Uit den Leidschen Raad.
72sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 December 1931
Derde Blad
No. 22002
PIRIN de wereld
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
Voortzetting der Algemeene Beschouwingen.
X
Gekomen tot het antwoord van B. en W.
DE HEER VAN STRALEN
OVER DE WERKLOOSHEID.
De heer v. STRALEN meent, dat de
werkloosheid in het middelpunt der be
langstelling staat. De gemeente heeft on
getwijfeld een zeer moeilijke taak. In dit
verband vraagt hij, of het wel juist was
van het college, deze afdeellng op te dra
gen aan een jong wethouder, jong van
jaren en anciënniteit, die weinig ervaring
heeft op dit terrein, terwijl zoo ontzettend
veel van hem zal worden gevraagd. Tot
zijn spijt was de eerste kennismaking met
den nieuwen wethouder niet van de aan
genaamste. Het eerste ontmoeten met de
vakorganisaties leidde reeds tot een klein
conflictj e. Een waarschuwing heeft hem
echter wel iets soepeler gemaakt en nu zal
deze week blijken, wat wij aan mr, Romijn
hebben.
Het rijk is wel zeer in geDrexe gemeven
wat betreft leniging van den nood der
werkloozen. Rechtmatige verlangens zijn
geweigerd. Van die zijde is niets te ver
wachten. Slechts is een comité gesticht
met z. i. bepaald doel. n.l. ondergraving
der actie voor de werkloozen, en zoo ge
richt tegen het streven, dat werkloozen-
zorg is overheidszorg. De S. D. A. P.'ers
wijzen principieel toch liefdadigheid af.
Wel hebben enkele partijgenooten in dat
comité zitting genomen, doch onder zekere
voorwaarden en met handhaving van hun
principe. Ieder karakter van armenzorg
ten aanzien van georganiseerde arbeiders
is uitgesloten.
De heer KNUTTEL: ongeorganiseerden
zijn vogelvrij
De heer v. STRALEN: deze hebben niet
zooveel eergevoel als georganiseerden.
De heer KNUTTEL: verdeel en heersch.
De heer v. STRALEN vreest, dat zonder
zijn partij genooten de richting van liefda
digheid zou zijn ingeslagen, waarbij de
georganiseerde arbeiders ook zouden zijn
ondergebracht.
Dank zij de slappe houding der Chr. en
R.-K. arbeiders zijn in de Kamer alle
voorstellen der S D. A. P. afgewezen.
De heer KNUTTEL: en de voorstellen-
De Visser met jullie hulp!
De heer v. STRALEN komt dan tot de
werkverruiming. Hier is nog steeds verschil
van meening met B. en W. Zooals steeds
wijst het college alle critiek verontwaar
digd af. Gaarne wil spr aannemen, dat
het college van goeden wille is, doch er is
niet de noodige kracht tot uitvoering van
werken. Spr.'s fractie is dan ook niet te
vreden.
De eenig juiste maatstaf is z.i niet, hoe
veel is uitgegeven maar hoeveel arbeiders
san het werk zijn gezet. En de lijsten too-
nen in dit opzicht verlaging aan.
Op 1 Nov. waren maar 51 arbeiders te
werk gesteld door gemeente-werken in
uitvoering. Daarom mag z.i. niet van zoo
grooten ijver worden gesproken.
Het antwoord van B. en W. li nog so
berder dan anders. De veemarkt schijnt
vooreerst van de baan, ook gelet op het
interview van wethouder Goslinga in het
,L. D.", waarbij hij zich beriep op de
financiën.
Ten aanzien van demping van het Le-
vendaal dringt hij nogmaals aan op spoed.
De behoefte aan werk is uitermate groot.
In bewerking is ook een wegaanleg van
Maredijk naar Rijnsburgerweg. Ook hier
vraagt spr. spoed: het is een werk van
ruim f. 120.000 Spr. hoopt, dat daarvoor
geen rijkssubsidie zal worden gevraagd,
want ieder weet, wat dit beteekent: lage
locnen. Spr. ziet in dit object trouwens
meer werkverruiming dan werkverschaf
fing.
Wethouder GOSLINGA: het kan toch
5 jaar worden uitgesteld.
De heer v. STRALEN ontkent dit, het is
zi. een noodzakelijk werk.
Over de loonen van den Leidschen Hout
ontstaat dan een interruptie-strijd met
wethouder Goslinga. waarin zich ook nog
de heeren Splinter en Schüller mengen.
Voor zulke loonen vreest de heer VAN
STRALEN bij rijkssubsidie, voorlezend wat
in Leiderdorp's raad is medegedeeld over
die subsidie, en wat daarover is gezegd
door reehtsche raadsleden!
t Verwijzend naarste vernietiging van een
raadsbesluit van Amsterdam zegt spr,,
I dat zijn partij geen voorstellen zal doen,
die ook voor vernietiging in aanmerking
komen (De heer KNUTTEL: buk maar
bij voorbaat!)
Het praeadvies inzake sportvelden in
den L. H. wordt aangekondigd maar
erbij staat, dat nog beoordeeld worden
moet of uitvoering mogelijk is met 't oog
op de financiën. Spr. zou dit tenzeerste
j betreuren en vandaar zijn voorstel om zoo
snel mogelijk tot uitvoering over te gaan
om principieel een beslissing uit te lokken.
Spr. komt dan tot de ondersteuning.
Natuurlijk is er geen bezwaar tegen rijks-
steun, doch daaraan mogen dan niet
I voorwaarden zijn verbonden, als nu ge-
i steld zijn. Een schuchtere poging is door
B. en W. gedaan om de steunregeling hier
te handhaven, doch daarbij is het gebie-
I ven. Toen de regeering afwees, is direct
met spoed begonnen aan de schoeiing der
i regeling hier op rijksvoet, tegen de arbei-
1 ders in. Spr. vraagt of het de bedoeling is
van B. en W. bij deze begrooting princi-
pieel te beslissen over al of niet aanvaar-
i den van rijkssteun? Spr. zou daartegen
1 zijn. opdat weloverwogen een besluit kan
worden genomen.
De VOORZITTER zegt, dat wel de be
doeling was thans te beslissen, doch het
college wil gaarne een aparte vergadering
mits de heer v. Stralen dan ook de werk
loosheid thans wil laten rusten. Dan kan
I de zaak straks grondig worden bekeken,
j 21 Dec. zou daarvoor zijn te bestemmen.
De heer v. STRALEN kan aan het ver-
I zoek niet voldoen. Diverse voorstellen
dulden geen uitstel en zullen invloed heb
ben op de begrooting. Bij aanvaarden van
I den Rijkssteun is iedere kans op verbe-
I tering toch verkeken.
De VOORZITTER meent, dat 21 Dec.
I toch de geheele kwestie beoordeeld worden
kan. Nu zullen misschien vele raadsleden
de voorstellen afwijzen om dan goed on-
derlegd op 21 Dec. te kunnen oordeelen.
De heer v. STRALEN blijft bij zijn wei
gering van uitstel (ook wanneer de heer
Wilmer den voorzitter bijvalt). Iedere
week worden er werkloozen uit de steun
regeling gesmeten.
Spr. gaat dan over tot verdediging van
zijn door ons vermelde voorstellen, waar
van de meeste door alle vakcentrales wor
den gesteund. Met den heer Knuttel wordt
herhaaldelijk daarbij van gedachten ge
wisseld.
Arbeidssc'nuwheid wijst spr. beslist af,
zich daarbij beroepend op de uitlatingen
van den heer Wijkmans. een bij uitstek
bevoegde, in het „L. D."
Subsidie van gemeentewege voor ont
spanning der werkloozen oordeelt spr.
alleszins billijk. Totnutoe werd alleen de
Stadszaal gratis beschikbaar gesteld. Ook
voor jeugdige werkloozen is ontspanning
noodzakelijk.
Tot spr.'s verwondering heeft hij in het
voorstel van B. en W. inzake een Kerst
toeslag gevonden de tirade: als de minis
ter het goedkeurt. Nu buigen B. en W.
reeds tevoren het hoofd, zonder eenige
verplichting daartoe. Dat is schandelijk,
en z.i. niet die zinsnede uit het voorstel.
De heer KNUTTEL: is dit democratie
of fascisme?
De heer v. STRALEN vraagt in plaats
van 25 pet. 50 pet., gelet op den duur der
malaise en hij doet een voorstel tot
schrapping der genoemde zin en tot ge
noemde verhooging om te eindigen met
verdediging van de idee M. H. op te hef
fen zooals mevr. Braggaar en spr. voor
stellen.
EEN MAIDENSPEECH.
De heer KUIPERS bepleit het niet meer
toelaten van overuren of dit zooveel mo
gelijk te beperken en verdedigt voorts de
door hem ingediende voorstellen inzake
minimum-loon aan losse arbeiders en in
stelling van een arbeidsreserve. Bij de
politie vraagt hij meer overleg met de
vakbonden, bij de Lichtfabrieken vaste
aanstelling van personen, die jaren in
losse dienst zijn.
HULDE AAN B. EN W.
De heer v. d. REYDEN brengt B. en W.
hulde in tegenstelling met degenen, die
steeds slechts critiek oefenen, eischend
voor één groep voorwaarde, die niet te
vervullen zijn. Laat de S. D. A. P. zelf
maar eens achter de -groene tafel gaan
zitten, dan zullen zij wel anders worden!
Spr. houdt het liever op Nederland dan
op Rusland, waar God noch gebod wordt
geëerd.
De kleine middenstand dient gesteund
niet nog verder kapot gemaakt.
TEGEN DE PANIEKSTEMMING.
De heer VERWEY geeft als algemeene
tendenz van den tijd aan: het trachten
een paniek-stemming te kweeken en zoo
maatregelen door te drijven, die niet in
het belang der massa mogen worden ge
acht. De leiders der particuliere bedrijven
en banken zijn het die de paniek-stem
ming steunen, tot schade voor de arbei
ders. Hier in Leiden is z.i. geen reden aan
die paniekstemming mee te doen, gezien
de cijfers.
Deze begrooting geeft niet veel verschil
met vroegere, al tornt het rijk thans aan
een bron van inkomsten, trots beloften,
zoodat hij tijdens de sectievergadering
niet daarop mocht rekenen. Spr. somt
een reeks z.i. vaste inkomsten op, die al
een groot deel daarvan vormen. Daar
naast staan niet-vaste bronnen, dat zij
erkend, doch zijn conclusie moet luiden:
de begrooting is niet slecht en voor pa
niek-stemming is geen reden. Men be
hoeft niet terneergeslagen neer te zitten.
Wethouder GOSLINGA: wie doen dat
hier? Zeker B. en W. niet.
De heer VERWEY meent, dat op grond
Van de geruchten veel zal getracht worden
uit te stellen voor werkverschaffing en
werkverruiming, terwijl daarvoor z.i. geen
enkele reden aanwezig is. Integendeel de
sociale taak eischt het omgekeerde en
vandaar ook zijn voorstellen.
Tegen verhooging der opcenten op de
vermogensbelasting pleit z.i. de malaise
geenszins en nogmaals bepleit hij zijn
voorstel in dezen, evenals belasting op de
bouwterreinen, die weliswaar bescheiden
sommen zullen opbrengen doch juist
thans dubbel welkom zijn. De zakelijke
belasting op het bedrijf wil spr. weer in
voeren.
Als middel tot verlaging der uitgaven
geeft. spr. aan de reeks van schoolbestu
ren te verlagen die te hoog zijn.
Wethouder GOSLINGA: dat is allemaal
wettelijk vastgelegd en daaraan is niets
te doen.
TEGEN DE ZAKELIJKE BELASTING
OP HET BEDRIJF.
De heer BEEKENKAMP verwerpt verre
de zakelijke belasting op het bedrijf zich
beroepend op het oordee! van prof. Bor-
dewijk.
Spr. refereert zich aan wat de heer
Wilmer zei over verzoening d.er klassen.
Den klassenstrijd veroordeelt spr. ten i
sterkste.
RECLAME.
9733
opgestaan,
slecht geslapen, te laat aan den trein.
Dat hadt U kunnen voorkomen, door
gisteravond voor het naar bed gaan,
legen Uw verkoudheid Aspirin-Tabletten
ie nemen. U moet toch in elk geval ook
een buisje Aspirin mee op reis nemen.
fTltfop dtn oranjeband. Prijs 75 ets.
DE WONINGBOUW EN DE
KROTOPRUIMING.
De heer KOOISTRA zegt, dat Leiden een
stad is met vele krotwoningen, waarvan
de opruiming veel te langzaam gaat. Van
daar zijn voorstel inzake het saneerings-
plan BouwelouwesteegParadijssteeg, al
hebben B. en W. zich daarvoor verklaard.
Hij wil echter liever den raad een uit
spraak laten doen, want beloften worden
wel eens vergeten. De noodzakelijkheid
der verbetering zet spr. in den breede
uiteen.
Dan volgt een verdediging van zijn voor
stel alle woningen der gemeente recht
streeks te brengen onder gemeentebeheer.
zulks vooral om uiteenzettingen te voor
komen zonder voorkennis van den raad.
De heer HUURMAN: dan kunnen we
iederen dag wel vergaderen.
De heer KOOISTRA: neen, dat is on-
noodig. Tenslotte verdedigt spr. zijn oude
voorstel betreffende een woningbeurs op
de oude motieven. Z.i. hebben wel degelijk
bovenmatige huurverhoogingen plaats ge
had tot terughalen van de straatbelasting,
hij geeft voorbeelden daaromtrent, hetgeen
aanleiding geeft tot eenige wrijving met
wethouder Goslinga.
Hierna 5.40 uur schorsing.
AVONDZITTING.
I men echter liever aan de deur. En dan
I zijn er nog de coöperaties!
Voorts verklaart spr. zich tegen ophef-
fing van M. H. en onderbrenging daarvan
I bij B. en W. Het zou z.i. dan nog slechter
I worden voor de betrokkenen.
I Uitkeering over de vakorganisaties oor-
1 deelt spr. onnoodig. Bona-fide arbeiders
I zullen z.i. slechts zelden in de rij behoeven
te staan want eerst na 2 jaar werkloosheid
komen zij bij M.H. Afgezien van admi
nistratieve moeilijkheden.
De voorstellen Knuttel geeft de voorstel
ler zelf geen kans. Waarom moet de raad
zich daarover druk maken? Zie de toestan-
I den in Rusland. (Als de heer Knuttel ont
kent, gaat spr. daarop nader in, komend
met voorbeelden). Ons te bewaren voor den
Russischen Heilstaat is alleen al de moeite
waard.
Behoefte aan een Gem. Tehuis voor
Ouden van Dagen ziet spr. niet. Het bren
gen van het bestuur der Gemeentewonin
gen aan B. en W. en den raad zou alleen
leiden tot onoverkomelijke moeilijkheden.
Ook spr. vraagt uitvoerig praeadvies over
de rijksregeling inzake de werkloosheid, al
vereenigt hij zich in hoofdzaak daarmede,
dat wil hij al wel verklaren. Zijn nog ver
beteringen te bereiken, dan is hij natuur
lijk niet daartegen.
Hij wenscht B. en W. God's zegen toe op
hun arbeid evenals den raad.
DE MEENING VAN DEN HEER BERGERS.
De heer BERGERS brengt B. en W. dank
voor haar beleid over het verloopen jaar.
Gaarne zal hij overigens kort zijn. Ieder
jaar groeit het aantal voorstellen, de 60
zijn nu al bereikt, blijkbaar onder het
motto, er zal altijd wel iets goeds bij zijn.
Enkele hebben inderdaad zijn sympathie,
al zal hij niet aangeven welke.
Spr. keert zich nog eens weer tegen
gemeent. levensmiddelenvoorziening. Gas
en electriciteit voor den middenstand
moeten z.i. dalen in prijs. Tegen de zake
lijke belasting op het bedrijf blijft hij
evenals tegen verhooging der opcenten op
de vermogensbelasting. Men vergete vooral
niet, dat daarbij veel bedrijfskapitaal is
belast en wie geeft hen pensioen zooals
de arbeiders hebben, zoodat zij onder dak
zijn? (Tal van opmerkingen).
De heer KNUTTEL: waarom wordt u
dan ook geen arbeider?
Wethouder GOSLINGA: Er is toch de
V. O. V.
De heer BERGERSdat is te duur.
Tenslotte kondigt spr. aan tezijnertijd
te. zullen opkomen voor verlaging der
slachttarieven.
NOG EEN MAIDENSPEECH.
Mevr. DE CLER verdedigt uitvoerig het
bekende voorstel inzake het oprichten van
een Gem. Tehuis voor Ouden van Dagen,
opdat geen godsdienst wordt opgedrongen
en getrouwde mannen en vrouwen kunnen
samenblijven.
Over het verkeer.
De heer GROENEVELD wijst er op, hoe
bij de vorige begrooting onderzoek is toe
gezegd inzake een centrale gemeentelijke
autogarage. Sindsdien is er niets meer van
vernomen! Nogmaals bepleit hij dit idee
uit zuinigheidsoogpunt.
Dan het verkeer. Z.i. worden de verorde
ningen niet nageleefd, spr. geeft voorbeel
den. Van voor laten gaan b.v. van het ver
keer van rechts is hier geen sprake.
DE HEER WILBRINK NAMENS DE
C.H. FRACTIE.
De heer WILBRINK zegt, dat we leven
in een onzekeren tijd, erger dan ooit. Het
gaat niet alleen om het beleid van B. en W.
doch er zijn factoren, die uitgaan boven
B. en W., zelfs boven de landsregeering.
Toch dient men paraat te zijn. Een licht
punt is helaas nog niet te ontdekken.
Wanneer wij het huidig college met ver
trouwen tegemoet treden, spreekt hij zyn
teleurstelling uit, dat B. en W. thans juist
zijn ingegaan op den wensch naar ver
maak; spr. bedoelt het toelaten van bios
coop en muziek op Zondagmiddag met
achteruitzetting der Chr. beginselen, waar
van de waarde steeds zal blijven. Zi. moet
hier gelden: de overheid is God's diena
resse, niet: het volk is souverein.
Met een motie zal spr. echter niet komen
Overigens stelt hij vertrouwen in B. en
W. Van zijn zijde wordt geen behoefte ge
voeld te komen met voorstellen bevattende
allerlei wenschen, waarvoor de middelen
niet zijn aan te geven. Gaarne zal spr.'s
fractie alle maatregelen steunen in het
belang der gemeente.
Over alle ingediende voorstellen wil hij
ook niet spreken. Natuurlijk is hij tegen
optochten met muziek op Zondag. (Hier
ontspint zich een scherp debat met den
heer Knuttel. De heer Wilbrink zegt geen
poging te zullen doen hem te overtuigen,
dat kan z.i. de geheele raad niet. In Rus
land is alle vrijheid weg).
De heer v. Eek pleit voor medezeggen
schap. Mooi, maar wat is daarvan bij de
arbeiderspers? Aan zoo iets heeft de Leid-
sche arbeiderswereld geen behoefte. Als dc
S.D.A.P. zelf de medezeggenschap niet
kan geven, hoe durft zij dan daarvoor op
te komen bij overheidsbedrijven?
Gemeentelij ke levensmiddelenvoorziening
zal zijn steun niet hebben. Ook vrije mark
ten zijn z.i. niet noodig. Wil men er voor
loopen ,dan zijn er goedkoope gelegen
heden op ieder gebied. Gemakshalve koopt
DE HEER HUURMAN TEGEN DE
LINKSCHE VOORSTELLEN.
De heer HUURMAN kan in groote trek
ken het beleid van B. en W. onderschrij
ven. De heer Knuttel heeft slechts heel
sporadisch de belangen der gemeente be
handeld. Alle slechts over Rusland heet
een „smoesje". Is het een ..smoesje", dat
in Rusland de geloofsvrijheid is verdwe
nen?
De heer KNUTTEL: Zeker, dat is een
smoesjes. (Felle uitroepen).
De heer HUURMAN oordeelt de rede van
den heer Knuttel „larie."
Spr. merkt den heer Kooistra op, dat
er dit jaar geen enkele uitzetting uit ge
meente-woningen heeft plaats gehad, vorig
jaar drie. Is er dus reden om daarmede
hier aan te komen?
Men moet altijd rekening houden met de
realiteit. En deze is, dat er momenteel
weinig geld beschikbaar is. Waarom dan
te komen met saneeringsplannen, die
schatten zouden verslinden. Z.i. gebeurt er
hier veel voor de volkshuisvesting, in ver
gelijking met andere landen.
Spr. keert zich ook tegen de zakelijke
belasting op het bedrijf en tegen de ver
hooging der opcenten op de vermogensbe
lasting. waarvoor de tijd al bijzonder on
geschikt is.
EEN PLEIDOOI VAN DEN
VRIJHEIDSBOND.
De heer BOSMAN is blij. dat de begroo-
j ting sluit, doch is toch bevreesd over het
I inkomen der geschatte bedragen. Hij hoopt
j natuurlijk, dat het meevalt doch hij is
bang. In dit verband moet dus wel zeer
bijzonder gelet worden op de uitgaven. Z.i.
is op verscheidene diensten nog wel te
bezuinigen; er is te veel personeel.
Door de werkloosheid zullen de uitgaven
blijven stijgen. Verhooging van het wel
vaartspeil der groote massa is ongetwijfeld
een uitstekend middel ter bestrijding, doch
hoe kunnen wij dat doen? In Rusland
/volgt men het oude liberale principe. Zoo
laag mogelijk en zoo goedkoop mogelijk te
fabriceeren en zoo staat Rusland lijnrecht
tegenover de S.D.A.P., die zegt. duur wer
ken en kort. Met loonsverhooging bereikt
men niets, werkt men de werkloosheid
zelfs in de hand. Uitvoerig gaat spr. daar
op in. (Geroep bij de SJD.A.P.: Geef hee-
lemaal geen loon!) Verkorting van den
arbeidsdag drukt eveneens het welvaarts-
Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W.
49)
Ik ben de eigenaar van bijna de
"elft van deze zijde va nde straat. Nu, wat
zeg je daar van? Als je mij belooft van
gend bij mij terug te komen, dan ga ik
dadelijk naar mijn zaakwaarnemer.
De jonge man bleef zwijgen als een
toonbeeld van smart.
Spreek dan toch en stem toe, dan erf
ie alles, alles wat ik bezit.
Het was een hartverscheurend oogen
ous voor beide partijen, maar het woord
J'erd niet uitgesproken. Voor de tweede
jdaal dien dag had Willem moeite zijn
tranen in te houden, maar hij was niet bij
"lachte aan die smeekbede te voldoen.
Overstelpt door het bewustzijn, dat de
jjand van het Noodlot op hem rustte, liep
Jj- Gedge, zwaar leunende op zijn stok,
"aar buiten naar de donkere straat.
HOOFDSTUK XVI.
AaÏÏem zette z*jn dagelijksche bezoeken
an het ziekenhuis voort, maar hij mocht
uue niet zien. Haar leven was niet direct
CJ® ln gevaar, maar de doctoren waren
voor haar verstand.
Vooral
Diets
doelde
na Willem's bezoek begreep men
van gebeurtenissen, waar zij op
Julie was nog steeds niet normaal toen
stpirf gebeurde, dat Willem hevig ont-
nartat' u- een morsen. een week ongeveer
v "U het dringend verzoek van zijn
oegeren meester had afgeslagen, kwam
thspecteur van politie om hem te
ziin n'De buren van S. Gedge hadden
Mnk-t? iacht 6evestigd op het feit, dat de
daaï al dagen gesloten was en
v men wist, dat de oude man den laat-
sten tijd alleen woonde, had men ver
moed, dat er iets bijzonders gebeurd was.
De naam van Willem werd toen genoemd,
daar die den laatsten tijd bij hem in be
trekking' geweest was. Daarom wendde
de inspecteur zich tot hem met de vraag
of hij het geheim misschien kon oplossen,
De buren meenen dat wij den winkel
moesten binnen gaan om te zien of er
iets gebeurd was, zeide de politiebeambte.
Ja, dat vond hij ook. Willem herinner
de zich zijn laatste gesprek met zijn baas
en dit had hem een wond toegebracht,
waarvan hij het litteeken tot zijn dood
toe zou blijven dragen. Het was of hij een
voorgevoel had van een nieuwe ontwik
keling van het drama.
Hij kon op dat oogenblik moeilijk den
winkel verlaten, want zijn patroon was
uit, maar een half uur later, toen deze
terug kwam, zette hij zijn hoed op, want
hij was uiterst nieuwsgierig en ging da
delijk kijken of hetgeen hij vreesde wer
kelijk gebeurd was.
De politie had de deur reeds openge
broken. Een troep menschen verzamelde
zich tfoor de straatdeur welke half open
stond. De luiken waren nog voor de ra
men en twee agenten stonden op wacht
bij den ingang. Willem hoorde de woor
den:
Moord.... Zelfmoord.... Diefstal!
door de menigte uitspreken. Men had SI
Gedge dood op den grond liggende ge
vonden, in den winkel. De jonge man wou
binnen gaan, maar de politie had orders
ontvangen niemand binnen te laten. De
ontboden geneesheer was nog niet ge
komen.
Willem stond er nog over te praten,
toen de inspecteur, met wien hij reeds
had kennis gemaakt, hem verzocht bin
nen te komen.
Het was een sombere Novemberdag en
daar de luiken gesloten waren, had men
drie onnoozele gaspitjes aangestoken. Het
was een flikkerend onzeker licht, maar
toch voldoende om den jongen man te
doen zien wat er gebeurd was.
Men had het lijk van den ouden man
nog niet aangeraakt. Het moest onaan
geroerd blijven liggen totdat de dokter er
geweest was.
De oude man lag achterover, vlak voor
den Hoodoo, het afgodsbeeld.
Eén blik op dat gelaat, zoo vertrokken
en toch zoo beklagenswaardig in zijn
ellende, was voldoende om Willem te
overtuigen dat hij zijn natuurlijken dood
gestorven was. Huiverend herinnerde hij
zich die woorden van een zonderlinge en
vreeselijke helderziendheid getuigende,
een stem, die hem nog steeds in de ooren
klonk:
Ben ik krankzinnig? Ben ik evenals
Oom Si? Ben ik evenals de Hoodoo?
Toen de oude man daar nederlag, was
Willem getroffen door zijn gelijkenis op
het beeld. Dat monster, met zijn breeden
mond, een zinnebeeld van een onmen-
schelijke gierigheid, was duidelijk een
zinnebeeld van den mammon van on-
rechtschapenheid, waaraan de oude man
zijn leven gewijd had.
Vol medelijden wendde Willem zich
af hij kon dat schouwspel niet langer
aanzien.
HOOFDSTUK XVII.
Het voorjaar kwam en Julie, die niet
alleen op den rand van het graf was ge
weest, maar ook een zielsziekte had moe
ten te boven komen, begon langzamer
hand wat sterker te worden. En dat be
wustzijn kwam tot haar, op een heerlijken
Aprildag, toen de aarde, ontwaakt uit den
langen winterslaap, haar schatten begon
te ontplooien. En ook haar geest, die zoo
langen tijd in duisternis had gezweefd,
ontwaakte tot nieuw leven.
Dat leven was voor Julie onder geheel
andere omstandigheden begonnen dan ze
tot nu toe gekend had. Onder zeer roman
tische omstandigheden had zij nieuwe,
machtige vrienden gekregen. Van som
mige dingen, die haar overkomen waren,
kon zij het niet over haar hart verkrijgen
iets te verliezen, maar toen veel van de
waarheid kon worden afgeleid uit het
geen zij van anderen vernamen, werd het
jong meisje in de oogen van Sir Babra-
ham en zijn dochter een ware heldin
Als zij niet zooveel moed getoond had,
zou een groot kunststuk het land uitge
gaan zijn, zonder dat iemand het ver
moedde. Deze oprechte vrienden waren
vast van plan haar recht te doen weder
varen in dit geval en nu voorloopig de
den zij hun uiterste best het meisje de
gezondheid weer terug te doen krijgen.
Het was midden April, toen Julie bij
den tuinman en zijn vrouw in een aardig
huisje in Homefield werd geïnstalleerd.
De vrouw van den tuinman had alle mo
gelijke zorg voor het jonge meisje. En
hier begon zij zich waarlijk gelukkig te
gevoelen in het leven. Juffrouw Babra-
hem kwam haar iederen morgen op haar
wandeling door het park een bezoek
brengen; zij leek de goede fee uit een
sprookje, wier taak het was te zorgen,
dat zij zich geen muizenissen in het hoofd
haalde en zich geen andere taak stelde
dan zoo spoedig mogelijk gezond worden.
En ze zou rijk worden bovendien.
Maar die rijkdom was helaas! de spaak
in het wiel. Die rijkdom kon maar uit één
bron komen en boven die bron dreven al
tijd donkere wolken. Zij had geen recht op
het geld, dat haar gegeven zou worden en
ofschoon zij absoluut geen ander middel
van bestaan had, zij begreep dat zij er
nooit een cent van mocht aannemen. Het
was ellendig en onpractisch misschien,
maar zij had nu eenmaal die overtuiging.
Toen Julie ongeveer een week in Home-
field geweest was, vond juffrouw Babra-
ham haar op een morgen in een zonnig
hoekje van de zitkamer. Zij kon nu weer
lezen en haar gedachten bepalen bij haar
lievelingsboek. In het eerst was Julie wat
schichtig geweest tegenover zulk een rijk
voornaam meisje. Maar nu zij haar en
ook den stand, waartoe zij behoorde, wat
meer van nabij leerde kennen, begon het
gevoel van afgunst van vroeger te ver
dwijnen en plaats te maken voor wat
anders. Haar vriendelijkheid en beschaafd
uiterlijk was niet het gevolg van dure
kleeren: neen, Julie, begreep dat haar
lieftalligheid niet met Haar beurs in ver
band stond.
Ja. het jonge meisje was onder een ge
lukkig gesternte geboren: zij was een
kind van haar vader en vader en dochter
hadden beiden een goed hart. In de me
nigvuldige gesprekjes, die Julie had met
haar gastvrouw, de tuinmansvrouw, kwam
telkens uit: er was er geen te vergelijken
met juffronw Babraham. Dat was een
engel.
Dien morgen sprak ze met het meisje
over het boek. dat ze zat te lezen.
Voor mijn ziekte, zei Julie, dacht ik
dat alle romannetjes flauw waren en dat
het tijd vermorsen was om ze te lezen.
Maar nu begin ik te begrijpen dat je er
heel veel uit leeren kunt.
Zij was in een heel ernstige stemming.
Ze kon de dingen nu eenmaal niet lucht
hartig opnemen; ze had als kind tranen
gestort als zij haar rekensommen niet
begreep. En nu vroeg zij zich zelf af of ze
ooit iets op juffrouw Babraham zou kun
nen gelijken. Neen. zeker niet. Toch zou
ze haar best doen.
Nadat het jonge meisje wel een uur by
Julie had zitten praten stond ze op om
heen te gaan.
Als het morgen zulk mooi weer is als
vandaag, zou je dan niet eens naar ons
toe kunnen komen. Je kent den weg. Het
is een aardige wandeling en niet zoo heel
lang.
Julie dacht zeker van wel.
Ja, doe dat. Kom dan tegen elf uur
ongeveer En ik hoop, voegde ze er bij, dat
ik een aardige verrassing voor je heb.
Gedurende de laatste weken had Julie
heel veel aardige verrassingen ondervon
den. Zij dacht telkens wat dit nu weer
wezen zou, maar ze begreep niet wat
het was.
(Wordt vervolgdj