THEA'S STRIJD.
KLEIN JETJE EN DE ZON.
„Thea", riep mevrouw van der Hoeven,
terwijl ze onder aan de trap stond, tot
haar dochtertje, „Thea, kom eens gauw
beneden".
„Ja moeder, ik kom", klonk er een stem
van boven.
„Vlug een beetje, hoor kind," voegde
mevrouw er nog aan toe.
Toen ging ze weer naar binnen en wel
dra zat ze weer achter de naaimachine,
die ze lustig liet snorren, 't Was een jurk
die mevrouw van der Hoeven onderhanden
had, een jurk voor haar dochtertje Thea.
Ze had zoo pas echter gezien, dat ze nog
wat garneering te kort kwam. Dat viel
haar tegen, want zoo graag had ze de
jurk voor het eten nog afgemaakt. Geluk
kig viel haar in dat Thea boven zat.
't Was Woensdag, ze behoefde niet naar
school, dus kon ze best even voor haar
eigen jurk nog wat garneering halen. Toen
moeder het lapje en de garneering gekocht
had, was ze mee geweest, dus wist ze heel
goed waar ze zijn moest. Als ze nu maai
een beetje gauw beneden kwam.
Thea, het veertienjarig dochtertje van
mevrouw van der Hoeven, hield dolveel
van lezen. Op zichzelf kan dat natuurlijk
geen kwaad. Maar op Thea had het toch
een verkeerde uitwerking. Als ze eenmaal
in een boek verdiept was, kon ze er bijna
niet mee ophouden voor het uit was. Al
dikwijls was het gebeurd, dat wanneer ze
aan het lezen was, ze vader of moeder
maar liet roepen. Natuurlijk lieten Thea's
ouders haar maar niet begaan in die ver
keerde gewoonte. Herhaaldelijk was Thea
reeds op haar fout gewezen. Dan beloofde
ze wel beterschap en soms ging het dan
ook een klein poosje weer goed, maar toch
telkens viel Thea in haar oude fout terug.
Haar gewone verontschuldiging was:
„Ik kan het toch niet helpen, dat ik
zooveel van lezen houd?"
Moeder bracht haar dan wel onder het
oog, dat veel van lezen houden geen kwaad
was, maar wel, wanneer men bleef lezen
als er andere dingen gedaan moesten wor
den, of als vader of moeder riep. Doch tot
nu toe had Thea haar fout nog niet over
wonnen. Ook dezen middag scheen het
weer verkeerd te zullen gaan.
Moeder was al driemaal van haar naai
werk opgestaan om Thea te roepen. Tel
kens gaf het meisje antwoord, maar
komen deed ze niet.
Plotseling liet moeder voor de vierde
maal haar naaimachine rusten. Ze stond
echter nog niet op om Thea weer te gaan
reepen. Eerst luisterde ze ingespannen of
ze boven al eenige beweging hoorde. Maar
alles bleef stil. Toen schoof moeder de
naaimachine opzij en, met de hand onder
het hoofd, verzonk ze in diepe gedachten.
Natuurlijk dacht ze over Thea. Dat de jurk
niet afkwam was minder, maar hoe moest
ze het toch aanleggen om Thea van haar
verkeerde gewoonte af te helpen? Dit zag
moeder duidelijk in: als Thea er nu niet
in slaagde die slechte eigenschap te over
winnen, dan zou het haar later veel leed
kunnen berokkenen. En dan, Thea diende
toch ook gestraft te worden, dat ze zóó
weinig acht sloeg op vaders of moeders
woord. Eigenlijk hadden vader en moeder
al veel te lang geduld met haar gehad
Vastberaden stond moeder op. Ze ging
naar boven en opende de deur van Thea's
kamertje. Ja 't was juist zooals moeder
gevreesd had. Thea zat weer te lezen en
zóó verdiept was het meisje in haar lec
tuur, dat ze niet eens hoorde dat moeder
binnenkwam.
„Thea", zei mevrouw van der Hoeven
El reng, „Thea
Verschrikt sprong het meisje op.
„Hè moeder, ik hQb u heelemaal niet
boven hooren komen, lachte ze, maar ont
steld hield ze op. toen ze zag hoe boos
moeder haar aankeek.
„Nee Thea. dat merk ik" zei moeder
rustig. „Maar heb je mij misschien ook
niet tot driemaal toe hooren roepen? Je
hebt toch wel antwoord gegeven?"
„Ja moeder." fluisterde Thea, met neer
geslagen oogen. Ze waagde het niet moe
der aan te zien, want zóó boos als nu,
had ze moeder nog nooit gezien.
„Waarom kom je dan niet naar bene
den?", ging moeder voort. „Vind je het
soms niet noodig te doen wat je moeder
zegt?"
In plaats van antwoord, kwam Thea's
gewone verontschuldiging:
„Ik kan het toch niet helpen dat ik
zooveel van lezen houd?"
„Dit is geen antwoord op mijn vraag
kind," zei moeder weer. 'k Heb je al vaak
De zon had zich verslapen,
Bleef vrees'lijk lang in bed.
't Was aak'lig regenweertje
De lucht ziet grauw! zei Jet.
Klein Jetje werd humeurig,
Verveelde zich geducht,
Stond vóór het raam te mopp'ren,
Keek heel boos naar de lucht.
Zelfs waterlanders kwamen
„Vanzelf heusch" in haar oog.
Kon ze dan nooit naar buiten?
Werd het dan nog niet droog?
Het ging met haar zooals het
Met stoute kind'ren gaat,
En eind'lljk werd Jet's Moeder
Op 't pruilend meisje kwaad.
Ze zei: Foei, lastig Jetje,
Wat brom je toch op 't weer!
Ik wil dat dom gemopper
Niet langer hooren meer.
Ga liever maar wat spelen.
't Is buiten al zoo nat!
Je tranen maken 't werk'Hjk
Niet droger. Dacht je dat?
(Nadruk verboden).
Jet moest nu even lachen
Tusschen haar tranen door
En ging een toren bouwen.
Het was juist weer ervoor!
En weldra was ons Jetje
Geheel verdiept in 't spel.
Moes knikt' eens even vriend'!
Ja, ja, zij zag het wel!
De zon brak door de wolken,
In huis was 't zonneschijn.
Juist als het buiten regent,
Moet 't binnen vroolijk zijn! I
Klein Jetje lacht' op éénmaal
Zoo hard, dat zelfs de Zon
Zich langer niet 'verslapen
Of zich verstoppen kon.
Zij moest eens even kijken:
Wie had daar toch zoo'n pret|
Ze gluurden door de wolken
Enlachte tegen Jet.
Nu waren beiden vroolijk:
Klein Jetje en de Zon.
Hoe dat toch zoo op éénmaal
Geheel verand'ren kon?!
CARLA HO
gezegd dat je gerust lezen mag als je er
maar geen plichten om verzuimd. En dat
doe je, dat doe je telkens weer. Jij hebt al
zoo dikwijls getoond, dat je het niet noo
dig vindt om te komen als je vader of
moeder je roept, dat ik je dit nu eens
goed wil leeren. Leg je boek neer en ga
met met mee."
Sprakeloos deed Thea wat haar gezegd
werd en werktuigelijk liep ze achter moe
der de zoldertrap op. En telkens weer
dacht ze:
„Wat is moeder boos. Zoo heb ik haar
nog nooit gezien.
Toen ze boven waren gekomen, opende
mevrouw Van der Hoeven de deur van een
kleine, kale kamer. Er stond niets anders
in dan een paar manden, de mangel, een
vouwtafel en een stoel, 't Was de mangel
kamer waar mevrouw Van der Hoeven
altijd de wasch opmaakte.
„Ziezoo Thea", zei moeder nog altijd
even streng, „nu kun jij hier vanmiddag
eens over Je gedrag blijven nadenken, 'k
Heb je hier gebracht, omdat ik er zeker
van ben. dat hier geen enkel boek is. Had
ik je op je kamertje gelaten, dan was je
toch weer aan het lezen gegaan, 'k Zal je
ook nog even zeggen, waarvoor ik je ge
roepen heb. Je weet. dat ik je mooie jurk
aan het naaien ben. Daar kwam ik nog
wat garneering voor te kort. Ede wilde ik
jou laten halen, en dan had ik vanmid
dag je jurk nog afgekregen. Nu berg ik
voorloopig Je jurk maar weg en zal wel
eens zien, wanneer ik die afmaak. En dan
dit nog: in geen maand mag je een boek
aanraken, behalve je schoolboeken. Heb je
mij begrepen?"
..Ja moeder," fluisterde Thea weerl
Toen ging moeder de kamer uit en
de deur achter zich.
Thea bleef alleen
Zoodra moeder de kamer verlaten
liet ze zich op den eenigen stoel
vallen.
Met de ellebogen onder het hoofd, z
Stil voor zich uit te staren.
„Wat was moeder boos, o wat was i
der boos", dacht ze telkens weer.
Eerst wou ze zelf ook boos worden,
flauw van moeder, om haar hier o
sluiten juist zooals vroeger, toen ze
een klein meisje was. Maar toen begoi
er over te denken waarom moeder
eigenlijk hier had gebracht. O, ze wist
wel, want moeder had het daarstraks
gezegd: Omdat ze op haar eigen kam
toch weer aan het lezen zou gegaan i
Toen sloeg de schrik haar om het
Gaf ze dan zóó weinig om moeders d
den, dat ze weer gerust zou zijn e
lezen, ook al had ze zoo'n ernstig sis'
gehad?
Ze boog 't hoofd. Ja moeder had g<
Stellig zou ze weer zijn gaan lezen ai
beneden was gebleven. Ze dacht ookti
aan vroegere gevallen. Want 't was
daag niet voor de eerste keer geweest
ze zoo tot het uiterste was blijven le
Wat hadden vader en moeder dan toe!
tijd veel geduld met haar gehad! O»
ze hadden haar wel vermaand, en haai
het verkeerde van haar gedrag gew0
maar daar was het bij gebleven. Ges#
zooals nu, hadden ze haar nog nooit,'
wijl ze het toch al dikwijls verdiend o