NIEUWE BUREN
ANECDOTES.
door
JE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk n.
sde is beter dan Oorlog.
tde oogen hadden de jeugdige
het aangezien, dat het heer-
aangrenzende terrein, hetwelk
Kr kosten tijd als het hunne
schouwd. langzamerhand in een
herschapen werd, waarin zij
eens een voet mochten zetten!
onderging ook een grondige op
en er was heel wat werkvolk
naar hieraan ergerden de kin-
niet Het huis was immers
huis waarin ze na het vertrek
Ten Bosch geeD voet meer
len. Maar den tuin, dien heer-
n konden ze maar niet goed-
anderen afstaan,
moest het! Dat begrepen ze
rel al kwam er telkens een ge
in boven alsof hun het grootste
ingedaan was, dat ooit kinderen
en hadden.
er had het gat in de heg. „de
i de beide terreinen met elkan-
id. laten dichtmaken! Jaap zei
nsmonds: .Vader heult met den
maar hij durfde dit toch niet
ggen. En ook de anderen zagen
irt verraad in.
naar goed. dat de Paaschvacan-
Foorbij was en het viertal weer
ol ging. dacht Moeder. Tegen de
mantle zouden ze wel aan het
gewend zijn. dat zij zich nu te-
oesten stellen met het terrein
üilennest". 't Leek al, af ze zich
igen gebied meer thuis gingen
tte weken vóór de vacantie had
veel te leeren; bovendien was
sgenachtig. zoodat ze ten slotte
5 van den naburigen tuin niet
Sen, als zij zelf wel gedacht
vacantie echter aanbrak en
tje helder scheen, kwam de oude
irdiging weer boven. Hun tuin
:rs veel te netjes aangelegd om
motten en er waren niet eens
men of -struiken, terwijl de bes-
Soschlust" nu juist rijp zouden
at hielp al hun gemopper? Jaap
t plotseling te begrijpen en zei:
lieten er geen steek mee op en
roesten we afspreken, elkaar niet
die verloren heerlijkheid te
b. Wie er over spreekt betaalt
boete en van dat geld gaan we
laatst van de vacantie potveT-
ieren vonden dit plan nog zoo
alet. al nam ieder zich dan ook
best te doen om geen boete te
stalen en dit liever aan de an-
r te laten.
dus niet dikwijls meer over ge
en als het gebeurde, was dit
bij vergissing.
morgen toen ze aan den kant
ig toevallig vlak bij de Poort",
andachtig keken naar een groo-
welks schild fraai schitterde
in het heldere zonlicht, hoorden zij plot
seling kinderstemmen op het aangrenzend
terrein.
Het viertal spitste de ooren. keek elkan
der in gespannen verwachting aan, maar.,
zei niets.
Op eens vloog er een bal boven hun
hoofden, om even later in een rozenperk
terecht te komen en daar te blijven
liggen.
„Ha! dien geven we niet terug!" juichte
Jaap, terwijl hij den bal triomfantelijk in
zijn zak stak.
Geen van vieren zag hierin een on
rechtmatige daad. zelfs niet. toen aan den
anderen kant der heg geroepen werd:
„Geef 'm alsjeblieft terug!"
„Kom 'm maar halen!" zei Hans, in de
veronderstelling, dat de kleuter, bij wien
het kinderstemmetje behoorde, dit toch
niet durfde.
De vier Brandtjes zochten den kezer
weer op, die echter niet op hun belang
stelling was blijven wachten. Doelloos
keken de kinderen om zich heen. Hun
blikken dwaalden daarbij in de richting
van hun huis. Zou Moeder het gezien
hebben? 't Was toch eigenlijk laf: een
klein kind een bal af te pakkenmaar
dat kind kwam uit het kamp van den
vijand en dus
Plotseling trad Moeder uit het huis met
een schattigen krullebol van een jaar of
vier. vijf aan haar hand.
Jaap kreeg al berouw over zijn laffe
daad en den anderen speet het. dat ze er
niet tegen opgekomen waren.
„Hier is Bob van der Linde, een klein
zoontje van onze nieuwe buren!" zei Moe
der als gold het een doodgewone zaak.
„Hij heeft bij ongeluk zijn bal over de
heg gegooid en komt hem nu ozeken."
Onmiddellijk stak Jaap zijn hand in zijn
broekzak om het verloren gewaande voor
werp er uit op te diepen. Moeder keek
haar oudsten longen even verbaasd aan,
maar zei niets.
„Hier is je bal!" riep Jaap.
En Lies je, aan een plotselinge ingeving
gehoor gevend, voegde er aan toe:
„Is die van jou. kleine baas?"
.Nee!" luidde het antwoord. „Hij is
van Wout, maar ik mag er mee spelen."
„Wie is Wout?" vroeg Bep nu.
„Mijn broertje."
„Ouder of jonger?" vroeg Hans.
„Ouder, veel ouder!" luidde 't antwoord.
„Wout is al een groote jongen, al gaat hij
niet naar school."
„En waarom gaat hij dan niet naar1
school?" vroeg Moeder, terwijl zij met deze
vraag de gedachten van haar viertal ver
tolkte.
„Omdat zijn rug ziek is en hij op een
ruststoel moet liggen," antwoordde het
ventje.
Een algemeen stilzwijgen volgde.
Het kleine baasje ging voort:
„We zijn hier pas komen wonen!"
„We dachten, dat er een oude heer en
dame waren gekomen!" riep Hans uit.
„Opa en Oma!" juichte het kereltje.
.Logeer je bij Opa en Oma?" vroeg Moe
der nu, evenals de jeugd naar een verband
zoekend.
„Nee, we wonen hier voorgoed!" klonk
het fier. „Oma, Opa, Moeder, Vader, Wout,
Elly en ik! Wout k.an hier zoo heerlijk op
zijn ruststoel in den tuin liggen, zie je!"
voegde hij er wijs aan toe. „De dokter zegt,
dat hij nu wel gauw beter zal worden."
Beschaamd keken de vier Brandtjes
elkaar aan. Zij waren allen gezond en
sterk en hadden dien ongelukkigen jongen
zijn tuin misgund, al hadden ze van zijn
bestaan dan ook niet afgeweten.
In een plotselinge opwelling Iets goed te
willen maken, vroeg Jaap:
„Wout houdt zeker veel van lezen?"
„Ja, erg veel!" antwoordde Bob.
„GoedJ dan zullen we hem eens een paar
mooie boeken leenen," ging Jaap voort.
Moeder knikte haar oudste jongen
goedkeurend toe en zei tegen Bob:
„Vraag dan eens aan je Moeder, of Jaap
vanmiddag tegen een uur of vier even
komen mag. Geef ons het antwoord maar
over de heg. We blijven er wel op
wachten."
Met den bal in zijn hand stormde het
ventje nu weg.
Even later verscheen er een vriendelijk-
uitziende dame aan den anderen kant dei-
heg. Zij gaf mevrouw Brandt een hand
en zei:
„Ik ben blij, dat Bob al kennis gemaakt
heeft met u en zou niets liever willen, dan
dat uw viertal vanmiddag tegen vier uur
eens bij Wout kwam."
„Is het niet te druk?" vroeg mevrouw
Brandt bezorgd.
„O nee!" haastte mevr. Van der Linde
zich te zeggen. „Mijn oudste jongen heeft
eenigen tijd geleden een leelijken val ge
daan en daarbij zijn rug ernstig bezeerd.
Hij moet nu liggen, maar zijn hoofd heeft
gelukkig niet geleden en hü verlangt zóo
naar omgang met kinderen van zijn eigen
leeftijd. Zijn zusje en broertje zijn veel
jonger dan hij. Meermalen reeds heeft hij
uw viertal gezien en gehoord en hij zou
dolgraag eens met hen spelen."
„Hoe kan dat, als hij liggen moet?"
vroeg Bep.
„Hij Is dol op spelletjes als halma en
dammen," legde mevrouw Van der Linde
uit.
„Dan kunnen we tóch met hem spelen!"
juichte Liesje.
De vriendelijke buurdame nam nu af
scheid.
Ook de familie Brandt ging naar bin
nen, Moeder aan haar bezigheden, terwijl
de jongens hun mooiste boeken uitzochten
om aan Wout te leenen en de meisjes wat
speelgoed verzamelden, om er Elly en Bob
plezier mee te doen.
„Gisteren woonde op Boschlust nog de
vijand." zei Jaap en nu wordt Wout mis
schien onze vriend!"
,,'t Zal best een leuke jongen zijn!"
meende Hans.
Het duurde dien dag erg lang, vóór de
klok vier uur sloeg en de kinderen Bosch-
lust weer zouden betreden, maar eindelijk
was het dan toch tijd en zag Moeder haar
troepje vertrekken.
„Vrede Is beter dan oorlog!" zei zij ern
stig tegen Vader.
(Wordt vervolgd)
(Nadruk verboden).
Ingezonden door Annie Brouwer.
Juffrouw Drabbel: „Hè stoute jongen,
jij hebt mijn ruit gebroken".
Jongen: „Wel nee, juffrouw dat heeft
mijn bal gedaan".
Ingezonden door John Delfos.
Mevrouw (tot nieuw en onervaren
dienstmeisje): .Zeg Marie, heb je de sla
wel goed gewasschen?"
Marie: „Nou best hoor, mevrouw, nog
wel met zeepsop".