lementair overzicht
Herinneringen
van een Oud-Commissaris van Politie.
PASTILLES DROSTE
feuilleton.
LEVEN OM EEN LEVEN
«q Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 4 Febraari 1932
Derde Blad No. 22048
Steunt met Uw gaven
t Leidsch Crisis-Comité.
INGEZONDEN.
FAILLISSEMENTEN.
KUNST EN LETTEREN.
eerste kamer.
de pachtwetten.
tlijk was dan de Eerste Kamer ge
ltot de behandeling der Pachtwet-
h het zou waarlijk tijd worden.
hieraan moet dadelijk worden
■jegd dat het hoofd-monument van
■.handeling ligt in de stemming en
K het debat.
■rs:
[debat zou wemig anders kunnen
in een herhaling van al de argu-
h die uit den treure in den laat-
E'd mondeling en schriftelijk ver-
jTzijn Maar de stemming wordt een
Itje op z'n kant.
de eerste spreker, de katholieke
Slomjous, bestreed de ontwerpen en
fde. dat door tal van belemmeren-
balingen in de nieuwe ontwerpen het
fan grond veel minder aantrekkelijk
Érden. Het rendement er van wordt
fineer door den eigenaar bepaald,
door den pachter, en het continua-
|rht, waardoor de rechter feitelijk de
zal kunnen verlengen, tast het
[omsrecht van den grond aan. Zoo
afgevaardigde in deze ontwerpen
Iste stap naar de opheffing van dien
Boni en daarom verklaarde hij er
legen
lens de liberalen deed de heer Gel-
al evenmin een aanmoedigend
J hooren en vooral in deze cnsis-tij-
Jchtte hij aanneming van de ontwer-
lic ook volgens hem veel te ver gaan,
1 ongewenscht.
J sterker sprak de heer van Wasse-
fcan Catwijck er zich tegen uit.
|ens hem wordt de eigenaar in de
regeling geheel en al afhankelijk
|en pachter, die allerlei verbeterin-
Eal mogen aanbrengen en daarvoor
lergoeding zal moeten ontvangen en
lp tal van andere wijzen wordt be-
Eid. Ook dezen spreker was het con-
lie-recht, dat de pachter krijgt, een
lin 't oog. Hij noemde het bedenke-
fceginselen, die de regeering met dit
|rp wil binnenloodsen en ook hij zou
|m tegenstemmen,
historische beschouwing heeft de
IDiepenhorst gehouden, die voorts te
n gaf dat, bij verwerping van het
rp. de Minister niet zou behoeven
reden. Wat zijn eigen oordeel betrof:
g in het ontwerp heel veel goeds.
één groot kwaad, namelijk het
uatie-recht, waardoor het eigen-
rcht wordt aangetast, en daartegen
hij en zijn vrienden zulke ernstige
iieele bezwaren, dat zij tegen het
p zouden stemmen. De Regeering
meende hij dan goed doen met
tuw ontwerp te komen, zonder het
aatie-recht.
elijk kwam, na al deze tegenstan-
net den heer Steger een voorstan-
n het ontwerp aan het woord. Hij
iet continuatie-recht volstrekt geen
it Immers, wanneer kan de rech-
I loepassen. Alleen als de pachter
opzichten aan zijn verplichtingen
ildaan en zoo kan men dus zeggen,
li wet den eigenaar beschermt en
ptiiter dwingt tot een goede uit
las van de pacht.
Ir:
frelijks was dit geluid verstomd, of
lam weer een tegenstander spreken,
■uk de heer van der Hoeven, die de
1 opgesomde bezwaren tegen het con-
■tierecht herhaalde en meende, dat
pn geen tijd was voor dergelijke „om-
ngen op agrarisch gebied."
kan zeggen, dat het lot van het
twerp afhangt van de katholieken,
s, de anti-revolutionairen, de Chr.
schen en de liberalen zullen er wel
.stemmen. Dit zijn 19 leden. Er zijn
p of 7 katholieken noodig, om het
rp te doen rollen. De fractie telt in
J 16 koppen. Het staat vast, dat het
stemming van een enkele stem kan
'er zal afhangen. Wij voor ons ver-
jten de aanneming met een zeer
e meerderheid. Maar het kan ook
s andersom uitvallen.
de heer van Lanschot, de voorzitter
itholieke fractie., die deel uitmaakt
e Nederlandsche delegatie naar de
^apenings-Conferentie, is dan ook in
nd gebleven en zal eerst na de
ng naar Genève vertrekken.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
DE „PRACHTIG GESLAAGDE" AVOND
VAN „KERK EN VREDE".
Wie het zéér uitgebreid verslag van
dezen propaganda-avond met aandacht
gelezen heeft, zal wellicht minder opge
togen zijn over het „prachtige" gehalte der
aangebrachte argumenten.
Als dr. Tjalsma betoogt: „Zonde en mis
daad is elke oorlog, ook die men louter
verdedigingsoorlog noemt, die zgn. (ik
spatieer, L.) strijdt voor recht en gerech
tigheid". dan is dit in de eerste plaats een
groot woord, onbewezen en voor rekening
van spr.; maar dan voel ik in dit smalende
„zgn." een héél leelijke insinuatie aan het
adres der Neder lands che landsver-
diging, welke, zooals dr. T. ook zéér goed
weet, niet anders dènkbaar is dan als
noodweer tegen aanranding en dus zéér
zeker een strijd „voor recht en gerechtig
heid" is. Ook al keurt dr. T. de middelen
van oorlogvoering af, dan mag hij geene
onjuiste voorstelling geven van het feit.
aat ons land strijden zou voor de Gerech
tigheid.
Wanneer spr. verder zegt: „het waag
stuk is zoo moeilijk, zegt men, maar het is
tenslotte eenyoudig voor een Christen, die
een geweten heeft: Christen zijn staat aan
de eene zijde, oorlog aan de andere", dan
proeft men hier een schifting van „Chris
tenen die een geweten hebben" en hier
door den eenvoud van het vraagstuk be
grijpen, en als onvermijdelijke tegenstel
ling, „Christen zonder geweten," rond-
tobbend in de moeilijkheden.
Dank u, dominee, voor deze van ruim
inzicht getuigende, héélemaal niet eigen
gerechtigde uitspraak, dank in naam van
millioenen Nederlanders!
Maar nu de „prachtige".... vergissin
gen van ds. Buskes. Hij decreteert: „prof.
Haitjema, Stotemaker de Bruine, Aalders,
Eerdmans staan aan de eene zijde. Zij
hebben het geloof in den oorlog behouden.
Aan de andere zijde staan prof. Heering,
ds. Kuiper, pater Stratinann!" Verder ci
teert spr. prof. Bavinck op een wijze, die
moet doen vermoeden, dat deze aan prof.
l-Ieering's zijde staat. Tegen al deze be
slist. misleidende voorstellingen teeken ik
protest aan. Stel u voor, prof. Haitjema
c.s. „geloovend in den oorlog"! Het is te
onzinnig om er woorden aan te verspillen.
Maar nu het noemen van pater Strat-
mann. Deze schrijver van het wereldbe
roemd boek .Weltkirche und Weltf rieden"
zou aan de zijde van prof. Heering staan!
Men hoore„Men kan uit de Heilige
Schrift ALLES bewijzen. Beslissend is ech
ter de geest van het Evangelie. Deze is:
Gerechtigheid, liefde, deemoed, vrede. En
omdat hij Gerechtigheid is, kan de geest
van het Evangelie niet verbieden, dat men
de ongerechtigheid in bepaalde gevallen
met geweld tegemoet treedt. Het radikale
pacifisme, dat ook dit geweld niet wil
aanvaarden, en dientengevolge zou uit-
loopen op een Evangelie van dieven, moor
denaars en roovers, indien de Staat er zich
naar richten zou, kan, onder verwijzing
naar Jezus' tempelzuivering, met het
Evangelie zelf worden weerlegd".
Dat klinkt 'n weinig anders dan 't geluid
der Leidsche weerloosheidsapostelen en
het is mij niet bekend, dat pater S. deze
woorden, waaraan nog véle andere toe te
voegen zijn. ooit heeft herroepen.
Een „prachtig geslaagde avond", ach ja,
smaken verschillen.
P. C LABRIJN.
Leiden, 3 Februari 1932.
Uitgesproken:
W. Windig, koopman in granen en
peulvruchten Haarlemmermeer. Lindelaan
70. R.-c. mr. A. W. J van Vrijberghe de
Ooningh, cur. mr. L. Ali Cohen, Haarlem.
P. Straathof koopman in bloembollen,
Hillegom, Beekkade 7. R.-c. als voren. cur.
mr. C. W, de Visser, Haarlem.
B. J. Meyland, bloembollenhandelaar,
Haarlemmermeer. Bennebroekerdijk 85.
R.-c en cur. als voren.
Vil.
jacht op inbrekers.
In de laatste oorlogsjaren en in de eerste
jaren die daarop volgden, had de politie
de handen vol. Er waren menschen, die
met weemoed aan dien tijd terugdenken,
aangezien het voor hen een gouden tijd
was. „Het geld lag óp de straat" zei
iemand, die weer piatzak was, eens met
een zucht tegen mij, maar dat moet je
dan zoo opvatten, dat vele lieden, die het
in dien gezegenden tijd voor het oprapen
hadder .er zich het hoofd niet over braken,
van wien dat geld was.
De zwendel vierde hoogtij. Maar tegen
over hen, die met bontjassen liepen, de
vingers getooid met keur van ringen en die
een leventje leidden van vroolijken Frans,
waren er veel meer, die niets aan hadden
dan een versleten jasje en wien de honger
op Iret gezicht lag. Alles was even duur
en alles had waarde. Te verwonderen is
het dus niet, dat werd gestolen wat los
en vast was: de ijzeren deksels van de
rioolputten, schelknoppen en deurp'aten,
telefoondraad, de lampjes uit de straat
lantaarns. ja, de sm?er uit de wagenassen
op straat "was letterlijk niets veilig.
Heel veel diefstallen werden natuurlijk
niet eens aangegeven en een legio bleef
geboekt met onbekende daders, maar er
liepen er altijd nog genoeg tegen de lamp
om het bureau voortdurend to bevolken
en het was geen zeldzaamheid, dat je
zooveel arrestanten uid dat je ze niet
behoorlijk kon bergen en bet Huis van
Bewaring met al de klanten geen raad wist.
Dat alles bezorgde ons ontzettend veel
werk, want elke zaak brengt een berg
geschriif mee; ten slotte vond de iustitie
goed om geen proces-verbaal op te maken,
als er geen daders werdén gevonden: 't
liep ook werkelijk de spuigaten uit en je
kon wel dag en nacht aan het bureau
blijven: 't leek wel, of er geen eerlijke
;inenschen meer bestonden.
Nu heb je dieven en dieven; die de
smeer uit de wagenassen stelen, zijn de
ergste niet; dat zijn desnerado's; over die
maakte ie jezelf maar niet te druk, doch
er waren anileto meer ondernemende lieden
die geheele pakhuizen leeghaalden en nog
ondernemender, die in de kantoren in
braken en de brandkasten forceerden. Dat
waren nu wel direct geen producten van
den oorlogstiid. niaflr toch had dié tijd
ook hun gelederen wel versterkt en zoo
doende namen niet alleen de kleine dtof-
stallen onrustbarend toe. maar ook de
groote en je hadt je aandacht aan zooveel
zaken to besteden, dat bet zoeken naar de
groote dieven daaronder leed en dat maak
te dat deze hun bedrijf langer konden
vo^rtzettou dan in gewone omstandigheden
wellicht h°t geval ware geweest.
Het spreekt dat wij naar middelen zochten
om het k»'aad te stuiten en waar de dieven
hun gelederen versterkten, moesten wii dit
ook doen. Ik besloot toen om, wat ze in
de natuurliikp historie rnoemen, de biolo
gisch^ bestrijding toe te eassen. of, anders
oW/xrd. de dieven met dieven te vaneen.
Dit is nu oremakkrinker gezegd dan
gedaan want dieven ziin over liet a^enieen
lieden, die de nartii kiezen, welke hun liet
me°ste finann°ele voordeel bezorgt en dan
multon rlto Jfecton vee'al niet uit in betrouw
baarheid zoodat je bü bet en<zageeren' van
dto lvdners alt'id gevaar loont nog verder
van buis to raken. Zoo heb ik er een
gekend die altijd met allerlei gegevens
kwam. die niets om bet lijf hadden, maar
hem nog een klein geldeliik voordeel be
zorgden. doch die de verklikker ij alleen
of in hoofdzaak benutte om de aandacht
va»1 zich zelf af te leiden.
Nu zijn er onder jongens met een ruim
gewetenaHu'd nog een beetoboel. die a1*
ze kans z:~n zonder .werken door de wer dd
to sr,->arrrlen or> een maner die bon bui
ten de gevangenis houdt, dit nrefereer^n
boven h~t dp>venbedri'f. waaraan toch al
tijd veel risico is verbonden en zoo een
moet je- eigenlijk hebben, want dien lean
met een klein vast inkomentje wél tot een
betrouwbaar helper maken. Ik had zoo'n
jongen; hij is reeds lang ter ziele en dien
stuurde ik er maar op uit,, maar onder
controle, wat noodig was, zooals later
anderen tot hun nadeel zouden ondervinden.
Toon kende de dieven en de helers en
hij genoot in zijn kring vertrouwen, wat hij
niet verdiende, want hij lapte er nl zijn
vrienden en kennissen bij, omdat hij het
zich tot een eer rekende, mij, die hem
betaalde; met zijn geheele hart te 'dienen.
Ik kon op hem aan; nu ja, ik wil maar
vergeten, dat ik hem eens een fiets heb
geleend, die ik nooit heb teruggezien
die haddén ze hem natuurlijk ontstolen
maa' als hij mij beloofde werk te zullen
Iweren, deed hij dit ook.
Zoo kwam hij mij vertellen, dat de jon
gens van plan waren ergens een pakhuis
met manufacturen leeg te halen; dat was
ih dien tijd, een gewild artikel en hij wist
het zoo tè schikken, dat mijn rechercheurs
op een goeden morgen toevallig een paar
luitjes togen konden kamen, die een hoog-
beladen handkar Vóórt luwden, waarop voor
duizenden guldens stoffen lagen, zoodat
ik de gestolen goederen al op mijn bureau
had, voordat de eigenaar wist, dat hij
bestolen was. Toon was natuurlijk in geen
velden of wegen te zien en de jongens
hebben nooit geweten, wie hun de kool
had gestoofd.
Op een anderen keer gaf ik Toon zelf
een paar balen stof om te kijken, waar hij
die zou kunnen slijten, omdat ik wilde
weten, waar de helers zaten, maar ik
was zoc. voorzichtig de rechercheurs achter
Toon aan te sturen, wat hij wist en wat
hem de verleiding bespaarde de balen ten
eigen bate verknopenik geloof nu wel
niet, dat hij dit tegenover mij gedaan zpu
hebben gezien onze financieele relatié,
maar- safety first.
het spreekt, dat rechercheurs van andere
bureaux met leede oogen aanzagen, hoe wij
telkens zulke mooie aanhoudingen deden,
terwijl zij niet zoo gelukkig waren en
ómdat Toon er tegen anderen nog wel eens
cp stofte, dat hij mijn rechterhand was
en op eerlijke wijze aan een nieuw pakje
was gekomen, vroegen anderen hem, hoe
hij dan werkte en Toon deed een verhaal,
hoe ik hein genist een paar balen goed
van een duizend gulden toevertrouwde. Hij
zei maar niet, dat de rechercheurs hem niet
uit het oog verloren.
Of hij voor hen ook eens wou werken
Ja, dat wou hij, en hij kreeg van een
firma, waar een groote partij gestolen was,
een paar stukken goed mee, waarmee hij
zou trachten de helers van de gestolen
partij te vinden.
Nu was Toon destijds bij mij. zoo wat
afgezwaaid en dus zonder geld, terwijl
de rechercheurs dachten, dat Toon alleen
in het algemeen belang werkte en om de
maatschappij van inbrekers te zuiveren:
ze gaven hein dus geen geld en evenmin
volgden ze Toon, toen die met zijn twee
stukken op stap ging. Toon kwam niet
terug en de balen stof, die een acht
honderd gulden waard waren, ook niet,
ja Toon scheen van de aarde verdwenen
te zijn tot ontsteltenis van de rechercheurs,
wam die zaten met de gebakken peren;
wat moesten zij zeggen tegen den koopman,
die hun liet goed had toevertrouwd!
Misschien ben ik eenigszins onduidelijk
geweest: als ik Toon goed mee gaf, mocht
hij dit niet verkoopen, maar hij moest
er alleen ïhaar m^g geuren, dat hij 't
gestolen had, om te zien, wie alzoo ge
stolen goed opkochten.
Ik wist van de onderhandelingen tusschen
de rechercheurs en Toon niets af, natuurlijk
niet, want zij wilden stiekum hun slag
slaan, maar toen Toon was verdwenen,
kwamen ze bij mij en het leek er op,
alsof zij mij voor het geval aansprakelijk
wilden stellen. Ik accepteerde dat natuurlijk
RECLAME.
3112
Oruntertrxrfferi StnaaJtea
ALTIJD WELKOM!
niet, maar bracht hun aan het verstand,
dat zij bij mij hadden moeten komen, voor
dat ze met Topn in zee gingen, want dan
had ik hun gezegd hoe ze moe>ten doen
cr waren ze er niet ingevlogen. Ik liet
hur. voelen, dat zij tegenover mij een an
dere houding hadden aan te nemen, wilden
ze niet. dat ik^hen in hun sop liet gaar
koken. Toen begonnen ze zoete broodjes
te bakken en smeekten mij hen te helpen
en omdat ik begreep, dat zij slachtoffers
van hun eigen eerzucht en naijver ge
worden waren, doch er leelijk tusschen
zaten, zegde ik mijn hulp toe.
Toon was zoek en zat, zooals de deugniet
me later verteld heeft, in Antwerpen, maar
ik kende zijn relaties en zoodoende stevende
ik direct naar een kleermaker toe met
wien Toon bevriend was en daar vond ik de
beide rollen stof, nog ongeschonden: Toon
had ze er voor een driehonderd gulden
verkocht.
- Men begrijpt, dat ik aan de zaak liever
zoc weinig mogelijk ruchtbaarheid gaf en
de heler, die zijn onschuld bezwoer, deed
graag vrijwillig afstand van het goed, als
hij 'niet vervolgd werd. Ik vond dit een
goede oplossing en de koopman kreeg zijn
goed terug, zonder dat hij ooit geweten
heeft wat voor tragedie zich had afgespeeld.
Het spreekt, dat ik er toen niet veel meer
voor voelde Toon weer in dienst te nemen.
De vrienden van Toon waren eigenlijk
dc echte inbrekeis niet: 't waren meer
ven die jongens, die door de tijdsomstan
digheden in de verdrukking waren gekomen
jongens, die nog wel werken willen en
anders niet hun bestaan zoeken in misdrijf,
maar toch voldoende gedeséquilibreerd, om,
als het werk niet vlotte of de inkomsten
te genng waren, er geen bean in te zien
te gaan gappen; Toon was zelf ook van
dal slag.
Er was echter een andere categorie
dieven, aan wie Toon en consorten zich
niet konden opdringen; da* waren de lui,
die van inbreken een vak hartoen ■gemaakt;
dal was zoo gezegd de upper ten in dc
die ven wereld en die upper ten hield haar
kring gesleten: die luitjes wisten precies,
wio ze konden vertrouwen, voorzoover dan
die heeren mekaar vertrouwen en dat is
ook niet onbepaald. Dat waren de jongens
uit „Donker Amsterdam", makers van groot
werk: brandkastbestormers, revolverheHen,
als 't moest; vakmenschen met durf en
overleg. Zij kenden ons. zoo goad als wij
her. kénden; zii wisten, wat de politie
vermocht en welke huÏDmiddelen haar ten
dienste stonden en zij hielden daar rekening
mee. Zij wisten dus maar al te goed,
hoe volhandig de politie het had en zij
lieten niet na daarvan te profiteeren: de
eene geruchtmakende inbraak volgde op
de andere en Amsterdam begon zich on
gerust te maken. H.
(Wordt vervolgd).
DE LEIDSCHE KUNSTKRING
„VOOR ALLEN."
Voor het eerstvolgend Kunstkring Concert
op Dinsdag 9 Februari a.s. wordt verwacht
het Pozniak-Trio, zoo genoemd naar den
leider, den pianist Prof. B. von Pozniak.
Dit uitstekende ensemble, dat hier te
lande nog slechts weinig bekend is, doch
in het buitenland een zeer goeden naam
heeft, zal een belangrijk programma uit
voeren. De andere leden van het trio zijn
de violist Cari Freund en de cellist Jascha
Bernstein, die beiden fraaie oud-Italiaan-
sche instrumenten bespelen.
Men verzuime deze, door den Kunst
kring „Voor Allen" geboden gelegenheid
niet.
o
NIEUWE UITGAVEN.
J. B. Wolters' Uitg. Mij., Groningen, Den
Haag, Batavia.
Dr. Jr. A. H. W. Hacke, De sociaal-eco
nomische beteekenis der Arbeidswet.
Dr. J. J. Hanrath: Statistieken van het
goederenvervoer in Nederland en andere
landen per spoorweg in de binnen- en
zeescheepvaart.
„Ontwikkeling van de smaak" leerboek,
met oefeningen, voor scholen tot oplei
ding van winkelpersoneel door A. Schnei
der en J. Troost.
Zutphen, W. J. Thieme en Cie.
Recepten voor de fijne keuken der
's Gravenhaagsche vakschool voor meisjes
(2e druk) door C. Goldenberg en M. B.
van Doorne-Struwe.
het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A. H.
j^'rokster Shakespeare niet in zijn
'y iv Onrustig ligt het hoofd, dat
kroon draagt?
""Betwijfeld hebben koningen
Moeilijkheden, gaf hij toe. maar man-
envmuwen ijj<jen voor j,en span.
voor hen en geven hun dingen,
riuf .n ontllouden worden.
- nu weer voor den geest de
-nmi 200 onverwacht tot haar
7,1 i,was vanu't de boomen in het
ait Ür:nrercie 2ich haar eersten in
tens,, 1 leelijk. tanig, haast terug-
van to'. doe zich daaruit een gevoe-
rekking en overheersching
zoodat haar kinderlijk
ven Za,ch makkelijk hadden over-
de rii.nv ma3estelt. die school ach-
a epbggende bruine, innemende
ónervariLv,'' J°en al had gevoeld 111
at eld- noB van niets wetend
e maLto wel de uitwerking wezen
een van het vorstelijke in het
id var, a was verhoogd door de meer-
lienen\Ȇn man' als koning!
Heb fp ai 8 "?aar de boot.
n, "'en ring steeds sindsdien ge-
a'toenC<1rr heeft 'm mij zoo aange-
zei "da,?.,'PU den ketting gaf: de
hebben en JL1?. eens nog weI no°dig
Waeen vL- 111 2ulk een Seval vaa
Ik vertrS ïat ik wilde.
sP'ak n,. at d't nooit zal voorko-
ook m y ernstig.
el vva?mn«eu Li-
re» zij het hieromtrent eens,
toch dachten zij er misschien beiden heel
andere dingen bij: de man en het jonge
meisje.
Naarmate de tijd van het vertrek na
derde, dat er dus een einde zou komen
aan het bezoek van lady Darey en haar
zoon, begon Robert er bij Lucille op aan te
dringen, dat die een dag zou noemen,
waarop het huwelijk werd bepaald. Zij
schrikte terug en vroeg, om nog tijd van
beraad, er was immers geen haast?
Wij kunnen een dag in de lente af
spreken, stelde zij voor.
Je vergeet hoe oud ik ben. antwoord
de hij. Hoe lang ik al heb gewacht!
Waarop?
Dat je volwassen werdt.
Duurde dit dan zoo lang?
Hij kuste haar: ze waren alleen in de
bibliotheek.
Het leek mij zoo lang. antwoordde
hij. Ik had besloten niet te spreken, voor
je negentien was. en zelfs toen vreesde ik
nog
Vreesde
Ja, dat ik te voorbarig mocht zijn, ook
al was je op mij gesteld.
En nu ga je mij juist zoo haasten?
Ja, maar dat is heel iets anders. Je
hebt mij nu je woord gegeven; je behoort
mij en ik heb het recht er op aan te
dringen.
Ze stak den vinger op en trad terug.
Een tiran! riep ze. De verloofde legt
het masker af en toont het strenge gelaat
daarachter
Ik zal nooit streng zijn voor jou,
liefste.
Nooit tenzij ik het verdien!
Hoe zou je dat nu kunnen verdienen?
Door mij tegen je wil te verzetten,
natuurlijk.
Mijn wil is jouw wil.
Dat zou erg saai zijn, als dat altijd
zoo was, sir.
Ik houd van saai.
En vervelend?.
Dat zou jij nooit kunnen zijn, Lu
cille!
Schertsend schudde zij het hoofd.
Je kunt mij nog niet geheel, sir.
Zoo niet, dan komt dit toch niet,
doordat ik je niet genoeg bestudeerd heb,
antwoordde hij en sloot haar in de armen.
Lucille was verrast, toen ze uit daaruit
volgende gesprekken opmaakte, hoe sir
Evelyn en lady Darey het eens waren met
Robert, dat ook zij den datum van het
huwelijk al gauw wenschten vastgesteld
te zien; hun redenen waren niet dezelfde,
als die van den verloofde, maar het resul
taat was een gezamenlijk aandringen,
waarvoor Lucille bezweek, misschien met
meer vertoon van onwilligheid, dan zij
wel in waarheid voelde.
Sir Evelyn en lady Darey. die zich be
wust waren van den staat van hun ge
zondheid, verlangden niets zoo vurig, dan
dat het huwelijk, dat, naar zij vertrouw
den, het weöerzijdsch geluk beduidde van
de twee, die zij het meest lief hadden, nog
tot stand zou komen, eer een van hen
beiden weggeroepen werd. Zoowel sir Eve
lyn als lady Darey waren er mee ver
trouwd geraakt, om deze gebeurlijkheid in
een niet verre toekomst onder de oogen
te zien met een kalmen moed, voortsprui
tend uit een overtuigd geloof.
In het eind werd besloten, dat de hu
welijksvoltrekking zou plaats hebben het
volgend jaar, al heel spoedig na Paschen.
Bijzonderheden werden behoorlijk vastge
legd naar aller genoegen gedurende de
laatste week, dat Robert en zijn moeder op
de Abbey logeerden.
Op den laatsten dag, toen de schaduw
van het aanstaand vertrek veel van de
helderheid van het landschap had ontno
men tegenover de jonge harten, reden
Robert en Lucille samen uit.
Het was een prachtige dag in het begin
van October; er heerschte een groote be
drijvigheid op de velden, daar de oogst
yierd binnen gehaald.
Zonder het nu speciaal zoo verkozen te
hebben, namen zij denzelfden weg waar
langs Robert gekomen was, naar sir Eve
lyn Lee, als bode van generaal Monk. Als
bij wederzijdsch instinct, sloegen zij het
pad in, waar de ontmoeting met Bucking
ham had plaats gehad. Links stond de
boom. waaraan Ebenezer Holden toen was
gebonden; daar dichtbij was dus de plek
van het duel, waar Robert de lichte ver
wonding had opgedaan, die leidde tot Lu-
cille's verzorging.
Het lijkt alles een droom, zei hij, en
zelfs zoover af. of het had plaats gehad in
een ander bestaan, niet werkelijk in het
mijne. Hoe zou dat toch zoo komen?
Ik denk. dat dit is. doordat er zoo
veel sinds dien heeft plaats gehad.
Ze wendde zich tot hem met een blik
vol liefde, terwijl er tranen in haar oogen
welden, die zij haastig wegwischte.
Wij hebben zooveel om dankbaar
voor te zijn!
Ja, wel duizend dingen, stemde hij
toe, ofschoon zijn toon somber, ja zelfs
droef was.
De varens en het kreupelhout in de
heggen werden al geel en de takken der
boomen toonden hun gouden herfsttinten,
schoon, maar wijzend op naderend verval:
de dreigende komst van den winter. Ze
hoorden de stemmen van mannen in het
veld. die elkaar iets toeriepen onder het
maaien.
Alweer als bij wederzijdsche ingeving,
reden zij in de richting, vanwaar de gelui
den kwamen.
Toen zij bij het hek waren, boog Robert
zich daarover heen en maakte de klink los
met behulp van zijn rijzweep. Lucille reed
er door en hij volgde op Maanlicht. Eerst
toen zij er in waren en hij de levende heg
gewaar werd, zag Robert dat dit het veld
was, waarin Lambert zijn tenten had op
geslagen en waar deze gevangen genomen
was door kolonel Diek Ingoldsby.
Zoodra ze de helling hadden bereikt,
die van het hek naar de uitgebreidheid
van het veld leidde, herkende Robert de
plek; in de verte kon hij de gebouwen
zien, die bij de boerderij hoorden. Precies
op de plaats, waar de tenten hadden ge
staan, werd nu gemaaid. Zoo af en toe
vloog er een konijntje op in de nabijheid
van één van de maaiers en vluchtte snel,
met kwispelend staartje, in de richting
van de heg. Twee of dne honden hadden
druk werk om het wild op te jagen; met
schel vreugdegeblaf vlogen zij ojj den
buit af. Enkelen ontkwamen, maar de
meesten werden onmiddellijk gepakt
Met een kleur wendde Lucille' zich af;
zij had medelijden met de konijntjes, maar
Robert stelde levendig belang in de sport.
Ineens werd zijn blik getroffen door een
plompen man. die aan hun kant van het
veld stond, een paar schreden van hen
af, en die het tooneel gadesloeg, terwijl
zijn handen rustten op een groven knoes-
tigen stok, die eens uit de heg was ge
sneden.
Het was Ebenezer Holden zeil. Darey
merkte op, dat de man grijs en oud was
geworden, sinds hij hem het laatst had
gezien, namelijk op den dag, dat de ko
ning bij Dover landde; bovendien keek de
man met teleurgestelden, neerslachtlgen
blik, of het leven niet langer meer eemge
aantrekkelijkheid of hoop voor hem in
hield. Darey voelde medelijden met hem,
uit den grond van zijn hart; de tegenstel
ling van zijn eigen toekomst met die van
den Puritein trof hem diep. De man had
een in het oog vallende, was het dan ook
geen voorname plaats Ingenomen in de
gelederen van zijn partij, toen die de lei
dende macht was in den staat; hij had
het gebouw, dat eerst zoo sterk en duur
zaam had geleken, tot een puinhoop in
een zien storten: alle werk was daarmee
te niet gedaan.
.(Wordt vervolgd)