de vergadering vijftig orotesten van afkeuring de ooren van den heer Hessing bereikten. Tevens een bewijs, dat wij den nu gekozen voorzitter niet wenschten. Toen ik een der bestuursleden over deze kwestie onderhield, en ik een plan opperde, zeide hij: denkt er om. onze schaapjes zijn geteld Laat ik dat bestuurslid even mee- deelen. dat ook onze schaapjes, hoewel nog niet geteld, dagelijks meer en meer be merken dat er van verschillende kleuren bij zijn. terwijl ik zeker ben dat de be- stuursschaapjes van een gehalte zijn. die gaan verschieten. Miinheer de Redacteur ik wil het voor- loopig hierbij laten, en mocht het. bestuur, via den heer Hessink mij van dupliek wil len dienen ben ik gaarne bereid de „Ons Doel'iesluier nog verder op te lichten en zullen wij van het oude spreekwoord „Wie kaatst moet den bal verwachten", terdege gebruik maken. Mijnheer de Redacteur dank voor plaat sing. R. VAN DE POL, Pioenstraat 46. Lid van „Ons Doel.' Steunt, bij gelijken prijs en kwaliteit, De Nederlandsche Industrie. Hiermede dient gij Uw land En bestrijdt gij de werkloosheid. SCHOOLBEZOEK. De heer C. J. v. Riet. Lage Rijndijk 142 alhier, schrijft: Het opheffen der Meisjesschool a. d. Boommarkt, heeft nog al wat beroering veroorzaakt, om deze toch te doen blijven bestaan; om welke reden is mij niet dui delijk. De leerwijze was daar toch niet zoo schitterend! Ik heb ook een dochtertje. Zij moest ook verhuizen, Nu zij in haar nieu we school kwam, bemerkten wij dat zij in deze school twee leerboekjes ten achter was. Is er over de leerwijze op de scholen geen toezicht; doet een ieder dit maar op zijn eigen manier? naar het Engelsch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. 321 De agent zei met een snoeverigen glim- d ^a' a'leen oude fiacrekoetsiers hun Harijs kennen. De chauffeur van een taxi- auto zou niet op de hoogte zijn van alle straten in de omgeving van de Are de inomphe Hij raadde haar aan dien al- Mjzen koetsier te nemen. De rue Maugra- oine was heel ver we gaan den anderen oeineoever. Félise zei, dat een rijtuig zoo auur was. In Brantóme deed nog altijd de legende de ronde van groote oplichterijen a" provincialen door huurkoetsiers. De koetsier schudde zijn hoofd en zei roet schorre stem. dat het geen fortuin aou kosten. Misschien twee francs op twee nancs vijftig met een kleine fooi; hij wist Het werd geregistreerd. De agent toonde haar de taximeter Wees niet bang. Mademoiselle, stapt b maar in. Welk nummer? No. 29. Hij ojiende de deur van het muffe kleine rytuig Félise stak haar hand uit, zooals it, "aar uitgestoken zou hebben naar Père unabrol en dankte zoo hartelijk, alsof hij v»an IeSi°enen draken had bevrijd, net laatste wat ze van hem zag, was het ti-ii ^euze Se'°aar, waarmede hij een lm? lef6loopers. die naar het aandoen- Jü- afsclleid hadden staan kijken, wegjoeg. out'e tijtuig sjokte en dwaalde over dii tgen' breed en smal: over gruggen, zich spanden over het donkere water en de verbinding vormden tusschen rijen hooge gebouwen en weer door straten, hel verlicht, waar feest werd gevierd. Met iets tusschen een snik en een lach, réaliseerde ze zich eindelijk, dat ze was in Parijs, in Parijs, het wonderland van al hare droo- men. Brantóme en Chartres leken heel ver weg. Ze had het gevoel een vlinder te zijn, die uit de pop kruipt. Ze was al lang een vlinder geweest. Van haar larve zijn her innerde ze zich niets meer. Haar teer lichaam rilde v|ui opwinding. Ze voelde zich bovenmatig gelukkig. En nu op het einde van deze sprookjestocht zou ze haai' vader zien, hem ,den eerste, den grootste onder de mannen, en hare moeder, dat lieve, vriendelijke mystieke wezen, de be- tooverde prinses van hare kinderlijke visioenen, de warme, geestelijk zoo hoog staande vrouw, die al hare jongemeisjes- achtige verlangens zou begrijpen en ver staan. De straten werden nauwer en ge woner. Ze gingen door de armenwijk ten oosten van de Bastille. Het sprookjesland begon te versomberen. Ze werd lichtelijk bevreesd. Ongunstig uitziende individuen bewogen zich op die straten. Haar adem stokte. Waar werd ze heen gevoerd? Ein delijk draaide het rijtuig een straat in, donkerder, nog verdachter uitziend, waar het nog vuiler rook dan in de vorige en hield stil voor een breede open deur. Ze gluurde door het raampje. Boven de deur zag ze op een blauw bordje het nummer 29 staan, in witte letters. Hare rose droomen vervaagden, het hart zonk haar in de schoenen. Is dit Rue Maugrabine 29? vroeg ze. Wis en zeker. Mademoiselle. Ze had vergeten om op de taximeter te kijken maar drie francs uit haar beurs nemende, gaf ze die aan den koetsier en vroeg of het genoeg was. Hij bedankte haar voor haar mildheid, nam zijn hoed af en zijn paard met de zweep tot spoed aanzettend, reed hij weg. Félise kwam op een kleine, vies ruiken de, geplaveide binnenplaats en keek hul peloos rond. Ze had zich voorgesteld zoo'n net klein huis te zullen vinden, zooals dat van haar tante en dat ze toegelaten zou worden na aan de voordeur gescheld te hebben. Op deze verlaten binnenplaats voelde ze zich verlatene:- dan ooit. Parijs was onheilspellend geheimzinnig Uit een donkere ruimte kwam een kind te voor schijn Kunt je me zeggen waar Monsieur Fortinbras woont? Het kind raadde haar aan het aan den concierge te vragen, en wees naar de ijzeren sehelletrekker. Félise trok er aan. Eén vuil uitziende concierge gaf haar inlichtingen. Vierde verdieping, in der. hoek, links. Félise ging de spelonk op den hoek bin nen en kwam op een steenen trap, waar het onfrisch rook en die hier en daar ver licht was door een gasvlam, die zwarte schaduwen wierp. De kilte sloeg haar om het hart. Op het tweede portaal gingen een paar luidruchtige, slordig gekleede mannen haar voorbij, zoodat ze verschrikt achteruit deinsde. Ze klom de eindelooze trappen op. Door enkele open deuren keek ze in vunzige, slordige kamers. De rose droom werd een nachtmerrie. Ze had een groote domheid begaan; hier kon haai" vader onmogelijk wonen. Maar de con cierge had toch bevestigend geantwoord. Op de vierde verdieping stond ze stil, toen, zooals haar gezegd was, ging ze door een nauw, slecht verlicht portaaltje, links om. Op een deur aan het eind zag ze een wit plakaat Ze kwam naderbij en las: „Daniël Fortinbras oud advokaat uit Londen, behandelt Familieaangelegenhe den. enz. En met potlood stond er bij ge schreven: verzoeke te schellen. Dit alles gaf haar een gevoel van rust. Achter die deur woonden zij, die haar od aarde het liefste.waren, de dierbare moe der, die zij zich flauw herinnerde, de wijze en teedere vader. Ze vergat de vuilheid van de omgeving. Dat was nu eenmaal een eigenaardigheid van Parijs, van het groote, ondoorgrondelijke Parijs, zoo ge heel verschillend van Brantóme. Zonder hulp van gidsen, ze was den sergeant de viUe. den huurkoetsier en den concierge totaal vergeten, was ze van Chartres naar het hart van Parijs getogen. Ze had dezen enormen avontuurlijken tocht volbracht. Het naambordje noodde haar te schellen. Er boven hing een houten staafje aan een stukje touw gebonden. Ze trok en hoorde de schel overgaan. Ze trilde over haar heele lichaam. Na een oogenblik wachten werd de deur opengemaakt door een grove sletterige vrouw, met een rood gezicht, die in een armoedige kleine vestibule stond. Ze zag het meisje met wonderlijk verglaasden blik aan en waggelde, toen ze de hand aan haar verwarde haren bracht. Wat wenscht u. Monsieur Fortinbras, bracht Félise met moeite uit, verschrikt door de afschu welijke verschijning. Monsieur Fortinbras; zij bootste de heldere stem van het jonge meisje na. Ja mevrouw, zei Félise. Waarop de wouw haar in echte dronke manstaal toesnauwde. Zij wist wat Fortin bras den heelen dag uitvoerde. Zij be klaagde zich niet. Maar als dames van de Rive Gauche zoo onfatsoenlijk waren om hem aan huis op te zoeken, dan zou zij ze wel manieren leeren. Dit was maar een enkele van de zinnen, die de doodver- schrikte Félise werden toegesnauwd. Het was als een lawine, maar het duurde kort, want daar sprak een welbekende stem, die vreemd klonk door de drift, waaraan ze uiting gaf: Wat is er. Én Fortinbras verscheen. Toen hij het witte gezichtje van zijn dochter zag. sloeg hij de handen voor zijn gezicht en met een uitdrukking van af- grijnzen in zijn oogen deinsde hij terug: Zwijg, brulde hij en de vrouw met autoriteit bij den arm grijpende, duwde hij haar een kamer in, terwijl Félise bevend op den drempel staan bleef. Na een paar minuten verscheen hij weer, nam hoed en overjas en ouden zijden hoed van een kapstok en Félise een teeken gevende, dat ze mee moest gaan. ging hij zijn huis uit en sloeg de deur achter zich dicht. Vader en dochter waren nu op onzijdig terrein, aan het eind van het donkere, kwalijk riekende portaal. Wat in 's hemelsnaam kom je hier doen, Félise? Ik kwam om mijn moeder te zien. Het flinke, vriendelijke gezicht van den man kreeg opeens oude trekken. Zijn onderlip zakte naar omlaag. Onder de zware wenkbrauwen staarden de zachte, blauwe oogen vol wanhopige vertwijfeling. Je moeder? Ja, waar is zij? Hij haalde diep adem. Je moeder, Ja, die is in een ziekenver pleging, lieve kind. Niemand mag haar zien, zelfs ik niet. Hij nam haar bij den arm en duwde haar naar de trap. Kom, kom, kindje, we moeten voort maken. Je begrijpt wel, ik heb je niet ver teld dat je moeder zoo ziek was, om je niet ongerust te maken. Maar die vreeselijke vrouw, vader, riep ze. En de alpenbloem, waaruit honig wordt gemaakt, zag er uit als een bevroren lelietje van dalen. Op het tusschenportaal ging ze voor hem staan en zag hem strak aan. Die vrouwdatHij zwaaide met zijn arm. Dat, zei hij op bitteren toon, een aanhaling citeèrende, is een vrouw van geen beteekenis. Oh, riep Félise. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9