««•Abdijsiroop Herinneringen van een Oud-Commissaris van Politie. Gesprongen Handen Bestrijdt toch die Bronchitis! EEN LEVEN OM EEN LEVEN PARLEMENTAIR OVERZICHT LAND- EN TUINBOUW. SCHEEPSTIJDINGEN! FEUILLETON. TWEEDE KAMER. ALLERLEI WETSONTWERPEN EN CONCLUSIES. De Kamer hield gisteren weer eens op- opruiming van tal van kleinere ontwer pen en conclusies. Doch niet. dan nadat allereerst zonder hoofdelijke stemming was goedgekeurd het wetsontwerp inzake het aangaan van een of meer geldleeningen ten laste van 't Rijk. Van de verdere onderwerpen noe men wij: 1. Wetsontwerpen Goedkeuring van het Verdrag met bijbehoorend Protocol ter bestrijding van de valsche munterlj van 20 April 1929: wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Uitleveringswet in verband met het Verdrag. 2. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de inlichtingen op het adres van W. J. Lucardie, gepensionneerd luitenant-kolonel der infanterie van het Ned.-Indische leger, te 's Gravenhage, houdende verzoek om rechtsherstel in verband met zijne niet-bevordering tot kolonel. 3. Conclusie van het verslag der Com missie voor de Rijksuitgaven omtrent de Verslagen der Algemeene Rekenkamers in Nederland en Nederlandsch-Indië, bedoeld bij artikel 71 der Indische Comptabiliteits wet 1925 betreffende hare werkzaamhe den over 1930. 4. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van J. L. Couzijnse, gedetineerd in het huis van bewaring te 's Gravenhage, betreffende de hem aangedane behande ling bij gelegenheid van zijn bezoek aan zijn overleden kind in een ziekenhuis. 5 Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van E. A Korteling, te Arnhem, houdende verzoek een onderzoek in te stellen in zake het aan adressant ver leende ontslag als bewaarder bij het ge vangeniswezen. 6. Wetsontwerp Wijziging en verhoo ging van het tiende hoofdstuk der Rijks- begrooting voor 1931. 7. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van Ph. Hartogs, tandtechnicus. te Amsterdam, houdende verzoek te willen bevorderen, dat aan adressant alsnog de bevoegdheid wordt verleend, de volledige tandprothese uit te oefenen. 8. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van A. G. Landaal en M. N. Bloe- mink, resp. gewezen secretaris en gewe zen adjunct-secretaris der Directie van de voormalige Weduwen- en Weezenkas voor Officieren van de Landmacht, houdende verzoek om schadeloosstelling wegens der ving van pensioen ten gevolge van de op heffing van gemelde kas. 9. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent het Verslag over de ver richtingen aangaande het armbestuur over 1929. 10. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van A. Groenendijk en H. G. Reyn- ders, beiden sergeant-majoor-instructeur bij het 1ste regiment onbereden artillerie te Gorinchem, betreffende toekenning van de aan hun rang verbonden jaar wedde. 11. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van C. P van Leeuwen, oud-onder wijzer, te Delft, houdende verzoek op nieuw in het genot van een ingetrokken wachtgeld te worden gesteld. 12. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van J. H. Jurriaanse, te Rotterdam, houdende verzoek te willen bevorderen, dat 's Rijks herbarium, 's Rijks ethnogra- fisch museum, 's Rijks museum van na tuurlijke historie en 's Rijks museum van oudheden te Leiden niet worden gebracht onder beheer van de universiteit aldaar. 13. Conclusie van het verslag der Com missie omtrent de Inlichtingen op het adres van M. S. Probokeso, onder-voorzit ter van den landrraad, te Manado, betref fende vrijstelling van het candidaatsexa- men in het Nederlandsch-Indisch recht aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Over enkele van deze ontwerpen en conclusies ontstond een kort debat, doch tenslotte werden ze alle goedgekeurd, ook de suppletoire begrooting van ar'peid, waarin werd voorgesteld over te gaan tot de oprichting van een nieuw gebouw voor den Octrooiraad. Daarna werd nog gedebatteerd over en kele posten van de Zuiderzee-begrooting, die tenslotte zonder hoofdelijke stemming werd goedgekeurd, doch waarbij de oude Staatsman mr. Heemskerk voor een ver rassing zorgde door zijn verklaring, dat hijvoor de geheele drooglegging der Zuiderzee niets gevoelt. HAGENAAR. VIII. DE JACHT OP INBREKERS. Weer was er een inbraak gepleegd, waarbij de brandkast als een sardine blikje was opengeknipt en weer waren de daders onbekend. Als ik zeg onbekend, was dit maar betrekkelijk, want eigenlijk wisten we heel goed wie de jongens waren, die telkens blijken van bekwaamheid gaven in het openen van de bergplaatsen, waar de goede burgerij haar bezit veilig waande; we kenden de Jongens bij naam en toenaam, wisten waar ze woonden en waar ze hun bltteruurtje hielden, welk uurtje ongeveer den geheelen dag vulde. Als Je op zoek ging onder de jongens en meiden van de vlakte, hoorde je van alle kanten, dat Jan en Jaap en Willem en Gijs en hoe ze allemaal meer mochten heeten, de krakers waren; voorts wisten ze. dat „de Bleeke" de zaak opkocht en „de Mottige" de centen verknokte, dat wil zeggen: tegen de vaste provisie van 10% de gestolen bankbiljetten tegen andere omwisselde. Ja, maar wat gaf je dat al les? Dikwijls hadden we al een inval ge daan. nu bij dezen, dan bij dien, maar 't eenige wat je vond was een partij valsche sleutels of wat inbrekersgereedschap, dat we dan maar meenamen om de lui te ont- rieven, maar gestolen boel vond je nooit en bij de Mottige behoefde je niet te komen want die vloekte je stijf, bewe rende, dat hij een eerzaam winkeliertje was en hij liet je niet binnen. De lui, die je zoo het een en ander ver telden waren als de dood voor den inbre kers en zouden onder geen voorwaarde officieel iets willen verklaren, en boven dien, wat ze wisten, hadden ze ook maai' van hooren zeggen, terwijl er meer con clusie dan wetenschap in hun verklarin gen schuilde. Wat gaf je al die wijsheid? Niets. Had je maar eens een paar goede vingeraf drukkeu gevonden, dan had je tenminste een houvast gehad: had je maar eens c-en stukje gestolen goed gevonden, dan was er een punt van uitgang geweest; nu kan je eigenlijk niets doen. en als de jongens bij ..Schele Karei" voor de toon bank stonden te drinken en te zwetsen, dan wuifden ze Je goeien dag, als je voorbij gii.g en ze waren joviaal genoeg om de rechercheurs uit te noodigen een glos met hen te komen drinken. Het spreekt, dat we bij dit alles niet stil zaten, maar er 's nachts in de onmo gelijkste plunjes op uit trokken om te zien, of we goede bekenden ergens op ver dachte wijze konden aantreffen en het lukte dan wel eens een paar marandeurs op den kop te tikken, maar wat Je ving waren gewoonlijk een paar schlemielen; de geroutineerden zag je niet, of als je ze zag, hadden ze jou ook gezien en was het weer verkeken. Ik begreep, dat ik moest zien er iemand tusschen te krijgen en ik probeerde het met Toon, maar al hadden ze hem niet dóór, ze namen zoo'n slungel niet in ver trouwen; die was hoogstens goed om hen te trakteeren, en als ze geweten hadden, dat Toon een rijwiel had gepikt, zouden ze hem misschien nog bij de politie ge bracht hebben; dat deden ze, als ze iemand kwijt wilden en ze hoopten daar mee de gunst van de politie te winnen; ja, je moest voortdurend op je qui vive zijn, dat zij van hun kant geen zooge- naamden versliecheraar tusschen de re cherche schoven, die hun meedeelde, wat de politie wist en van plan was. Ik maakte toen kennis met een jongen man. die het leven niet al te ernstig op vatte; een jongen van ontwikkeling met een ongebreidelde fantasie en een ge weldige flux de parole, bovendien een met groot lef. Zijn kwaliteiten waren oorzaak, dat hij de eene betrekking na de andere kwijt raakte en dat hij altijd court d'argent was, want Jan kon geen centen in zijn zak houden. Hij had onder meer ook in effecten gescharreld en zijn be kendheid met die min of meer waarde volle papieren kwam mij uitstekend te pas. Weet namelijk, dat de heeren kra kers den laatsten tijd nog al eens effec ten in de brandkasten ha'dden aangetrof fen en zij hadden het onnoodig gevonden, die bij hun vertrek achter te laten. Nu is niets zoo gevaarlijk als het stelen of liever het van de hand doen van waar depapieren want die kan je niet als een bankbiljet in betaling geven en je kan die ook maar niet aan een bank of een effec tenhandelaar verkoopen, want eerstens krijgen die de lijsten van gestolen ef fecten en tweedens koopen ze niet van onbekenden, omdat zij dan ten slotte aansprakelijk worden gesteld. Dat wisten de jongens ook wel en daarom zaten ze met die dingen hun maag, maar ja. als je daar papieren ziet liggen, waarop staat-, dat ze een waarde van duizend gulden, dollar of andere munt vertegen woordigen, al is die waarde soms denk beeldig, dan is het begrootelijk ze te laten üggen. Ik vroeg Jan, of hij er tegen billijke vergoeding of desnoods zonder vergoeding wat voor voelde te trachten in connectie met de brandkastdieven te komen en Jan, die avontuurlijk was aangelegd, terwijl hij weer eens zonder emplooi was, zei, dat hij me wilde helpen en ik verwees hem naar Schele Karei, waar hij de bloem der natie zou aantreffen. Jan was dus volstrekt geen vriend of collega der inbrekers, als hoedanig men het later wel eens heeft willen voorstellen, om afbreuk aan zijn getuigenis te doen, maar een amateur-rechercheur. Jan ging naar de kroeg van Schele Karei, waar zijn verschijning als heertje volstrekt geen argwaan wekte, want al de klanten van Karei zaten tip top in de kleeren en rookten sigaretten. Wat hij daar bij zijn dagelijksche be zoeken alzoo bij elkaar gelogen heeft, weet ik niet, maar zijn welsprekendheid en de mededeeling, dat hij geen onbekende in 't gevang was, bezorgden hem al spoedig vrienden, temeer daar Jan niet op een consumptie keek. Karei vooral werd een van zijn intimi en toen Jan met den vrou welijken aanhang kennis begon te maken, was hij door zijn net uiterlijk en zijn mooie tong al gauw in de gunst. Het duurde dan ook niet heel lang, of Jan werd in intiemen kring uitgenoodigd, waar hij bacchanaliën meemaakte; waar hij zag, hoe gewiekste zakkenrollers hun eigen kameraden bestalen en waar het tusschenbelden tot ergerlijke tooneelen kwam. Ik heb toen wel eens gevreesd, dat Jan, die als ik zei, avontuurlijk was aangelegd, die partijtjes te veel naar zijn smaak zou vinden, want aanvankelijk kreeg ik geen andere waar voor mijn geld dan zeer in teressante en levendige beschrijvingen van de fuiven, die Jan meemaakte en zijn kostenrekening was nu niet bepaald laag, terwijl hij er begon uit te zien als een vuil hemd. Maar gelukkig bleef het voor Jan avon tuur en ik begreep wel, dat hij er ook op den langen duur pas goed in zou komen. En hij kwam er zoo goed in, dat ze met hem over de effecten begonnen te spre ken, waarbij hü hun deed gelooven, dat hij zijn leven lang eigenlijk nooit wat an ders gedaan had dan in gestolen effecten handelen. Hij wist alle mogelijke inlichtingen te geven over de reëele waarde der stukken en hun verhandelbaarheid en eindelijk kwam de vraag, of hij kans zag ze te ver koopen, waarbij natuurlijk de waarborgen dat het safe was, onomstootelijk moesten zijn. Jan trok aan z'n zooveelste sigaret en zei. dat hij ze zelf voor een zacht prijsje wilde koopen: dat was legen den in dien handel gebruikelijken koers van 10 pCt. der reële Vaarde. Dat was niet vpel, maar Jan loog van reizen naar het buitenland, het risquante. dat er voor hem aan de zaak was en loonde zich heel niet begeerig. Nu waren de dieven nauuriijk al lang bij Bleeke Willem en Mottige Toon geweest, maar die moesten van die papieren niets hebben en daarom dachten ze: beter een tiende ei dan een leege dop. Ze vertrouwden Jan echter ook al niet verder dan ze hem za gen, zooals dat bij die heeren is, als 't op centen aankomt, want Jgn was onte genzeggelijk een patente jongen en geen haar op hun hoofd dacht er aan, dat hij een spion was, maar ze wisten wel. dat hij nu met zoo heel dik in zijn geld zat en ze zeiden hem dan ook ronduit, dat ze niet geloofden, dat hij het geld zou hebben om de effecten te betalen, want al was 't dan maar tien percent, het liep toch nog al in de papieren. Pf zei Jan en stak een nieuwe siga ret op, „als ik zooveel geld had, zat ik hier toch zeker niet, maar ik heb een mannetje, dat het geld geeft en van hem heb ik alleen een paar procent provisie; zooveel verdien ik er niet aan." Ze wilden 't probeeren met een paar stukjes, waarvoor een driehonderd gulden noodig zou zijn, maar nu kwamen de con dities; niet dat ze Jan niet vertrouwden, maar er moest later geen bewijs tegen hen zijn. Dus Jan moest eerst het geld geven en op eerewoord werd verzekerd, dat hij dan de stukken kreeg, hoe en waar dat zou hij wel zien. RECLAME. Ruwe Huid Schrale Lippen Jan vond dit alles goed, want hij ver trouwde hen en bovendien waagde hij zijn eigen centen er niet aan. Toen Jan me die boodschap bracht, keek ik wel wat bezorgd: Jan driehonderd gulden in zijn zak geven was, gezien 's mans mildheid, niet zonder bedenking: ik sprak er met de verzekering over, mijn bezorgdheid niet verbergend, doch deze wilde het er op wagen en zoodoende kreeg Jan zijn driehonderd gulden. Hij heeft dit geld eerlijk overgedragen, nu Ja, er zal wel een provisietje vanaf zijn gegaan, maar daarmee had hij de stuk ken nog niet. Den volgenden avond ging Jan door een steegje, toen er een meisje naar hem toe kwam, dat hem een pakje in de hand stopte en verdween. Het bleek, dat de be wuste effecten in het pakje zaten, maar tevens blijkt er uit, dat de dieven voor het eerste gat niet te vangen waren. En fin ik kreeg de f. 3000 effecten en kon ze den benadeelde teruggeven, maar een streep verder was ik niet gekomen; ik kon met geen mogelijkheid bewijzen, dat de effecten afkomstig waren van de jon gens. We besloten op het ingeslagen spoor voort te gaan en gaven nieuw geld, waar voor we nieuwe effecten kregen, tot ik ten slotte de heele partij welke f. 30.000 waard was in handen had. Men begrijpt, dat dit alles, hoe aardig cok, niet het doel van mijn werk was: ik moest de dieven hebben en bewijsmate riaal om ze veroordeeld te krijgen. Ik had alleen Jan tegenover het stel, dat zou alles ontkennen en bovendien was ik met Jan overeengekomen, dat ik hem, als 't eenigszins mogelijk was, buiten het ge ding zou laten, wat met het oog op Jan's veiligheid een verklaarbaar beding was. Eén ding had ik er echter mee gewonnen: Jan had een onbeperkt vertrouwen en 't geloof aan zijn rijken geldschieter werd met den dag grooter. Ik had de voorzorg genomen de num mers der bankbiljetten, die ik Jan gaf te noteeren en ik liet onder eenig voorwend sel eens een van de bende aanhouden en fouilleeren, waarbij een der genoteerde biljetten werd gevonden, maar men voelt het: dat was nog niets, maar wat ik zoo langzamerhand wel wist, dat was, wie de lui waren, die inbraak A hadden gedaan, wie B en C, maar wie D zouden doen, dat wist ik niet, want de Jongens hadden Jan alleen noodig als ze wat gedaan hadden; voor dien tijd niet; ze waren voorzichtig en behalve het stel. dat iets ging onder nemen. wist niemand van de plannen iets af. (Wordt vervolgd.) ONDERHANDELINGEN OVER DE LOONEN IN HET BOLLENBEDRIJF. Gemiddeld weekloon van f. 21.-? Gisteren vergaderden te Lisse de bestu ren der drie patroonsvereenigingen met de drie arbeidersorganisaties in de bollen streek, omtrent een eventueele vernieu wing van het collectieve arbeidscontract, dat op 1 Maart a.s. eindigt. De besturen der patroonsvereenigingen waren bereid hun organisaties te advlseeren tot het aangaan van een nieuw collectief contract met een gemiddeld weekloon van f. 2C. Terwijl de besturen der R.K. en Chris- teliike arbeidersorganisaties zich bereid verklaarden een loon van 22 gulden in hun organisaties te verdedigen, bleef het bestuur van den Modernen Bond zich op het standpunt stellen van een loonsverla ging van 10'/», hetgeen neerkomt op een gemiddeld weekloon van f. 23.40. Na zeer langdurige onderhandelingen deelden de besturen der patroonsvereeni gingen mede, dat zij als uiterste grens aan hun leden willen advlseeren te gaan tot f 21- per week. Omtrent de overige bepalingen was geen verschil van meening. De besturen der arbeidersorganisaties zullen hun leden m kennis stellen van de gemelde bereidver klaring. KON. NED. STOOMB ,\nj I ASTREA. 11 Febr. van New Yo-'i I Haiti. CLIO, 11 Febr. v. Gibraltar n. Caj HELDER, 11 Febr. van Curacao n L IRIS, 11 Februari van Oporto naai NEREUS, 11 Febr. van Kopenhaps I Aarhuus. f TIBERIUS, 16 Feb", v. W. Indië te s| verwacht. TRITON, 11 Febr. van Volo n. SalottJ Venezuela, 12 Febr. van A'dam i Indië. VESTA. 11 Febr. n.m. van Middel,! R'dam. KON. HOLL. LLOÏD. SALLAND, thuisreis, 11 Febr. nm. j van Montevideo. MAATSCHAPPIJ NEDERLAND TABIAN, thuisreis, 12 Febr. te Gen# POELAU ROEBIAH, thuisreis. 12 Ft Port Said. HOLLAND—AMERIKA-LUN', BINNENDIJK, 12 Febr. van New Yt R'dam. VEENDAM, 11 Febr. van W. Indië it York. BREEDIJK, uitreis, 10 Febr. van pico. HOLLAND—AFRIKA-LIJN. AMSTELKERK, 11 Febr. van Las mas naar Havre. MAASKERK, uitreis. 10 Febr. van HOLLAND—OOST-AZIE LIJN. ZUIDERKERK, 11 Febr. n.m. van te R'dam. ROTT. LLOYD. SIBAJAK, thuisreis, 12 Febr. van 8 pore. BLITAR, uitreis, 11 Febr. van Catai KEDOE, thuisreis, pass. 11 Febr del Armi. KOTA AGOENG, 11 Febr. van Hai te Bremen. DELI, thuisreis, 14 Febr. te Londet wacht. o DIVERSE STOOMVAARTBERICHI LARENBERG, 12 Febr. van New-Ti Antwerpen. BRITSUM, R'dam naar B.Aires. Febr. Dungeness. RECLAME. Als elk Jaar opnieuw een bronchitis U komt waarschuwen dat het koude Jaar getij is ingetreden, waarom dan gea Abdijsiroop genomen? Menschen metsedel jaren telkens terugkeerende bronchiü vonden daarbij baat. Abdijsiroop Is wcteo- schappelijk samengesteld, verwijdert taaie met ziektekiemen bezoedelde slija en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert menschen-heugenis geprezen bij pijnlijk a veelvuldig hoesten. Bronchitis, vastzitten de kou. Kinkhoest. Influenza. Asthoa „Voor de Borst" Alom Tericrijgbaar. Prijs Fl. 1.50. Fl. 2-75. Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbon» (60 cl). Dan bespoedigt Ge Uw genezing- ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsir»»! Naar het Engelseh van MORICE GERARD door Emma A. H. 46) Zijn Genade, de hertog van Bucking ham, was niet op zijn gemak en rusteloos in zijn getuigenis-afleggen; hij zag er meer verloopen uit dan ooit, of hij zich had voorbereid voor deze onderneming door dagen en nachten van zwieren; hij kon niet naar den gevangene kijken, die hem steeds strak in het oog hield. De getuigenis van den hertog was een net van leugens, zóó voorgesteld, of het heel natuurlijk en waar was; hij was het, die, loopende met lord Devizes, kreten had gehoord en toen hij naar een onbebouwde plek liep, werd hij daar kapitein Robert Darcy gewaar, dien hij zoo even kende, en die een half dood meisje in het zadel lichtte; zij traden tusschenbelde ten be hoeve van het jonge meisje, waarop de degens werden getrokken, en eer de wacht ter plaatse kon komen, was mylord Devi zes doodelijk gewond, daar hij door het hart gestoken werd. Kapitein Darcy was de aanvaller in alle opzichten; hij en zijn vrienden hadden enkel in zelfverdediging gehandeld. Master Sawyer vroeg Zijn Genade naaf- den derde, die tegenwoordig was, waarop de hertog antwoordde, dat hij 'n vreemde was, die zeker ook op 't geluld was afge komen; dat hij zoozeer in 'n mantel ge huld was, dat hij hem niet herkennen zou en dat hij in de drukte, nadat hij lord Devizes had heipen wegdragen, verdwe nen was zonder verklaring, daar hij waarschijnlijk liever niet bij de zaak be trokken werd. Toen den hertog gevraagd werd waarom ze het lijk van mylord Devizes zoo gauw verwijderden, in plaats van het daar te laten tot de wacht kwam, wendde hij dit af met groote gladheid van tong door te zeggen, dat hij een chirurg daar dicht bij kende, met wiens hulp hy hoopte als ze er tenminste gauw by waren dat het bloed kon gestelpt worden en mylord Devizes weer zou bijkomen. Al de pogingen van master Sawyer om den hertog van de wijs te brengen gedu rende het verhoor, mislukten; ze maakten Inderdaad het geval erger, daar hy er andere bijzonderheden byvoegde, die tegen Darcy schenen te getuigen, al werden ze dan ook schynbaar met eenigen tegenzin uilgesproken. Lucille viel bijna flauw, terwyi deze ge tuigenis werd afgelegd; ze had het wel willen uitschreeuwen bij die valschheid, maar haar tong kleefde haar tegen het verhemelte en ze begreep ook heel goed, hoe weinig nog zulk een protest zou gege ven hebben. De rechter liet zich een paar opmerkin gen ontvallen, waaruit voldoende bleek, hoe hy meende dat het geval zou afloopen, zooals het hem ook zeker niet onwelgeval lig zou zyn. Twee van de wacht werden vervolgens opgeroepen, die getuigden, dat, toen ze kreten hadden gehoord en later het ge kletter van wapenen, ze er yiings op afge gaan waren, maar te laat ten tooneele verschenen; ze hadden den beschuldigde gevonden met het meisje in zyn armen en daar ze geloof sloegen aan zyn verhaal en niet wisten, dat er moord was gepleegd, hadden ze hem laten gaan, terwyl ze ech ter wel eerst de voorzorg hadden genomen om zijn naam en adres op te teekenen. Anne Pembery was hun bekend als de dochter van een handelsman, daar uit den omtrek Master 6awyer had nog van hem willen hooren wat Robert Darcy had gezegd, maar hü werd overstemd door de verkla ring van den rechter, dat dit geen aanne melijke getuigenis was. De laatste getuige was Anne Pembery zelve. Ze had naast mrs. Darcy gezeten en had moeten ondersteund worden toen ze naar de getuigenbank werd geleid, waar zij mocht gaan zitten. Haar jeugd en haar bultengewone bleekheid wekten groote sympathie in de rechtszaal en veler blik ken. voornamelijk van de vrouwen, wer den tegen kapitein Darcy gericht, die dit droeg met mannelijke waardigheid, wat, zooals later bekend -werd, by enkelen de vraag deed rijzen of hy, alles wel be schouwd, het recht nog niet op zijn zijde had. De procureur-generaal stond op, wendde zich tot den rechter en zei: Mylord, met het oog op den toestand van deze jeugdige persoon wil ik haar niet langer ophouden, dan den tüd, die noodig is om drie vragen te stellen, zoo kort mogeiyk. De rechter keek den heer procureur veelbeteekenend aan. Haar getuigenis is haast niet noodza- kelük, zei hy met langzamen nadruk. Toen keek zün lordschap naar de jury, die het daarmee eens scheen te zün. Weet u madam wie u wegvoerde? Een nauw hoorbaar: Neen, sir, was het antwoord. Zoudt u iemand herkennen, dien u op dien avond heeft gezien? Neen, sir, ik was zoo van streek. Waar bevondt u zich toen u weer tot bewustzyn kwam? In het huis van kapitein Robert Darcy. De procureur-generaal ging zitten. Toen stond master Sawyer op en zei Ik ben evenzeer geneigd, mylord, om deze Jeugdige persoon te ontzien als myn heer de procureur, maar in het belang van mün cliënt ben Ik verplicht nog wat verder te vragen. En zich toen tot miss Anne wendend: Hebt gy den gevangene in de bank der beschuldigden al eerder gezien? Het jonge meisje keek naar Robert, aar zelde en zei: Ik geloof van niet, sir. Toen voegde ze er bij Maar ik weet het niet zeker. Er ko men zoovele heeren bij mijn vader om zaken te doen. De procureur keerde zich om, knikte by dit antwoord den rechtskundige toe. die naast hem zat. en scheen er zeer mee in genomen. Master Sawyer probeerde weer: Op den bewusten avond, madam, wa ren er toen geen drie, die u trachtten te ontvoeren? Er volgde een ademlooze stilte; de heeie rechtszaal wachtte op het antwoord, waar van zooveel afhing. Miss Anne bracht de hand naar het voorhoofd en scheen op het punt te bezwijmen. Eindeiyk zei ze en de deurwaarder van het gerecht moest de woorden herhalen, zoo zacht werden die gesproken Ik hoorde iemand loopen, ik gilde en viel er was iets op den weg, meer her inner ik my niet. Master Sawyer ging zitten, als Iemand, die zich verslagen voelt. De procureur stond op, met een glimlach van voldoe ning: Ik hoef deze jonge dame niet langer lastig te vallen. Lucille hoorde haast geen lettergreep meer van wat er volgde; zy had een gon zend geluld in de ooren, de stemmen schenen van verre te komen, elkaar te kruisen of het draden waren van een webbe; ze kon niet de verbeelding van de werkelijkheid scheiden, wat waan was, van wat in waarheid gebeurde. Zij vermeende dat de rechter in hetjrort den loop van de zaak herhaalde, voor de jury tot haar uit spraak overging; wat hy niet laten kon, ofschoon het resultaat waarschijnlijk het zelfde zou zün geweest, als de getuigenis- in sen juist het tegenovergestelde had bevat, daar de meeste rechters omli baar waren, veil voor argumenten van vloed of beurs. Zyn Genade, de hertog Buckingham, kon over beide beschikl De jury hoefde niet de zaal te veria om te raadplegen; het woord „scnuio werd zoo helder en duideiyk uitgespw dat het als een dolksteek trof het har haar, wiens echtgenoot daarmee werd doeld. De klank van dat .schuldig volgde Lucille nog dagen en nachten u Kapitein Darcy aanvaardde de uitsp.' als één, die er door verplet wordt; mond vertrok. Hij kromp ineen onder kouden toon, waarmee de voorman van jury dit door de rechtzaal riep. richtte hij zich op om het vonnis te ren. deed geen enkel beroep, uitte andere tegenwerping dan de eenvoi» woorden Ik trad tusschenbeide om een te verhoeden: ik ben onschuldig wat een smet zou kunnen werpen eer van een man. HOOFDSTUK IX. Een vruchteiooze gang, Robert den Tower, vorm was uitgesproken. Lucille dood dan levend weggeleid en eigen praam naar Kingston gebr: Het was bijna avond, toen ffl kwam: een kille lucht sloe? "Pt, rivier en drong door haar langen heen om gezamenlyk met de vreet. haai hart school, haar het bloed W' de aderen te voeren. Dr. Ambrosius Fletcher was haar zyde geweest by het verhoor was hei, die haar aan wal hielp den arm bood langs de grashelPL naar de balkondeur leidde, wast" binnentrad. (Wordl bKU VtUL'UtCIUUAC Darcy was teruggevoerd er, nadat het vonnis naar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 10