Th. Heemskerk overleden. Fortinbras' Toovermacht 13* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 13 Juni 1932 Derde Blad No. 22155 KUNST EN LETTEREN. 40-JARIG JUBILEUM TE ALPHEN. FEUILLETON. In den ouderdom van 79 jaar. Een staatsman van groote bekwaamheid is heengegaan. Wijlen mr. Th. Heemskerk. Gistermiddag omstreeks half twee is er Th. Heemskerk te Utrecht, waar hij j! 'het ziekenhuis verpleegd werd, over- Men. Theodoras Heemskerk, die 20 Juli 1852 |t Amsterdam geboren werd, bracht het motste deel van zijn jeugd, zijn school- mgensjaren tenminste, door in Den Haag lis jongen bezocht hij eerst de lagere riool en daama de H.B.S., want het lag azijn voornemen destijds om naar Delft it gaan en daar voor ingenieur te studee- :-a Zijn liefhebberij leidde hem toen in tel geheel andere richting, dan die, welke bij later zou opgaan. De kinderen van Kr. J. Heemskerk hadden van hun emi- senten vader diens bijzonderen intellec tuelen aanleg, diens scherp vernuft, diens sterk geheugen, vlug begrip en intuïtief bevattingsvermogen geërfd. Op school reeds muntten zij uit, waren zij hun me- itleerllngen steeds voor. En zoo was ook Theo Heemskerk een primus inter pares: ilug. scherpzinnig, intellectueel, begaafd 'j intuïtief weter. Men heeft hem wel eens gezegd, dat hij •ooit veel gestudeerd heeft. Ook als mi- lister gebeurde het herhaaldelijk, dat hij f stukken niet voldoende bestudeerd had. laar het scheen voor hem niet noodig: ■ij wist de dingen toch welwaar hij het rendaan haalde, kon men niet altijd zeg- lüi of nagaan, maar het merkwaardige as, dat hij wist; hij scheen een bij- ndere gave of zintuig te bezitten, dat im in staat stelde de zaken te kennen, rader er zich voor ingespannen te sbben. Mr. Th. Heemskerk was daarbij opge leid, vroolijk van aard. joviaal, minnaar un een bon mot, „sprudlend" van levens ei, prettig in den omgang. Als jongen ras hij al getapt en nooit zou hij iemand opzettelijk grieven of kwesten, nimmer tas hij onnoodig scherp in het debat en hin overwinning bevocht hij steeds met (en glimlach en een vroolijk woord. Zijn huiselijke omgeving was oorzaak, dat hij al vroeg veel van en over poli tiële hoorde en thuis raakte in zaken en aangelegenheden betreffende ons staat- kundig leven, waar jongelui van zijn leef tijd zich toen over 't algemeen nog wei nig om bekommerden. Maar hij schepte ook genoegen in de dingen; hij had er plezier in en interesseerde er zich voor. In de Haagsche schooljaren was Theo Heemskerk lid van het z.g. „clubje van Alexander" Gelijk dat aan het Hof gebruikelijk is, vaar men voor de jonge prinsen kame- laden zoekt uit de zoons der voorname families in de residentie, opdat zij zullen leeren met anderen om te gaan, had men omstreeks de zeventiger jaren ook voor bins Alexander eenige Haagsche jonge lui uitgezocht, die ten paleize kwamen voor gezelschap en omgang van den jong- sten zoon van koning Willem Hl. Onder hen behoorde ook de jonge Theo Heemskerk. Dat hij met zijn jonge, strijd vaardige natuur aan de debatten ijverig deelnam, behoeft natuurlijk geen betoog. Kort daarop werd hij echter tijdelijk van dit gezelschap gescheiden. Hij had eindexamen H. B. S. gedaan en liet zich nu aan de Polytechnische School te Delft inschrijven. Prins Alexander ging te Leiden studeeren en de debatingclub, „Serva Pidem" geheeten, werd van den Haag naar Leiden verplaatst, maar zon der den jongen Heemskerk. Na een jaar had de jonge student ech ter al genoeg van zijn Delftsche studiën, hij zag in, dat hij zich in de z.g. roeping voor het ingenieursvak had vergist; in werkelijkheid trokken de rechtskundige studiën hem meer aan. Hij besloot van studievak te veranderen. Student te Leiden. Vlug ging hij Grieksch en Latijn leeren een kleinigheid voor een vluggen kop als hij en in korten tijd deed hij met goed gevolg toelatingsexamen voor de universiteit en liet hij zich te Leiden, bij de juridische faculteit inschrijven. Hier vond hij de Haagsche club van Prins Alexander terug en hij maakte weer da delijk deel van haar uit. In de Sleutelstad heeft hij een zijner jeugdtriomfen gevierd die tevens getuigenis aflegde van zijn buitengewone capaciteiten. Zijn populariteit had hem in 1875 door zijn mede-studenten tot corps-praeses doen verkiezen. In dit jaar werd het 300- jarig bestaan der Leidsche Universiteit herdacht en dit lustrum ging met buiten gewone plechtigheden en feestelijkheden gepaard. De heer Heemskerk heeft ter gelegen heid daarvan een rede in het Latijn ge houden hij, die het toch slechts een paar jaar te voren was gaan leeren zoo schitterend, dat de geleerden en pro fessoren, die uit alle landen voor dit Leid sche feest waren samengestroomd, er ver stomd van stonden. Sindsdien was zijn naam gemaakt, ook buiten de kringen der Universiteit. Nog iets anders hielp mede hem als student een reputatie te verschaffen. En dat was wederom een oratorische triomf. Er bestond n.l. onder de studenten een dispuut-gezelschap, waarvan de leden de verplichting hadden een of ander onder werp in het openbaar te verdedigen. Toen de beurt aan den heer Heemskerk was gekomen, kwam dr. A .Kuyper, speciaal voor die gelegenheid over om met den stu dent Heemskerk te debatteeren. Zeer ze ker was dit een bijzondere onderscheiding want dr. Kuypei was toen al de eerste de beste niet en zou "Zich evenmin voor den eerste den beste gederangeerd heb ben. Maar tevens was dit een bewijs, dat de faam, de capaciteiten en de debaters gaven van den jeugdigen Heemskerk reeds ver buiten Leiden had verspreid. Deze dispuutavond, waarop dr. Kuiyper en Heemskerk nog als bestrjjJers tegen over elkaar stonden, toen nog niet te voor zien Was dat .f, nog eenmaai partijge- nooten en bondgenooten zouden worden en later de kopstukken zouden zijn van een en dezelfde partij die avond is mo gelijk tot op zekere hoogte van een be- slissenden invloed geweest op de richting, die laatstgenoemde heeft ingeslagen. Im mers na z'n academiejaren gelukte het dr. Kuyper in 1876 den toenmaligen Amster- damschen advocaat voor de Anti Rev. Partij te winnen. In de Anti-Rev. Partij. Dat deze overgang heeft plaats gehad, heeft velen verbaasd. En zeker in de eer ste plaats zijn oud-medestudenten. Want van wie ook. zeker van Theo Heemskerk hadden zij 't niet verwacht en ook niet kunnen voorzien. Van kerkelijke neigingen was in zijn omgeving, noch bij hem ooit iets te bespeuren geweest. Later, in Leiden, kon men hem aan den vrijzinnigen kant vinden. Intusschen is het niet onwaar schijnlijk dat zijn eerste huwelijk met freule Hartsen een hoogbegaafde vrouw van orthodoxe richting tot zijn over gang heeft meegewerkt. Haar spoedig overlijden bracht hem bovendien nog meer in die richting. Mr. Heemskerk, dio gepromoveerd was op een proefschrift over „Huwelijken van Nederlanders bui tenslands", heeft tot zijn benoeming tot minister van Binnenl. Zaken in Ferb. 1908 de advocatuur uitgeoefend. Mr. Heemskerk als redenaar. De jeugdsuccessen van den heer Heems kerk dankten voor een niet gering deel hun ontstaan aan zijn oratorische gaven. Jong reeds was hij meester van het woord. Op jeugdigen leeftijd was hij al een be gaafd redenaar, een gave, die zich in den loop der jaren bij hem ontwikkeld heeft en hem eindelijk een schitterend spreker heeft doen worden. Een „schitterend spreker" noemt hem de heer C. K. Elout, als hij Mr. Heems kerk in diens besten tijd beschrijft. „Indrukwekkend of meesleepend niet" zegt hij in zijn „Heeren in Den Haag", maar aardig, geestig soms en altijd ele gant. Van geen gemaakte, aangeleerde elegantie, spontaan, zoodat het „uit zijn wezen zelf te komen blijkt." „Daarbij een mimiek niet slechts gebarenspel van armen en handen, maar een wisseling, verbijsterend van gelaats uitdrukking dat een acteur het hem zou benijden. Zijn officieele betrekkingen. Veel en velerlei zijn de betrekkingen ge weest, die door den thans overledene, na zijn vestiging als advocaat te Amsterdam achtereenvolgens zijn bekleed en voor verscheiden functies kwam men al spoe dig bij hem aankloppen om een beroep te doen op zijn werklust, werkkracht en capaciteiten. Reeds een jaar, nadat hij op de lijst der advocaten in Amsterdam was ingeschre ven, werd hij tot Kantonrechter-plaats- vervanger benoemd, welk ambt hij van 1877 tot 1887 bleef bekleeden. Maar in tusschen was ook zijn benoeming tot se cretaris van den Raad van Tucht voor de Koopvaardij gevolgd, en vergissen we ons niet, dan heeft hij deze betrekking waar genomen zijn benoeming had in 1880 plaats gehad totdat hij de ministe- rieele portefeuille aanvaardde, dus tot Fe bruari 1908, alzoo ongeveer 18 jaar. De eerste stap, die hij op politiek terrein zette, was op het gebied der provinciale politiek en wel in 1883, dus toen hij 31 jaar- was en zeven jaar na het verlaten der uni versiteit. Hij werd toén door de anti-revo lutionaire partij candidaat gesteld voor het lidmaatschap der Provinciale Staten in het district Weesp en gekozen ook. Kort daarop deed hij een tweeden en grooteren stap. In 1888, derhalve op 36- jarigen leeftijd, deed hij zijn entree in de eigenlijke politieke arena, ging hij aan de „hoogere politiek" doen en werd naar de Tweede Kamer afgevaardigd, waarin hij, met onderbreking van een paar tusschen- poozen tot aan zijn eerste ministerschap zitting heeft gehad; zoo had hij achtereen volgens zitting voor Ridderkerk, Harlingen, Sneek, Amsterdam VI en Sliedrecht. Mr. Heemskerk heeft als politicus ook pech gehad, misschien méér dan eenig an der politicus is ten deel gevallen, In 1897 was hij aftredend voor Sneek; bij herstemming met mr. Van Gilse kreeg hij 2451 stemmen, terwijl zijn tegencandi- daat juist 1 stem meer kreeg, dus 2452. Er is toenmaals heel wat over die verkiezing te doen geweest. De'teleurstellende erva ringen van mr. Heemskerk waren bij de stembus in dat jaar nog niet afgeloopen. De uitslag van den stembusstrijd bracht mee, dat het ministerie-Van Houten aftrad en vervangen werd door het kabinet Goe man Borgesius, waarin de heer J. T. Cre- mer de portefeuille van Koloniën kreeg. Maar de heer Cremer had zitting in de Kamer voor Amsterdam VI. Hij trad af; een nieuwe verkiezing werd gehouden; een herstemming moest plaats hebben tus- schen de heeren Heemskerk en mr. Geert- sema, waarvan de uitslag wasdat bei den hetzelfde aantal stemmen verkregen, n.l. 1225, met dit gevolg, dat mr. Geertsema als oudste in jaren verkozen werd ver klaard. Van 1897 tot 1901 is mr. Heems kerk zoodoende geen Kamerlid geweest. Zijn stadgenooten, de Amsterdammers, droegen hem ook in engeren kring op, hun belangen te behartigen en zonden hem naar den gemeenteraad, waarin hij in eerste instantie zitting had van 1889 tot 1895 en in tweede instantie van 1900 tot 1908. Een jaar na zijn tweede verkiezing tot ilid van den Raad, in 1901 dus, werd hem het wethoudersschap van Financiën en Publieke Werken opgedragen, dat hij tot zijn heengaan uit Amsterdam is blijven bekleeden. Bij afwezigheid van den burgemeester genoot hij het voorrecht den ouden presi dent Krüger in Amsterdam welkom te heeten. TENTOONSTELLINGEN TE AMSTERDAM GEOPEND. De opening van de beide tentoonstel lingen in het Rijks- en Stedelijk Museum te Amsterdam, heeft Zaterdagmiddag on der een overweldigend groote belangstel ling plaats gehad. Tegen half drie waren er op de overdekte Oostelijke binnenplaats van het Rijksmuseum naar schatting eenige duizenden personen, die een uit gelezen gezelschap vormden van kunste naars en geleerden uit binnen- en buiten land ter opening van de Rembrandt-ten- toons telling. Wij zagen den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. J. Terp stra, den commissaris der Koningin jhr. mr. dr. A. Roëll, burgemeester dr. W. de Vlugt, verschillende wethouders en den gemeentesecretaris, den Franschen ge zant baron W. de Vitrolles en zijn Duit- schen ambtgenoot graaf von Zech Bur- kersroda, verscheidene consuls, den rector magnificus van de Universieit prof. mr. Paul Scholten, curatoren en hoogleeraren. Dan waren er veel kunstverzamelaars en museumdirecteuren, die werken voor deze tentoonstelling afstonden. Enkele toespraken werden gehouden. Omstreeks vier uur kwam ongeveer hetzelfde gezelschap, alleen iets kleiner in aantal, bijeen in het Stedelijk Museum voor de opening van de tentoonstelling van hedendaagsche beeldende kunst van Nederlandschen bodem. Tot slot van den openingsdag der zomerfeesten woonden de voornaamste gasten ,op uitnoodiging van het gemeen tebestuur in den Stadsschouwburg een voorstelling bij van Offenbach's „Les Contes d'Hoffmann", welke onder auspi ciën van de Wagnervereeniging gegeven werd. Als Minister. In 1908 kwam het in 1905 opgetreden ministerie-De Meester in den „nacht van Staal" ten val. De heer Heemskerk vormde, ondanks het feit, dat er geen meerderheid was, een Kabinet, om de loopende zaken gaande te houden. In 1909 werd zijn werk bevestigd. De rechtsche partijen behaal den 60 zetels. Andermaal trad de heer Heemskerk als Kabinetsformateur op en tot de volgende verkiezingen, in 1913. hield dit Kabinet stand. Gedurende zijn minis terschap bezigde hij de bekende uitdruk king over de Sociaal-Democraten; een roode vaan in den mist! Nadat het ministerie-Cort van der Lin den was opgetreden, werd mr. Heemskerk tot lid van den Raad van State benoemd; tot 1918 had hij in dat college zitting en toen trad hij voor de derde maal als mi nister op en wel als minister van Justitie, wat hij gebleven is tot 1925 Na zijn ministerschap werd hij weer door de kiezers naar de Tweede Kamer afge vaardigd, waarin hij altijd een van de sprekers is geweest, die het meest de aan dacht trokken. Een specialist was mr. Heemskerk op het gebied van het internationaal privaat recht. Herhaalde malen werd hij benoemd in commissies en tot lid van conferenties, die de codificatie daarvan bedoelden. Twee jaar geleden was hij president van de Conferentie in Den Haag, op instigatie van den Volkenbond saamgeroepen. Het Onderwijs heeft steeds de bijzondere belangstelling van den heer Heemskerk gehad. Hij nam ijverig deel aan alle pogin gen om de scholen met den bijbel in getal uit te breiden en hun rechtspositie te ver beteren. Aan de samenstelling van 't Unie rapport had hij deel, zijn ministerie heeft ook de geldelijke positie der bijzondere scholen verbeterd.. Van de Vrije Universiteit was hij jaren lang Curator. De verdiensten van mr. Heemskerk von den erkenning in zijn benoeming tot Com mandeur in de orde van den Ned. Leeuw en tot minister van Staat, na zijn aftreden als departementshoofd. Verder was hij drager van het Grootkruis van de orde van Leopold van België; idem van het Legioen van Eer van Frankrijk: ridder der tweede klasse in de orde van den Rooden Adelaar van Pruisen; drager van het Grootkruis van de orde van San Triago van Portugal en ridder derde klasse van de orde van de IJzeren Kroon van Oostenrijk. Naai' wij vernemen zal het stoffelijk overschot van mr. Heemskerk Donderdag a.s. op de Algemeene Begraafplaats te 's-Gravenhage ter aarde worden besteld. DR. L. SIMONS. t Stichter van de wereldbibliotheek. Zaterdag is te 's-Gravenhage overleden de heer L. Simons, stichter van de „We reldbibliotheek". Na zijn eindexamen H.B.S. bezocht Lion Simons, die 1 Aug. 1862 te Den Haag werd geboren, om zich te bekwamen tot ontwer per op 't gebied van kunstnijverheid, ach tereenvolgens de Kensington Art School te Londen, de Teekenacademie in zijn geboor testad en de Polytechnische School te Delft. Al spoedig veranderde hij van koers en begon de studie voor de acte Ned. Taai en Letterkunde M.O., welke hij in 1884 ver wierf. Van 1894'99 was hij deelgenoot in een uitgeverszaak te Londen. Na zijn terugkomst in ons land vestigde hij zich te Amsterdam, redigeerde van 1899—1903 het weekblad „Hollandia" en begon de „Studies in Volkskracht". Van groote beteekenis zoowel voor hemzelf als voor onze letteren, was de oprichting van de „Maatschappij voor goede en goed- koope lectuur", meer bekend als „Wereld bibliotheek". Sedert verschenen van de „Wereldbiblio theek", de „Nederlandsche bibliotheek", de „Blauwe Bibliotheek" en de „Tooneelbi- bliotheek" in den loop der jaren een groot aantal deelen. Ook als publicist kreeg de heer Simons een goeden naam. Bijdragen van zijn hand verschenen in „De Gids". „De Nieuwe Gids". „Vragen des Tljds". „Leven en Werken", het „Maand blad Bibliotheekwezen" en vooral in „De Ploeg." Afzonderlijk werden uitgegeven; „Am sterdam in stukken en brokken", „Het Roermondsche dialect, getoetst aan het Oud-Saksisch en het Oud-Nederfrankisch' „Besproken plaatsen", „George Meredith", „Stambelangen". „De nood der gemeenten en de middelen tot uitkomst", Studies over Vondel's Gijsbreght" en over „Nationaal Leven", „Sociologische studies". „Socialisa tie op coöperatieven grondslag" en het driedeelige werk „Ontwikkelingsgeschiede nis van het Drama en het Tooneel." Bovendien schreef hij een inleiding op den bundel „Zelfkeur van moderne schrij vers" en vertaalde „Beowulf, Angelsak sisch Volksepos" in stafrijm en voorzag het van aanteekeningen. Bij het zilveren jubileum van de „We- reldbiblioheek" werd den heer Simons de zilveren medaille van de stad Amsterdam toegekend. Ter gelegenheid van het driehonderd jarig bestaan der Amsterdamsche univer siteit werd de heer Simons doctor honoris causa in de letteren. „HET RESIDENTIE-ORKEST". In onze mededeeling betreffende „Het Residentie-Orkest" in het seizoen 1932 1933 werd abusievelijk vermeld: Myra Hess (zang). Dit moet natuurlijk zijn: Myra Hess (piano). De heer D. van Leeuwen. Heden is het 40 jaar geleden dat de heer D, van Leeuwen m dienst trad bij de N.V, Varossiau en Cie, te Alphen. Ongetwijfeld zal de jubilaris heden vele blijken van belangstelling in ontvangst nemen. naar het Engeisch van WILLIAM LOCKE door J. E. d. B. K. 19' - Begrijp je dan niet, dat ik je van middag kwijt wou zijn, antwoordde Co- "oaa boos. - Elke ezel kon dat begrijpen, hernam Martin. -Waarom ga je dan niet weg? - Omdat ik je in het oog wil houden. 2e werd vuurrood en stond op. Heel speel jij maar den spion, zoo veel als Je writ, 't Kan me niets schelen, tn met dramatisch rokkengezwaai ver- 'et ze hem. Maar daar dit al meer was wgekomen, maakte het op Martin min- tadruk. 't Werd wat eentoonig. Hij «Machte heel wijs. Daar was iets gaande Corinna; daar wilde hij zijn hoofd om (Wedden. Ze had de eene of andere «aasheid in den zin. Daar was geen twij- aan. En daar hij haar eenige bescher- was- moest hij de wacht houden. Hij de wacht, gezeten in de vestiule van hotel, met een kopje koffie en een rjjret, terwijl hl] een Interessant gesprek '*rde met Bigourdin over de germaan- Jjacuituur en haar achteruitgang en ï™1)1. hij, Martin, vertelde van een van «weinige amusementen, die hij in Lon- had bezocht, werd Corinna's raadsel- 'ÏÏ'S gedrag opeens verklaard, meen stoffigen Two-seater (auto voor hlf Personen), die met veel lawaai voor w-hotel stil hield, sprong een stoffig iwf-ensch met een rood gezicht en een -4) zwart snorretje. te» Mademoiselle Hastings in het ho- 1(15 toeg hij, Ja, Monsieur, antwoordde Bigourdin. Wilt u zoo goed zijn haar te laten weten dat ik hier ben. Monsieur Camille Fargot? Monsieur Fargot? herhaalde Bi gourdin. Mademoiselle Hastings verwacht mij, zei het jonge mensch. Bien, monsieur, zei Bigourdin. En hij verwijderde zich zooals zijn plicht van hotelhouder hem voorschreef. Martin, kalm neergedoken in zijn rieten stoel, stak een nieuwe cigaret op en sloeg Monsieur Camille Fargot kalmpjes gade. Deze stond in de deuropening met zijn rug naar de vestibule, boos te turen naar zijn kleine auto. Dus dat was de oplossing van Corin na's raadsel. Met haar hoedje, waarop het faizantenveertje, was ze hem gaan tele- grafeeren. En te zijner eer was ze zoo keu rig gekleed. En om ongestoord met hem te kunnen praten had ze hem, Martin, naar Eourdeilles willen sturen. Dit was nu de beroemde student in de medicijnen, die Corinna's hart veroverd had. Martin vond hem een doodgewonen jongen student, zooals hij er zoovele had gezien op Mar- gitt's school. Hij had iets onbestemds en knorrigs over zich, het soort man over wien Corinna de scepter zou zwaaien en die niets zou hebben in te brengen. Daar hij vriendelijk van aard was, kreeg hij medelijden met Camille Fargot. Hij voelde de verzoeking over zich komen om naar hem toe te gaan, een hand op zijn schou der te leggen en te zeggen: Als je een gelukkig huwelijk wenscht, beste kerel, ga dan dadelijk naar Bordeaux terug en trouw met een ander. Doch Martin was nog altijd een beetje beschroomd en hij had voor Corinna een kameraadschappelijk gevoel. Als zij nu dezen dood gewonen, stoffigen jongen man als den vasten bodem voor haar ge luk beschouwde, kon hij haar toch niet een andere geluksbodem toeschuiven. En toen hij de dwaasheid inzag van op wacht te staan voor zoo'n onbeduidend ge vaar als Monsieur Camille Fargot, student in de medicijnen, en hij Corinna niet wilde prikkelen door zijn tegenwoordig heid, wanneer ze beneden kwam om haar uitverkorene te ontmoeten, vroeg hij par don aan het knorrig kijkende jongmensch, die den uitgang versperde, schoof langs hem heen en wandelde den weg op. HOOFDSTUK VII. Toen Martin een paar uur later in het hotel terugkwam, bleek het hem, dat Monsieur Camille Fargot vertrokken was en dat Corinna zich in haar kamer had opgesloten. Laat op den namiddag liet ze weten, dat ze geen honger had en niet be neden zou komen voor het diner. Ze wilde Félise, die, ongerust, kwam zien wat haar scheelde, niet binnen laten. Ze sloeg alle aanbiedingen om haar op een blad een lekker portietje boven te laten brengen, kort aangebonden af. Groote geheimzin nigheid omwaasde het bezoek van Ca mille Fargot. Van Bigourdin, die min of meer van streek was, hoorde Martin, dat Corinna, dadelijk nadat hij de vestibule verlaten had. beneden was gekomen en Camille Fargot had gelaten in de leeszaal. Een duf hol, door de motten aangetast, waar han delsreizigers somtijds hun brieven schre ven. Daar bleven ze eenigen tijd, waarop Monsieur Fargot (hij zag er wezenloos uit) volgens Baptiste, die hem had zien ver trekken, alleen naar buiten kwam, in zijn auto sprong en wegraasde waarschijnlijk naar Bordeaux. Even daarna waar Made moiselle Corinna uit de kamer gekomen, haar bekoorlijk hoofdje fier opgeheven (volgens Baptiste) en was ze naar haar kamer gegaan. Dit waren de naakte feiten. Bigourdin vertelde alles heel eenvoudig, om een ver klaring te geven voor haar niet aan tafel komen. Met fijnen tact vroeg hij niet aan Martin welke verhouding er bestond tus-" schen het jonge meisje en haar bezoeker. En Martin lichtte hem ook niet in. Een beoefenaarster van de Kunst, zooals Co rinna, had natuurlijk vele vrienden. En heel natuurlijk was het dat iemand, die in de nabijheid was, haar eens opzocht. Dit was de onuitgesproken overeenkomst tus- schen Martin en Bigourdin. Maar ieder van hen was zielsovertuigd, dat het be zoek niet van hartelijken aard was ge weest. Dien avond was Bigourdin opge wekter in het Café de 1' Univers. Hij speelde zijn partijtje tric-trac met Mon sieur la Maire en won het schitterend. Om hen heen zat het clubje te schelden op de Duitschers, die den driejarigen dienst in Frankrijk noodzakelijk hadden gemaakt. Nadat Bigourdin zijn partijtje tric-trac gewonnen had, wandelde hij met Martin door de nauwe, stille straten en over de bruggen naar huis. Een bolle wind, die alree iets herfstach tigs had, deed het oppervlak van het wa ter rimpelen; aan den hemel schoven don kere wolken aan de sterren voorbij. Hoog op den steilen rotswand schitterden de lichten van het Hotel des Grottes. Met zijn hand in de duisternis wuivende, zei Bigourdin Wat is dat mooi! Martin stemde toe en knoopte zijn overjas dicht. 't Is voor mij alles zoo mooi, hervatte Bigourdin, omdat het mijn eigen land is Ik ben hier geboren en getogen, zooals mijn voorouders voor mij. t Is een deel van mij zeiven, zooals mijn armen en bee- nen. Waarmede ik niet zeggen wil, dat ik zelf mooi ben, zei hij lachend, met Fran- sche geestigheid bespeurende waarheen het logisch doorvoeren zijner woorden hem brengen zou. Maar u begrijpt mij. Ja, zei Martin, ik kan het zoo'n beetje begrijpen. Maar ik kan geen plekje land mijn eigen noemen. Van geen enkel land ben ik een zoon. Périgord is zeer vruchtbaar en moe derlijk. Het zal u aannemen, lachte Bi gourdin. Maar ik ben een Engelschman, her vatte Martin, en Périgord zou alleen een Franschman adopteeren. Ik heb wel eens hooren zeggen en ik geloof wel dat het waar is, hervatte Bigourdin, dat iedere Engelsche kunste naar twee vaderlanden heeft: zijn eigen land en Frankrijk. En het zijn de kunste naars, die uitdrukking geven aan de volks ziel en niet de professoren aan de hooge- scholen of de filozofen, en alle echte man nen hebben iets van den kunstenaar in zich, iets dat openstaat voor artistieke ge voelens en aandoeningen ik weet niet of ik mij duidelijk uitdruk. Monsieur Mar tin maar u moet toegeven, dat alle inspiratie, die u in Engeland van buiten af bij uw kunst en litteratuur krijgt, van latijnschen oorsprong is. Ik zeg; van buiten af, want u put natuurlijk ook dit eigen bronnen, maar voor bijna een heele gene ratie is de fijne Engelsche geest, met al haar teergevoeligheid, fijnheid en men- schelijkheid ten nauwste verwant aan de fijne Fransche geest Is dat waar of niet? Ik zou haast vergeten te vertellen, zei Bigourdin tegen Martin, toen hij hem goeden nacht wenschte, dat al wat ik zeide was om u te overtuigen, dat zoo ge een pleegmoeder noodig hebt, .Périgord u koes teren zal aan het hart. Ik zal er aan denken, zei Martin met een glimlach. Hij dacht er, te bed liggend, nog vijf minuten aan en viel toen in diepen slaap. Den volgenden morgen werd hij gewekt door hard gebons op zijn kamerdeur. Over tuigd van het een of ander onheil sprong hij zijn bed en opende de deur. Op den drempel stond de forsche figuur van For- tinbras. .(Wordt vervalfiUL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9