Exploitatie van
iet overheidssteun gebouwde woningen
DE ONTWAPENINGSCONFERENTIE
72* Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 22 Februari 1932
Derde Blad
No. 22063
RAPPORT DER COMMISSIE VLIEGEN
FEUILLETON.
Scherpzinnige Naspeurder
X
-jans is verschenen het rapport van de
de ministers van Financiën en van
jd Handel en Nijverheid ingestelde
lezer dagen met dankbetuiging weder
inden commissie, aan welke was op-
,gen een onderzoek van de vraag,
moeilijkheden zich voordoen bij de
iitatie van de met financieelen steun
jet Rijk en de gemeente gebouwde
gen, welke maatregelen van over-
mge tergemoetkoming aan die
Sjjjkheden zouden kunnen worden
|men en welke gevolgen die maat-
len voor de geldmiddelen van het
en de gemeenten zouden hebben.
dit rapport wordt het volgende
_nd:
de eerste plaats acht de Commissie
joodzakehjk, dat de huurbepaling
al deze woningen berust op één al-
■n geldenden grondslag en dat aan
dit opzicht bestaande onderlinge
ihillen een einde wordt gemaakt. Dat
'ggen, dat aan de huurbepaling voor
■oningen één algemeen geldend be
ten grondslag zal liggen,
ie grondslag moet gevonden worden
objectieve huurwaarde der woningen
sis voor de bepaling hiervan dient
inomen te worden de reproductie-
id. i. de huur, die gelijk is aan de
litatiekosten der woning, wanneer zij
(er bijdragen onder de huidige, als
laai te aanvaarden, omstandigheden
^ebouwd), met dien verstande even
dat de huurprijs niet geheel wordt
laakt van de beweging der markt
in en dat met bijzondere omstandig-
wordt rekening gehouden,
irbij zij evenwel nadrukkelijk opge-
;t, dat de huurprijs der woningwet-
gen niet op elke schommeling van
atselijke markt mogen reageeren en
jen opwaartsche beweging hiervan
jts mag worden gevolgd, wanneer
jenomen kan worden, dat men niet
len heeft met een stijging van tij-
ien aard. In geen geval mag een
lelijk tekort aan woningen aanlei-
zijn. dat de huren van woningwet-
gen worden opgevoerd. Integen-
juist in een periode van woning-
ik. wanneer in den regel de neiging
at tot huuropdrijving. dient van de
iteun ingevolge de woningwet ge
le woningen in dit opzicht een rem
it invloed uit te gaan.
het vorenstaande vloeit voorts dat
ramissie, ook bij de huurbepaling
rde in goedkoopen tijd gebouwde wo-
wil uitgaan van de reproductie-
Echter dient bij de beoordeeling
1 huurwaarde dezer woningen in het
worden gehouden, dat ze dikwijls,
irief betreft, bij de later gebouwde
jen ten achter staan.
[einde dit standpunt in de practijk
men toepassen, dienen de huren van
iet Rijkssteun ingevolge de Woning-
febouwde woningen hieraan te wor-
letoetst.
ligt voor de hand. dat het betrok-
lepartement daarbij te werk gaat in
met de gemeentebesturen en via
met de betrokken corporaties, met
itneming van de aangegeven richt-
vorden dan de huren opnieuw vast-
M. hetzij dat zij worden gehandhaafd
iet oude bedrag, hetzij dat zij hooger
iger worden gesteld. Deze vaststelling
te geschieden in overleg tusschen
ring, betrokken gemeentebestuur en
iver het vereenigingswoningen be-
corporatie.
ihten deze drie instanties niet tot
«stemming komen dan dient het
iel te worden ingewonnen van een
tal voor dit doel door de Regeering
stellen Commissie, die haar advies
de Regeerhig uitbrengt. De ehidbe-
blijft in handen van de Regeering.
de toetsing der ljuren dient ge
paard te gaan een toetsing der exploi-
tatieuitgaven, opdat deze tegelijk met de
huren opnieuw worden vastgesteld en
daarmede definitiel wordt bepaald de om
vang van het exploitatietekort, respectie
velijk overschot. Hierbij kan dezelfde
werkwijze worden toegepast als met be
trekking tot de huren werd aangegeven.
Naar de meening der Commissie dient
gestreefd te worden naar de uniformiteit
in de rentetypes der Rijksvoorschotten. In
verband hiermede acht zij een herziening
van de rente van alle voorschotten, welke
van Rijkswege zijn verstrekt voor de vóór
of tijdens de oorlogscrisis tot stand geko
men woningen of gekochten grond ge-
wenscht. De nieuwe rente zal voor al deze
voorschotten dezeltde moeten zijn en ge
lijk gesteld worden aan de rente, die het
Rijk geacht kan worden voor de kapi
talen, waaruit deze voorschotten zijn ge
put, gemiddeld zelf te hebben betaald.
Naar de Commissie daarbij aanneemt, zal
deze herziening plaats vinden na conver
sie der in 1922 aangegane 6°/» staatsle
ningen.
9
In de gevallen, waarin gemeenten zijn
overgegaan tot algeheele aflossing van 't
Rijksvoorschot zal bij de definitieve vast
stelling van de exploitatie-uitgaven de
rente m aanmerking worden genomen,
welke voor de in plaats van het Rijks
voorschot getreden leening wordt betaald,
tenzij deze hooger is dan de uniforme
rente der Rijksvoorschotten. In dat laat
ste geval wordt deze uniforme rente aan
gehouden.
Nadat de huren en exploitatie-uitgaven
opnieuw zijn vastgesteld en eventueel
herzien, wordt de grootte van het jaar-
lijksche exploitatie tekort bepaald.
Het geheele aldus vastgestelde tekort
dient voortaan door Rijk en gemeenten
te worden gedragen in de verhouding,
die bij de toekenning der bijdrage was be
paald. Dit wil dus zeggen, dat als regel
75n/o van het tekort ten laste komt van
het Rijk en 25°/» ten laste van de betrok
ken gemeente. De Commissie wenscht het
aandeel van het Rijk in het exploitatie
tekort niet meer beperkt te zien tot het
bedrag, hetwelk bij de toekenning der bij
dragen als maximum werd genoemd. In
de gevallen, waarin het tekort achteraf
is gebleken grooter te zijn dan bij de toe
kenning der bijdrage werd voorzien, zon
der dat dit kan worden geweten aan ver
keerde handelingen, verkeerd beleid of
nalatigheid van de zijde der betrokken
gemeente of vereeniging. is het niet meer
dan billijk te achten, dat het Rijk naar
evenredigheid daarin bijdraagt.
De vraag rijst of het Rijk niet ook als
nog behoort te participeeren in de tot
dusverre geleden extra exploitatieverlie
zen. Hiervoor ware ongetwijfeld uit bil-
iijkheidsoogpunt veel te zeggen. De Com
missie heeft niettemin gemeend geen
daartoe strekkend voorstel te moeten
doen. omdat tegen de verwezenlijking van
dit denkbeeld overwegende practische be
zwaren bestaan.
In de gevallen waarin dit zonder be
zwaar kan geschieden, wil de Commissie
de jaarlijksche bijdragen afschaffen en
vervangen door een z.g. afschrijving van
het door de oorlogscrisis veroorzaakte ex
ploitatieverlies. Het af te schrijven be
drag zal in alle gevallen gelijk zijn aan
het gekapitaliseerde exploitatie-verlies,
hetwelk de woningen opleveren, wanneer
de huur gelijk is aan de reproductiehuur.
In verreweg de meeste gevallen, waarin
de afschrijving moet plaats vinden, is een
Rijksvoorschot voor het bouwkapitaal dei-
woningen loopende. In die gevallen ligt
het voor de hand, dat de afschrijving
plaats vindt in dezen vorm, dat het Rijk
het schuldrestant van dit voorschot ver
mindert met het bedrag der afschrijving.
De betrokken gemeente betaalt aan het
Rijk dat deel van het afgeschreven be
drag (als regel 25°/oJ hetwelk voor haar
rekening komt. In gevallen, waarin het
Rijksvoorschot is geconverteerd, zal de af
schrijving in dezen vorm plaats moeten
vinden, dat het Rijk aan de betrokken
gemeente, subsidair (d.w.z. ingeval de
conversieleening door een corporatie
rechtstreeks is aangegaan) woningcorpo
ratie uitbetaalt zijn aandeel in het af te
schrijven bedrag, met verplichting dit,
met het aandeel der gemeente, aan te
wenden tot extra-aflossing van het bouw
kapitaal.
Voor een zeer groot deel der tijdens
de oorlogscrisis gebouwde woningen, de
normale gevallen, beteekent de afschrij
ving een finale afrekening met de door
deze crisis veroorzaakte financleele moei
lijkheden. Ten aanzien van het overige
deel. dezer woningen de niet-normale ge
vallen, heeft zij tot resultaat, dat althans
dat deel der exploitatieveriezen, hetwelk
aanwijsbaar van de crisis het rechtstreek-
sche gevolg is, wordt weggewerkt.
In de niet normale gevallen blijft na
de afschrijving nog een beperkt tekort
over ten beloope van het verschil tus
schen reproductiehuur en wekelijksche
huur. De dekking van dit tekort, hetwelk
wel geacht kan worden min of meer uit
de oorlogscrsis te zijn voortgevloeid, maar
dat toch niet zonder meer als een on
herroepelijk crisisverlies is te beschou
wen. kan plaats vinden door ten aanzien
hiervan de bestaande bijdragenregeling
te combineeren. Mocht te eeniger tijd
en zoodanige verandering in den toestand
intreden, dat ook in deze gevallen de
reproductiehuur kan worden bereikt, dan
kan deze bijdrage vervallen.
Enkele leden der commissie gaven de
voorkeur aan een andere wijze van dek
king der exploitatie-tekorten dan hier
boven is aangegeven, n.l. in den vorm van
z.g. gefixeerde bijdragen. Het ligt voor de
hand in het stelsel der saneering ook te
betrekken de exploitatie-overschotten der
vóór den oorlog of in de eerste oorlogs
jaren gebouwde woningen, voorzoover
deze inderdaad het gevolg zijn van de
oorlogscrisis.
De commissie acht dit bereikbaar door
tegelijk met de afschrijving van het cri
sisverlies een bijschrijving van het cri-
sisvoordee! te doen plaats vinden. Deze
bijschrijving za) voor de betrokken ge
meenten en corporaties bij de wet ver
plichtend moeten worden voorgeschreven.
Het bij te schrijven bedrag zal gelijk
zijn aan liet gekapitaliseerde exploitatie
overschot. hetwelk de woningen blijken
op te leveren, nadat de huur en de ex
ploitatie-uitgaven op de aangegeven wijze
opnieuw zijn vastgesteld. Voor het geval
deze huur hooger mocht zijn dan de
reproductiehuur. wordt bij de vaststelling
van het exploitatie-overschot van repro
ductiehuur uitgegaan.
De Commissie is van oordeel, dat de
opbrengst der bijschrijving aan Rijk en
betrokken gemeenten ten goede dient te
komen, doch acht het billijk, dat een deel
ervan, te stellen op 20" n, in 't bezit blijft
van de betrokken corporaties. Het res-
teerende deel dient naar evenredigheid,
d. w. z. in dezelfde verhouding, waarin
het crisisverlies wordt gedragen, ten
goede te komen aan Rijk en betrokken
gemeenten.
Ten slotte wordt übg een tweetal maat
regelen in overweging gegeven ten op
zichte van vraagpunten, die niet onmid
dellijk met de oorlogscrisis verband hou
den.
De eerste betreft de vervaldata van de
annuïteiten. Ook al zullen door de sterke
inkrimping der bijdragenverleening de
grootste moeilijkheden in dit opzicht
vanzelf verdwijnen, toch blijft het een
administratief bezwaar, dat elk Rijks-
voorschot een eigen vervaldag heeft.
Geen bezwaar kan er evenwel bestaan
tegen het vaststellen van één verval
datum voor alle complexen van één ver
eeniging. in niet te groote gemeenten
zelfs voor alle voorschotten in de ge
meente. De woningbouwvereenigingen
zullen daartoe, ten einde den datum,
waarop het boekjaar eindigt, te doen sa
menvallen met den vervaldatum der
annuïteit, het boekjaar zoo noodig moe
ten wijzigen.
Voorts acht de Commissie 't gewensclit
dat de in 1919 ten aanzien van nieuwe
voorschotten ingetrokken voorwaarde, op
Zijn de Duitsche voorstellen onvereenigbaar
met de Fransche?
GENÈVE, 18 Febr. 1932.
Hel is goed, dat de heer Nadolny van
daag door de indiening van de Duitsche
voorstellen ons weer eens heeft wakker
geschud uit het al te gemakkelijke op
timisme, waarin wij hier langzamerhand
dcor alle, dag in, dag uit, de conferentie
tcestroomende welwillendheidsbeiui ,i g?-n
gekomen waren. Nadolny heeft ons weder
doen beseffen, welk een enorme moeilijk
heden nog zullen moeten overwonnen wor
den, alleen reeds om een grondslag voor
verdere besprekingen tusschen Frankrijk en
zijn aanhangers eenerzijds en Duitschland
en zijn volgelingen anderzijds te kunnen
vinden. Wanneer men zich eenigszins
rekenschap geeft van de meeningsverschü-
len, die daarna dan nog voor den dag
zullen komen, wanneer het erom gaat,
om een principieele overeenstemming in
bijzonderheden uit te werken en tot de
vaststelling van concrete bewapenings-
ciifers te komen, zal men besef Ton, dat
het nog veel te vroeg is, om een ook
maar eenigermate juichend geluid aan te
slaan, ook al is gelukkig, en terecht, het
overgroote pessimisme en scepticisme, dat
men bij den aanvang der conferentie bij
vrijwel alle delegaties kon aantreffen,
eenigszins verdwenen. Graaf Apponyi, de
wijze en grijze Hongaarsche staatsman,
gaf nog gisteren aan een mijner Hon
gaarsche collega's een treffende kenschet
sing van den tegenwoordigen toesAand: „er
bestaat inderdaad reden, om minder pessi
mistisch te zijn, hetgeen echter nog met
zeggen wil, dal men het recht heeft
reeds met optimisme den verderen loop
der gebeurtenissen tegemoet te zien"
Nadolny's rede en de inhoud der door
hem ingediende Duitsche voorstellen zijn
inderdaad wel geschikt, om den optimisten
een waarschuwing te zijn. Niet alleen be
vatten deze voorstellen een herhaling van
al hetgeen graaf Bernstorff reeds in de
jaren 1926—1930 in de voorbereidings
commissie—Loudon voortdurend beeft voor
gesteld en even voortdurend door de
Fransche en andere delegaties voor on
aannemelijk is verklaard, doch Nadolny is
cp enkele punten z?lfs nog verder gegaan.
Zoo verlangen de Djitsche voorstellen b.v.
de slooping van alle vestingwerken, die
door hun ligging in de nabijheid der
grenzen een bedreiging voor het naburige
land zouden kunnen zijn, een verlangen
dat natuurlijk tegen de nieuwe Fransche
fortificaties gericht is.
Men zal echter, bij alle besef van de
diepe, zeer breede klove, die nog tusschen
de Fransche en Duitsche opvattingen be
staat, zich niet mogen laten ontmoedigen
en niet moeten over het hoofd zien, dat
grond waarvan de exploitatierekeningen
van gemeentewoningen werden belast met
een bedrag wegens kapitaalvorming, ook
voor de vóór dien tijd gebouwde com
plexen komt te vervallen, en dat het
verlies pan de betrokken gemeente wordt
vergoed.
De Commissie knoopt hieraan vast de
opmerking, dat het niet onbillijk kan
worden geacht, dat het Rijk, tegenover
de offers welke het thans brengt in ver
band met de tekorten op de woningvoor
ziening ingevolge de woningwet, tezijner-
tijd ook deelt in de residu-waarde, die de
vereenigingswoningen bezitten, wanneer
na 50 jaar de bouwkosten ten volle zijn
afgeschreven voor een eventueele regeling
hieromtrent is het thans, nu wij staan
voor een algemeene herziening van het
geldende bijdragenstelsel en een defini
tieve regeling der tekorten, het aange
wezen tijdstip. In verband hiermede wijst
de Commissie op de wenschelijkheid. dat
de Regeering, indien zij prijs stelt op een
regeling ten aanzien van de residu
waarde, deze zal verbinden aan de defi
nitieve regeling der tekorten.
wij nog pas in het stadium der eerste*
besprekingen zijn, waarbij nu eenmaal on-
vermijdelijkerwijze door beide partijen
overvraagd wordt. Zoo zal die vraag naar
de slooping der Fransche vestingwerken
wel voornamelijk hierom in het Duitsche
program zijn opgenomen, opdat de Duit-
schers later des te gemakkelijker door in
trekking van ditw programmapunt een
„cbnsessie" kunnen doen! Tot een andere
concessie hebben de Duitschers zich thans
reeds bereid verklaard: Nadolny, de af
schaffing van den militairen dienstplicht
verlangend, voegde zelf aan de verkon
diging van dezen wenscli reeds toe, dat
als dit punt voor de andere staten on
aannemelijk zou zijn, althans voor een
redelijke vermindering der geoefende
reservetroepen zou moeten worden ge
zorgd! Het is duidelijk, dat de conferentie
na deze verklaring zich wel niet ernstig
met den primairen eisch van afschaffing
van den militairen dienstplicht zal bezig
houden. Trouwens, ook de tweede, de
subsidiaire eisch za! wel op dezelfde on
overwinlijke bezwaren van Fransche en
andere zijde afstuiten, die reeds in de
voorbereidingscommissie-Loudon d? Ameri-
kaansche, Britsche, Nederlandsc'ie en
zweedsche delegaties noodgedrongen be
wogen hebben zich bij liet Fransche stand
punt neer te leggen, omdat anders van
het sluiten van een conventie in het
geheel geen sprake zou zijn. De hand
having van het stelsel van den algemeencn
militairen weerpllcht schijnt mij een der
beginselen te zijn, waarvan Frankrijk tot
geen prijs zal willen afstand doen, zoo-
dal op dit punt de concessies van den
anderen kant zullen moeten komen. Duitsch
land, dat ten opzichte van zijn andere
verlangens op heel wat meer duurzamen
steun bij andere delegaties zal kunnen
rekenen als het ten opzichte van dit
punt, waaromtrent de Franschen zoo bij
zonder gevoelig zijn, niet al te ontoeschiete
lijk blijft, zal dit vermoedelijk zelf wel
inzien.
Stelt men nu de kwesties van de sloo
ping der forten en van de vermindering
der jaarbjksrho contingent n (noodzake
lijk, om tfot een vermindering der ge
oefende reservetroepen te komen) ter zijde,
dan blijven de volgende Duitsche ver
langen sover, waarvan de Duitsche regee
rhig niet gemakkelijk afstand zal kunnen
doen: 1) verbod voor alle staten tot het
bezitten van die gevaarlijkste aanvals
wapenen (kanonnen" met zwaar geschut,
tanks, groote oorlogsschepen, duikbooten,
militaire vliegtuigen), wier bezit aan
Duitschland bij liet verdrag van Versailles
verboden is: 2) vermindering van de ge
oorloofd gebleven \vap?nm "tot het laag
ste peil, dat met de veiligheid van den
staat en met de vervulling van zijn inter
nationale verplichtingen bij een gemeen
schappelijke Volkenbondsactie tegen een
staat-aanvallen in overeenstemming te bren
gen is. Dit zijn dus dezelfde punten, die
de Desnsche minister van buitenlandsche
zaken Munch de vorige week in zijn com
promis-programma had opgenomen met be
trekking tot de kwalitatieve en kwantita
tieve vermindering van bewauening, die de
uitkomst van deze conferentie zou be-
hooren te zijn. Naast deze wenschen, op
wier vervulling Duitschland zal moeten
blijven aandringen, opdat voor alle staten
„rechtsgelijkheid" op bewapeningsgebied
bestaan zal, bevatten dc Duitsche voor
stellen verschillende punten, die stellig
eenigszins aan de Fransche wenschen tege
moet komen. Ik denk hierbij aan 1) het
volstrekt verbod van den chemische» en
bacteriologischen oorlog en zelfs van de
voorbereiding daartoe, bepalingen die van
groot belang zijn waar zijdoor een land
met een zoo groote chemische industrie
•worden voorgesteld. 2) verschillende
maatregelen ter verhindering, dat de bur-
Van HERMAN ANTONSEN.
Ko Lamers was een jonge man, die
Jzijn tijd meeging.
f' kun je op verschillende manieren
p. maar bij Ko openbaarde zich dat
eu bijzondere manier. Wie ooit op
J kamer geweest was in den tijd, toen
[nog vrijgezel was, had dat met een
plen oogopslag kunnen waarnemen als
Inch maar even de moeite getroost
om te kijken naar het aardige boe
lkastje, dat tegen het muurvak tus-
Pj de ramen stond.
p kastje bevatte van de onderste tot
bovenste plank niet veel anders dan
ktiveromans. Sherlock Holmes had er
jereplaats. Maar ook de mindere be-
N- en beruchtheden waren er verte-
Nordigd.
1° stond er om zoo te zeggen mee op
^ing er mee naar bed. Hij verslond ze
uitgehongerd wild dier zijn prooi
phBchien beter gezegd, hij beknaagde
«knabbelde ze als een straathond een
dat hem door een slager is toege-
'et> Hij las er zoo maar niet over-
1 mor uitspanning. Neen! Hij las en
aa. Hij bestudeerde ze. Hij ploos ze uit
l£ de kleinste bijzonderheden. Ge
il- las hij een verhaal maar voor
.'",'art gedeelte, om dan het boek
.te leggen en net zoolang er over te
t®, tot. hij zelf de oplossing, of wat
.aarvoor aanzag, gevonden had. Eerst
hij verder, om te zien, of hij het
V® meestal, dat hij het verkeerd had
hit ontmoedigde hem niet. Ook
iw'oemdste detectives vergisten zich
5 faak genoeg? En de politie had
i meestal nog verder mis ge-
hy? Als hij er zelf maar eens
kffv dan zou hij toch ze'cer zulke
.Tfkelijke blunders niet slaan, als
«at politie heet, noodzakelijk schijnt
Bnr ^oen 'n tegenstelling met den
iSeren detective, die het altijd bij
L. en steeds bij het rechte eind
"Wie zichzelf dan ook zooiets van
een detective in den dop. Als hij geen
notarisklerk geworden was, dan zou
hij zeker detective geworden zijn. Nu
moest hij zich wel vergenoegen mei de
opgedane kennis en zijn speurzin in het
gewone leven te pas te brengen. Hij zocht
en vond sporen van alles en nog wat.
Als de daghit van zijn kostjuffrouw hem
zijn middageten bracht, maakte hij uit de
vetvlekken in haar schort op. wat voor
dessert hij over drie dagen krijgen zou.
Als een zijner vrienden op zijn kamer
kwam met een lossen schoenveter, wist
hij hem precies te vertellen, hoe laat hij
was opgestaan, waar hij geweest was en
of het regende of droog weer was. Hij
hield er een onafscheidelijke pijp op na,
trommelde onder het spreken geregeld op
tafel, bezat een portefeuille met een
spiegeltje er in, om ongemerkt achter zich
te kunnen kijken, een vergrootglas, een
stel valsche sleutels, een zaklantaarn, een
roestige revolver en een paar handboeien
van eigen maaksel.
Ondanks dat alles raakte hij verliefd,
verloofd en getrouwd.
De liefde had Dolly, die eigenlijk Doortje
heette, blind gemaakt voor de overdreven
en vaak belachelijke speurdersneigingen
van haar aangebedene.
Maar na de wittebroodsweken begon
haar gezichtsvermogen langzaam aan te
verbeteren, zoodat ze zich wel niet erger
de, maar toch wel vroolijk begon te ma
ken over de vindingrijke gevolgtrekkingen
die haar echtgenoot zich meende te mo
gen veroorloven. Ze waagde zich zelfs aan
bescheiden pogingen, om in navolging van
en, naar zij hoopte, met beter succes dan
zijn vroegere vrienden, hem van zijn heb
belijkheid te genezen. En haar pogingen
faalden al even glorieus als die van haar
vrienden.
Totdat
Op een nawintermiddag kwam Ko van
kantoor thuis en toen hij in het halletje,
waar het nog donker was, zijn hoed en
jas ophing bij het licht, dat door de
ruitjes boven de deur van de straat naar
binnen scheen, voelde hij eensklaps iets
vochtigs en warms langs zijn gezicht strij
ken, voelde iets vreemd spartelends tegen
zijn rug en hoorde een pretgilletje van
zijn vrouwtje achter zich.
„Ajakkes!" zei hij onwillekeurig omdat
hij terstond begreep, dat die ondervonden
gewaarwordingen niet door Dolly veror-
zaakt konden zijn.
„Kijk eens. wat een schat. Ko!" zei
Dolly opgewonden, terwijl zij hem een
langwerpig donker, spartelend ding voor
hield. waarvan Ko in donker niet zeggen
kon, of het een kat, een konijn, bont
kraag of een hondje was.
.Kerst kunnen kijken," bromde Ko,
ontstemd, omdat hij niet terstond uit die
warme nattigheid en die donkere sparte
lende kronkelingen een zekere conclusie
vermocht te trekken.
In de huiskamer kwam hij tot de ont
dekking, dat het een jonge dashond was,
zwart met bruine pootjes en bruine vlek
ken boven de oogen.
..Nou, is het geen snoes? Weet je hoe ik
er aan kom? Gekregen van Annie van
Manen die hem een maand heeft gehad.
Ik was vanmiddag bij haar en vond het
zoo'n dot van een beestje en toen vroeg
ze me, of ik hem soms wou hebben, want
ze hadden hem gekocht voor de kinderen
maar die bleven er nog aldoor bang van
en gilden huizenhoog, als die schat maar
even zijn neusje om den hoek van de
deur stak. Nou.ik vond het vreeselijk
leuk... en jij zeker ook wel, hè, man-
nle? Ik zal een kussentje voor hem ma
ken en een drinkbak] e.
„En hij zal al je meubels stukbijten en
je gordijnen aan flarden trekken en
„Kom nou. niet zoo zwartgallig. Ja, het
is nog een jong beest, hij moet natuurlijk
nog leeren. Maar hij is toch al aardig ge
hoorzaam Als ik hem roep, komt hij da
delijk naar me toe. Kijk maar!
Jackie, kom 's bij de vrouw!"
Het dashondje snuffelde rustig langs
den wand voort en deed tegen den
schoorsteenmantel iets, dat fatsoenlijk
gedresseerde hondjes alleen maar op
straat mogen doen.
„Een juweel!" beaamde Ko, het dier bij
zijn nekvel grijpend en het in den gang
zettend, zonder het ongeluk voorkomen
te hebben.
„Ik heb hem aan den poot van de
keukentafel vastgelegd," zei Dolly, toen zij
in de kamer terugkwam met een dweil om
het ongelukje te herstellen.
„Zie je wel, dat het toch een lief diertje
is," zei ze even later, na de dweil weg
gebracht te hebben, „hij ligt nu heel zoet
onder tafel."
Een kwartier later klonk er een luid
gerinkel uit het keukentje. Dolly holde
er heen om te ontdekken dat het lieve
dier het touwtje doorgebeten, den bief
stuk van de tafel weggesleept en bij die
bedrijven een dekschaal van de tafel ge-
stooten had.
Dat werd het begin van het bitter lij
den. Geen stoelpoot was meer veilig, geen
tafelpoot ongeschonden. De bijt- en
knaaglust van Jackie bleek onbegrensd.
Het karpet en de matjes zaten vol rafels.
De franjes van het tafelkleed hing er bij.
Het natuurlijke gevolg was, dat Jackie
naast te veel en te lekker eten van Dolly,
te veel slaag kreeg van Ko om een goed
opgevoeden hond van hem te maken.
Maar ondanks dat alles wilde Dolly hem
voor geen geld ter wereld missen.
„Och, zie je," vertelde zij in een ver
trouwelijk gesprek aan Annie van Manen
„Jack is wel een beetje lastig en verniel
zuchtig, meer zelfs, dan ik verwacht had,
eigenlijk gezegd had je me daarvoor wel
mogen waarschuwen. Maar missen wil ik
hem toch niet, omdat hij Ko van zijn
overdreven speurzin genezen heeft."
„Heusch?" vroeg Annie met echte be
langstelling. afwetend van al de vroegere
mislukte pogingen. „Toe, vertel eens hoe
heeft ie 'm dat geleverd?"
„Moet je hoorenje weet. dat Ko al
tijd erge lange fijne punten aan zijn pot
lood slijpt om mee te teekenen. Dat doet
hij nog al eens 's avonds voor z'n plezier.
Nou had ie laatst juist een nieuw potlood
gekocht en er een lange, veel te fijne punt
aan geslepen om mee te kunnen schrij
ven. Het lag op zijn tafel bij zijn teeken-
rommel en omdat ik een potlood noodig
had, om de wasch op te schrijven en het
mijne niet kon vinden, nam ik dat van
hem maar even. Natuurlijk brak ik die
akelige dunne punt er af. Ik had haast en
sleep er gauw een nieuwe aan en schreef
de wasch op. Komt Ko 's avonds thuis en
wil na het eten wat gaan teekenen. Ik
was in de keuken nog even bezig en daar
hoor ik hem in zijn eentje mooDeren. De
deur stond op een kier. zoodat ik het ver
staan konDat heeft dat lamme mor
mel natuurlijk weer gedaan.Ja. precies
alles wijst er opHij is op dien
stoel daar gesprongen en vandaar op de
tafel.... kijk me nu eens aan, hoe ie die
punt beknabbeld heeft!Je ziet z'n
tanden er nog instaan.ja en de splin
ters hangen er nog bijhier op tafel
liggen ze ook al. afgeknaagd, gewoon
weg afgeknaagdWaar is dat mormel
nou?.Zoo lig je daar in het hoekje.
je snapt zeker wel, wat er voor je opzit,
hè?.... Kijk eens! Ja, ruik er maar eens
aan! Wie heeft dat gedaan? Wie heeft dat
gedaarf? Stoute hond! Foei! Mag je dat
doen?... Ik zal je leeren!.... Daar!
Jackie begon te janken, want hij kreeg
zoo'n mep. dat ik het in de keuken hooren
kon. Ik ging natuurlijk naar binnen, om
het arme dier te verdedigen."
„Wat heeft Jackie nou weer gedaan?"
vraag ik en ik kon mijn lachen bijna niet
houden.
„Wat ie gedaan heeft?" herhaalde Ko
nijdig. „Wat ie gedaan heeft? Kijk zelf
maar eens!...." Ko hield me met een
woedend gezicht het potlood voor en voor
dat ik er een woord tusschen in kon bren
gen. ratelde hij verder: .Dat is toch z^o
duidelijk als de dag? Kijk hij i§ eerst op
dien stoel gesprongen, en vandaar op ta
fel en kijk, daar liggen de afgeknaagde
snippers ook nog. Die zijn niet met een
mes gesneden.die zijn afgeknaagd met
zijn tandenkijk, ze staan er nog in
en het hout is heelemaal afgesplinterd..
dat zou met een mes nooit zoo kunpcn
gebeurd zijn. Maar ik zal hem een pak
slaag geven dat ie.
„Hoor 's Ko" zei ik toen .dan moest
je mij dat pak slaag maar geven want
Jackie heeft dat niet gedaan maar ik
En toen vertelde ik hem, dat ik het pot
lood voor mijn waschlijstje gebruikt had
en er een nieuwe punt aan gesienen had.
En na dien tijd is hij heelemaal genezen
van zijn malle fratsen om overal srioren
te zien van hetgeen er gebeurd is of moet
zijn.
„Maar Dol." vroeg Annie verwonderd.
„Hoe kwamen die splinters dan aan dat
potlood?"
„Wel kind. dat is nogal glad" zei Dolly
doodgewoon. .Ik had geen mesje bii de
hand en toen heb ik het natuurlijk met
mijn schaar gedaan!"