2»te Jaargang
Donderdag 28 Januari 1932
No. 5
ongeduld werd gestraft
no! Wat zijn ze mooi!" riep Bob en,
sn kleur van blijdschap, bekeek hij
jpaar nieuwe glimmende schaatsen,
in de hand hield. Wat zai ik nu
Innen rijden dacht Bob. In de vo-
hnters had hij ook ai wel schaatsen
feil, maar altijd op een paar oude
6jn grooten broer en hoewel hij het
1 heel goed had kunnen leeren, had
jch steeds naar zoo'n paar mooie,
schaatsen verlangd.
J zouden zijn kameraadjes kijken als
j voor het eerst gebruikte. Nu, hij
e maar. dat er veel ijs zou zijn dezen
Gelukkig vroor het nu al 'n beetje
Jarom had vader de schaatsen alvast
fern gekocht, want verleden jaar had
i al beloofd dat hij een paar nieu-
krijgen.
i avond voor hij ging slapen keek
j naar de lucht om te zien of er
i stonden en of ze goed flonkerden
was immers een teeken dat het
rroor Nu, (al ging het wel niet zoo
Bob had gewild), gestadig vroor
Fch en eindelijk brak de da£ aan,
Ier en moeder toestemming gaven
schooltijd wat op de ijsbaan te
jden. Op school deed Bob dubbel
1st van blijdschap want. hij zou niet
hebben willen na-blijven als straf
|onopletendtheïd want, daardoor zou
frter van zijn schaatsen kunnen ge-
de ijsbaan genoot hij volop; niet
van het schaatsenrijden, maar bo-
van de bewonderende blikken van
(riendjes, die vol ontzag naar zijn
schaatsen keken. Wel vermoeid.
vroolij k en blij zat hij 's avonds bij
en moeder aan tafel en vertelde
lug en prettig hij had gereden,
per!" vroeg hij opeens, ..gaan we nu
eens een heel grooten tocht ma-
Vader keek moeder eens aan en
fear een knipoogje. Toen zei hij; „nu
pat zou wel eens kunnen gebeuren,
iongen, dat doen we niet eerder
pet ijs heel sterk is. want de buiten-
zijn niet zoo ongevaarlijk als de
Bob knikte tevreden en zei; „dat
worden vader en blijven we dan
'n dag weg? want we moeten een
rit maken.
vriezen ging het echter niet. Wel
eiken dag op de ijsbaan genieten,
'an den afgesproken en door Bob
(verlangden tocht kwam nog niets,
ps had hij al eens aan vader ge
ld of zij nu spoedig gingen en soms
|erde hij om vader er van te over-
t dat het ijs nu heusch sterk genoeg
ar vader was het lang niet met
|eens en steeds werd de groote dag
lid.
de belangstelling voor de mooie
ptsen voorbij was, werd Bob dan ook
ontevreden en in zijn hart vond -hij
heel flauw en bang om maar steeds
ïen tocht af te zien. En toen, op een
(en dag, kwam er een Idee in zijn
P Hoewel hij eerst nog wat terug-
"e. maakte hij eindelijk het plan op
eens stil alleen, in plaats van op
paau, een flink eind buiten de stad
du rijden. Van uit school zou hij de
singels afgaan, dan meer naar buiten rij
den om eindelijk door de groote vaart
terug te keeren. Hoewel hij er al heel
weinig van afwist, berekende Bob. dat hij
dan toch op denzelfden tijd zou thuis
komen als van de ijsbaan en zoo zouden
vader en moeder er dan niets van bemer
ken, dat hij naar bulten geweest was in-
plaats van. zooals Bob het in zijn hart
verachtelijk noemde, net als een klein
kind maar heen en weer te rijden od da-'
kleine plasje.
Toen hij om 4 uur met de schaatsen
in de hand uit school kwam, stond hij
eerst nog wel even weifelend stil. Zou hij
maar niet liever wachten tot vader mee
ging? Zouden vader en moeder niet erg
boos zijn als ze hoorden wat Bob gedaan
had? want, het kon toch wel zijn dat
iemand die hem kende hem zou zien en
hun verteide waar hij gereden had? Zou
het ijs werkelijk nog niet sterk genoeg
zijn? Kom, wat ben ik nu toch mal zei Bod
opeens? Het zou toch wel toevallig zijn
als juist een kennis hem zag en het ijs
was heusch sterk genoeg er reden buiten
toch wel meer menschen. Neen hoor!
vader was veel te voorzichtig; en als het
nu ging dooien inplaats van harder vrie
zen, dan was het heelemaal gedaan dus
nu moest hij het maar waamemen en zoo
ging Bob dus op weg.
Wat genoot hij op de singels en hoewel
hij maar hier en daar een enkelen schaat
senrijder zag, vond hij het buiten nog
prettiger. Wat zou hij later kunnen op
scheppen tegen zijn vriendjes en wat voel
de hij zich gewichtig.
Door het vlugge rijden en zijn vele ge
dachten had hij er niet op gelet dat het
reeds donker werd, doch, nog vóór hij aan
de groote vaart kwam bemerkte hij tot
zijn schrik, dat hü zeker niet op tijd thuis
zou zijn en dat men thuis dus zou bemer-
ken dat hij iets had uitgevoerd.
Wat nu gedaan? Terugkeeren? Maai- ook
dan zou het heel laat worden. „Neen",
dacht Bob „de vaart maar afrijden en er
een flinken gang inzetten, misschien valt
het dan wel mee en ben ik niet zooveel
later als anders thuis en dan zullen vader
en moeder iets vragen.
Vlug reed hij nu verder. Gelukkig werd
het hier tusschen de velden niet zoo heel
donker en ook kwam de maan al kijken,
maar toch vond Bob het nu niets leuk
meer. Niemand zag hij meer dan ver op
den landweg af en toe een boer of een
vrachtrijder, die zeker van de stad af
kwam en nu op huis aanging. Ook werd
Bob nu erg vermoeid want zoo'n langen
rit aan een stuk was heel wat anders dan
de ijsbaan op en neer waar men soms eens
ging zitten of met iemand bleef staan
praten. En wat was het ijs hier slecht!
Zeker omdat de groote vrachtbooten er
nog zoo lang mogelijk door waren blijven
varen. Neen hoor, het viel niets mee en
Bob kreeg steeds meer spijt over zijn waag
stuk!
Gelukkig! Daar zag hij de vele lichtjes
van de stad en nu zou hij gauw thuis zijn.
Even onder de spoorbrug door en dan nog
maar een klein eindje tot zijn huis.
Hoe vermoeid hij ook was, toch spande
hij zich nog meer in en daardoor lette hij
zeker niet goed wódr hij reed, want midden
onder de brug gleed hij door tot plots:
„krak, krak", klonk het en Bob voelde
ineens dat hij in de diepte wegzakte. De
schrik verlamde hem bijna, maar toen
opeens schreeuwde hij: ..helphelp!" en
met alle Inspanning probeerde hij om zich
aan den kouden scherpen rand van het
ijs vast te grijpen. Het brokkelde echter
af en Bob zonk weg naar de diepte. Maar
gelukkig kwam hij weer boven en greep
nogmaals om zich heen, terwijl hij luid
keels schreeuwde. Gelukkig! Hij kon zich
vasthouden en uit alle macht riep hy nu
om hulp.
De baanwachter, die een eind verder in
zijn huisje zat, hoorde eindelijk het jam-
mergeschrei van den armen Bob en draaf
de, daar hy wel begreep waar het geluid
vandaan kwam, zoo vlug hij kon naar de
spoorbrug.
„Help!, help!" riep Bob weer, juist toen
de wachter vlak bij hem was. „Ja, houdt
vast jongen!" riep deze terug. „Houdt je
goed vast, ik zal je helpen", en als een
aap zoo behendig, klom hy langs het
yzerwerk der brug naar omlaag tot hy
vlak bij Bob was en. hoewel met groote
inspanning, had hp Bob eindeiyk uit het
water getrokken en in zyn ami geklemd
en toen klom hy met den drenkeling weel-
langzaam en voorzichtig naar boven.
Vader en moeder hadden intusschen een
angstigen tyd doorgebracht. Toen Bob ver
over den gewonen tyd nog niet thuis was,
konden zy het niet langer in huis uit
houden en gingen naar de vriendjes van
Bob om te vragen of Bob soms bij hen
was. Maar aan de verschillende adressen,
waar zij kwamen, vernamen ze telkens, dat
Bob dezen middag zelfs heel niet met zijn
vriendjes naar de ysbaan was geweest en
dat zijn vriendjes hem na schooltijd niet
meer hadden gezien.
Wat nu te doen? Vader en moeder keken
elkaar angstig aan, vooral toen Moeder
ontdekte, dat Bob waarschijnlyk toch wel
zijn schaatsen had meegenomen. Juist toen
vader naar de politie wilde gaan om daar
raad te vragen, werd er gebeld. Vader,
moeder en het dienstmeisje allen liepen ze
op een draf naar de voordeur. Daar stond
een jongetje die beleefd zyn petje afnam
en vroeg of mynheer met hem mee wilde
gaan, want dat zyn zoontje in het water
had gelegen en nu bij hen thuis was.
Vader ging vlug mee. doch moeder ging
zoo spoedig mogelijk aan het werk, opdat
er een verwarmd bed enz. klaar zou zijn
als haar jongen thuis kwam.
Toen Bob een uurtje later door vader
thuisgebracht en door moeder zorgvuldig
in bed was gestopt, vertelde hy beschaamd
aan vader en moeder hoe ondeugend, hij
was geweest en vroeg hun snikkende om
vergeving. Na al den angst, die zij hadden
doorstaan, waren vader en moeder heel blij
hun jongen hier veilig in bed te zien liggen
en vergaven hem gaarne.
Bobby werd wekenlang ziek en zoo
kwam er nu in 't geheel niet meer van
schaatsenrijden, maar morren durfde hij
niet en hij nam zich voor om In 't ver
volg niet meer zulke ondeugende dingen
te doen en niet meer wyzer dan vader te
willen zyn. Toen Bob weer beter was be
loofde vader dat ze, als Bob zyn best bleef
doen, in 't voorjaar een mooien fietstocht
zouden maken. Nu. Bob deed zijn best dat
begrijp je wel.
J. M. P.
(Nadruk verboden!