lementair overzicht Herinneringen van een Oud-Commissaris van Politie. PASTILLES DROSTE feuilleton. LEVEN OM EEN LEVEN «q Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 4 Febraari 1932 Derde Blad No. 22048 Steunt met Uw gaven t Leidsch Crisis-Comité. INGEZONDEN. FAILLISSEMENTEN. KUNST EN LETTEREN. eerste kamer. de pachtwetten. tlijk was dan de Eerste Kamer ge ltot de behandeling der Pachtwet- h het zou waarlijk tijd worden. hieraan moet dadelijk worden ■jegd dat het hoofd-monument van ■.handeling ligt in de stemming en K het debat. ■rs: [debat zou wemig anders kunnen in een herhaling van al de argu- h die uit den treure in den laat- E'd mondeling en schriftelijk ver- jTzijn Maar de stemming wordt een Itje op z'n kant. de eerste spreker, de katholieke Slomjous, bestreed de ontwerpen en fde. dat door tal van belemmeren- balingen in de nieuwe ontwerpen het fan grond veel minder aantrekkelijk Érden. Het rendement er van wordt fineer door den eigenaar bepaald, door den pachter, en het continua- |rht, waardoor de rechter feitelijk de zal kunnen verlengen, tast het [omsrecht van den grond aan. Zoo afgevaardigde in deze ontwerpen Iste stap naar de opheffing van dien Boni en daarom verklaarde hij er legen lens de liberalen deed de heer Gel- al evenmin een aanmoedigend J hooren en vooral in deze cnsis-tij- Jchtte hij aanneming van de ontwer- lic ook volgens hem veel te ver gaan, 1 ongewenscht. J sterker sprak de heer van Wasse- fcan Catwijck er zich tegen uit. |ens hem wordt de eigenaar in de regeling geheel en al afhankelijk |en pachter, die allerlei verbeterin- Eal mogen aanbrengen en daarvoor lergoeding zal moeten ontvangen en lp tal van andere wijzen wordt be- Eid. Ook dezen spreker was het con- lie-recht, dat de pachter krijgt, een lin 't oog. Hij noemde het bedenke- fceginselen, die de regeering met dit |rp wil binnenloodsen en ook hij zou |m tegenstemmen, historische beschouwing heeft de IDiepenhorst gehouden, die voorts te n gaf dat, bij verwerping van het rp. de Minister niet zou behoeven reden. Wat zijn eigen oordeel betrof: g in het ontwerp heel veel goeds. één groot kwaad, namelijk het uatie-recht, waardoor het eigen- rcht wordt aangetast, en daartegen hij en zijn vrienden zulke ernstige iieele bezwaren, dat zij tegen het p zouden stemmen. De Regeering meende hij dan goed doen met tuw ontwerp te komen, zonder het aatie-recht. elijk kwam, na al deze tegenstan- net den heer Steger een voorstan- n het ontwerp aan het woord. Hij iet continuatie-recht volstrekt geen it Immers, wanneer kan de rech- I loepassen. Alleen als de pachter opzichten aan zijn verplichtingen ildaan en zoo kan men dus zeggen, li wet den eigenaar beschermt en ptiiter dwingt tot een goede uit las van de pacht. Ir: frelijks was dit geluid verstomd, of lam weer een tegenstander spreken, ■uk de heer van der Hoeven, die de 1 opgesomde bezwaren tegen het con- ■tierecht herhaalde en meende, dat pn geen tijd was voor dergelijke „om- ngen op agrarisch gebied." kan zeggen, dat het lot van het twerp afhangt van de katholieken, s, de anti-revolutionairen, de Chr. schen en de liberalen zullen er wel .stemmen. Dit zijn 19 leden. Er zijn p of 7 katholieken noodig, om het rp te doen rollen. De fractie telt in J 16 koppen. Het staat vast, dat het stemming van een enkele stem kan 'er zal afhangen. Wij voor ons ver- jten de aanneming met een zeer e meerderheid. Maar het kan ook s andersom uitvallen. de heer van Lanschot, de voorzitter itholieke fractie., die deel uitmaakt e Nederlandsche delegatie naar de ^apenings-Conferentie, is dan ook in nd gebleven en zal eerst na de ng naar Genève vertrekken. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.) Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. DE „PRACHTIG GESLAAGDE" AVOND VAN „KERK EN VREDE". Wie het zéér uitgebreid verslag van dezen propaganda-avond met aandacht gelezen heeft, zal wellicht minder opge togen zijn over het „prachtige" gehalte der aangebrachte argumenten. Als dr. Tjalsma betoogt: „Zonde en mis daad is elke oorlog, ook die men louter verdedigingsoorlog noemt, die zgn. (ik spatieer, L.) strijdt voor recht en gerech tigheid". dan is dit in de eerste plaats een groot woord, onbewezen en voor rekening van spr.; maar dan voel ik in dit smalende „zgn." een héél leelijke insinuatie aan het adres der Neder lands che landsver- diging, welke, zooals dr. T. ook zéér goed weet, niet anders dènkbaar is dan als noodweer tegen aanranding en dus zéér zeker een strijd „voor recht en gerechtig heid" is. Ook al keurt dr. T. de middelen van oorlogvoering af, dan mag hij geene onjuiste voorstelling geven van het feit. aat ons land strijden zou voor de Gerech tigheid. Wanneer spr. verder zegt: „het waag stuk is zoo moeilijk, zegt men, maar het is tenslotte eenyoudig voor een Christen, die een geweten heeft: Christen zijn staat aan de eene zijde, oorlog aan de andere", dan proeft men hier een schifting van „Chris tenen die een geweten hebben" en hier door den eenvoud van het vraagstuk be grijpen, en als onvermijdelijke tegenstel ling, „Christen zonder geweten," rond- tobbend in de moeilijkheden. Dank u, dominee, voor deze van ruim inzicht getuigende, héélemaal niet eigen gerechtigde uitspraak, dank in naam van millioenen Nederlanders! Maar nu de „prachtige".... vergissin gen van ds. Buskes. Hij decreteert: „prof. Haitjema, Stotemaker de Bruine, Aalders, Eerdmans staan aan de eene zijde. Zij hebben het geloof in den oorlog behouden. Aan de andere zijde staan prof. Heering, ds. Kuiper, pater Stratinann!" Verder ci teert spr. prof. Bavinck op een wijze, die moet doen vermoeden, dat deze aan prof. l-Ieering's zijde staat. Tegen al deze be slist. misleidende voorstellingen teeken ik protest aan. Stel u voor, prof. Haitjema c.s. „geloovend in den oorlog"! Het is te onzinnig om er woorden aan te verspillen. Maar nu het noemen van pater Strat- mann. Deze schrijver van het wereldbe roemd boek .Weltkirche und Weltf rieden" zou aan de zijde van prof. Heering staan! Men hoore„Men kan uit de Heilige Schrift ALLES bewijzen. Beslissend is ech ter de geest van het Evangelie. Deze is: Gerechtigheid, liefde, deemoed, vrede. En omdat hij Gerechtigheid is, kan de geest van het Evangelie niet verbieden, dat men de ongerechtigheid in bepaalde gevallen met geweld tegemoet treedt. Het radikale pacifisme, dat ook dit geweld niet wil aanvaarden, en dientengevolge zou uit- loopen op een Evangelie van dieven, moor denaars en roovers, indien de Staat er zich naar richten zou, kan, onder verwijzing naar Jezus' tempelzuivering, met het Evangelie zelf worden weerlegd". Dat klinkt 'n weinig anders dan 't geluid der Leidsche weerloosheidsapostelen en het is mij niet bekend, dat pater S. deze woorden, waaraan nog véle andere toe te voegen zijn. ooit heeft herroepen. Een „prachtig geslaagde avond", ach ja, smaken verschillen. P. C LABRIJN. Leiden, 3 Februari 1932. Uitgesproken: W. Windig, koopman in granen en peulvruchten Haarlemmermeer. Lindelaan 70. R.-c. mr. A. W. J van Vrijberghe de Ooningh, cur. mr. L. Ali Cohen, Haarlem. P. Straathof koopman in bloembollen, Hillegom, Beekkade 7. R.-c. als voren. cur. mr. C. W, de Visser, Haarlem. B. J. Meyland, bloembollenhandelaar, Haarlemmermeer. Bennebroekerdijk 85. R.-c en cur. als voren. Vil. jacht op inbrekers. In de laatste oorlogsjaren en in de eerste jaren die daarop volgden, had de politie de handen vol. Er waren menschen, die met weemoed aan dien tijd terugdenken, aangezien het voor hen een gouden tijd was. „Het geld lag óp de straat" zei iemand, die weer piatzak was, eens met een zucht tegen mij, maar dat moet je dan zoo opvatten, dat vele lieden, die het in dien gezegenden tijd voor het oprapen hadder .er zich het hoofd niet over braken, van wien dat geld was. De zwendel vierde hoogtij. Maar tegen over hen, die met bontjassen liepen, de vingers getooid met keur van ringen en die een leventje leidden van vroolijken Frans, waren er veel meer, die niets aan hadden dan een versleten jasje en wien de honger op Iret gezicht lag. Alles was even duur en alles had waarde. Te verwonderen is het dus niet, dat werd gestolen wat los en vast was: de ijzeren deksels van de rioolputten, schelknoppen en deurp'aten, telefoondraad, de lampjes uit de straat lantaarns. ja, de sm?er uit de wagenassen op straat "was letterlijk niets veilig. Heel veel diefstallen werden natuurlijk niet eens aangegeven en een legio bleef geboekt met onbekende daders, maar er liepen er altijd nog genoeg tegen de lamp om het bureau voortdurend to bevolken en het was geen zeldzaamheid, dat je zooveel arrestanten uid dat je ze niet behoorlijk kon bergen en bet Huis van Bewaring met al de klanten geen raad wist. Dat alles bezorgde ons ontzettend veel werk, want elke zaak brengt een berg geschriif mee; ten slotte vond de iustitie goed om geen proces-verbaal op te maken, als er geen daders werdén gevonden: 't liep ook werkelijk de spuigaten uit en je kon wel dag en nacht aan het bureau blijven: 't leek wel, of er geen eerlijke ;inenschen meer bestonden. Nu heb je dieven en dieven; die de smeer uit de wagenassen stelen, zijn de ergste niet; dat zijn desnerado's; over die maakte ie jezelf maar niet te druk, doch er waren anileto meer ondernemende lieden die geheele pakhuizen leeghaalden en nog ondernemender, die in de kantoren in braken en de brandkasten forceerden. Dat waren nu wel direct geen producten van den oorlogstiid. niaflr toch had dié tijd ook hun gelederen wel versterkt en zoo doende namen niet alleen de kleine dtof- stallen onrustbarend toe. maar ook de groote en je hadt je aandacht aan zooveel zaken to besteden, dat bet zoeken naar de groote dieven daaronder leed en dat maak te dat deze hun bedrijf langer konden vo^rtzettou dan in gewone omstandigheden wellicht h°t geval ware geweest. Het spreekt dat wij naar middelen zochten om het k»'aad te stuiten en waar de dieven hun gelederen versterkten, moesten wii dit ook doen. Ik besloot toen om, wat ze in de natuurliikp historie rnoemen, de biolo gisch^ bestrijding toe te eassen. of, anders oW/xrd. de dieven met dieven te vaneen. Dit is nu oremakkrinker gezegd dan gedaan want dieven ziin over liet a^enieen lieden, die de nartii kiezen, welke hun liet me°ste finann°ele voordeel bezorgt en dan multon rlto Jfecton vee'al niet uit in betrouw baarheid zoodat je bü bet en<zageeren' van dto lvdners alt'id gevaar loont nog verder van buis to raken. Zoo heb ik er een gekend die altijd met allerlei gegevens kwam. die niets om bet lijf hadden, maar hem nog een klein geldeliik voordeel be zorgden. doch die de verklikker ij alleen of in hoofdzaak benutte om de aandacht va»1 zich zelf af te leiden. Nu zijn er onder jongens met een ruim gewetenaHu'd nog een beetoboel. die a1* ze kans z:~n zonder .werken door de wer dd to sr,->arrrlen or> een maner die bon bui ten de gevangenis houdt, dit nrefereer^n boven h~t dp>venbedri'f. waaraan toch al tijd veel risico is verbonden en zoo een moet je- eigenlijk hebben, want dien lean met een klein vast inkomentje wél tot een betrouwbaar helper maken. Ik had zoo'n jongen; hij is reeds lang ter ziele en dien stuurde ik er maar op uit,, maar onder controle, wat noodig was, zooals later anderen tot hun nadeel zouden ondervinden. Toon kende de dieven en de helers en hij genoot in zijn kring vertrouwen, wat hij niet verdiende, want hij lapte er nl zijn vrienden en kennissen bij, omdat hij het zich tot een eer rekende, mij, die hem betaalde; met zijn geheele hart te 'dienen. Ik kon op hem aan; nu ja, ik wil maar vergeten, dat ik hem eens een fiets heb geleend, die ik nooit heb teruggezien die haddén ze hem natuurlijk ontstolen maa' als hij mij beloofde werk te zullen Iweren, deed hij dit ook. Zoo kwam hij mij vertellen, dat de jon gens van plan waren ergens een pakhuis met manufacturen leeg te halen; dat was ih dien tijd, een gewild artikel en hij wist het zoo tè schikken, dat mijn rechercheurs op een goeden morgen toevallig een paar luitjes togen konden kamen, die een hoog- beladen handkar Vóórt luwden, waarop voor duizenden guldens stoffen lagen, zoodat ik de gestolen goederen al op mijn bureau had, voordat de eigenaar wist, dat hij bestolen was. Toon was natuurlijk in geen velden of wegen te zien en de jongens hebben nooit geweten, wie hun de kool had gestoofd. Op een anderen keer gaf ik Toon zelf een paar balen stof om te kijken, waar hij die zou kunnen slijten, omdat ik wilde weten, waar de helers zaten, maar ik was zoc. voorzichtig de rechercheurs achter Toon aan te sturen, wat hij wist en wat hem de verleiding bespaarde de balen ten eigen bate verknopenik geloof nu wel niet, dat hij dit tegenover mij gedaan zpu hebben gezien onze financieele relatié, maar- safety first. het spreekt, dat rechercheurs van andere bureaux met leede oogen aanzagen, hoe wij telkens zulke mooie aanhoudingen deden, terwijl zij niet zoo gelukkig waren en ómdat Toon er tegen anderen nog wel eens cp stofte, dat hij mijn rechterhand was en op eerlijke wijze aan een nieuw pakje was gekomen, vroegen anderen hem, hoe hij dan werkte en Toon deed een verhaal, hoe ik hein genist een paar balen goed van een duizend gulden toevertrouwde. Hij zei maar niet, dat de rechercheurs hem niet uit het oog verloren. Of hij voor hen ook eens wou werken Ja, dat wou hij, en hij kreeg van een firma, waar een groote partij gestolen was, een paar stukken goed mee, waarmee hij zou trachten de helers van de gestolen partij te vinden. Nu was Toon destijds bij mij. zoo wat afgezwaaid en dus zonder geld, terwijl de rechercheurs dachten, dat Toon alleen in het algemeen belang werkte en om de maatschappij van inbrekers te zuiveren: ze gaven hein dus geen geld en evenmin volgden ze Toon, toen die met zijn twee stukken op stap ging. Toon kwam niet terug en de balen stof, die een acht honderd gulden waard waren, ook niet, ja Toon scheen van de aarde verdwenen te zijn tot ontsteltenis van de rechercheurs, wam die zaten met de gebakken peren; wat moesten zij zeggen tegen den koopman, die hun liet goed had toevertrouwd! Misschien ben ik eenigszins onduidelijk geweest: als ik Toon goed mee gaf, mocht hij dit niet verkoopen, maar hij moest er alleen ïhaar m^g geuren, dat hij 't gestolen had, om te zien, wie alzoo ge stolen goed opkochten. Ik wist van de onderhandelingen tusschen de rechercheurs en Toon niets af, natuurlijk niet, want zij wilden stiekum hun slag slaan, maar toen Toon was verdwenen, kwamen ze bij mij en het leek er op, alsof zij mij voor het geval aansprakelijk wilden stellen. Ik accepteerde dat natuurlijk RECLAME. 3112 Oruntertrxrfferi StnaaJtea ALTIJD WELKOM! niet, maar bracht hun aan het verstand, dat zij bij mij hadden moeten komen, voor dat ze met Topn in zee gingen, want dan had ik hun gezegd hoe ze moe>ten doen cr waren ze er niet ingevlogen. Ik liet hur. voelen, dat zij tegenover mij een an dere houding hadden aan te nemen, wilden ze niet. dat ik^hen in hun sop liet gaar koken. Toen begonnen ze zoete broodjes te bakken en smeekten mij hen te helpen en omdat ik begreep, dat zij slachtoffers van hun eigen eerzucht en naijver ge worden waren, doch er leelijk tusschen zaten, zegde ik mijn hulp toe. Toon was zoek en zat, zooals de deugniet me later verteld heeft, in Antwerpen, maar ik kende zijn relaties en zoodoende stevende ik direct naar een kleermaker toe met wien Toon bevriend was en daar vond ik de beide rollen stof, nog ongeschonden: Toon had ze er voor een driehonderd gulden verkocht. - Men begrijpt, dat ik aan de zaak liever zoc weinig mogelijk ruchtbaarheid gaf en de heler, die zijn onschuld bezwoer, deed graag vrijwillig afstand van het goed, als hij 'niet vervolgd werd. Ik vond dit een goede oplossing en de koopman kreeg zijn goed terug, zonder dat hij ooit geweten heeft wat voor tragedie zich had afgespeeld. Het spreekt, dat ik er toen niet veel meer voor voelde Toon weer in dienst te nemen. De vrienden van Toon waren eigenlijk dc echte inbrekeis niet: 't waren meer ven die jongens, die door de tijdsomstan digheden in de verdrukking waren gekomen jongens, die nog wel werken willen en anders niet hun bestaan zoeken in misdrijf, maar toch voldoende gedeséquilibreerd, om, als het werk niet vlotte of de inkomsten te genng waren, er geen bean in te zien te gaan gappen; Toon was zelf ook van dal slag. Er was echter een andere categorie dieven, aan wie Toon en consorten zich niet konden opdringen; da* waren de lui, die van inbreken een vak hartoen ■gemaakt; dal was zoo gezegd de upper ten in dc die ven wereld en die upper ten hield haar kring gesleten: die luitjes wisten precies, wio ze konden vertrouwen, voorzoover dan die heeren mekaar vertrouwen en dat is ook niet onbepaald. Dat waren de jongens uit „Donker Amsterdam", makers van groot werk: brandkastbestormers, revolverheHen, als 't moest; vakmenschen met durf en overleg. Zij kenden ons. zoo goad als wij her. kénden; zii wisten, wat de politie vermocht en welke huÏDmiddelen haar ten dienste stonden en zij hielden daar rekening mee. Zij wisten dus maar al te goed, hoe volhandig de politie het had en zij lieten niet na daarvan te profiteeren: de eene geruchtmakende inbraak volgde op de andere en Amsterdam begon zich on gerust te maken. H. (Wordt vervolgd). DE LEIDSCHE KUNSTKRING „VOOR ALLEN." Voor het eerstvolgend Kunstkring Concert op Dinsdag 9 Februari a.s. wordt verwacht het Pozniak-Trio, zoo genoemd naar den leider, den pianist Prof. B. von Pozniak. Dit uitstekende ensemble, dat hier te lande nog slechts weinig bekend is, doch in het buitenland een zeer goeden naam heeft, zal een belangrijk programma uit voeren. De andere leden van het trio zijn de violist Cari Freund en de cellist Jascha Bernstein, die beiden fraaie oud-Italiaan- sche instrumenten bespelen. Men verzuime deze, door den Kunst kring „Voor Allen" geboden gelegenheid niet. o NIEUWE UITGAVEN. J. B. Wolters' Uitg. Mij., Groningen, Den Haag, Batavia. Dr. Jr. A. H. W. Hacke, De sociaal-eco nomische beteekenis der Arbeidswet. Dr. J. J. Hanrath: Statistieken van het goederenvervoer in Nederland en andere landen per spoorweg in de binnen- en zeescheepvaart. „Ontwikkeling van de smaak" leerboek, met oefeningen, voor scholen tot oplei ding van winkelpersoneel door A. Schnei der en J. Troost. Zutphen, W. J. Thieme en Cie. Recepten voor de fijne keuken der 's Gravenhaagsche vakschool voor meisjes (2e druk) door C. Goldenberg en M. B. van Doorne-Struwe. het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A. H. j^'rokster Shakespeare niet in zijn 'y iv Onrustig ligt het hoofd, dat kroon draagt? ""Betwijfeld hebben koningen Moeilijkheden, gaf hij toe. maar man- envmuwen ijj<jen voor j,en span. voor hen en geven hun dingen, riuf .n ontllouden worden. - nu weer voor den geest de -nmi 200 onverwacht tot haar 7,1 i,was vanu't de boomen in het ait Ür:nrercie 2ich haar eersten in tens,, 1 leelijk. tanig, haast terug- van to'. doe zich daaruit een gevoe- rekking en overheersching zoodat haar kinderlijk ven Za,ch makkelijk hadden over- de rii.nv ma3estelt. die school ach- a epbggende bruine, innemende ónervariLv,'' J°en al had gevoeld 111 at eld- noB van niets wetend e maLto wel de uitwerking wezen een van het vorstelijke in het id var, a was verhoogd door de meer- lienen\»Ün man' als koning! Heb fp ai 8 "?aar de boot. n, "'en ring steeds sindsdien ge- a'toenC<1rr heeft 'm mij zoo aange- zei "da,?.,'PU den ketting gaf: de hebben en JL1?. eens nog weI no°dig Waeen vL- 111 2ulk een Seval vaa Ik vertrS ïat ik wilde. sP'ak n,. at d't nooit zal voorko- ook m y ernstig. el vva?mn«eu Li- re» zij het hieromtrent eens, toch dachten zij er misschien beiden heel andere dingen bij: de man en het jonge meisje. Naarmate de tijd van het vertrek na derde, dat er dus een einde zou komen aan het bezoek van lady Darey en haar zoon, begon Robert er bij Lucille op aan te dringen, dat die een dag zou noemen, waarop het huwelijk werd bepaald. Zij schrikte terug en vroeg, om nog tijd van beraad, er was immers geen haast? Wij kunnen een dag in de lente af spreken, stelde zij voor. Je vergeet hoe oud ik ben. antwoord de hij. Hoe lang ik al heb gewacht! Waarop? Dat je volwassen werdt. Duurde dit dan zoo lang? Hij kuste haar: ze waren alleen in de bibliotheek. Het leek mij zoo lang. antwoordde hij. Ik had besloten niet te spreken, voor je negentien was. en zelfs toen vreesde ik nog Vreesde Ja, dat ik te voorbarig mocht zijn, ook al was je op mij gesteld. En nu ga je mij juist zoo haasten? Ja, maar dat is heel iets anders. Je hebt mij nu je woord gegeven; je behoort mij en ik heb het recht er op aan te dringen. Ze stak den vinger op en trad terug. Een tiran! riep ze. De verloofde legt het masker af en toont het strenge gelaat daarachter Ik zal nooit streng zijn voor jou, liefste. Nooit tenzij ik het verdien! Hoe zou je dat nu kunnen verdienen? Door mij tegen je wil te verzetten, natuurlijk. Mijn wil is jouw wil. Dat zou erg saai zijn, als dat altijd zoo was, sir. Ik houd van saai. En vervelend?. Dat zou jij nooit kunnen zijn, Lu cille! Schertsend schudde zij het hoofd. Je kunt mij nog niet geheel, sir. Zoo niet, dan komt dit toch niet, doordat ik je niet genoeg bestudeerd heb, antwoordde hij en sloot haar in de armen. Lucille was verrast, toen ze uit daaruit volgende gesprekken opmaakte, hoe sir Evelyn en lady Darey het eens waren met Robert, dat ook zij den datum van het huwelijk al gauw wenschten vastgesteld te zien; hun redenen waren niet dezelfde, als die van den verloofde, maar het resul taat was een gezamenlijk aandringen, waarvoor Lucille bezweek, misschien met meer vertoon van onwilligheid, dan zij wel in waarheid voelde. Sir Evelyn en lady Darey. die zich be wust waren van den staat van hun ge zondheid, verlangden niets zoo vurig, dan dat het huwelijk, dat, naar zij vertrouw den, het weöerzijdsch geluk beduidde van de twee, die zij het meest lief hadden, nog tot stand zou komen, eer een van hen beiden weggeroepen werd. Zoowel sir Eve lyn als lady Darey waren er mee ver trouwd geraakt, om deze gebeurlijkheid in een niet verre toekomst onder de oogen te zien met een kalmen moed, voortsprui tend uit een overtuigd geloof. In het eind werd besloten, dat de hu welijksvoltrekking zou plaats hebben het volgend jaar, al heel spoedig na Paschen. Bijzonderheden werden behoorlijk vastge legd naar aller genoegen gedurende de laatste week, dat Robert en zijn moeder op de Abbey logeerden. Op den laatsten dag, toen de schaduw van het aanstaand vertrek veel van de helderheid van het landschap had ontno men tegenover de jonge harten, reden Robert en Lucille samen uit. Het was een prachtige dag in het begin van October; er heerschte een groote be drijvigheid op de velden, daar de oogst yierd binnen gehaald. Zonder het nu speciaal zoo verkozen te hebben, namen zij denzelfden weg waar langs Robert gekomen was, naar sir Eve lyn Lee, als bode van generaal Monk. Als bij wederzijdsch instinct, sloegen zij het pad in, waar de ontmoeting met Bucking ham had plaats gehad. Links stond de boom. waaraan Ebenezer Holden toen was gebonden; daar dichtbij was dus de plek van het duel, waar Robert de lichte ver wonding had opgedaan, die leidde tot Lu- cille's verzorging. Het lijkt alles een droom, zei hij, en zelfs zoover af. of het had plaats gehad in een ander bestaan, niet werkelijk in het mijne. Hoe zou dat toch zoo komen? Ik denk. dat dit is. doordat er zoo veel sinds dien heeft plaats gehad. Ze wendde zich tot hem met een blik vol liefde, terwijl er tranen in haar oogen welden, die zij haastig wegwischte. Wij hebben zooveel om dankbaar voor te zijn! Ja, wel duizend dingen, stemde hij toe, ofschoon zijn toon somber, ja zelfs droef was. De varens en het kreupelhout in de heggen werden al geel en de takken der boomen toonden hun gouden herfsttinten, schoon, maar wijzend op naderend verval: de dreigende komst van den winter. Ze hoorden de stemmen van mannen in het veld. die elkaar iets toeriepen onder het maaien. Alweer als bij wederzijdsche ingeving, reden zij in de richting, vanwaar de gelui den kwamen. Toen zij bij het hek waren, boog Robert zich daarover heen en maakte de klink los met behulp van zijn rijzweep. Lucille reed er door en hij volgde op Maanlicht. Eerst toen zij er in waren en hij de levende heg gewaar werd, zag Robert dat dit het veld was, waarin Lambert zijn tenten had op geslagen en waar deze gevangen genomen was door kolonel Diek Ingoldsby. Zoodra ze de helling hadden bereikt, die van het hek naar de uitgebreidheid van het veld leidde, herkende Robert de plek; in de verte kon hij de gebouwen zien, die bij de boerderij hoorden. Precies op de plaats, waar de tenten hadden ge staan, werd nu gemaaid. Zoo af en toe vloog er een konijntje op in de nabijheid van één van de maaiers en vluchtte snel, met kwispelend staartje, in de richting van de heg. Twee of dne honden hadden druk werk om het wild op te jagen; met schel vreugdegeblaf vlogen zij ojj den buit af. Enkelen ontkwamen, maar de meesten werden onmiddellijk gepakt Met een kleur wendde Lucille' zich af; zij had medelijden met de konijntjes, maar Robert stelde levendig belang in de sport. Ineens werd zijn blik getroffen door een plompen man. die aan hun kant van het veld stond, een paar schreden van hen af, en die het tooneel gadesloeg, terwijl zijn handen rustten op een groven knoes- tigen stok, die eens uit de heg was ge sneden. Het was Ebenezer Holden zeil. Darey merkte op, dat de man grijs en oud was geworden, sinds hij hem het laatst had gezien, namelijk op den dag, dat de ko ning bij Dover landde; bovendien keek de man met teleurgestelden, neerslachtlgen blik, of het leven niet langer meer eemge aantrekkelijkheid of hoop voor hem in hield. Darey voelde medelijden met hem, uit den grond van zijn hart; de tegenstel ling van zijn eigen toekomst met die van den Puritein trof hem diep. De man had een in het oog vallende, was het dan ook geen voorname plaats Ingenomen in de gelederen van zijn partij, toen die de lei dende macht was in den staat; hij had het gebouw, dat eerst zoo sterk en duur zaam had geleken, tot een puinhoop in een zien storten: alle werk was daarmee te niet gedaan. .(Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9