1
u
Kou verd rijvers
Pijnstillers*
EEN LEVEN OM EEN LEVEN
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 Januari 1932
Derde
Blad No. 22020
Buitenl. Weekoverzicht
BOUWKUNSTIG SCHOON.
F
F
x
x
31
LAND- EN TUINBOUW.
SCHEEPSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Een slecht begin.
Nauwelijks lieeft 1932 een aanvang ge
nomen, of het haast zich in behandeling
te nenen de erfenis, door zijn voorgan
ger nagelaten. Alles is in volle voorberei
ding ;an een economische conferentie te
Lausaane. Tenslotte is n.l. den Haag los
gelaten als plaats van bijeenkomst met
het [cog op de andere conferenties, die
omaieeks eind dezer maand zullen plaats
vinden. 25 Januari komt toch de Volken-
bondraad opnieuw te Genève bijeen en
2 Fe'cuari is de datum, dat de Ontwape-
ninse onferentie een aanvang is toege-
dach Waar het zeker is, dat de econo
misch conferentie geruimen tijd zal du
ren, s Lausanne gekozen, opdat zoo noo-
dig^civerse ministers op de verschillende
vergjderplaatsen aanwezig kunnen zijn.
Voor Den Haag is het een tegenvaller
Trots de spoed, waarmede 1932 begint
aan ce groote vraagstukken van onzen
tijd, s het aspect echter nog verre van
guns'g, daar Frankrijk door zijn vasthou
den an het Young-plan reeds tevoren de
economische conferentie heeft gemaakt
toti en vergadering van beperkten om
vang Het geheel der schuldenkwestie kan
er hi'. toch niet worden behandeld en
juist dat is noodzakelijk om verbetering
in d: crisis te kunnen verwachten. Op
zijn est is van Lausanne te hopen een
verleiging van het aan Duitschland toe-
gestcie moratorium, doch dat brengt geen
oplos ing en allerminst het herstel van
vertruwen, waarover zoo uit den treure
wore: gerept door alle leidende figuren
van iet oogenblik. Engeland vooral heeft
zijn oiterste best gedaan om Frankrijk te
beween verder te gaan, doch het heeft
niet nogen baten, Laval en zijn regeering
J*lijvn in dit opzicht onverbiddelijk!
Dimtengevolge schijnt reeds vast te
staas. dat de Vereenigde Staten afzijdig
zulle,i blijven van Lausanne en is dat al
leen al niet fnuikend, waar Amerika zoo
nam met de schuldenkwestie is verbon
den
1852 begint derhalve waarschijnlijk met
nieuw uitstel. Vreemd doet aan, dat trots
alle tegenspraak de geruchten over een
verschuiving der Ontwapeningsconferentie
ook aanhouden. Is het nog noodig te zeg
gen, welk een schade dit zou toebrengen
aan het laatste restantje vertrouwen, dat
er nog is overgebleven? Met het oog daar
op gelooven wij. dat Henderson als voor
zitter zich met uiterste kracht zal verzet
ten tegen ieder uitstel!
Misschien zal de Volkenbondsraad zelfs
nog eerder bijeen moeten komen, daar
Japan in Mandsjoerije eenvoudig maar
doet, wat het wil, zich niemendal aan
trekkend van demarches van Volkenbond
en andere mogendheden. Trots de waar
schuwing. dat 'n bezetting van Tsjantsjau
een zeer slechten indruk zou maken
vooral Amerika heeft daarop den nadruk
gelegd is de bezetting daarvan officieel
door Japan aangekondigd en vermoede
lijk reeds uitgevoerd, als dit onder de
oogon onzer lezers komt. China voelt te
goed, dat het militair niet tegen Japan is
opgewassen, om het tot een oorlog te
doen komen en daarom is een nieuw be
roep op den Volkenbond wel een van de
weinige wapens, waarover het Hemelsche
rijk de beschikking heeft. Doch zal de
Volkenbondsraad thans durven, wat hij
het vorig jaar niet waagde en Japan in
de ban doen? We moeten het zien, voor
we het aannemen: te meer, waar die ban
wel eens zonder veel practische gevolgen
zou kunnen blijven....
Voor Engeland dreigt bovendien in In-
d,è nieuw gevaar, dat zijn aandacht zal
afleiden van wat er verder Oostelijk
plaats grijpt. Nauwelijks heeft toch
Candhi den bodem van zijn vaderland
betreden, of hij heeft zich aan het hoofd
gesteld der drijvers voor herstel van de
beweging van ongehoorzaamheid tegen de
Engelsche regeering. Als dat het resultaat
moet heeten van de Ronde-Tafel-confe-
renties te Londen, waar tenminste de
partijen elkaar nader schenen te zijn ge
komen, al was dan geen overeenstemming
bereikt! Het heeft er allen schijn van, dat
het hard tegen hard zal gaan; tot schade
van Indië zelf als van Engeland, dat door
den boycot de kleine verbetering in de
werkloosheid wel eens meer dan teniet
zou kunnen zien gedaan
GRAVENSTEIN
VIII.
is sprake van
swaarde".
„vier dienaars metten
Bij de tcename van den bloei der 17e
eeuw, zien we hoe te Leiden alles wordt
gedaan, om het aanzien der stad te ver
fraaien. Het Rasphuis en de Zuidgevel van
Gravenstein mochten er zich naar den aard
hunner functies weinig toe leenen, iets
sierlijks of iets statigs te bouwen we
vinden ze dan ook meer merkwaardig dan
mooi, te meer omdat er later aan geknoeid
is men meende een 15-tal jaren na den
bouw, opnieuw de handen aan het werk
te moeten slaan.
Toen op den Blauwen Steen berecht werd
was het heel logisch dat Vierschaar en
Schepenkamer zich in het Stadhuis be
vonden. Nu echter al sinds twee eeuwen
Gravenstein de gevangenis en executie
plaats der stad was, oordeelde men het van
zelf sprekend, dat eindelijk Vierschaar en
Schepenkamer zich ook bevonden vlak bij
de strafplaats. Men maakte er nu ineens
haast mee. Den 5en Maart 1671 werd een
besluit genomen en dit werd reeds den
12en Maart bekrachtigd. En nu citeer ik
uit Van Mieris even een „Extract uit het
Burgemeesteren gerechtsdagboek aangaan
de de zaken van den Fabryck".
Die van den Gerechte der Stad Leyden
gezien hebbende zeekere teykeninge van
een Vierschaar en Schepenekamer, te ma
ken aan 't gevangenhuys, ter plaatse, daer
de jegenwoordige huyzinge van den Cipier
staet, hebben naa voorgaande deliberatie,
goedgevonden en verstaan, dat dien con
form aldaar een Vierschaar en Schepene
kamer metten eerste gemaakt, de galerije
met ijzeren bezet, en het werk van dien
zonder uitstel bestedet zal werden, en dat
vervolgens ook t'elckens, wanneer executie
van Justitie geschieden zal, een hout scha
vot, en annex de voornoemde Vierschaar,
regt tegenover de Papestraat, opgeregt, en
gemaakt zal werden, ten einde eenen
ijgelijk, des begeerig zijnde, te bequaa-
mer de voorsz. executie zoude kunnen
aanschouwen, zullende de muur om het
jegenswoordige Schavot loopende, wegge-
brooken, de aarde van 't zelve afgekroon,
en de plaatse aldaar met de gemeene
straa gelijk gemaakt en mede bestraat
werden'
Gedaan den 5en, en geresumeert den
12en Maart 1671.
Volgen we dit extract op den voet, dan
blijkt er in de eerste plaats uit, dat de
Fabryck, de Stadbouwmeester en dat
was in die dagen Willem van der Helm,
die in '71 de Koepoort bouwde reeds
teekeningen had aangeboden. Ik meld dit
even opzettelijk, omdat de rechtervleugel
dooi sommigen de Van Cam pen-vleugel
woi genoemd. Men gaat daarbij van de
veronderstelling uit, dat deze gebouwd zou
zijn door Jacob van Campen. Dat kan
evenwel niet, want Jacob van Campen is in
1657 gestorven, dus nog veertien jaar voor
dat de Vierschaar werd gebouwd.
Van der Helm zal de bouwmeester zijn,
al wordt hij ons niet als zoodanig uit
drukkelijk genoemd. Doch het Gerechtdag
boek heeft het hier over de zaken van
den Fabryck en dat was Van der Helm.
De teekeningen die op 5 Maart 1671 ter
visie kwamen, zijn ons voor zoover ik
weet onbekend. In de Prentverzameling
van 't Archief vond ik wel de teekeningen,
die ik hierbij weergeef. Die met den
vcorgeve1 en de galerij is gedateerd 10
Augustus 1671, en de andere 16 Juli 1671.
Het kunnen dus copieën of wijzigingen
zijn van de oorspronkelijke.
Er is nog een andere teekening van
een gelukkig niet uitgevoerd project. Ge
lukkig! want dan zou het oude Romaansche
gedeelte geheel verloren zijn gegaan achter
een voorbouw, gelijk reeds aan de Zuid
zijde het geval is, tot zijn schade.
In de tweede plaats merken we op, dat
op de plaats van de Vierschaar, iets meer
naar achteren, vroeger de woning van den
cipiei stond. De Papengracht was reeds in
1633 gedempt en het verlengde er van reeds
vroeger overkluisd. Op een der binnenplaat
sen van Gravenstein is een opening in het
verwulf, waarin men nog het water ziet
staan.
Verder kreeg de Loggia, waarschijnlijk
in 1645 uitgebouwd van 5 tot -8 bogen,
haar fraaie vulling met gesmeed ijzeren
spijlen, terwijl de bogen werden gevuld
met een soort ijzertraceering die her
innert aan Gothische vormen.
In Juni 1671 was dit werk reeds voltooid.
UOApSUOT" :U0pp=rai8A U0j§UIUO3f9JSpB;S OQ
dage (29 Juni) betaalt aan Jonas van de
Poel een somma van ses honderd en ses
guldens ter sake van de leverantie en 't
maken van- de ijzere traliën, geset voor de
Galderije van 't Gravensteyn".
Mer veroorlove ons de opmerking dat
dit smeedwerk van Jonas van de Poel
hoognoodig moet worden nagezien. Een
der met punten beslagen spijlen is geheel
uit het verband. Heel merkwaardig is de
iricsband boven de loggia, die evenwel
zco dik besmeerd is met verf, dat de fraaie
motieven haast niet zijn te herkennen.
Galland meent, dat deze friesband her
innert aan Lieven de Key en omstreeks
diens werkzaamheden hier ter stede zou
zijn aangebracht, hetgeen mi. heel goed
mogelijk kan zijn. Bij de uitbreiding der
loggia zou Vander Helm ze dan in den
zelfden trant hebben voortgezet.
Hoe het schavot voor de Vierschaar zou
worden geplaatst, geeft een onzer teeke
ningen aan. Daarvoor moest het overge
bleven deel van de Gracht om Gravenstein
worden gedempt, de ringmuur moest wor
den weggebroken en het verhoogde voor
plein „het groene zoodje" of ,Schoon-
verdriet' op het niveau vaïi het om
ringende stratenplan worden gebracht. Er
moet tamelijk veel aarde hebben gezeten.
We vinden in de Rekeningen de mededee
lt ng\ dat Huyg Leendertsz Leeuwerkeveld
voor 't afgraven van 't veld een somma
van honderd vijf en twintig gulden heeft
ontvangen op 16 Mei 1671.
Ter rechterzijde van het gebouw vindt
men de Dienderspoort, thans de ingang tot
het Instituut Kern. Betreedt men deze poort,
dan krijgt men even den indruk van een
hofje: een straatje, een graspleintje of
tuintje en een gewitten gevel met 17de
eeuwsche ramen en deuren. Volgens Van
Mieris woonden hier twee gewapende die
naars met den swaarde, die bij eventueele
moeilijkheden den cipier, die in het nieuwe
gebouw woonde, onmiddellijk ter zijde
konden staan. In de rekeningen van 1671
cr
i
T"
i
1
T—
X
~r
i
i
1
X.
Zooals u ziet zijn de teekeningen niet
in details uitgewerkt. Bij de uitvoering
zijn de versieringsmotieven boven de ramen
der eerste verdieping weggelaten, terwijl
op dc middenste vier pilasters de wapen
schilden der toenmaals regeerende burge
meesteren zijn aangebracht.
Bespreken we thans even de hoofd
ordonnantie van den gevel. Deze is in
streng klassjcistischen trant. De z.g. „Groote
orde" van Palladio is gevolgd. In de grond-
verdieping bestaat het muurwerk uit zware
hardsteenblokken. Daarboven is het gevel
vlak van baksteen, regelmatig verdeeld door
zes zandsteenpilasters, waarvan de baze-
menten rusten op de zware hardsteenlijst
van de grondverdieping.
De pilasters zijn bekroond met een z.g.
composiet-kapiteel, een samenstel van
Jonische krullen, die rusten op een kelk
van Corinthische acantusbladen.
In de stadsrekening vond ik de mede-
deemg „Op 10 November 1671 betaalt aan
Pieter Mijner een somma van vierhondert
neegentien guldens voor het hakken en
maken van Elf en een half capiteel aan
de Vierschaar volgens specificatie en
quitantie'
Uit het voldoen der rekeningen van smid
en steenhouwer volgt dunkt mij, dat de
de bouw, misschien met uitzondering der
binnenbetimmering, al aan het einde des
jaars 1671 haast voltooid moet zijn. Voor
de middenpartij van het dak is een drie
hoekig fronton aangebracht, waarin be?ld-
houwwerk van Xavery is geplaatst. We zien
twee vrouwenfiguren, de Gerechtigheid met
zwaard en weegschaal en de Waarheid met
een spiegel zittend ter weerszijden van
het gekroonde wapen van Leiden.
De volgende week nemen we met een
korte slotbeschouwing voorloopig afscheid
van het complex Gravenstein.
STEUN AAN DE AARDAPPEL
INDUSTRIE.
Voorloopig verslag der Eerste Kamer.
Verschenen Is het voorloopig Verslag dei-
Eerste Kamer over het wetsontwerp tot
wijziging en verhooging van Hoofdstuk V
der rijksbegrootir.g voor 1931 (uitkeering
ten behoeve van de aardappelmeel-
industrie in de veenkoloniën).
Over deze aanvrage sprak men alge
meen zijn voldoening uit, omdat daaruit
duidelijk blijkt, dat de regeering ernstig
er naar streeft, de bewoners der zoozeer
getroffen streken in het noordoosten van
ons land zooveel mogelijk tegemoet te
komen. Hiermede wilde men niet verkla
ren, dat de geboden steun aidoende zou
zijn, immers, de toestand wordt van dag
tot dag ongunstiger, zoodat het zeer wel
mogelijk is, dat het bedrag, hetwelk men
thans ten behoeve van de aardappelmeel-
industrie denkt aan te wenden, geheel
onvoldoende zal blijken.
Eenige leden vestigden de aandacht op
verscheidene factoren welke h. i, het ver-
leenen van steun van overheidswege te
dezen opzichte wenschelijk maken. De
prijs van het aardappelmeel moge thans
hooger zijn dan vorig jaar, daarnaast zal
men rekening moeten houden met de
aanwezigheid van groote, onverkochte
voorraden, waardoor het bedrijfskapitaal
van de meesje fabrieken is vastgelegd. Met
den kleinen oogst, welke het jaar 1931
heeft opgeleverd en ten slotte met het
feit, dat vele fabrieksaardappelen voor
verbruik zijn verkocht, ten gevolge
waarvan niet alle fabrieken hebben ge
werkt en in de andere campagne vrij
kort heeft geduurd, zijn de kosten, aan
het vermalen der aardappelen verbonden,
veel hooger dan gewoonlijk geworden. Dit
heeft zijn terugslag op de grootte der uit-
keeringen, aan de verbouwers van aard
appelen te verstrekken.
Op deze gronden waren de leden, hier
aan het woord, van oordeel, dat er alle
reden is voor verleentng van tijdelljken,
hóógeren steun.
Zij vroegen zich echter af, waarom het
daarvoor noodzakelijk geachte bedrag
wordt uitgetrokken op de begrooting van
uitgaven betreffende Hoofdstuk V der
rijksbegrooting, daar zij van oordeel wa
ren, dat maatregelen tot steun van In
nood verkeerende bedrijven moeten wor
den bekostigd uit het Leeningsfonds.
Overigens zou men gaarne vernemen,
of inderdaad de afzet van aardappelmeel
gedurende de laatste maanden is toege
nomen en of de meelprijzen zijn ver
hoogd. Ook werd de vraag gesteld, hoe
groot de onverkochte voorraad van het
aardappelmeel-verkoopbureau thans is en
of er geen aanleiding bestaat, om voor
het bedrag, per hl. als steun toe te ken
nen, een soort „slidingscale" vast te stel
len in verband met de verkoopprijzen
van aardappelmeel, zooals ook ter zake
van den steun aan de culttur van suiker
bieten is geschied.
HALCYON LIJN.
MAASBURG, 29 Dec. van Oran te B. Aires
STAD VLAARDINGEN, R'dam n. Porto
Ferrajo, pass. 30 Dec. Gibraltar.
STAD DORDRECHT. Midld. Zee n. La
Piaya, pass. 30 Dec, Las Palmas.
MAASBURG, 29 Dec. van Porto Ferrajo n.
B. Aires.
STAD AMSTERDAM, Servola n. Aghlos,
pass. 30 Dec. Zea.
HOLLAND-AMERIKA UJN.
DAMSTERDIJK, R'dam n. Pacific Kust,
29 Dec. van Puerto Armuelles.
STATENDAM, 28 Dec. van Kingston n.
Havana.
JAVA-NEW YORK LIJN.
KERTOSONO, 30 Dec. van Java to
Boston.
PALEMBANG, Java n. New York, 30 Dec.
te Belawan.
HOLLAND BRITSCH-INDIE LIJN.
HOOGKERK, uitr., 30 Dec. van Genua.
MIJ. NEDERLAND.
JAN Pz. COEN, thuisr., 31 Dec. van Genua.
POELAU BRAS, thuisreis, 29 Dec. van
Singapore.
ROTTERDAM—Z. AMERIKA UJN.
ALPHERAT, 30 Dec. van B. Aires naar
R'dam.
ALWAKI, 30 Dec. van R'dam te B. Aires.
ALDABI, thuisr., 30 Dec. van Santos.
".ON. NED. STOOMB. MIJ.
COTTICA, uitr., pass. 31 Dec. Ouessant.
DIVERSE STOOMVAARTBERICHTEN.
LINGE, 29 Dec. van Dakar n. Bordeaux.
AMSTERDAM ,Amst. n. Baytown, was 30
Dec. 8 u. 40 v.m. 40 mijlen Z.W. van
Niton.
MACUBA, 29 Dec. van Hamburg naar
Curacao.
JONGE ELISABETH, 25 Dec. van Valencia
te Carthagena.
JONGE ANTHONY, 28 Dec. van Toulon to
Valencia.
JONGE JACOBUS, 28 Dec. van Philippe-
ville n. Valencia.
DORDRECHT, Batoum n. Havre, pass. 30
Dec. Gibraltar.
RECLAME.
MIJN HARDT'S
Sanapirin-tablettert
Kokers40en75d^fcProefpal<jelOct. if
BijApoth en Drogisten» J
1218
Naar het Engelsch van MORICE GERARD
door Emma A. H.
10)
Kapitein Darcy glimlachte; dan hel
derde zijn gelaat op. In den regel was de
uitdrukking daarvan somber, haast droef,
voor zoo'n jongen man. Misschien was dit
tengevolge van een oorlogservaring, die
hij al heel vroeg had doorgemaakt en
onder omstandigheden, die niet gunstig
waren om hem ingenomen te doen zijn
met den afloop, hoe die dan ook wezen
mocht. Een soldaat, die twijfelt aan de
zaak, waarvoor hij strijdt, tenzij hij een
huurling is, valt niet te benijden. Om ge
lukkig te zijn moet hij zich van zijn goed
recht overtuigd voelen
Voor u ben ik bang, sir, antwoord
de hij.
Dat moet ook, ofschoon ik er nooit
iets van gemerkt heb. Ik wilde nu. dat je
naar Grangeland Abbey reed. De generaal
wees de richting aan op de kaart, die op
tafel lag.
Breng mijn eerbiedige groeten over
aan sir Evelyn Lee en zeg. dat ik graag
twee nachten onder zijn dak zou willen
vertoeven als dit voorstel zijn goedkeu
ring wegdraagt.
Ja, sir, wanneer zullen wij vertrek
ken?
Morgenochtend, met het grauwen
van den dag. Je kunt zooveel mannen
meenemen als je wilt. De streek is hier
niet vrij van gevaar sinds generaal Lam
bert in deze richting marcheerde.
Ik ben niet bang, sir, dat ik met be
hulp van mijn oppasser, korporaal Long-
staffe. overal doorheen zal komen.
Goed, morgen kan je op de Abbey
overnachten, Donderdagmiddag verwacht
ik je terug.
Robert Darcy boog en ging.
Zoover als zijn oogen zien konden,
brandden er kampvuren, die in de verte
flikkerden als glimwormen en al rooder
werden naarmate ze dichter bij het hoofd
kwartier van den generaal kwamen. De
mannen waren bezig hun avondmaal te
koken. De officieren waren ingekwartierd
in de huisjes om de boerenhoeve heen.
Kapitein Darcy was een kamer toegewe
zen onder hetzelfde dak als generaal
Monk.
De grond was met sneeuw bedekt, de
zon was juist onder, de korte wintersche-
mering lag nog over het landschap, op het
punt om over te gaan in den witten nevel
van de intredende duisternis.
Darcy richtte zijn schreden naar de
stallen; de boer was een bekend paarden
fokker. Hij bezat een lange rij boxes, stal
lingen en koetshuizen. Deze inrichting
was al zeer geschikt voor de inkwartie
ring van den bereden troep van den ge
neraal. Uit een van de open deuren van
deze nevengebouwen kwam een man met
een leegen emmer, dien hij met water wil
de gaan vullen aan een pomp op het erf.
Zijn hemdsmouwen had hij omgeslagen,
zijn armen waren bloot. Schraal en klein,
als hij was, leek hij in het geheel niet de
man van kracht, vastberadenheid en
koenheid, die hij toch in waarheid mocht
heeten. Hij had een gerimpeld gezicht en
kleine flikkerende oogen en een huid, zoo
verweerd, dat de oorspronkelijke kleur
daarvan lang vergeten was.
Hij salueerde den kapitein met zijn
vrije hand
Je moet morgenochtend om acht uur
de paarden in gereedheid hebben. Je
moet met mij meerijden. Geef ze maar
goed wat voer eer we vertrekken.
Ja. kapitein.
Wij moeten met een boodschap van
den generaal gaan; op het land zullen
wij er maar weinigen tegenkomen, die
onze tocht zullen willen bemoeilijken. De
generaal sloeg voor dat wij een twee a drie
verkenners zouden aannemen.
We kunnen best buiten hen, sir!
Dat heb ik ook gezegd.
Als de kraaien hier in den omtrek
honger lijden, dan hebben wij voldoende
vleesch op onze beenderen om ze te ver
zadigen.
Of dat nu van jou ook gezegd kan
worden, weet ik zoo niet, Longstaffe.
De man keek eens naar zijn magere
armen en lachte:
Daar heeft u misschien gelijk in, sir,
maar ik geloof niet, dat het zoo ver ko
men zal.
Ik ook niet. Als we maar goed onze
oogen en onze wapens klaar houden.
Daar kan ik voor Instaan, kapitein.
Goed. Ik ben er gerust op, maar het
leek mij beter, je mee te deelen, wat ge
neraal Monk gezegd heeft
Dank n, sir. Zoolang wij dezelfde
risico beloopen, vind ik het goed. Als wij
samen gaan, is het enkel een tocht van
heer en knecht, maar als wij nu met een
troepje gingen, dan werd het een expe
ditie en zouden ons vragen gesteld wor
den voor we een uur uit waren.
r Zoo vat ik het ook op, Longstaffe.
Roep mij morgenochtend om half acht.
Ja, sir.
Zorg dat je ons ontbijt hebt klaar
staan.
Longstaffe salueerde toen Daxcy terug
keerde naar zijn kwartier
Hij begaf zich naar zijn dakkamertje
en vond daar een helder brandend vuur,
pas aangelegd. Zijn strijdhandschoenen
trok hij uit en wierp die op een houten
stoel. Hijzelve ging op een anderen zitten
en strekte zijn voeten uit in den gloed.
Door dea muur hoorde hij mannen pra
ten; het waren de gevolmachtigden, uit
gezonden door het voorloopig parlement
te Londen, In naam cm overleg te plegen
met generaal Monk, maar in waarheid om
zijn bewegingen gade te slaan.
Het was een dag van vrees, van angst,
van verraad.
Darcy zat een uur te denken. Hij stelde
zich zijn reis voor van den volgenden
dag; hij herinnerde zich nog maar heel
weinig van de streek, toen hij zich die
weer voor den geest wilde roepen. Hij
was ook pas een jaar of zeven, acht ge
weest, toen zijn moeder nem meegenomen
had naar de Abbey, Sir Evelyn en lady
Lee waren juist teruggekeerd van hun
landgoed in Picardië; ze hadden een baby
van nog geen jaar. Die herinnerde hij
zich wel. want ze had zijn nieuwsgierig
heid gewekt, daar hij nooit eerder een
klein kind van zoo nabij had gezien. Vijf
tien jaren waren sinds dien verloopen.
Nu was hij een man, ouder door de jaren,
die hij in het kamp of op het strijdveld
had doorgebracht. Een soldaat, gevormd
in de harde leerschool van den oorlog.
Nu den laatsten tijd had hij maar weinig
gehoord van zijn bloedverwanten op de
Abbey. Een vluchtig bericht had hem be
reikt van kwijnende gezondheid van sir
Evelyn Lee. Daarna van den dood van
lady Marjorie. Zou het kind nog in leven
zijn? Zoo ja, dan was zij al gerijpt tot
jonkvrouw. Een eigenaardig samentref
fen was het, dat hij, een bloedverwant
van de familie, al was het dan ook niet
zoo na, door den generaal verkozen was
om diens boodschap over te brengen op
de Abbey!
Even later werd hem het avondeten gé
bracht door de dochter van den boer, die
met haar moeder de bediening op zich
had genomen van de ingekwartierde
gasten.
Morgen bij het aanbreken van den
dag zou ik aj graag mijn ontbijt hebben.
zei kapitein Darcy. Mijn oppasser zal mij
bedienen.
Graag, sir, want dan ben ik bezig
met de koeien.
Een uur later begaf Darcy zich ter
ruste; de troepen hadden een langen
marsch achter den rug en hij was wel wat
moe. Door den muur klonk druk gepraat,
of er een woordenstrijd plaats had.
Ze schijnen te debatteeren, sprak hij
tot zich zeiven met een glimlach. De ge
neraal zal ze er niet bij helpen om tot ge
volgtrekkingen te komen, daar is hij veel
te verstandig voor!
Generaal Monk ging naar de Abbey om
een politiek door te voeren, die hem had
aangezet tot een marsch, misschien den
gedenkwaardigsten en belangrijksten in
heel de geschiedenis van Engeland. Hij
ging rond om de stemming in het land op
te nemen, voornamelijk onder degenen,
die het beste in staat waren daarvan op
de hoogte te zijn.
Tot dezen behoorde ook sir Evelyn Lee.
Hij wist zeer goed te onderscheiden, dat
niet de schetterende aanhangers van het
parlement, niet de geestdrijvers in het
leger de ware stem des lands verkondig
den; die zou eerder vernomen worden
onder degenen, die, naast den verbitter
den partijstrijd staande, met trouw in het
hart. een blijder en geregelder tijd af
wachtten. Monk zelve zei niets. Hij boe
zemde vertrouwen in, juist door dat stil
zwijgen. Hy was een man van de daad,
wachtende tot de tijd kwam, om aan te
wenden de kracht, die een ieder, die met
hem in aanraking kwam, begreep, dat
verscholen lag onder zijn verwonderlijke
kalmte.
(Wordt vervolgd).