Exploitatie van iet overheidssteun gebouwde woningen DE ONTWAPENINGSCONFERENTIE 72* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 22 Februari 1932 Derde Blad No. 22063 RAPPORT DER COMMISSIE VLIEGEN FEUILLETON. Scherpzinnige Naspeurder X -jans is verschenen het rapport van de de ministers van Financiën en van jd Handel en Nijverheid ingestelde lezer dagen met dankbetuiging weder inden commissie, aan welke was op- ,gen een onderzoek van de vraag, moeilijkheden zich voordoen bij de iitatie van de met financieelen steun jet Rijk en de gemeente gebouwde gen, welke maatregelen van over- mge tergemoetkoming aan die Sjjjkheden zouden kunnen worden |men en welke gevolgen die maat- len voor de geldmiddelen van het en de gemeenten zouden hebben. dit rapport wordt het volgende _nd: de eerste plaats acht de Commissie joodzakehjk, dat de huurbepaling al deze woningen berust op één al- ■n geldenden grondslag en dat aan dit opzicht bestaande onderlinge ihillen een einde wordt gemaakt. Dat 'ggen, dat aan de huurbepaling voor ■oningen één algemeen geldend be ten grondslag zal liggen, ie grondslag moet gevonden worden objectieve huurwaarde der woningen sis voor de bepaling hiervan dient inomen te worden de reproductie- id. i. de huur, die gelijk is aan de litatiekosten der woning, wanneer zij (er bijdragen onder de huidige, als laai te aanvaarden, omstandigheden ^ebouwd), met dien verstande even dat de huurprijs niet geheel wordt laakt van de beweging der markt in en dat met bijzondere omstandig- wordt rekening gehouden, irbij zij evenwel nadrukkelijk opge- ;t, dat de huurprijs der woningwet- gen niet op elke schommeling van atselijke markt mogen reageeren en jen opwaartsche beweging hiervan jts mag worden gevolgd, wanneer jenomen kan worden, dat men niet len heeft met een stijging van tij- ien aard. In geen geval mag een lelijk tekort aan woningen aanlei- zijn. dat de huren van woningwet- gen worden opgevoerd. Integen- juist in een periode van woning- ik. wanneer in den regel de neiging at tot huuropdrijving. dient van de iteun ingevolge de woningwet ge le woningen in dit opzicht een rem it invloed uit te gaan. het vorenstaande vloeit voorts dat ramissie, ook bij de huurbepaling rde in goedkoopen tijd gebouwde wo- wil uitgaan van de reproductie- Echter dient bij de beoordeeling 1 huurwaarde dezer woningen in het worden gehouden, dat ze dikwijls, irief betreft, bij de later gebouwde jen ten achter staan. [einde dit standpunt in de practijk men toepassen, dienen de huren van iet Rijkssteun ingevolge de Woning- febouwde woningen hieraan te wor- letoetst. ligt voor de hand. dat het betrok- lepartement daarbij te werk gaat in met de gemeentebesturen en via met de betrokken corporaties, met itneming van de aangegeven richt- vorden dan de huren opnieuw vast- M. hetzij dat zij worden gehandhaafd iet oude bedrag, hetzij dat zij hooger iger worden gesteld. Deze vaststelling te geschieden in overleg tusschen ring, betrokken gemeentebestuur en iver het vereenigingswoningen be- corporatie. ihten deze drie instanties niet tot «stemming komen dan dient het iel te worden ingewonnen van een tal voor dit doel door de Regeering stellen Commissie, die haar advies de Regeerhig uitbrengt. De ehidbe- blijft in handen van de Regeering. de toetsing der ljuren dient ge paard te gaan een toetsing der exploi- tatieuitgaven, opdat deze tegelijk met de huren opnieuw worden vastgesteld en daarmede definitiel wordt bepaald de om vang van het exploitatietekort, respectie velijk overschot. Hierbij kan dezelfde werkwijze worden toegepast als met be trekking tot de huren werd aangegeven. Naar de meening der Commissie dient gestreefd te worden naar de uniformiteit in de rentetypes der Rijksvoorschotten. In verband hiermede acht zij een herziening van de rente van alle voorschotten, welke van Rijkswege zijn verstrekt voor de vóór of tijdens de oorlogscrisis tot stand geko men woningen of gekochten grond ge- wenscht. De nieuwe rente zal voor al deze voorschotten dezeltde moeten zijn en ge lijk gesteld worden aan de rente, die het Rijk geacht kan worden voor de kapi talen, waaruit deze voorschotten zijn ge put, gemiddeld zelf te hebben betaald. Naar de Commissie daarbij aanneemt, zal deze herziening plaats vinden na conver sie der in 1922 aangegane 6°/» staatsle ningen. 9 In de gevallen, waarin gemeenten zijn overgegaan tot algeheele aflossing van 't Rijksvoorschot zal bij de definitieve vast stelling van de exploitatie-uitgaven de rente m aanmerking worden genomen, welke voor de in plaats van het Rijks voorschot getreden leening wordt betaald, tenzij deze hooger is dan de uniforme rente der Rijksvoorschotten. In dat laat ste geval wordt deze uniforme rente aan gehouden. Nadat de huren en exploitatie-uitgaven opnieuw zijn vastgesteld en eventueel herzien, wordt de grootte van het jaar- lijksche exploitatie tekort bepaald. Het geheele aldus vastgestelde tekort dient voortaan door Rijk en gemeenten te worden gedragen in de verhouding, die bij de toekenning der bijdrage was be paald. Dit wil dus zeggen, dat als regel 75n/o van het tekort ten laste komt van het Rijk en 25°/» ten laste van de betrok ken gemeente. De Commissie wenscht het aandeel van het Rijk in het exploitatie tekort niet meer beperkt te zien tot het bedrag, hetwelk bij de toekenning der bij dragen als maximum werd genoemd. In de gevallen, waarin het tekort achteraf is gebleken grooter te zijn dan bij de toe kenning der bijdrage werd voorzien, zon der dat dit kan worden geweten aan ver keerde handelingen, verkeerd beleid of nalatigheid van de zijde der betrokken gemeente of vereeniging. is het niet meer dan billijk te achten, dat het Rijk naar evenredigheid daarin bijdraagt. De vraag rijst of het Rijk niet ook als nog behoort te participeeren in de tot dusverre geleden extra exploitatieverlie zen. Hiervoor ware ongetwijfeld uit bil- iijkheidsoogpunt veel te zeggen. De Com missie heeft niettemin gemeend geen daartoe strekkend voorstel te moeten doen. omdat tegen de verwezenlijking van dit denkbeeld overwegende practische be zwaren bestaan. In de gevallen waarin dit zonder be zwaar kan geschieden, wil de Commissie de jaarlijksche bijdragen afschaffen en vervangen door een z.g. afschrijving van het door de oorlogscrisis veroorzaakte ex ploitatieverlies. Het af te schrijven be drag zal in alle gevallen gelijk zijn aan het gekapitaliseerde exploitatie-verlies, hetwelk de woningen opleveren, wanneer de huur gelijk is aan de reproductiehuur. In verreweg de meeste gevallen, waarin de afschrijving moet plaats vinden, is een Rijksvoorschot voor het bouwkapitaal dei- woningen loopende. In die gevallen ligt het voor de hand, dat de afschrijving plaats vindt in dezen vorm, dat het Rijk het schuldrestant van dit voorschot ver mindert met het bedrag der afschrijving. De betrokken gemeente betaalt aan het Rijk dat deel van het afgeschreven be drag (als regel 25°/oJ hetwelk voor haar rekening komt. In gevallen, waarin het Rijksvoorschot is geconverteerd, zal de af schrijving in dezen vorm plaats moeten vinden, dat het Rijk aan de betrokken gemeente, subsidair (d.w.z. ingeval de conversieleening door een corporatie rechtstreeks is aangegaan) woningcorpo ratie uitbetaalt zijn aandeel in het af te schrijven bedrag, met verplichting dit, met het aandeel der gemeente, aan te wenden tot extra-aflossing van het bouw kapitaal. Voor een zeer groot deel der tijdens de oorlogscrisis gebouwde woningen, de normale gevallen, beteekent de afschrij ving een finale afrekening met de door deze crisis veroorzaakte financleele moei lijkheden. Ten aanzien van het overige deel. dezer woningen de niet-normale ge vallen, heeft zij tot resultaat, dat althans dat deel der exploitatieveriezen, hetwelk aanwijsbaar van de crisis het rechtstreek- sche gevolg is, wordt weggewerkt. In de niet normale gevallen blijft na de afschrijving nog een beperkt tekort over ten beloope van het verschil tus schen reproductiehuur en wekelijksche huur. De dekking van dit tekort, hetwelk wel geacht kan worden min of meer uit de oorlogscrsis te zijn voortgevloeid, maar dat toch niet zonder meer als een on herroepelijk crisisverlies is te beschou wen. kan plaats vinden door ten aanzien hiervan de bestaande bijdragenregeling te combineeren. Mocht te eeniger tijd en zoodanige verandering in den toestand intreden, dat ook in deze gevallen de reproductiehuur kan worden bereikt, dan kan deze bijdrage vervallen. Enkele leden der commissie gaven de voorkeur aan een andere wijze van dek king der exploitatie-tekorten dan hier boven is aangegeven, n.l. in den vorm van z.g. gefixeerde bijdragen. Het ligt voor de hand in het stelsel der saneering ook te betrekken de exploitatie-overschotten der vóór den oorlog of in de eerste oorlogs jaren gebouwde woningen, voorzoover deze inderdaad het gevolg zijn van de oorlogscrisis. De commissie acht dit bereikbaar door tegelijk met de afschrijving van het cri sisverlies een bijschrijving van het cri- sisvoordee! te doen plaats vinden. Deze bijschrijving za) voor de betrokken ge meenten en corporaties bij de wet ver plichtend moeten worden voorgeschreven. Het bij te schrijven bedrag zal gelijk zijn aan liet gekapitaliseerde exploitatie overschot. hetwelk de woningen blijken op te leveren, nadat de huur en de ex ploitatie-uitgaven op de aangegeven wijze opnieuw zijn vastgesteld. Voor het geval deze huur hooger mocht zijn dan de reproductiehuur. wordt bij de vaststelling van het exploitatie-overschot van repro ductiehuur uitgegaan. De Commissie is van oordeel, dat de opbrengst der bijschrijving aan Rijk en betrokken gemeenten ten goede dient te komen, doch acht het billijk, dat een deel ervan, te stellen op 20" n, in 't bezit blijft van de betrokken corporaties. Het res- teerende deel dient naar evenredigheid, d. w. z. in dezelfde verhouding, waarin het crisisverlies wordt gedragen, ten goede te komen aan Rijk en betrokken gemeenten. Ten slotte wordt übg een tweetal maat regelen in overweging gegeven ten op zichte van vraagpunten, die niet onmid dellijk met de oorlogscrisis verband hou den. De eerste betreft de vervaldata van de annuïteiten. Ook al zullen door de sterke inkrimping der bijdragenverleening de grootste moeilijkheden in dit opzicht vanzelf verdwijnen, toch blijft het een administratief bezwaar, dat elk Rijks- voorschot een eigen vervaldag heeft. Geen bezwaar kan er evenwel bestaan tegen het vaststellen van één verval datum voor alle complexen van één ver eeniging. in niet te groote gemeenten zelfs voor alle voorschotten in de ge meente. De woningbouwvereenigingen zullen daartoe, ten einde den datum, waarop het boekjaar eindigt, te doen sa menvallen met den vervaldatum der annuïteit, het boekjaar zoo noodig moe ten wijzigen. Voorts acht de Commissie 't gewensclit dat de in 1919 ten aanzien van nieuwe voorschotten ingetrokken voorwaarde, op Zijn de Duitsche voorstellen onvereenigbaar met de Fransche? GENÈVE, 18 Febr. 1932. Hel is goed, dat de heer Nadolny van daag door de indiening van de Duitsche voorstellen ons weer eens heeft wakker geschud uit het al te gemakkelijke op timisme, waarin wij hier langzamerhand dcor alle, dag in, dag uit, de conferentie tcestroomende welwillendheidsbeiui ,i g?-n gekomen waren. Nadolny heeft ons weder doen beseffen, welk een enorme moeilijk heden nog zullen moeten overwonnen wor den, alleen reeds om een grondslag voor verdere besprekingen tusschen Frankrijk en zijn aanhangers eenerzijds en Duitschland en zijn volgelingen anderzijds te kunnen vinden. Wanneer men zich eenigszins rekenschap geeft van de meeningsverschü- len, die daarna dan nog voor den dag zullen komen, wanneer het erom gaat, om een principieele overeenstemming in bijzonderheden uit te werken en tot de vaststelling van concrete bewapenings- ciifers te komen, zal men besef Ton, dat het nog veel te vroeg is, om een ook maar eenigermate juichend geluid aan te slaan, ook al is gelukkig, en terecht, het overgroote pessimisme en scepticisme, dat men bij den aanvang der conferentie bij vrijwel alle delegaties kon aantreffen, eenigszins verdwenen. Graaf Apponyi, de wijze en grijze Hongaarsche staatsman, gaf nog gisteren aan een mijner Hon gaarsche collega's een treffende kenschet sing van den tegenwoordigen toesAand: „er bestaat inderdaad reden, om minder pessi mistisch te zijn, hetgeen echter nog met zeggen wil, dal men het recht heeft reeds met optimisme den verderen loop der gebeurtenissen tegemoet te zien" Nadolny's rede en de inhoud der door hem ingediende Duitsche voorstellen zijn inderdaad wel geschikt, om den optimisten een waarschuwing te zijn. Niet alleen be vatten deze voorstellen een herhaling van al hetgeen graaf Bernstorff reeds in de jaren 1926—1930 in de voorbereidings commissie—Loudon voortdurend beeft voor gesteld en even voortdurend door de Fransche en andere delegaties voor on aannemelijk is verklaard, doch Nadolny is cp enkele punten z?lfs nog verder gegaan. Zoo verlangen de Djitsche voorstellen b.v. de slooping van alle vestingwerken, die door hun ligging in de nabijheid der grenzen een bedreiging voor het naburige land zouden kunnen zijn, een verlangen dat natuurlijk tegen de nieuwe Fransche fortificaties gericht is. Men zal echter, bij alle besef van de diepe, zeer breede klove, die nog tusschen de Fransche en Duitsche opvattingen be staat, zich niet mogen laten ontmoedigen en niet moeten over het hoofd zien, dat grond waarvan de exploitatierekeningen van gemeentewoningen werden belast met een bedrag wegens kapitaalvorming, ook voor de vóór dien tijd gebouwde com plexen komt te vervallen, en dat het verlies pan de betrokken gemeente wordt vergoed. De Commissie knoopt hieraan vast de opmerking, dat het niet onbillijk kan worden geacht, dat het Rijk, tegenover de offers welke het thans brengt in ver band met de tekorten op de woningvoor ziening ingevolge de woningwet, tezijner- tijd ook deelt in de residu-waarde, die de vereenigingswoningen bezitten, wanneer na 50 jaar de bouwkosten ten volle zijn afgeschreven voor een eventueele regeling hieromtrent is het thans, nu wij staan voor een algemeene herziening van het geldende bijdragenstelsel en een defini tieve regeling der tekorten, het aange wezen tijdstip. In verband hiermede wijst de Commissie op de wenschelijkheid. dat de Regeering, indien zij prijs stelt op een regeling ten aanzien van de residu waarde, deze zal verbinden aan de defi nitieve regeling der tekorten. wij nog pas in het stadium der eerste* besprekingen zijn, waarbij nu eenmaal on- vermijdelijkerwijze door beide partijen overvraagd wordt. Zoo zal die vraag naar de slooping der Fransche vestingwerken wel voornamelijk hierom in het Duitsche program zijn opgenomen, opdat de Duit- schers later des te gemakkelijker door in trekking van ditw programmapunt een „cbnsessie" kunnen doen! Tot een andere concessie hebben de Duitschers zich thans reeds bereid verklaard: Nadolny, de af schaffing van den militairen dienstplicht verlangend, voegde zelf aan de verkon diging van dezen wenscli reeds toe, dat als dit punt voor de andere staten on aannemelijk zou zijn, althans voor een redelijke vermindering der geoefende reservetroepen zou moeten worden ge zorgd! Het is duidelijk, dat de conferentie na deze verklaring zich wel niet ernstig met den primairen eisch van afschaffing van den militairen dienstplicht zal bezig houden. Trouwens, ook de tweede, de subsidiaire eisch za! wel op dezelfde on overwinlijke bezwaren van Fransche en andere zijde afstuiten, die reeds in de voorbereidingscommissie-Loudon d? Ameri- kaansche, Britsche, Nederlandsc'ie en zweedsche delegaties noodgedrongen be wogen hebben zich bij liet Fransche stand punt neer te leggen, omdat anders van het sluiten van een conventie in het geheel geen sprake zou zijn. De hand having van het stelsel van den algemeencn militairen weerpllcht schijnt mij een der beginselen te zijn, waarvan Frankrijk tot geen prijs zal willen afstand doen, zoo- dal op dit punt de concessies van den anderen kant zullen moeten komen. Duitsch land, dat ten opzichte van zijn andere verlangens op heel wat meer duurzamen steun bij andere delegaties zal kunnen rekenen als het ten opzichte van dit punt, waaromtrent de Franschen zoo bij zonder gevoelig zijn, niet al te ontoeschiete lijk blijft, zal dit vermoedelijk zelf wel inzien. Stelt men nu de kwesties van de sloo ping der forten en van de vermindering der jaarbjksrho contingent n (noodzake lijk, om tfot een vermindering der ge oefende reservetroepen te komen) ter zijde, dan blijven de volgende Duitsche ver langen sover, waarvan de Duitsche regee rhig niet gemakkelijk afstand zal kunnen doen: 1) verbod voor alle staten tot het bezitten van die gevaarlijkste aanvals wapenen (kanonnen" met zwaar geschut, tanks, groote oorlogsschepen, duikbooten, militaire vliegtuigen), wier bezit aan Duitschland bij liet verdrag van Versailles verboden is: 2) vermindering van de ge oorloofd gebleven \vap?nm "tot het laag ste peil, dat met de veiligheid van den staat en met de vervulling van zijn inter nationale verplichtingen bij een gemeen schappelijke Volkenbondsactie tegen een staat-aanvallen in overeenstemming te bren gen is. Dit zijn dus dezelfde punten, die de Desnsche minister van buitenlandsche zaken Munch de vorige week in zijn com promis-programma had opgenomen met be trekking tot de kwalitatieve en kwantita tieve vermindering van bewauening, die de uitkomst van deze conferentie zou be- hooren te zijn. Naast deze wenschen, op wier vervulling Duitschland zal moeten blijven aandringen, opdat voor alle staten „rechtsgelijkheid" op bewapeningsgebied bestaan zal, bevatten dc Duitsche voor stellen verschillende punten, die stellig eenigszins aan de Fransche wenschen tege moet komen. Ik denk hierbij aan 1) het volstrekt verbod van den chemische» en bacteriologischen oorlog en zelfs van de voorbereiding daartoe, bepalingen die van groot belang zijn waar zijdoor een land met een zoo groote chemische industrie •worden voorgesteld. 2) verschillende maatregelen ter verhindering, dat de bur- Van HERMAN ANTONSEN. Ko Lamers was een jonge man, die Jzijn tijd meeging. f' kun je op verschillende manieren p. maar bij Ko openbaarde zich dat eu bijzondere manier. Wie ooit op J kamer geweest was in den tijd, toen [nog vrijgezel was, had dat met een plen oogopslag kunnen waarnemen als Inch maar even de moeite getroost om te kijken naar het aardige boe lkastje, dat tegen het muurvak tus- Pj de ramen stond. p kastje bevatte van de onderste tot bovenste plank niet veel anders dan ktiveromans. Sherlock Holmes had er jereplaats. Maar ook de mindere be- N- en beruchtheden waren er verte- Nordigd. 1° stond er om zoo te zeggen mee op ^ing er mee naar bed. Hij verslond ze uitgehongerd wild dier zijn prooi phBchien beter gezegd, hij beknaagde «knabbelde ze als een straathond een dat hem door een slager is toege- 'et> Hij las er zoo maar niet over- 1 mor uitspanning. Neen! Hij las en aa. Hij bestudeerde ze. Hij ploos ze uit l£ de kleinste bijzonderheden. Ge il- las hij een verhaal maar voor .'",'art gedeelte, om dan het boek .te leggen en net zoolang er over te t®, tot. hij zelf de oplossing, of wat .aarvoor aanzag, gevonden had. Eerst hij verder, om te zien, of hij het V® meestal, dat hij het verkeerd had hit ontmoedigde hem niet. Ook iw'oemdste detectives vergisten zich 5 faak genoeg? En de politie had i meestal nog verder mis ge- hy? Als hij er zelf maar eens kffv dan zou hij toch ze'cer zulke .Tfkelijke blunders niet slaan, als «at politie heet, noodzakelijk schijnt Bnr ^oen 'n tegenstelling met den iSeren detective, die het altijd bij L. en steeds bij het rechte eind "Wie zichzelf dan ook zooiets van een detective in den dop. Als hij geen notarisklerk geworden was, dan zou hij zeker detective geworden zijn. Nu moest hij zich wel vergenoegen mei de opgedane kennis en zijn speurzin in het gewone leven te pas te brengen. Hij zocht en vond sporen van alles en nog wat. Als de daghit van zijn kostjuffrouw hem zijn middageten bracht, maakte hij uit de vetvlekken in haar schort op. wat voor dessert hij over drie dagen krijgen zou. Als een zijner vrienden op zijn kamer kwam met een lossen schoenveter, wist hij hem precies te vertellen, hoe laat hij was opgestaan, waar hij geweest was en of het regende of droog weer was. Hij hield er een onafscheidelijke pijp op na, trommelde onder het spreken geregeld op tafel, bezat een portefeuille met een spiegeltje er in, om ongemerkt achter zich te kunnen kijken, een vergrootglas, een stel valsche sleutels, een zaklantaarn, een roestige revolver en een paar handboeien van eigen maaksel. Ondanks dat alles raakte hij verliefd, verloofd en getrouwd. De liefde had Dolly, die eigenlijk Doortje heette, blind gemaakt voor de overdreven en vaak belachelijke speurdersneigingen van haar aangebedene. Maar na de wittebroodsweken begon haar gezichtsvermogen langzaam aan te verbeteren, zoodat ze zich wel niet erger de, maar toch wel vroolijk begon te ma ken over de vindingrijke gevolgtrekkingen die haar echtgenoot zich meende te mo gen veroorloven. Ze waagde zich zelfs aan bescheiden pogingen, om in navolging van en, naar zij hoopte, met beter succes dan zijn vroegere vrienden, hem van zijn heb belijkheid te genezen. En haar pogingen faalden al even glorieus als die van haar vrienden. Totdat Op een nawintermiddag kwam Ko van kantoor thuis en toen hij in het halletje, waar het nog donker was, zijn hoed en jas ophing bij het licht, dat door de ruitjes boven de deur van de straat naar binnen scheen, voelde hij eensklaps iets vochtigs en warms langs zijn gezicht strij ken, voelde iets vreemd spartelends tegen zijn rug en hoorde een pretgilletje van zijn vrouwtje achter zich. „Ajakkes!" zei hij onwillekeurig omdat hij terstond begreep, dat die ondervonden gewaarwordingen niet door Dolly veror- zaakt konden zijn. „Kijk eens. wat een schat. Ko!" zei Dolly opgewonden, terwijl zij hem een langwerpig donker, spartelend ding voor hield. waarvan Ko in donker niet zeggen kon, of het een kat, een konijn, bont kraag of een hondje was. .Kerst kunnen kijken," bromde Ko, ontstemd, omdat hij niet terstond uit die warme nattigheid en die donkere sparte lende kronkelingen een zekere conclusie vermocht te trekken. In de huiskamer kwam hij tot de ont dekking, dat het een jonge dashond was, zwart met bruine pootjes en bruine vlek ken boven de oogen. ..Nou, is het geen snoes? Weet je hoe ik er aan kom? Gekregen van Annie van Manen die hem een maand heeft gehad. Ik was vanmiddag bij haar en vond het zoo'n dot van een beestje en toen vroeg ze me, of ik hem soms wou hebben, want ze hadden hem gekocht voor de kinderen maar die bleven er nog aldoor bang van en gilden huizenhoog, als die schat maar even zijn neusje om den hoek van de deur stak. Nou.ik vond het vreeselijk leuk... en jij zeker ook wel, hè, man- nle? Ik zal een kussentje voor hem ma ken en een drinkbak] e. „En hij zal al je meubels stukbijten en je gordijnen aan flarden trekken en „Kom nou. niet zoo zwartgallig. Ja, het is nog een jong beest, hij moet natuurlijk nog leeren. Maar hij is toch al aardig ge hoorzaam Als ik hem roep, komt hij da delijk naar me toe. Kijk maar! Jackie, kom 's bij de vrouw!" Het dashondje snuffelde rustig langs den wand voort en deed tegen den schoorsteenmantel iets, dat fatsoenlijk gedresseerde hondjes alleen maar op straat mogen doen. „Een juweel!" beaamde Ko, het dier bij zijn nekvel grijpend en het in den gang zettend, zonder het ongeluk voorkomen te hebben. „Ik heb hem aan den poot van de keukentafel vastgelegd," zei Dolly, toen zij in de kamer terugkwam met een dweil om het ongelukje te herstellen. „Zie je wel, dat het toch een lief diertje is," zei ze even later, na de dweil weg gebracht te hebben, „hij ligt nu heel zoet onder tafel." Een kwartier later klonk er een luid gerinkel uit het keukentje. Dolly holde er heen om te ontdekken dat het lieve dier het touwtje doorgebeten, den bief stuk van de tafel weggesleept en bij die bedrijven een dekschaal van de tafel ge- stooten had. Dat werd het begin van het bitter lij den. Geen stoelpoot was meer veilig, geen tafelpoot ongeschonden. De bijt- en knaaglust van Jackie bleek onbegrensd. Het karpet en de matjes zaten vol rafels. De franjes van het tafelkleed hing er bij. Het natuurlijke gevolg was, dat Jackie naast te veel en te lekker eten van Dolly, te veel slaag kreeg van Ko om een goed opgevoeden hond van hem te maken. Maar ondanks dat alles wilde Dolly hem voor geen geld ter wereld missen. „Och, zie je," vertelde zij in een ver trouwelijk gesprek aan Annie van Manen „Jack is wel een beetje lastig en verniel zuchtig, meer zelfs, dan ik verwacht had, eigenlijk gezegd had je me daarvoor wel mogen waarschuwen. Maar missen wil ik hem toch niet, omdat hij Ko van zijn overdreven speurzin genezen heeft." „Heusch?" vroeg Annie met echte be langstelling. afwetend van al de vroegere mislukte pogingen. „Toe, vertel eens hoe heeft ie 'm dat geleverd?" „Moet je hoorenje weet. dat Ko al tijd erge lange fijne punten aan zijn pot lood slijpt om mee te teekenen. Dat doet hij nog al eens 's avonds voor z'n plezier. Nou had ie laatst juist een nieuw potlood gekocht en er een lange, veel te fijne punt aan geslepen om mee te kunnen schrij ven. Het lag op zijn tafel bij zijn teeken- rommel en omdat ik een potlood noodig had, om de wasch op te schrijven en het mijne niet kon vinden, nam ik dat van hem maar even. Natuurlijk brak ik die akelige dunne punt er af. Ik had haast en sleep er gauw een nieuwe aan en schreef de wasch op. Komt Ko 's avonds thuis en wil na het eten wat gaan teekenen. Ik was in de keuken nog even bezig en daar hoor ik hem in zijn eentje mooDeren. De deur stond op een kier. zoodat ik het ver staan konDat heeft dat lamme mor mel natuurlijk weer gedaan.Ja. precies alles wijst er opHij is op dien stoel daar gesprongen en vandaar op de tafel.... kijk me nu eens aan, hoe ie die punt beknabbeld heeft!Je ziet z'n tanden er nog instaan.ja en de splin ters hangen er nog bijhier op tafel liggen ze ook al. afgeknaagd, gewoon weg afgeknaagdWaar is dat mormel nou?.Zoo lig je daar in het hoekje. je snapt zeker wel, wat er voor je opzit, hè?.... Kijk eens! Ja, ruik er maar eens aan! Wie heeft dat gedaan? Wie heeft dat gedaarf? Stoute hond! Foei! Mag je dat doen?... Ik zal je leeren!.... Daar! Jackie begon te janken, want hij kreeg zoo'n mep. dat ik het in de keuken hooren kon. Ik ging natuurlijk naar binnen, om het arme dier te verdedigen." „Wat heeft Jackie nou weer gedaan?" vraag ik en ik kon mijn lachen bijna niet houden. „Wat ie gedaan heeft?" herhaalde Ko nijdig. „Wat ie gedaan heeft? Kijk zelf maar eens!...." Ko hield me met een woedend gezicht het potlood voor en voor dat ik er een woord tusschen in kon bren gen. ratelde hij verder: .Dat is toch z^o duidelijk als de dag? Kijk hij i§ eerst op dien stoel gesprongen, en vandaar op ta fel en kijk, daar liggen de afgeknaagde snippers ook nog. Die zijn niet met een mes gesneden.die zijn afgeknaagd met zijn tandenkijk, ze staan er nog in en het hout is heelemaal afgesplinterd.. dat zou met een mes nooit zoo kunpcn gebeurd zijn. Maar ik zal hem een pak slaag geven dat ie. „Hoor 's Ko" zei ik toen .dan moest je mij dat pak slaag maar geven want Jackie heeft dat niet gedaan maar ik En toen vertelde ik hem, dat ik het pot lood voor mijn waschlijstje gebruikt had en er een nieuwe punt aan gesienen had. En na dien tijd is hij heelemaal genezen van zijn malle fratsen om overal srioren te zien van hetgeen er gebeurd is of moet zijn. „Maar Dol." vroeg Annie verwonderd. „Hoe kwamen die splinters dan aan dat potlood?" „Wel kind. dat is nogal glad" zei Dolly doodgewoon. .Ik had geen mesje bii de hand en toen heb ik het natuurlijk met mijn schaar gedaan!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9