Th. Heemskerk overleden.
Fortinbras' Toovermacht
13* Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 13 Juni 1932
Derde Blad No. 22155
KUNST EN LETTEREN.
40-JARIG JUBILEUM
TE ALPHEN.
FEUILLETON.
In den ouderdom van 79 jaar.
Een staatsman van groote bekwaamheid is heengegaan.
Wijlen mr. Th. Heemskerk.
Gistermiddag omstreeks half twee is
er Th. Heemskerk te Utrecht, waar hij
j! 'het ziekenhuis verpleegd werd, over-
Men.
Theodoras Heemskerk, die 20 Juli 1852
|t Amsterdam geboren werd, bracht het
motste deel van zijn jeugd, zijn school-
mgensjaren tenminste, door in Den Haag
lis jongen bezocht hij eerst de lagere
riool en daama de H.B.S., want het lag
azijn voornemen destijds om naar Delft
it gaan en daar voor ingenieur te studee-
:-a Zijn liefhebberij leidde hem toen in
tel geheel andere richting, dan die, welke
bij later zou opgaan. De kinderen van
Kr. J. Heemskerk hadden van hun emi-
senten vader diens bijzonderen intellec
tuelen aanleg, diens scherp vernuft, diens
sterk geheugen, vlug begrip en intuïtief
bevattingsvermogen geërfd. Op school
reeds muntten zij uit, waren zij hun me-
itleerllngen steeds voor. En zoo was ook
Theo Heemskerk een primus inter pares:
ilug. scherpzinnig, intellectueel, begaafd
'j intuïtief weter.
Men heeft hem wel eens gezegd, dat hij
•ooit veel gestudeerd heeft. Ook als mi-
lister gebeurde het herhaaldelijk, dat hij
f stukken niet voldoende bestudeerd had.
laar het scheen voor hem niet noodig:
■ij wist de dingen toch welwaar hij het
rendaan haalde, kon men niet altijd zeg-
lüi of nagaan, maar het merkwaardige
as, dat hij wist; hij scheen een bij-
ndere gave of zintuig te bezitten, dat
im in staat stelde de zaken te kennen,
rader er zich voor ingespannen te
sbben.
Mr. Th. Heemskerk was daarbij opge
leid, vroolijk van aard. joviaal, minnaar
un een bon mot, „sprudlend" van levens
ei, prettig in den omgang. Als jongen
ras hij al getapt en nooit zou hij iemand
opzettelijk grieven of kwesten, nimmer
tas hij onnoodig scherp in het debat en
hin overwinning bevocht hij steeds met
(en glimlach en een vroolijk woord.
Zijn huiselijke omgeving was oorzaak,
dat hij al vroeg veel van en over poli
tiële hoorde en thuis raakte in zaken en
aangelegenheden betreffende ons staat-
kundig leven, waar jongelui van zijn leef
tijd zich toen over 't algemeen nog wei
nig om bekommerden. Maar hij schepte
ook genoegen in de dingen; hij had er
plezier in en interesseerde er zich voor.
In de Haagsche schooljaren was Theo
Heemskerk lid van het z.g.
„clubje van Alexander"
Gelijk dat aan het Hof gebruikelijk is,
vaar men voor de jonge prinsen kame-
laden zoekt uit de zoons der voorname
families in de residentie, opdat zij zullen
leeren met anderen om te gaan, had men
omstreeks de zeventiger jaren ook voor
bins Alexander eenige Haagsche jonge
lui uitgezocht, die ten paleize kwamen
voor gezelschap en omgang van den jong-
sten zoon van koning Willem Hl.
Onder hen behoorde ook de jonge Theo
Heemskerk. Dat hij met zijn jonge, strijd
vaardige natuur aan de debatten ijverig
deelnam, behoeft natuurlijk geen betoog.
Kort daarop werd hij echter tijdelijk van
dit gezelschap gescheiden.
Hij had eindexamen H. B. S. gedaan en
liet zich nu aan de Polytechnische School
te Delft inschrijven. Prins Alexander ging
te Leiden studeeren en de debatingclub,
„Serva Pidem" geheeten, werd van den
Haag naar Leiden verplaatst, maar zon
der den jongen Heemskerk.
Na een jaar had de jonge student ech
ter al genoeg van zijn Delftsche studiën,
hij zag in, dat hij zich in de z.g. roeping
voor het ingenieursvak had vergist; in
werkelijkheid trokken de rechtskundige
studiën hem meer aan. Hij besloot van
studievak te veranderen.
Student te Leiden.
Vlug ging hij Grieksch en Latijn leeren
een kleinigheid voor een vluggen kop
als hij en in korten tijd deed hij met
goed gevolg toelatingsexamen voor de
universiteit en liet hij zich te Leiden, bij
de juridische faculteit inschrijven. Hier
vond hij de Haagsche club van Prins
Alexander terug en hij maakte weer da
delijk deel van haar uit. In de Sleutelstad
heeft hij een zijner jeugdtriomfen gevierd
die tevens getuigenis aflegde van zijn
buitengewone capaciteiten.
Zijn populariteit had hem in 1875 door
zijn mede-studenten tot corps-praeses
doen verkiezen. In dit jaar werd het 300-
jarig bestaan der Leidsche Universiteit
herdacht en dit lustrum ging met buiten
gewone plechtigheden en feestelijkheden
gepaard.
De heer Heemskerk heeft ter gelegen
heid daarvan een rede in het Latijn ge
houden hij, die het toch slechts een
paar jaar te voren was gaan leeren
zoo schitterend, dat de geleerden en pro
fessoren, die uit alle landen voor dit Leid
sche feest waren samengestroomd, er ver
stomd van stonden. Sindsdien was zijn
naam gemaakt, ook buiten de kringen der
Universiteit.
Nog iets anders hielp mede hem als
student een reputatie te verschaffen. En
dat was wederom een oratorische triomf.
Er bestond n.l. onder de studenten een
dispuut-gezelschap, waarvan de leden de
verplichting hadden een of ander onder
werp in het openbaar te verdedigen. Toen
de beurt aan den heer Heemskerk was
gekomen, kwam dr. A .Kuyper, speciaal
voor die gelegenheid over om met den stu
dent Heemskerk te debatteeren. Zeer ze
ker was dit een bijzondere onderscheiding
want dr. Kuypei was toen al de eerste
de beste niet en zou "Zich evenmin voor
den eerste den beste gederangeerd heb
ben. Maar tevens was dit een bewijs, dat
de faam, de capaciteiten en de debaters
gaven van den jeugdigen Heemskerk reeds
ver buiten Leiden had verspreid.
Deze dispuutavond, waarop dr. Kuiyper
en Heemskerk nog als bestrjjJers tegen
over elkaar stonden, toen nog niet te voor
zien Was dat .f, nog eenmaai partijge-
nooten en bondgenooten zouden worden
en later de kopstukken zouden zijn van
een en dezelfde partij die avond is mo
gelijk tot op zekere hoogte van een be-
slissenden invloed geweest op de richting,
die laatstgenoemde heeft ingeslagen. Im
mers na z'n academiejaren gelukte het dr.
Kuyper in 1876 den toenmaligen Amster-
damschen advocaat voor de Anti Rev.
Partij te winnen.
In de Anti-Rev. Partij.
Dat deze overgang heeft plaats gehad,
heeft velen verbaasd. En zeker in de eer
ste plaats zijn oud-medestudenten. Want
van wie ook. zeker van Theo Heemskerk
hadden zij 't niet verwacht en ook niet
kunnen voorzien. Van kerkelijke neigingen
was in zijn omgeving, noch bij hem ooit
iets te bespeuren geweest. Later, in Leiden,
kon men hem aan den vrijzinnigen kant
vinden. Intusschen is het niet onwaar
schijnlijk dat zijn eerste huwelijk met
freule Hartsen een hoogbegaafde vrouw
van orthodoxe richting tot zijn over
gang heeft meegewerkt. Haar spoedig
overlijden bracht hem bovendien nog
meer in die richting. Mr. Heemskerk, dio
gepromoveerd was op een proefschrift
over „Huwelijken van Nederlanders bui
tenslands", heeft tot zijn benoeming tot
minister van Binnenl. Zaken in Ferb. 1908
de advocatuur uitgeoefend.
Mr. Heemskerk als redenaar.
De jeugdsuccessen van den heer Heems
kerk dankten voor een niet gering deel
hun ontstaan aan zijn oratorische gaven.
Jong reeds was hij meester van het woord.
Op jeugdigen leeftijd was hij al een be
gaafd redenaar, een gave, die zich in den
loop der jaren bij hem ontwikkeld heeft
en hem eindelijk een schitterend spreker
heeft doen worden.
Een „schitterend spreker" noemt hem
de heer C. K. Elout, als hij Mr. Heems
kerk in diens besten tijd beschrijft.
„Indrukwekkend of meesleepend niet"
zegt hij in zijn „Heeren in Den Haag",
maar aardig, geestig soms en altijd ele
gant. Van geen gemaakte, aangeleerde
elegantie, spontaan, zoodat het „uit zijn
wezen zelf te komen blijkt."
„Daarbij een mimiek niet slechts
gebarenspel van armen en handen, maar
een wisseling, verbijsterend van gelaats
uitdrukking dat een acteur het hem
zou benijden.
Zijn officieele betrekkingen.
Veel en velerlei zijn de betrekkingen ge
weest, die door den thans overledene, na
zijn vestiging als advocaat te Amsterdam
achtereenvolgens zijn bekleed en voor
verscheiden functies kwam men al spoe
dig bij hem aankloppen om een beroep
te doen op zijn werklust, werkkracht en
capaciteiten.
Reeds een jaar, nadat hij op de lijst der
advocaten in Amsterdam was ingeschre
ven, werd hij tot Kantonrechter-plaats-
vervanger benoemd, welk ambt hij van
1877 tot 1887 bleef bekleeden. Maar in
tusschen was ook zijn benoeming tot se
cretaris van den Raad van Tucht voor de
Koopvaardij gevolgd, en vergissen we ons
niet, dan heeft hij deze betrekking waar
genomen zijn benoeming had in 1880
plaats gehad totdat hij de ministe-
rieele portefeuille aanvaardde, dus tot Fe
bruari 1908, alzoo ongeveer 18 jaar.
De eerste stap, die hij op politiek terrein
zette, was op het gebied der provinciale
politiek en wel in 1883, dus toen hij 31 jaar-
was en zeven jaar na het verlaten der uni
versiteit. Hij werd toén door de anti-revo
lutionaire partij candidaat gesteld voor het
lidmaatschap der Provinciale Staten in het
district Weesp en gekozen ook.
Kort daarop deed hij een tweeden en
grooteren stap. In 1888, derhalve op 36-
jarigen leeftijd, deed hij zijn entree in de
eigenlijke politieke arena, ging hij aan de
„hoogere politiek" doen en werd naar de
Tweede Kamer afgevaardigd, waarin hij,
met onderbreking van een paar tusschen-
poozen tot aan zijn eerste ministerschap
zitting heeft gehad; zoo had hij achtereen
volgens zitting voor Ridderkerk, Harlingen,
Sneek, Amsterdam VI en Sliedrecht.
Mr. Heemskerk heeft als politicus ook
pech gehad, misschien méér dan eenig an
der politicus is ten deel gevallen,
In 1897 was hij aftredend voor Sneek;
bij herstemming met mr. Van Gilse kreeg
hij 2451 stemmen, terwijl zijn tegencandi-
daat juist 1 stem meer kreeg, dus 2452. Er
is toenmaals heel wat over die verkiezing
te doen geweest. De'teleurstellende erva
ringen van mr. Heemskerk waren bij de
stembus in dat jaar nog niet afgeloopen.
De uitslag van den stembusstrijd bracht
mee, dat het ministerie-Van Houten aftrad
en vervangen werd door het kabinet Goe
man Borgesius, waarin de heer J. T. Cre-
mer de portefeuille van Koloniën kreeg.
Maar de heer Cremer had zitting in de
Kamer voor Amsterdam VI. Hij trad af;
een nieuwe verkiezing werd gehouden; een
herstemming moest plaats hebben tus-
schen de heeren Heemskerk en mr. Geert-
sema, waarvan de uitslag wasdat bei
den hetzelfde aantal stemmen verkregen,
n.l. 1225, met dit gevolg, dat mr. Geertsema
als oudste in jaren verkozen werd ver
klaard. Van 1897 tot 1901 is mr. Heems
kerk zoodoende geen Kamerlid geweest.
Zijn stadgenooten, de Amsterdammers,
droegen hem ook in engeren kring op, hun
belangen te behartigen en zonden hem
naar den gemeenteraad, waarin hij in
eerste instantie zitting had van 1889 tot
1895 en in tweede instantie van 1900 tot
1908.
Een jaar na zijn tweede verkiezing tot
ilid van den Raad, in 1901 dus, werd hem
het wethoudersschap van Financiën en
Publieke Werken opgedragen, dat hij tot
zijn heengaan uit Amsterdam is blijven
bekleeden.
Bij afwezigheid van den burgemeester
genoot hij het voorrecht den ouden presi
dent Krüger in Amsterdam welkom te
heeten.
TENTOONSTELLINGEN TE
AMSTERDAM GEOPEND.
De opening van de beide tentoonstel
lingen in het Rijks- en Stedelijk Museum
te Amsterdam, heeft Zaterdagmiddag on
der een overweldigend groote belangstel
ling plaats gehad. Tegen half drie waren
er op de overdekte Oostelijke binnenplaats
van het Rijksmuseum naar schatting
eenige duizenden personen, die een uit
gelezen gezelschap vormden van kunste
naars en geleerden uit binnen- en buiten
land ter opening van de Rembrandt-ten-
toons telling.
Wij zagen den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, mr. J. Terp
stra, den commissaris der Koningin jhr.
mr. dr. A. Roëll, burgemeester dr. W. de
Vlugt, verschillende wethouders en den
gemeentesecretaris, den Franschen ge
zant baron W. de Vitrolles en zijn Duit-
schen ambtgenoot graaf von Zech Bur-
kersroda, verscheidene consuls, den rector
magnificus van de Universieit prof. mr.
Paul Scholten, curatoren en hoogleeraren.
Dan waren er veel kunstverzamelaars en
museumdirecteuren, die werken voor deze
tentoonstelling afstonden.
Enkele toespraken werden gehouden.
Omstreeks vier uur kwam ongeveer
hetzelfde gezelschap, alleen iets kleiner in
aantal, bijeen in het Stedelijk Museum
voor de opening van de tentoonstelling
van hedendaagsche beeldende kunst van
Nederlandschen bodem.
Tot slot van den openingsdag der
zomerfeesten woonden de voornaamste
gasten ,op uitnoodiging van het gemeen
tebestuur in den Stadsschouwburg een
voorstelling bij van Offenbach's „Les
Contes d'Hoffmann", welke onder auspi
ciën van de Wagnervereeniging gegeven
werd.
Als Minister.
In 1908 kwam het in 1905 opgetreden
ministerie-De Meester in den „nacht van
Staal" ten val. De heer Heemskerk vormde,
ondanks het feit, dat er geen meerderheid
was, een Kabinet, om de loopende zaken
gaande te houden. In 1909 werd zijn werk
bevestigd. De rechtsche partijen behaal
den 60 zetels. Andermaal trad de heer
Heemskerk als Kabinetsformateur op en
tot de volgende verkiezingen, in 1913. hield
dit Kabinet stand. Gedurende zijn minis
terschap bezigde hij de bekende uitdruk
king over de Sociaal-Democraten; een
roode vaan in den mist!
Nadat het ministerie-Cort van der Lin
den was opgetreden, werd mr. Heemskerk
tot lid van den Raad van State benoemd;
tot 1918 had hij in dat college zitting en
toen trad hij voor de derde maal als mi
nister op en wel als minister van Justitie,
wat hij gebleven is tot 1925
Na zijn ministerschap werd hij weer door
de kiezers naar de Tweede Kamer afge
vaardigd, waarin hij altijd een van de
sprekers is geweest, die het meest de aan
dacht trokken.
Een specialist was mr. Heemskerk op het
gebied van het internationaal privaat
recht. Herhaalde malen werd hij benoemd
in commissies en tot lid van conferenties,
die de codificatie daarvan bedoelden. Twee
jaar geleden was hij president van de
Conferentie in Den Haag, op instigatie van
den Volkenbond saamgeroepen.
Het Onderwijs heeft steeds de bijzondere
belangstelling van den heer Heemskerk
gehad. Hij nam ijverig deel aan alle pogin
gen om de scholen met den bijbel in getal
uit te breiden en hun rechtspositie te ver
beteren. Aan de samenstelling van 't Unie
rapport had hij deel, zijn ministerie heeft
ook de geldelijke positie der bijzondere
scholen verbeterd..
Van de Vrije Universiteit was hij jaren
lang Curator.
De verdiensten van mr. Heemskerk von
den erkenning in zijn benoeming tot Com
mandeur in de orde van den Ned. Leeuw
en tot minister van Staat, na zijn aftreden
als departementshoofd. Verder was hij
drager van het Grootkruis van de orde van
Leopold van België; idem van het Legioen
van Eer van Frankrijk: ridder der tweede
klasse in de orde van den Rooden Adelaar
van Pruisen; drager van het Grootkruis
van de orde van San Triago van Portugal
en ridder derde klasse van de orde van de
IJzeren Kroon van Oostenrijk.
Naai' wij vernemen zal het stoffelijk
overschot van mr. Heemskerk Donderdag
a.s. op de Algemeene Begraafplaats te
's-Gravenhage ter aarde worden besteld.
DR. L. SIMONS. t
Stichter van de wereldbibliotheek.
Zaterdag is te 's-Gravenhage overleden
de heer L. Simons, stichter van de „We
reldbibliotheek".
Na zijn eindexamen H.B.S. bezocht Lion
Simons, die 1 Aug. 1862 te Den Haag werd
geboren, om zich te bekwamen tot ontwer
per op 't gebied van kunstnijverheid, ach
tereenvolgens de Kensington Art School te
Londen, de Teekenacademie in zijn geboor
testad en de Polytechnische School te
Delft. Al spoedig veranderde hij van koers
en begon de studie voor de acte Ned. Taai
en Letterkunde M.O., welke hij in 1884 ver
wierf. Van 1894'99 was hij deelgenoot in
een uitgeverszaak te Londen.
Na zijn terugkomst in ons land vestigde
hij zich te Amsterdam, redigeerde van
1899—1903 het weekblad „Hollandia" en
begon de „Studies in Volkskracht". Van
groote beteekenis zoowel voor hemzelf als
voor onze letteren, was de oprichting van
de „Maatschappij voor goede en goed-
koope lectuur", meer bekend als „Wereld
bibliotheek".
Sedert verschenen van de „Wereldbiblio
theek", de „Nederlandsche bibliotheek", de
„Blauwe Bibliotheek" en de „Tooneelbi-
bliotheek" in den loop der jaren een groot
aantal deelen.
Ook als publicist kreeg de heer Simons
een goeden naam.
Bijdragen van zijn hand verschenen in
„De Gids". „De Nieuwe Gids". „Vragen des
Tljds". „Leven en Werken", het „Maand
blad Bibliotheekwezen" en vooral in „De
Ploeg."
Afzonderlijk werden uitgegeven; „Am
sterdam in stukken en brokken", „Het
Roermondsche dialect, getoetst aan het
Oud-Saksisch en het Oud-Nederfrankisch'
„Besproken plaatsen", „George Meredith",
„Stambelangen". „De nood der gemeenten
en de middelen tot uitkomst", Studies over
Vondel's Gijsbreght" en over „Nationaal
Leven", „Sociologische studies". „Socialisa
tie op coöperatieven grondslag" en het
driedeelige werk „Ontwikkelingsgeschiede
nis van het Drama en het Tooneel."
Bovendien schreef hij een inleiding op
den bundel „Zelfkeur van moderne schrij
vers" en vertaalde „Beowulf, Angelsak
sisch Volksepos" in stafrijm en voorzag het
van aanteekeningen.
Bij het zilveren jubileum van de „We-
reldbiblioheek" werd den heer Simons de
zilveren medaille van de stad Amsterdam
toegekend.
Ter gelegenheid van het driehonderd
jarig bestaan der Amsterdamsche univer
siteit werd de heer Simons doctor honoris
causa in de letteren.
„HET RESIDENTIE-ORKEST".
In onze mededeeling betreffende „Het
Residentie-Orkest" in het seizoen 1932
1933 werd abusievelijk vermeld: Myra
Hess (zang). Dit moet natuurlijk zijn:
Myra Hess (piano).
De heer D. van Leeuwen.
Heden is het 40 jaar geleden dat de heer
D, van Leeuwen m dienst trad bij de N.V,
Varossiau en Cie, te Alphen.
Ongetwijfeld zal de jubilaris heden vele
blijken van belangstelling in ontvangst
nemen.
naar het Engeisch van WILLIAM LOCKE
door J. E. d. B. K.
19'
- Begrijp je dan niet, dat ik je van
middag kwijt wou zijn, antwoordde Co-
"oaa boos.
- Elke ezel kon dat begrijpen, hernam
Martin.
-Waarom ga je dan niet weg?
- Omdat ik je in het oog wil houden.
2e werd vuurrood en stond op. Heel
speel jij maar den spion, zoo veel als
Je writ, 't Kan me niets schelen,
tn met dramatisch rokkengezwaai ver-
'et ze hem. Maar daar dit al meer was
wgekomen, maakte het op Martin min-
tadruk. 't Werd wat eentoonig. Hij
«Machte heel wijs. Daar was iets gaande
Corinna; daar wilde hij zijn hoofd om
(Wedden. Ze had de eene of andere
«aasheid in den zin. Daar was geen twij-
aan. En daar hij haar eenige bescher-
was- moest hij de wacht houden. Hij
de wacht, gezeten in de vestiule van
hotel, met een kopje koffie en een
rjjret, terwijl hl] een Interessant gesprek
'*rde met Bigourdin over de germaan-
Jjacuituur en haar achteruitgang en
ï™1)1. hij, Martin, vertelde van een van
«weinige amusementen, die hij in Lon-
had bezocht, werd Corinna's raadsel-
'ÏÏ'S gedrag opeens verklaard,
meen stoffigen Two-seater (auto voor
hlf Personen), die met veel lawaai voor
w-hotel stil hield, sprong een stoffig
iwf-ensch met een rood gezicht en een
-4) zwart snorretje.
te» Mademoiselle Hastings in het ho-
1(15 toeg hij,
Ja, Monsieur, antwoordde Bigourdin.
Wilt u zoo goed zijn haar te laten
weten dat ik hier ben. Monsieur Camille
Fargot?
Monsieur Fargot? herhaalde Bi
gourdin.
Mademoiselle Hastings verwacht mij,
zei het jonge mensch.
Bien, monsieur, zei Bigourdin. En hij
verwijderde zich zooals zijn plicht van
hotelhouder hem voorschreef.
Martin, kalm neergedoken in zijn rieten
stoel, stak een nieuwe cigaret op en sloeg
Monsieur Camille Fargot kalmpjes gade.
Deze stond in de deuropening met zijn
rug naar de vestibule, boos te turen naar
zijn kleine auto.
Dus dat was de oplossing van Corin
na's raadsel. Met haar hoedje, waarop het
faizantenveertje, was ze hem gaan tele-
grafeeren. En te zijner eer was ze zoo keu
rig gekleed. En om ongestoord met hem te
kunnen praten had ze hem, Martin, naar
Eourdeilles willen sturen. Dit was nu de
beroemde student in de medicijnen, die
Corinna's hart veroverd had. Martin vond
hem een doodgewonen jongen student,
zooals hij er zoovele had gezien op Mar-
gitt's school. Hij had iets onbestemds en
knorrigs over zich, het soort man over
wien Corinna de scepter zou zwaaien en
die niets zou hebben in te brengen. Daar
hij vriendelijk van aard was, kreeg hij
medelijden met Camille Fargot. Hij voelde
de verzoeking over zich komen om naar
hem toe te gaan, een hand op zijn schou
der te leggen en te zeggen:
Als je een gelukkig huwelijk wenscht,
beste kerel, ga dan dadelijk naar Bordeaux
terug en trouw met een ander.
Doch Martin was nog altijd een beetje
beschroomd en hij had voor Corinna een
kameraadschappelijk gevoel. Als zij nu
dezen dood gewonen, stoffigen jongen
man als den vasten bodem voor haar ge
luk beschouwde, kon hij haar toch niet
een andere geluksbodem toeschuiven.
En toen hij de dwaasheid inzag van op
wacht te staan voor zoo'n onbeduidend ge
vaar als Monsieur Camille Fargot, student
in de medicijnen, en hij Corinna niet
wilde prikkelen door zijn tegenwoordig
heid, wanneer ze beneden kwam om haar
uitverkorene te ontmoeten, vroeg hij par
don aan het knorrig kijkende jongmensch,
die den uitgang versperde, schoof langs
hem heen en wandelde den weg op.
HOOFDSTUK VII.
Toen Martin een paar uur later in het
hotel terugkwam, bleek het hem, dat
Monsieur Camille Fargot vertrokken was
en dat Corinna zich in haar kamer had
opgesloten. Laat op den namiddag liet ze
weten, dat ze geen honger had en niet be
neden zou komen voor het diner. Ze wilde
Félise, die, ongerust, kwam zien wat haar
scheelde, niet binnen laten. Ze sloeg alle
aanbiedingen om haar op een blad een
lekker portietje boven te laten brengen,
kort aangebonden af. Groote geheimzin
nigheid omwaasde het bezoek van Ca
mille Fargot.
Van Bigourdin, die min of meer van
streek was, hoorde Martin, dat Corinna,
dadelijk nadat hij de vestibule verlaten
had. beneden was gekomen en Camille
Fargot had gelaten in de leeszaal. Een duf
hol, door de motten aangetast, waar han
delsreizigers somtijds hun brieven schre
ven. Daar bleven ze eenigen tijd, waarop
Monsieur Fargot (hij zag er wezenloos uit)
volgens Baptiste, die hem had zien ver
trekken, alleen naar buiten kwam, in zijn
auto sprong en wegraasde waarschijnlijk
naar Bordeaux. Even daarna waar Made
moiselle Corinna uit de kamer gekomen,
haar bekoorlijk hoofdje fier opgeheven
(volgens Baptiste) en was ze naar haar
kamer gegaan.
Dit waren de naakte feiten. Bigourdin
vertelde alles heel eenvoudig, om een ver
klaring te geven voor haar niet aan tafel
komen. Met fijnen tact vroeg hij niet aan
Martin welke verhouding er bestond tus-"
schen het jonge meisje en haar bezoeker.
En Martin lichtte hem ook niet in. Een
beoefenaarster van de Kunst, zooals Co
rinna, had natuurlijk vele vrienden. En
heel natuurlijk was het dat iemand, die in
de nabijheid was, haar eens opzocht. Dit
was de onuitgesproken overeenkomst tus-
schen Martin en Bigourdin. Maar ieder
van hen was zielsovertuigd, dat het be
zoek niet van hartelijken aard was ge
weest. Dien avond was Bigourdin opge
wekter in het Café de 1' Univers. Hij
speelde zijn partijtje tric-trac met Mon
sieur la Maire en won het schitterend. Om
hen heen zat het clubje te schelden op de
Duitschers, die den driejarigen dienst in
Frankrijk noodzakelijk hadden gemaakt.
Nadat Bigourdin zijn partijtje tric-trac
gewonnen had, wandelde hij met Martin
door de nauwe, stille straten en over de
bruggen naar huis.
Een bolle wind, die alree iets herfstach
tigs had, deed het oppervlak van het wa
ter rimpelen; aan den hemel schoven don
kere wolken aan de sterren voorbij. Hoog
op den steilen rotswand schitterden de
lichten van het Hotel des Grottes. Met
zijn hand in de duisternis wuivende, zei
Bigourdin
Wat is dat mooi!
Martin stemde toe en knoopte zijn
overjas dicht.
't Is voor mij alles zoo mooi, hervatte
Bigourdin, omdat het mijn eigen land is
Ik ben hier geboren en getogen, zooals
mijn voorouders voor mij. t Is een deel
van mij zeiven, zooals mijn armen en bee-
nen. Waarmede ik niet zeggen wil, dat ik
zelf mooi ben, zei hij lachend, met Fran-
sche geestigheid bespeurende waarheen
het logisch doorvoeren zijner woorden
hem brengen zou.
Maar u begrijpt mij.
Ja, zei Martin, ik kan het zoo'n
beetje begrijpen. Maar ik kan geen plekje
land mijn eigen noemen. Van geen enkel
land ben ik een zoon.
Périgord is zeer vruchtbaar en moe
derlijk. Het zal u aannemen, lachte Bi
gourdin.
Maar ik ben een Engelschman, her
vatte Martin, en Périgord zou alleen een
Franschman adopteeren.
Ik heb wel eens hooren zeggen en
ik geloof wel dat het waar is, hervatte
Bigourdin, dat iedere Engelsche kunste
naar twee vaderlanden heeft: zijn eigen
land en Frankrijk. En het zijn de kunste
naars, die uitdrukking geven aan de volks
ziel en niet de professoren aan de hooge-
scholen of de filozofen, en alle echte man
nen hebben iets van den kunstenaar in
zich, iets dat openstaat voor artistieke ge
voelens en aandoeningen ik weet niet
of ik mij duidelijk uitdruk. Monsieur Mar
tin maar u moet toegeven, dat alle
inspiratie, die u in Engeland van buiten
af bij uw kunst en litteratuur krijgt, van
latijnschen oorsprong is. Ik zeg; van buiten
af, want u put natuurlijk ook dit eigen
bronnen, maar voor bijna een heele gene
ratie is de fijne Engelsche geest, met al
haar teergevoeligheid, fijnheid en men-
schelijkheid ten nauwste verwant aan de
fijne Fransche geest Is dat waar of niet?
Ik zou haast vergeten te vertellen,
zei Bigourdin tegen Martin, toen hij hem
goeden nacht wenschte, dat al wat ik zeide
was om u te overtuigen, dat zoo ge een
pleegmoeder noodig hebt, .Périgord u koes
teren zal aan het hart.
Ik zal er aan denken, zei Martin
met een glimlach.
Hij dacht er, te bed liggend, nog vijf
minuten aan en viel toen in diepen slaap.
Den volgenden morgen werd hij gewekt
door hard gebons op zijn kamerdeur. Over
tuigd van het een of ander onheil sprong
hij zijn bed en opende de deur. Op den
drempel stond de forsche figuur van For-
tinbras.
.(Wordt vervalfiUL