73ste Jaargang
Donderdag 17 Maart 1932
No. 12
DE NIEUWE BUREN
MORGENRITJE.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk VII.
De Oplossing van het Raadsel.
Terwijl Jaap en zijn zusjes het grootste
cdeelte van den dag op ..Boschlust" door
brachten, zat Hans met een knorrig ge
zicht aan zijn teekening te werken. Zoo
prettig als hij aan de eerste gearbeid had,
zoo onplezierig ging het nu: het wilde
heelemaal niet vlotten. En toen Hans tegen
het middageten eindelijk met een kwaad
gezicht zijn teekening weglegde, was hij
Uesbehalve tevreden over zijn werk.
De anderen vroegen hem er maar niet
naar. Ze zagen wel, dat zijn booze bui nog
niet overgedreven was. Wat een pech ookl
Zijn teekening voor den wedstrijd, waar
aan hij zoo menig vrij uur opgeofferd bad.
op eens geheel bedorven! Begin dan maar
eens met nieuwen moed van voren
af aan'
Na tafel stelde Moeder een flinke wan
deling voor. Allen waren er voor te vinden,
alleen Hans mompelde iets van „geen zin".
Maar Moeder die natuurlijk van alles op
de hoogte was deed of zij 't niet merkte,
maakte Hans onderweg op allerlei planten
en dieren opmerkzaam en. zag weldra,
dat haar mediciin hielp Hans fleurde weer
heelemaal op! 'tWas net, of er iets akeligs,
dat hem den heelen dag gehinderd had en
dat zich tusschen de anderen en hem ge
plaatst had, langzamerhand verdween.
Voor hij dien avond naar bed ging. keek
hij nog' een oogenblik naar de teekening,
die hij in zijn kastje opgeborgen had. Even
kwam er weer een norsche trek op zijn ge
zicht, maar.als wilde hij niet aan zijn
boosheid toegevendeed hij haastig de
deur van zijn kastje weer dicht.
Toen de jongens een uurtje in bed lagen
til Vader in de huiskamer, die vlak onder
de jongenskamer was. rustig zijn krant
zat te lezen, terwijl Moeder de laatste hand
legde aan een verstelde meisjesjurk,
schrikten beiden plotseling op door een
harden slag boven hun hoofd. Wat kon
dat zijn? Zou één van de jongens soms uit
bed gerold zijn? Jaap was altijd heel rustig
in zijn slaap, maar Hans was een echte
woelwater en kwam een enkelen keer in
zijn droomen wel eens zijn bed uit.
Vader liep behoedzaam naar boven om
de anderen niet wakker te maken en
Moeder volgde hem.
Nauwelijks had Vader 't electrisch licht
opgeknipt, of zij zagenHans, die op
bloote voeten voor zijn geopend kastje
stond! Op weg daarheen had hij een stoel
omgegooid. Dat was natuurlijk de slag
geweest!
Zijn ouders behoefden niet lang te gis
sen, wat hij uit het kastje nemen wilde.
Reeds had Hans zijn teekening in de hand,
scheen haar aandachtig te bekijken en
rits, daar ging zij doormidden! Hans
scheurde haar niet in twee, maar in een
massa stukken, die allen op den grond
dwarrelden en daar bleven liggen.
In zijn droom had Hans zijn eigen tee
kening verscheurd!
Vader en Moeder, die het geheimzinnige
geval met de eerste teekening al evenmin
hadden kunnen verklaren als de jeugd,
begrepen nu, dat Hans zelf de schuldige
geweest was, al had hij dit dan ook in zijn
slaap gedaan.
Met een paar vriendelijke woorden ge
lukte het Moeder den nog altijd slapen-
den jongen weer in bed te krijgen. Zij
dekte hem toe, terwijl Vader zorgvuldig
de snippers opraapte, zoodat er niet ééntje
liggen bleef en ze Hans dus niet, als hij
wakker werd, tot vertwijfeling konden
brengen.
Jaap scheen van het heel voorval niets
te merken en sliep rustig door.
Toen Hans den volgenden morgen de
oogen open deed. was Moeder juist bezig
het gordijn op te trekken. Jaap was al
goed wakker, maar Hans wreef zich nog
slaperig de oogen uit. Moeder wachtte dus
even, tot ook hij helder wakker was en
vroeg:
..Lekker geslapen, Hans?"
„Dat wel, maar mijn bol is zoo zwaar!"
luidde het antwoord.
„Geen wonder!" zei Moeder nu, „want Je
hebt. flink gedroomd!"
„Hoe weet u dat. Moeder?" vroeg Hans.
„Wel, je kwam je bed uit, toen Vader en
ik nog beneden zaten."
„V/eet ik niks van!"
„Maar wij wel!" -
„En wat deed ik dan?"
„Dat wilde ik je nu juist eens vertellen!
Toen wij boven kwamen, stond je, na een
stoel omgegooid te hebben, vóór ie kastje."
„Voor mijn kastje? Wat deed ik daar?"
„Je nam je teekening in de hand.
„Waar ik gisteren den heelen dag mee
bezig geweest ben?"
„Juist!"
„Ging ik dan teekenen, Moeder?" vroeg
Hans. heimelijk hopend, dat hij het er in
zijn slaaD beter afgebracht had dan wa
kende overdag.
„Nee. je ging niet teekenen!" antwoord
de Moeder, „maar je hebt je werk in ontel
baar veel snippers verscheurd."
„W-wat bedoelt u, Moeder?"
„Precies wat ik zeg, jongen!"
Hans had moeite om het te gelooven. Als
't Moeder niet was. die 'tzei
Moeder, die even de kamer uitgegaan
was, kwam nu met een doosje in de hand
terug.
Gretig bekeek Hans den inhoud. Ja. dit
waren de snippers van zijn teekening.
Maar hoe kwamen die daar?
Vlug sprong hij ziin bed uit, liep naar
het kastje, maakte het open en zag. dat
zijn laatste teekening daaruit verdwenen
was. De eerste, die bijna doormidden ge
scheurd was, lag een plank hooger.
Hans kon zijn eigen oogen nauwelijks
gelooven, keek hoogst verwonderd van
Moeder naar de snippers, van de snippers
naar het kastje en van het kastje naar
Jaap.
Dat had hij, Hans. dus zelf gedaan?!
Niet mogelijk en toch was het zoo!
„Maar dan hek ik de eerste teekening
ook doormidden gescheurd!" riep hij ein
delijk uit.
„Ja, natuurlijk!" luidde Moeders oordeel.
„Jammer, dat ik dan vannacht de eerste
teekening niet verder verscheurd en de
tweede met rust gelaten heb!" vond Hans.
„Dat kan ik zoo jammer niet vinden!"
zei Moeder.
„Waarom niet, Moeder?" vroeg Hans
verbaasd.
„Wel, je was immers heelemaal niet te
vreden over je tweede teekening!"
„Nee, dat is zoo!" gaf Hans toe. „Maar
nu heb ik weer niets! Wat zou ik doen: den
heelen wedstrijd opgeven of
„Een derde teekening maken, die je mij
's avonds toevertrouwt!" maakte Moeder
den zin af.
Zoo heel veel voelde Hans niet voor dit
plan, maar Moeder wist raad en zei:
„Nu neem je eerst drie dagen „vacantie".
Je mag daarin geen lijntje op papier zetten
en dan begin je Maandag aan je nieuwe
teekening."
Die oplossing vond Hans nog zoo ver
keerd niet.
Aan het ontbijt hoorden de zusjes ook
van het geheimzinnige geval. Allen waren
blij, dat het nu opgehelderd was en Hana
zelf de schuldige bleek te zijn.
En toen de nieuwe week aanbrak, begon
Hans vol moed aan zijn nieuwe teekening.
Hij werkte ijverig en de teekening viel naar
zijn zin uit.
Geen enkelen avond had hij vergeten
haar aan Moeder te geven en er kwam
geen scheurtje in.
„Alle goede dingen zijn drie, Hans!" zei
Moeder lachend, toen de teekening af en
veilig door haar opgeborgen was, tot de
school weer begon.
(Wordt vervolgd)
('Nadruk verboden).
's Morgens, als de bel rinkinkolt
van Piet-Jan het melkkarpaard,
vliegen allen van hun stoelen,
hollen weg met groote vaart.
Daantje, Henkie en Marietje,
Gerrit, Joop, zelfs groote Lien,
allen rennen ze naar buiten!
zoo iets heb ie nooit gezien.
Langzaam stappend komt hij "nader,
rinkelbellend, doodbedaard,
en van alle kanten klinkt het:
„dag Piet-Jantot 't bruine paard.
Want ook uit de burenhekjes
loopen kind'ren, groot en klein;
ieder wil bii die begroeting
vast wel d'allereerste zijn!
Maar Piet-Jan z*n baas is eerlijk
en geeft iedereen een beurt,
't helpt niet. of je om een riljo
bii hem bedelt of zelfs zeurt.
Twee aan twee neemt hij de kind'ren
op zijn tocht mee door de buurt.
rinkinkinkel, stappe stappe
't fijnst is 't, als je zelf eens stuurt.
Tot besluit wordt er een klontje
opgediept uit iurk of pak.
en Piet-Jan steekt heel vertrouw'lijk
dan zijn neus zelfs in je zak!
HERMANNA.
(Nadruk verboden).