HET NIEUWJAARSBEZOEK OUD EN NIEUW. was ze moedig gebleven. Maar nu snikte ze. Vader schrok. Was het zóó erg wat hij gezegd had? Moeder beurde 't hoofd weer op en zag hem met door tranen benevelde oogen aan. „Man," smeekte ze, „man. spreek zoo nooit meer. We hebben veel leed en kom mer gehad, 't is waar, doch God heeft ons door alles heengeholpen. Maar als jij die bitterheid in je hart toelaat, dan kan God niet met ons zijn. O, dan zullen we eerst recht ongelukkig worden." Moeder knielde neer en wenkte Emmy, die met groote verschrikte oogen stond te kijken, hetzelfde te doen. „Toe man," zei ze, „laten we bidden. God alleen kan ons helpen." Moeder bleef vader aanzien. Eerst wei felde hij. Toen, terwijl de tranen door zijn ingers druipten. knielde ook hij neer 't Was eenige uren later. Vader, Moeder en Emmy zaten om de tafel in het kleine kamertje. Moeder had gedacht alles zoo gezellig mogelijk te maken. De theepot stond op het brandende lichtje. De oliebollen, die Emmy had moe- gebracht, glommen in een schaaltje op tafel. Dan waren er nog een paar versna peringen, waarvoor moeder gezorgd had. Als vanzelf liep het gesprek tusschen vader en moeder over den tijd. die voorbij was. „Wat was alles toen toch anders." zuchtte vader. „Je zult het zien man. zoo wordt het weer." saf moeder opgewekt ten antwoord. ..En dan. bedenk toch eens, al hadden we dit jaar veel zorgen, hoeveel zegeningen hadden we wel niet? Jij en ik en Emmy zijn alle drie voor elkander eespaard. Ja. we zijn zelfs door geen ziekte getroffen. Zeg eens, hadden nog geen zwaardere ram pen ons deel kunnen zijn? Hebben we nog geen reden tot dankbaarheid?" Vader knikte maar. De herinneringen op dezen Oudejaarsavond werden hem bijna te machtig Daar werd gebeld. ..Zoo laat nog? 't Is al bijna tien uur. Wie zou dat kunnen zijn?" vroegen vader en moeder door elkaar. Moeder ging onendoen. Er stond een man voor de deur. „Alstublieft, juffrouw, een brief," zei hij. ..Een brief?" herhaalde verwon derd. „Moet die hier zijn?" „Woont hier Jansen?" vroeg de man. „Zeker." antwoordde moeder. ..Dan is de brief terecht Dag, juffrouw," zei de man en verdween. Moeder ging met d°n brief naar binnen. „Hier man. is een brief voor je," zei ze. „Voor mij?" herhaalde vader op zijn beurt verbaasd. „Wie kan mij nu een brief schrijven?" Hij las het adres en draaide den brief langzaam in het rond. 'k Zou hem maar eens gauw open- mairpn, man." zei moeder. „Dan weet je het." ""^nuwachtig scheurde vader den brief open. In gesDannen verwachting keek moeder na^r hem. terwijl hij las. Eerst las ze verwondering, toen blijd schap od zijn gelaat. „O vrouw.".zei hij, terwijl hij moeder der brief overgaf. Haastig las moeder. „Zie je wel, man," jubelde ze toen. „zie je wel man, dat God uitkomst geeft?" „Was is er dan toch Moe?" vroeg Emmy. „Krijgt vader werk?" „Ja kind," antwoordde moeder. „Mijn heer Geyer schrijft dat hij er in geslaagd is werk vor<r vader te krijgen bij een vriend van hem." „Toe vrouw," zei vader, „lees jij den brief nog eens voor. Ik kan het nog haast niet gelooven." En moeder las den geheelen brief voor. „Hoewel het reeds laat zal zijn als ge dezen brief krijgt," stond er aan het slot, „wil ik toch niet tot morgen wachten met je deze tijding te doen toekomen, 'k Be- griiD best, wat na zóó langdurige werkloos heid dit bericht voor je beteekent. Moge in het nieuwe .iaar Gods zegen uw deel zijn." Moeder legde den brief neer. Toen knielde ze. juist zooals eenige uren geleden. Ditmaal behoefde vader geen aansporing. Nu waren het tranen van vreugde, die langs zijn gelaat liepen. Aan Emmy's ge zicht kon men zien. dat ook in haar hartje wepr blijdschap woonde. Toen de twaalf slagen van de klok midden dat het oude iaar was heenge- £aa. zaten pr drie gelukkige, dankbare nenschen in het kleine kamertje. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Veilig naast Vader voortgaand, haar céne kleine handje geborgen in Vaders groote hand, stapte Anneke op Nieuwjaars morgen door de Zondag-stille straten. In haar andere handje hield ze een dun pakje geklemd: de Nieuwjaarsplaat, die zij I voor Oma gekleurd had en het allermooi ste vond, wat er op dit gebied maar denk- I baar was. Wat zou Oma er blij mee zijn! Met I groote oranje letters (immers een feest kleur!) prijkte in het midden: Gelukkig Nieuwjaar', en daaromheen was een krans van mooie bloemen. Misschien waren de kleuren niet natuurgetrouw. Maar wat hinderde dat? Oma zou ze stellig mooi vinden, daarvan was het kleine ding over tuigd. Geiukkig was het droog en kon zij de kostbare plaat dus zelf in het zacht-rose gekleurde vloeipapier dragen, zonder dat het geschenk kans liep nat te worden. Anneke had er heel wat oogenblikken aan besteed. Eerst was het een heerlijk J werkje geweest, maar zelfs de prettigste bezigheid kan wel een minder aantrekke lijk worden, als zij medebrengt, dat je er bij op je stoel moet blijven zitten, juist wanneer een zonnestraaltje je in het ge- 1 zicht kriebelt en schijnt te vragen, of je 1 niet liever buiten komt spelen. Anneke had echter volgehouden en nog twee dagen vóór Oudejaar was de teeke- i ning klaar gekomen. O, wat duurde het lang, vóór Nieuwjaarsdag waarop zij, Oma haar geschenk persoonlijk zou aan bieden eindelijk aanbrak! 't Was maar goed, dat de toebereidselen voor Oudejaar haar hadden afgeleid. Moe der had heerlijke sneeuwballen gebakken en Anneke was daarbij een oplettende toe schouwster geweest. Natuurlijk was zij nog te klein om het Oudejaar „uit te zitten", zooals Vader en Moeder met Tante Elly en Oom Piet deden, maar ze had toch haar aandeel in de sneeuwballen en dus aan. de feestvreugde gehad en een uurtje langer mogen opblijven. En nu naderde het oogenblik, waarop zij Oma haar mooie plaat zou overhandigen, steeds meer en meer. Bij eiken hoek, dien Vader en zij omsloegen, was ze één straat dichter bij Oma. In 't geheel waren het er zeven, dat wist ze precies van vorige keeren, al had ze nooit zóó erg naar dien laatsten straathoek verlangd als op dezen mooien Nieuwjaarsmorgen, waarop ook het zonnetje aanwezig wenschte te zijn. I Stellig wilde het Oma's blijde gezicht zien, als Oma de plaat kreeg. Juist wilde Anneke dit tegen Vader zeg gen. toen bij het omslaan van den zes den hoek er plotseling iets vreeselijks gebeurde. Ze waren aan de Gracht gekomen en daar zat, vlak aan den kant een klagelijk miauwend poesje. Op eenigen afstand stond een opgeschoten jongen naar het arme dier te gooien, dat aan een paal was vastgebonden en dus niet in staat weg te loopen. Aan den éénen kant dreigde het water, waarvan nu eenmaal geen enkele poes houdt; aan den anderen kant de jongen, wiens steenen telkens dichterbij kwamen. Nu was Anneke een echte dierenvrien- din. Ze hield dolveel van dieren en deze voelden dan ook onmiddellijk, dat zij hun geen kwaad zou doen. Nog vóór Vader zijn schreden naar den waterkant had kunnen richten, had An neke haar hand al uit die van Vader los gemaakt en was ze naar de Gracht gehold. „Hou op!" riep ze boos en de opgescho ten jongen was zóó verbaasd, dat een klein meisje dit tegen hem zei. dat hij werkelijk ophield met gooien en met open mond naar haar stond te kijken. Toen hij wat van zijn verbouwereerdheid bekomen was, vroeg hij ruw: „Wat mot je?" „Ik ik wou dat poesje van je hebben!" antwoordde Anneke flink. Er flikkerde hebzucht in de oogen van den grooten jongen, terwijl hij vroeg: „Voor hoeveel?" Anneke, die de gekleurde plaat altijd nog stijf in haar handje geklemd hield en er alles voor overhad om het arme poesje uit haar benarden toestand te bevrijden, antwoordde zonder zich ook maar één oogenblik te bedenken: „Hiervoor!" Reeds was de jongen op 't punt te zeggen: „Ben je mal! Alleen voor geld!" toen hij plotseling Anneke's Vader en nog eenige toeschietende mannen gewaar werd en het maar veiliger vond het aanbod aan te nemen en daarna het hazenpad te kiezen. Haastig rukte hij Anneke dus haar dier baar bezit af om er zich in het volgend oogenblik mee uit de voeten te maken. Natuurlijk gunde hij zich den tijd niet het pakje te openen. Dat kon later wel. Veel bijzonders zou er wel niet in zitten! Weldra was hij er dan ook mee uit het ge zicht verdwenen. Intusschen boog Anneke zich over het verschrikte poesje, streek het liefkoozend over zijn kopje, prevelde eenige vriende- lijke woorden enhet arme dier be gon zoowaar te spinnen! Het scheen on middellijk begrepen te hebben, dat het van Anneke niets te vreezen had en zij zelfs redding bracht! Vader, die alles gezien en begrepen had, slaagde er in het touw waarmee 't poesje vastgebonden was, los te maken, bekeek het diertje eens aandachtig en zei: I ,,'k Geloof wel, dat het gezond is!" „Mag 'k 't houden, Vader?" vroeg An neke zóó smeekend, dat Vader het niet weigeren wilde en zei: „Als 't van Moeder mag, ja!" „O. dan mag het!" juichte Anneke, die i wist in Moeder een bondgenoot te hebben. „Neem het dan maar mee en laten we er eerst mee naar Oma gaan!" „O Vader, aat kan niet! Pluut en Castor zouden het kwaad doen!" riep Anneke verschrikt uit. „Dat 's waar!" moest Vader toegeven. „Maar ik weet wat! We zijn hier vlak bij Tante Elly. Zullen we vragen, of die 't even voor ons bewaren wil?" Dat was goed bedacht en Tante Elly verklaarde zich gaarne bereid een poosje op Moortje, zooals ze het zwarte poesje noemden, te passen Eerst toen Anneke tot de ontdekking kwam, dat ze nu met leege handen bij Oma verschijnen zou, drong het gemis van de Nieuwjaarsplaat tot haar door. Stijf klemde ze haar lippen op elkaar om niet in tranen uit te barsten, maar toen ze even later in het groote huis op de Markt tegen haar Grootmoeder „Dag Oma! Een geluk kig Nieuwjaar!" gezegd had, kwamen de j waterlanders toch, zoodat de oude dame haar op haar schoot nam en vroeg, wat er aan scheelde. Met horten en stooten kreeg Oma nu i het geheele verhaal te hooren, dat door Vader hier en daar aangevuld werd. i Toen Anneke alles verteld had, blonk er een traan in Oma's oog en zei de oude dame, terwijl zij haar kleindochtertje liefdevol tegen zich aandrukte: „Wat ben ik blij, dat mijn Anneke het poesje beschermde! Dat is een goed begin van 't Nieuwejaar kind!" Anneke's gezichtje klaarde heelemaal op, toen zij dit hoorde, 't Meiske sloeg haar armpjes om Oma's hals en fluisterde haar in het oor: „U zult er geen scha bij hebben, Oma! 'k Zal wel weer een nieuwe plaat voor u kleuren Zoo werd het toch nog een heerlijk Nieuwjaarsbezoek. En het poesje mocht bij Anneke blijven, zoodat de eerste dag van het jaar ook voor Moortje een goed begin werd! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Oudejaar is vrees'lijk moe, Loopt gebogen, krom. Zucht zelfs met een droef gebaar: Ach, mijn tijd is om! Veel gebeurd' er in: veel goeds, Maar ook heel veel leed. Zou ik het precies zoo doen, Als ik 't overdeed? 'k Weet 't niet! maar 'k vraag mijn zoon Nieuwe jaar heet hij Steeds heel opgewekt te zijn, Vriend'lijk, zonnig, blij! And'ren brengend veel geluk. Zoodat is 't zijn tijd Men zijn heengaan zeer betreurt. Iedereen het spijt. Kom, Nieuwjaar, 'k reik je de hand Ik ga j ij verschijnt! Denk vanavond nog aan hem, Die nu gauw verdwijnt, En ga dan het leven in Met een voorraad moed. Veel toch zal je lukken, als Je je best maar doet! 'k Wensch den lezers van dit blad Een gelukkig jaar En dat je het eind ervan Viert weer met elkaar, Die je lief en dierbaar zijn. Veel geluk dus saam! 'k Denk: ik spreek, als ik dit zeg. Vast uit aller naam!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1932 | | pagina 17