1 u Kou verd rijvers Pijnstillers* EEN LEVEN OM EEN LEVEN 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 Januari 1932 Derde Blad No. 22020 Buitenl. Weekoverzicht BOUWKUNSTIG SCHOON. F F x x 31 LAND- EN TUINBOUW. SCHEEPSTIJDINGEN. FEUILLETON. Een slecht begin. Nauwelijks lieeft 1932 een aanvang ge nomen, of het haast zich in behandeling te nenen de erfenis, door zijn voorgan ger nagelaten. Alles is in volle voorberei ding ;an een economische conferentie te Lausaane. Tenslotte is n.l. den Haag los gelaten als plaats van bijeenkomst met het [cog op de andere conferenties, die omaieeks eind dezer maand zullen plaats vinden. 25 Januari komt toch de Volken- bondraad opnieuw te Genève bijeen en 2 Fe'cuari is de datum, dat de Ontwape- ninse onferentie een aanvang is toege- dach Waar het zeker is, dat de econo misch conferentie geruimen tijd zal du ren, s Lausanne gekozen, opdat zoo noo- dig^civerse ministers op de verschillende vergjderplaatsen aanwezig kunnen zijn. Voor Den Haag is het een tegenvaller Trots de spoed, waarmede 1932 begint aan ce groote vraagstukken van onzen tijd, s het aspect echter nog verre van guns'g, daar Frankrijk door zijn vasthou den an het Young-plan reeds tevoren de economische conferentie heeft gemaakt toti en vergadering van beperkten om vang Het geheel der schuldenkwestie kan er hi'. toch niet worden behandeld en juist dat is noodzakelijk om verbetering in d: crisis te kunnen verwachten. Op zijn est is van Lausanne te hopen een verleiging van het aan Duitschland toe- gestcie moratorium, doch dat brengt geen oplos ing en allerminst het herstel van vertruwen, waarover zoo uit den treure wore: gerept door alle leidende figuren van iet oogenblik. Engeland vooral heeft zijn oiterste best gedaan om Frankrijk te beween verder te gaan, doch het heeft niet nogen baten, Laval en zijn regeering J*lijvn in dit opzicht onverbiddelijk! Dimtengevolge schijnt reeds vast te staas. dat de Vereenigde Staten afzijdig zulle,i blijven van Lausanne en is dat al leen al niet fnuikend, waar Amerika zoo nam met de schuldenkwestie is verbon den 1852 begint derhalve waarschijnlijk met nieuw uitstel. Vreemd doet aan, dat trots alle tegenspraak de geruchten over een verschuiving der Ontwapeningsconferentie ook aanhouden. Is het nog noodig te zeg gen, welk een schade dit zou toebrengen aan het laatste restantje vertrouwen, dat er nog is overgebleven? Met het oog daar op gelooven wij. dat Henderson als voor zitter zich met uiterste kracht zal verzet ten tegen ieder uitstel! Misschien zal de Volkenbondsraad zelfs nog eerder bijeen moeten komen, daar Japan in Mandsjoerije eenvoudig maar doet, wat het wil, zich niemendal aan trekkend van demarches van Volkenbond en andere mogendheden. Trots de waar schuwing. dat 'n bezetting van Tsjantsjau een zeer slechten indruk zou maken vooral Amerika heeft daarop den nadruk gelegd is de bezetting daarvan officieel door Japan aangekondigd en vermoede lijk reeds uitgevoerd, als dit onder de oogon onzer lezers komt. China voelt te goed, dat het militair niet tegen Japan is opgewassen, om het tot een oorlog te doen komen en daarom is een nieuw be roep op den Volkenbond wel een van de weinige wapens, waarover het Hemelsche rijk de beschikking heeft. Doch zal de Volkenbondsraad thans durven, wat hij het vorig jaar niet waagde en Japan in de ban doen? We moeten het zien, voor we het aannemen: te meer, waar die ban wel eens zonder veel practische gevolgen zou kunnen blijven.... Voor Engeland dreigt bovendien in In- d,è nieuw gevaar, dat zijn aandacht zal afleiden van wat er verder Oostelijk plaats grijpt. Nauwelijks heeft toch Candhi den bodem van zijn vaderland betreden, of hij heeft zich aan het hoofd gesteld der drijvers voor herstel van de beweging van ongehoorzaamheid tegen de Engelsche regeering. Als dat het resultaat moet heeten van de Ronde-Tafel-confe- renties te Londen, waar tenminste de partijen elkaar nader schenen te zijn ge komen, al was dan geen overeenstemming bereikt! Het heeft er allen schijn van, dat het hard tegen hard zal gaan; tot schade van Indië zelf als van Engeland, dat door den boycot de kleine verbetering in de werkloosheid wel eens meer dan teniet zou kunnen zien gedaan GRAVENSTEIN VIII. is sprake van swaarde". „vier dienaars metten Bij de tcename van den bloei der 17e eeuw, zien we hoe te Leiden alles wordt gedaan, om het aanzien der stad te ver fraaien. Het Rasphuis en de Zuidgevel van Gravenstein mochten er zich naar den aard hunner functies weinig toe leenen, iets sierlijks of iets statigs te bouwen we vinden ze dan ook meer merkwaardig dan mooi, te meer omdat er later aan geknoeid is men meende een 15-tal jaren na den bouw, opnieuw de handen aan het werk te moeten slaan. Toen op den Blauwen Steen berecht werd was het heel logisch dat Vierschaar en Schepenkamer zich in het Stadhuis be vonden. Nu echter al sinds twee eeuwen Gravenstein de gevangenis en executie plaats der stad was, oordeelde men het van zelf sprekend, dat eindelijk Vierschaar en Schepenkamer zich ook bevonden vlak bij de strafplaats. Men maakte er nu ineens haast mee. Den 5en Maart 1671 werd een besluit genomen en dit werd reeds den 12en Maart bekrachtigd. En nu citeer ik uit Van Mieris even een „Extract uit het Burgemeesteren gerechtsdagboek aangaan de de zaken van den Fabryck". Die van den Gerechte der Stad Leyden gezien hebbende zeekere teykeninge van een Vierschaar en Schepenekamer, te ma ken aan 't gevangenhuys, ter plaatse, daer de jegenwoordige huyzinge van den Cipier staet, hebben naa voorgaande deliberatie, goedgevonden en verstaan, dat dien con form aldaar een Vierschaar en Schepene kamer metten eerste gemaakt, de galerije met ijzeren bezet, en het werk van dien zonder uitstel bestedet zal werden, en dat vervolgens ook t'elckens, wanneer executie van Justitie geschieden zal, een hout scha vot, en annex de voornoemde Vierschaar, regt tegenover de Papestraat, opgeregt, en gemaakt zal werden, ten einde eenen ijgelijk, des begeerig zijnde, te bequaa- mer de voorsz. executie zoude kunnen aanschouwen, zullende de muur om het jegenswoordige Schavot loopende, wegge- brooken, de aarde van 't zelve afgekroon, en de plaatse aldaar met de gemeene straa gelijk gemaakt en mede bestraat werden' Gedaan den 5en, en geresumeert den 12en Maart 1671. Volgen we dit extract op den voet, dan blijkt er in de eerste plaats uit, dat de Fabryck, de Stadbouwmeester en dat was in die dagen Willem van der Helm, die in '71 de Koepoort bouwde reeds teekeningen had aangeboden. Ik meld dit even opzettelijk, omdat de rechtervleugel dooi sommigen de Van Cam pen-vleugel woi genoemd. Men gaat daarbij van de veronderstelling uit, dat deze gebouwd zou zijn door Jacob van Campen. Dat kan evenwel niet, want Jacob van Campen is in 1657 gestorven, dus nog veertien jaar voor dat de Vierschaar werd gebouwd. Van der Helm zal de bouwmeester zijn, al wordt hij ons niet als zoodanig uit drukkelijk genoemd. Doch het Gerechtdag boek heeft het hier over de zaken van den Fabryck en dat was Van der Helm. De teekeningen die op 5 Maart 1671 ter visie kwamen, zijn ons voor zoover ik weet onbekend. In de Prentverzameling van 't Archief vond ik wel de teekeningen, die ik hierbij weergeef. Die met den vcorgeve1 en de galerij is gedateerd 10 Augustus 1671, en de andere 16 Juli 1671. Het kunnen dus copieën of wijzigingen zijn van de oorspronkelijke. Er is nog een andere teekening van een gelukkig niet uitgevoerd project. Ge lukkig! want dan zou het oude Romaansche gedeelte geheel verloren zijn gegaan achter een voorbouw, gelijk reeds aan de Zuid zijde het geval is, tot zijn schade. In de tweede plaats merken we op, dat op de plaats van de Vierschaar, iets meer naar achteren, vroeger de woning van den cipiei stond. De Papengracht was reeds in 1633 gedempt en het verlengde er van reeds vroeger overkluisd. Op een der binnenplaat sen van Gravenstein is een opening in het verwulf, waarin men nog het water ziet staan. Verder kreeg de Loggia, waarschijnlijk in 1645 uitgebouwd van 5 tot -8 bogen, haar fraaie vulling met gesmeed ijzeren spijlen, terwijl de bogen werden gevuld met een soort ijzertraceering die her innert aan Gothische vormen. In Juni 1671 was dit werk reeds voltooid. UOApSUOT" :U0pp=rai8A U0j§UIUO3f9JSpB;S OQ dage (29 Juni) betaalt aan Jonas van de Poel een somma van ses honderd en ses guldens ter sake van de leverantie en 't maken van- de ijzere traliën, geset voor de Galderije van 't Gravensteyn". Mer veroorlove ons de opmerking dat dit smeedwerk van Jonas van de Poel hoognoodig moet worden nagezien. Een der met punten beslagen spijlen is geheel uit het verband. Heel merkwaardig is de iricsband boven de loggia, die evenwel zco dik besmeerd is met verf, dat de fraaie motieven haast niet zijn te herkennen. Galland meent, dat deze friesband her innert aan Lieven de Key en omstreeks diens werkzaamheden hier ter stede zou zijn aangebracht, hetgeen mi. heel goed mogelijk kan zijn. Bij de uitbreiding der loggia zou Vander Helm ze dan in den zelfden trant hebben voortgezet. Hoe het schavot voor de Vierschaar zou worden geplaatst, geeft een onzer teeke ningen aan. Daarvoor moest het overge bleven deel van de Gracht om Gravenstein worden gedempt, de ringmuur moest wor den weggebroken en het verhoogde voor plein „het groene zoodje" of ,Schoon- verdriet' op het niveau vaïi het om ringende stratenplan worden gebracht. Er moet tamelijk veel aarde hebben gezeten. We vinden in de Rekeningen de mededee lt ng\ dat Huyg Leendertsz Leeuwerkeveld voor 't afgraven van 't veld een somma van honderd vijf en twintig gulden heeft ontvangen op 16 Mei 1671. Ter rechterzijde van het gebouw vindt men de Dienderspoort, thans de ingang tot het Instituut Kern. Betreedt men deze poort, dan krijgt men even den indruk van een hofje: een straatje, een graspleintje of tuintje en een gewitten gevel met 17de eeuwsche ramen en deuren. Volgens Van Mieris woonden hier twee gewapende die naars met den swaarde, die bij eventueele moeilijkheden den cipier, die in het nieuwe gebouw woonde, onmiddellijk ter zijde konden staan. In de rekeningen van 1671 cr i T" i 1 T— X ~r i i 1 X. Zooals u ziet zijn de teekeningen niet in details uitgewerkt. Bij de uitvoering zijn de versieringsmotieven boven de ramen der eerste verdieping weggelaten, terwijl op dc middenste vier pilasters de wapen schilden der toenmaals regeerende burge meesteren zijn aangebracht. Bespreken we thans even de hoofd ordonnantie van den gevel. Deze is in streng klassjcistischen trant. De z.g. „Groote orde" van Palladio is gevolgd. In de grond- verdieping bestaat het muurwerk uit zware hardsteenblokken. Daarboven is het gevel vlak van baksteen, regelmatig verdeeld door zes zandsteenpilasters, waarvan de baze- menten rusten op de zware hardsteenlijst van de grondverdieping. De pilasters zijn bekroond met een z.g. composiet-kapiteel, een samenstel van Jonische krullen, die rusten op een kelk van Corinthische acantusbladen. In de stadsrekening vond ik de mede- deemg „Op 10 November 1671 betaalt aan Pieter Mijner een somma van vierhondert neegentien guldens voor het hakken en maken van Elf en een half capiteel aan de Vierschaar volgens specificatie en quitantie' Uit het voldoen der rekeningen van smid en steenhouwer volgt dunkt mij, dat de de bouw, misschien met uitzondering der binnenbetimmering, al aan het einde des jaars 1671 haast voltooid moet zijn. Voor de middenpartij van het dak is een drie hoekig fronton aangebracht, waarin be?ld- houwwerk van Xavery is geplaatst. We zien twee vrouwenfiguren, de Gerechtigheid met zwaard en weegschaal en de Waarheid met een spiegel zittend ter weerszijden van het gekroonde wapen van Leiden. De volgende week nemen we met een korte slotbeschouwing voorloopig afscheid van het complex Gravenstein. STEUN AAN DE AARDAPPEL INDUSTRIE. Voorloopig verslag der Eerste Kamer. Verschenen Is het voorloopig Verslag dei- Eerste Kamer over het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van Hoofdstuk V der rijksbegrootir.g voor 1931 (uitkeering ten behoeve van de aardappelmeel- industrie in de veenkoloniën). Over deze aanvrage sprak men alge meen zijn voldoening uit, omdat daaruit duidelijk blijkt, dat de regeering ernstig er naar streeft, de bewoners der zoozeer getroffen streken in het noordoosten van ons land zooveel mogelijk tegemoet te komen. Hiermede wilde men niet verkla ren, dat de geboden steun aidoende zou zijn, immers, de toestand wordt van dag tot dag ongunstiger, zoodat het zeer wel mogelijk is, dat het bedrag, hetwelk men thans ten behoeve van de aardappelmeel- industrie denkt aan te wenden, geheel onvoldoende zal blijken. Eenige leden vestigden de aandacht op verscheidene factoren welke h. i, het ver- leenen van steun van overheidswege te dezen opzichte wenschelijk maken. De prijs van het aardappelmeel moge thans hooger zijn dan vorig jaar, daarnaast zal men rekening moeten houden met de aanwezigheid van groote, onverkochte voorraden, waardoor het bedrijfskapitaal van de meesje fabrieken is vastgelegd. Met den kleinen oogst, welke het jaar 1931 heeft opgeleverd en ten slotte met het feit, dat vele fabrieksaardappelen voor verbruik zijn verkocht, ten gevolge waarvan niet alle fabrieken hebben ge werkt en in de andere campagne vrij kort heeft geduurd, zijn de kosten, aan het vermalen der aardappelen verbonden, veel hooger dan gewoonlijk geworden. Dit heeft zijn terugslag op de grootte der uit- keeringen, aan de verbouwers van aard appelen te verstrekken. Op deze gronden waren de leden, hier aan het woord, van oordeel, dat er alle reden is voor verleentng van tijdelljken, hóógeren steun. Zij vroegen zich echter af, waarom het daarvoor noodzakelijk geachte bedrag wordt uitgetrokken op de begrooting van uitgaven betreffende Hoofdstuk V der rijksbegrooting, daar zij van oordeel wa ren, dat maatregelen tot steun van In nood verkeerende bedrijven moeten wor den bekostigd uit het Leeningsfonds. Overigens zou men gaarne vernemen, of inderdaad de afzet van aardappelmeel gedurende de laatste maanden is toege nomen en of de meelprijzen zijn ver hoogd. Ook werd de vraag gesteld, hoe groot de onverkochte voorraad van het aardappelmeel-verkoopbureau thans is en of er geen aanleiding bestaat, om voor het bedrag, per hl. als steun toe te ken nen, een soort „slidingscale" vast te stel len in verband met de verkoopprijzen van aardappelmeel, zooals ook ter zake van den steun aan de culttur van suiker bieten is geschied. HALCYON LIJN. MAASBURG, 29 Dec. van Oran te B. Aires STAD VLAARDINGEN, R'dam n. Porto Ferrajo, pass. 30 Dec. Gibraltar. STAD DORDRECHT. Midld. Zee n. La Piaya, pass. 30 Dec, Las Palmas. MAASBURG, 29 Dec. van Porto Ferrajo n. B. Aires. STAD AMSTERDAM, Servola n. Aghlos, pass. 30 Dec. Zea. HOLLAND-AMERIKA UJN. DAMSTERDIJK, R'dam n. Pacific Kust, 29 Dec. van Puerto Armuelles. STATENDAM, 28 Dec. van Kingston n. Havana. JAVA-NEW YORK LIJN. KERTOSONO, 30 Dec. van Java to Boston. PALEMBANG, Java n. New York, 30 Dec. te Belawan. HOLLAND BRITSCH-INDIE LIJN. HOOGKERK, uitr., 30 Dec. van Genua. MIJ. NEDERLAND. JAN Pz. COEN, thuisr., 31 Dec. van Genua. POELAU BRAS, thuisreis, 29 Dec. van Singapore. ROTTERDAM—Z. AMERIKA UJN. ALPHERAT, 30 Dec. van B. Aires naar R'dam. ALWAKI, 30 Dec. van R'dam te B. Aires. ALDABI, thuisr., 30 Dec. van Santos. ".ON. NED. STOOMB. MIJ. COTTICA, uitr., pass. 31 Dec. Ouessant. DIVERSE STOOMVAARTBERICHTEN. LINGE, 29 Dec. van Dakar n. Bordeaux. AMSTERDAM ,Amst. n. Baytown, was 30 Dec. 8 u. 40 v.m. 40 mijlen Z.W. van Niton. MACUBA, 29 Dec. van Hamburg naar Curacao. JONGE ELISABETH, 25 Dec. van Valencia te Carthagena. JONGE ANTHONY, 28 Dec. van Toulon to Valencia. JONGE JACOBUS, 28 Dec. van Philippe- ville n. Valencia. DORDRECHT, Batoum n. Havre, pass. 30 Dec. Gibraltar. RECLAME. MIJN HARDT'S Sanapirin-tablettert Kokers40en75d^fcProefpal<jelOct. if BijApoth en Drogisten» J 1218 Naar het Engelsch van MORICE GERARD door Emma A. H. 10) Kapitein Darcy glimlachte; dan hel derde zijn gelaat op. In den regel was de uitdrukking daarvan somber, haast droef, voor zoo'n jongen man. Misschien was dit tengevolge van een oorlogservaring, die hij al heel vroeg had doorgemaakt en onder omstandigheden, die niet gunstig waren om hem ingenomen te doen zijn met den afloop, hoe die dan ook wezen mocht. Een soldaat, die twijfelt aan de zaak, waarvoor hij strijdt, tenzij hij een huurling is, valt niet te benijden. Om ge lukkig te zijn moet hij zich van zijn goed recht overtuigd voelen Voor u ben ik bang, sir, antwoord de hij. Dat moet ook, ofschoon ik er nooit iets van gemerkt heb. Ik wilde nu. dat je naar Grangeland Abbey reed. De generaal wees de richting aan op de kaart, die op tafel lag. Breng mijn eerbiedige groeten over aan sir Evelyn Lee en zeg. dat ik graag twee nachten onder zijn dak zou willen vertoeven als dit voorstel zijn goedkeu ring wegdraagt. Ja, sir, wanneer zullen wij vertrek ken? Morgenochtend, met het grauwen van den dag. Je kunt zooveel mannen meenemen als je wilt. De streek is hier niet vrij van gevaar sinds generaal Lam bert in deze richting marcheerde. Ik ben niet bang, sir, dat ik met be hulp van mijn oppasser, korporaal Long- staffe. overal doorheen zal komen. Goed, morgen kan je op de Abbey overnachten, Donderdagmiddag verwacht ik je terug. Robert Darcy boog en ging. Zoover als zijn oogen zien konden, brandden er kampvuren, die in de verte flikkerden als glimwormen en al rooder werden naarmate ze dichter bij het hoofd kwartier van den generaal kwamen. De mannen waren bezig hun avondmaal te koken. De officieren waren ingekwartierd in de huisjes om de boerenhoeve heen. Kapitein Darcy was een kamer toegewe zen onder hetzelfde dak als generaal Monk. De grond was met sneeuw bedekt, de zon was juist onder, de korte wintersche- mering lag nog over het landschap, op het punt om over te gaan in den witten nevel van de intredende duisternis. Darcy richtte zijn schreden naar de stallen; de boer was een bekend paarden fokker. Hij bezat een lange rij boxes, stal lingen en koetshuizen. Deze inrichting was al zeer geschikt voor de inkwartie ring van den bereden troep van den ge neraal. Uit een van de open deuren van deze nevengebouwen kwam een man met een leegen emmer, dien hij met water wil de gaan vullen aan een pomp op het erf. Zijn hemdsmouwen had hij omgeslagen, zijn armen waren bloot. Schraal en klein, als hij was, leek hij in het geheel niet de man van kracht, vastberadenheid en koenheid, die hij toch in waarheid mocht heeten. Hij had een gerimpeld gezicht en kleine flikkerende oogen en een huid, zoo verweerd, dat de oorspronkelijke kleur daarvan lang vergeten was. Hij salueerde den kapitein met zijn vrije hand Je moet morgenochtend om acht uur de paarden in gereedheid hebben. Je moet met mij meerijden. Geef ze maar goed wat voer eer we vertrekken. Ja. kapitein. Wij moeten met een boodschap van den generaal gaan; op het land zullen wij er maar weinigen tegenkomen, die onze tocht zullen willen bemoeilijken. De generaal sloeg voor dat wij een twee a drie verkenners zouden aannemen. We kunnen best buiten hen, sir! Dat heb ik ook gezegd. Als de kraaien hier in den omtrek honger lijden, dan hebben wij voldoende vleesch op onze beenderen om ze te ver zadigen. Of dat nu van jou ook gezegd kan worden, weet ik zoo niet, Longstaffe. De man keek eens naar zijn magere armen en lachte: Daar heeft u misschien gelijk in, sir, maar ik geloof niet, dat het zoo ver ko men zal. Ik ook niet. Als we maar goed onze oogen en onze wapens klaar houden. Daar kan ik voor Instaan, kapitein. Goed. Ik ben er gerust op, maar het leek mij beter, je mee te deelen, wat ge neraal Monk gezegd heeft Dank n, sir. Zoolang wij dezelfde risico beloopen, vind ik het goed. Als wij samen gaan, is het enkel een tocht van heer en knecht, maar als wij nu met een troepje gingen, dan werd het een expe ditie en zouden ons vragen gesteld wor den voor we een uur uit waren. r Zoo vat ik het ook op, Longstaffe. Roep mij morgenochtend om half acht. Ja, sir. Zorg dat je ons ontbijt hebt klaar staan. Longstaffe salueerde toen Daxcy terug keerde naar zijn kwartier Hij begaf zich naar zijn dakkamertje en vond daar een helder brandend vuur, pas aangelegd. Zijn strijdhandschoenen trok hij uit en wierp die op een houten stoel. Hijzelve ging op een anderen zitten en strekte zijn voeten uit in den gloed. Door dea muur hoorde hij mannen pra ten; het waren de gevolmachtigden, uit gezonden door het voorloopig parlement te Londen, In naam cm overleg te plegen met generaal Monk, maar in waarheid om zijn bewegingen gade te slaan. Het was een dag van vrees, van angst, van verraad. Darcy zat een uur te denken. Hij stelde zich zijn reis voor van den volgenden dag; hij herinnerde zich nog maar heel weinig van de streek, toen hij zich die weer voor den geest wilde roepen. Hij was ook pas een jaar of zeven, acht ge weest, toen zijn moeder nem meegenomen had naar de Abbey, Sir Evelyn en lady Lee waren juist teruggekeerd van hun landgoed in Picardië; ze hadden een baby van nog geen jaar. Die herinnerde hij zich wel. want ze had zijn nieuwsgierig heid gewekt, daar hij nooit eerder een klein kind van zoo nabij had gezien. Vijf tien jaren waren sinds dien verloopen. Nu was hij een man, ouder door de jaren, die hij in het kamp of op het strijdveld had doorgebracht. Een soldaat, gevormd in de harde leerschool van den oorlog. Nu den laatsten tijd had hij maar weinig gehoord van zijn bloedverwanten op de Abbey. Een vluchtig bericht had hem be reikt van kwijnende gezondheid van sir Evelyn Lee. Daarna van den dood van lady Marjorie. Zou het kind nog in leven zijn? Zoo ja, dan was zij al gerijpt tot jonkvrouw. Een eigenaardig samentref fen was het, dat hij, een bloedverwant van de familie, al was het dan ook niet zoo na, door den generaal verkozen was om diens boodschap over te brengen op de Abbey! Even later werd hem het avondeten gé bracht door de dochter van den boer, die met haar moeder de bediening op zich had genomen van de ingekwartierde gasten. Morgen bij het aanbreken van den dag zou ik aj graag mijn ontbijt hebben. zei kapitein Darcy. Mijn oppasser zal mij bedienen. Graag, sir, want dan ben ik bezig met de koeien. Een uur later begaf Darcy zich ter ruste; de troepen hadden een langen marsch achter den rug en hij was wel wat moe. Door den muur klonk druk gepraat, of er een woordenstrijd plaats had. Ze schijnen te debatteeren, sprak hij tot zich zeiven met een glimlach. De ge neraal zal ze er niet bij helpen om tot ge volgtrekkingen te komen, daar is hij veel te verstandig voor! Generaal Monk ging naar de Abbey om een politiek door te voeren, die hem had aangezet tot een marsch, misschien den gedenkwaardigsten en belangrijksten in heel de geschiedenis van Engeland. Hij ging rond om de stemming in het land op te nemen, voornamelijk onder degenen, die het beste in staat waren daarvan op de hoogte te zijn. Tot dezen behoorde ook sir Evelyn Lee. Hij wist zeer goed te onderscheiden, dat niet de schetterende aanhangers van het parlement, niet de geestdrijvers in het leger de ware stem des lands verkondig den; die zou eerder vernomen worden onder degenen, die, naast den verbitter den partijstrijd staande, met trouw in het hart. een blijder en geregelder tijd af wachtten. Monk zelve zei niets. Hij boe zemde vertrouwen in, juist door dat stil zwijgen. Hy was een man van de daad, wachtende tot de tijd kwam, om aan te wenden de kracht, die een ieder, die met hem in aanraking kwam, begreep, dat verscholen lag onder zijn verwonderlijke kalmte. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 9