laargang Donderdag 18 Februari 1932 No. 8 I NIEUWE BUREN door LILLE HOGERWAARD. I HOOFDSTUK III. i der Zeven Buurkinderen. |en de kinderen 't kleine eindje beide villa's van elkander |Was al zoo heel lang geleden, T door „de Poort" het aangren- I hadden betreden, maar deftig kdeur waren gekomen! Ze kon- luwelijks herinneren, wanneer (was. Lang tijd om hierover na padden ze echter niet, want al dat Jaap aangebeld had, deed link dienstmeisje de deur open bb van plezier naast haar te "rwijl hij uitriep: ar gauw mee!" (jes volgden het baasje naar de nkamer, waar zij vroeger meer- (est waren, maar die er nu zoo uitzag. Vriendelijk trad me- der Linde met Elly hen tege lfijn nu onze buurtjes," zei de ijl zij naar den ruststoel keek, i groote jongen lag. (re hand werd uitgestoken en zeiden den zieke om beurten prettige kamervol op eens!" Hoe meer zielen, hoe meer jral als je zooals ik een beetje niet op zoek naar vrienden (Jullie komen echt uit de lucht Sjn hier wel meer geweest!" zei pikwijls!" riep Hans uit. de vorige bewoners?" vroeg lok daarna," antwoordde Jeap. totdat het huis verkocht bd Liesje. Pen 't niets leuk, dat we hier "Jen mochten!" verklapte Bep. lan Jaap legde haar echter het pp. rijp het al!" riep Wout vroolijk Ipeelden zeker in den tuin, toen Ibewoond was." hk het nu ln koor. rtwel een groote teleurstelling geweest zijn, dat 't niet meer wel," zei Liesje. I waren er heel boos om!" hij dat?" dacht Liesje. (me best begrijpen, hoor!" ging „Wat speelden jullie alzoo in lewonden kinderstemmen ver- Tan al het heerlijke, dat de tuin pgeleverd had, tot Jaap plotse- i na een medelijdenden blik op per. te hebben: e 'tnou eens over wat anders lit wilde er nog veel meer van Iwerd ingewijd over ,,de Poort", I plekjes voor verstoppertje en nog veel meer. Zijn oogen schitteren. Fijn was dat alles [tuin zou hij latero, hij worden om van al dat heer lijke te kunnen genieten! De dokter zei immers, dat hij beter kon worden, als hij maar erg zijn best deed. Nu aan hem zou 'tniet liggen! Hij had natuurlijk wel eens buien van moedeloosheid gehad en zich deerlijk ver veeld op zijn ruststoel, als Moeder haar bezigheden had, Vader niet thuis was. de kleintjes hem niet wisten te boeien en zelfs lezen hem begon te vervelen! Dan waren de uren heel erg lang gevallen en had hij aan de mogelijkheid van beter schap gewanhoopt, maar nu voelde hij zich plotseling zoo vroolijk en rijk te midden van zijn nieuwe vrienden, die bovendien buren waren! Verwonderd keek Liesje naar den grooten, bleeken jongen, die er toch zoo opgewekt uitzag, niettegenstaande hij steeds moest liggen en aan geen van de prettige spelletjes deel kon nemen, waar van zij hem verteld hadden. Hoe was dat eigenlijk mogelijk? Liesje wist zeker, dat zij niet zoo vroolijk zou zijn, als ze altijd liggen moest en zei plotseling: „Wout, Je bent een kraan!" Wout lachte, maar de drie andere Brandtjes keken ernstig. Liesje had im mers uitgesproken, wat zij juist dachten! Jaap en Hans herinnerden zich nu, dat ze eenige mooie boeken meegebracht had den en legden ze op een tafeltje bij Wout neer. Deze was in de wolken over nieuwe lectuur, nog wel van zijn lievelingsschrij vers! Daarna werden er spelletjes gedaan, vroolijke gezelschapsspelletjes, waaraan niet alleen Wout, maar ook Elly en Bob konden deelnenjen. En toen mevrouw Van der Linde met een blad met zeven glazen limonade en een trommeltje koekjes bin nenkwam, zag zij het halve dozijntje om den ruststoel geschaard Hoe opgewekt zag Wout er nu uit! De dokter had afleiding voorgeschreven en bezorgd had zij zich afgevraagd „Hoe kan ik hem die verschaffen, als hii aan zijn ruststoel gebonden is?" Maar nu was daar opeens afleiding voor hem gekomen in den vorm van de buur kinderen. „We zijn toch niet te druk voor hem, mevrouw?" vroeg Jaap, zich plotseling de boodschap herinnerend, die Moeder hem meegegeven had. „Welnee; hij heeft geen koorts en kan er best tegen!" antwoordde mevrouw Van der Linde, terwijl ze haar oudsten jongen vriendelijk toeknikte en tegen hem voort ging: „Wout, wij vieren vandaag met limo nade en lekkere koekjes het feest der vriendschap!" „Zullen we een club oprichten?" vroeg Hans. „Ja, ja!'? klonk het uit verscheiden monden. „De Club der Vijf Buurkinderen!" „Kunnen het er geen zeven zijn?" vroeg Wout, een blik op zijn zusje en broertje werpend. Natuurlijk wilde niemand Wout teleur stellen. hoewel de vier Brandtjes zich eigenlijk te groot voor de kleintjes voelden. Na even met het hoofd en de oogen onderling getelegrafeerd te hebben, zei Jaap: „De Club der Zeven Buurkinderen dan!" Dit voorstel werd met algemeen handge klap aangenomen en Wout werd tot presi dent gekozen. „We moeten natuurlijk een reglement hebben!" zei Wout. „Noemen jullie de pun ten maar, dan zal ik ze opschrijven." Na veel heen en weer gepraat, geschrijf en door gestreep kwam het reglement ein delijk klaar. Wout las het voor: „Reglement van de Club der Zeven Buurkinderen. Art. 1. De zeven buurkinderen verbinden zich elkaar zoo prettig mogelijk bezig te houden. Art. 2. Zij mogen geen spelletjes doen, waaraan de anderen niet kunnen deelne men, tenzij dit met volkomen goedvinden van deze anderen geschiedt. Art. 3. Zij moeten elkaar beschermen, waar zij kunnen. Art. 4. Zij mogen geen geheimen voor elkaar hebben. Art. 5. Zij komen minstens éénmaal per- week samen en houden om den ruststoel van den president geschaard, vergadering over alle voorkomende kwesties en moge lijke geschillen Art. 6. Wie niet overeenkomstig het reglement handelt, wordt als lid ge schrapt." Juist werd dit laatste artikel voorgelezen, toen meneer Van der Linde in de kamer verscheen en lachend zei: „Daar de bewoners van „het Uilennest" en die van „Boschlust" een verbond heb ben gesloten, zie ik er geen bezwaar in, met „den Heer van het Ullennest" onder handelingen aan te knoopen over 't weder openstellen van „de Poort", ten einde het verkeer tusschen de villa's te vergemak kelijken." „Hoera! hoera!" riepen allen, wel begrij pend, dat „de Heer van 't Uilennest" geen bezwaar zou hebben deze versperring te verwijderen. tWas later geworden dan iemand ver moedde en verschrikt hoorden de kin deren het plotseling zes uur slaan. Er werd haastig afscheid genomen onder belofte den volgenden dag weer samen te komen, hetzij in huis of in den tuin van Bosch- lust, al naar het weer toeliet. ,,'n Leuke baas, die Wout, en een aardige familie!" luidde het eenstemmig oordeel der jeugd, toen Vader Brandt haar vroeg, of zij met de nieuwe buren kon opschieten. „We moeten Wout en de kleintjes ook eens hier vragen te komen!" zei Moeder, toen zij vernomen had. dat „de Poort" üi eere hersteld zou worden. Acht vragende oogen keken haar min cf meer verwijtend aan. Dacht Moeder er nu heelemaal niet aan, dat Wout voortdurend liggen moest? Maar Moeder had daar wel degelijk aan gedacht. Zij zei: „De Poort" moet natuurlijk verbreed worden. Zoodra de weg voor het verkeer geopend is, kunnen de belde Vaders het transport van den zieke op zich nemen en Wout met ruststoel en al een plaatsje in ons prieel geven, 'tls een kleine afleiding voor den jongen!" Een luid gejuich zei duidelijk, dat dit een prachtplan was en Jaap riep uit: „Op onze eerste vergadering zullen we Moeder als eerelid van de club voor dragen!" (Wordt vervolgd) (Nadruk verboden). o

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 13