Uit den Leidschen Raad. 72sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 December 1931 Derde Blad No. 22002 PIRIN de wereld FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje Voortzetting der Algemeene Beschouwingen. X Gekomen tot het antwoord van B. en W. DE HEER VAN STRALEN OVER DE WERKLOOSHEID. De heer v. STRALEN meent, dat de werkloosheid in het middelpunt der be langstelling staat. De gemeente heeft on getwijfeld een zeer moeilijke taak. In dit verband vraagt hij, of het wel juist was van het college, deze afdeellng op te dra gen aan een jong wethouder, jong van jaren en anciënniteit, die weinig ervaring heeft op dit terrein, terwijl zoo ontzettend veel van hem zal worden gevraagd. Tot zijn spijt was de eerste kennismaking met den nieuwen wethouder niet van de aan genaamste. Het eerste ontmoeten met de vakorganisaties leidde reeds tot een klein conflictj e. Een waarschuwing heeft hem echter wel iets soepeler gemaakt en nu zal deze week blijken, wat wij aan mr, Romijn hebben. Het rijk is wel zeer in geDrexe gemeven wat betreft leniging van den nood der werkloozen. Rechtmatige verlangens zijn geweigerd. Van die zijde is niets te ver wachten. Slechts is een comité gesticht met z. i. bepaald doel. n.l. ondergraving der actie voor de werkloozen, en zoo ge richt tegen het streven, dat werkloozen- zorg is overheidszorg. De S. D. A. P.'ers wijzen principieel toch liefdadigheid af. Wel hebben enkele partijgenooten in dat comité zitting genomen, doch onder zekere voorwaarden en met handhaving van hun principe. Ieder karakter van armenzorg ten aanzien van georganiseerde arbeiders is uitgesloten. De heer KNUTTEL: ongeorganiseerden zijn vogelvrij De heer v. STRALEN: deze hebben niet zooveel eergevoel als georganiseerden. De heer KNUTTEL: verdeel en heersch. De heer v. STRALEN vreest, dat zonder zijn partij genooten de richting van liefda digheid zou zijn ingeslagen, waarbij de georganiseerde arbeiders ook zouden zijn ondergebracht. Dank zij de slappe houding der Chr. en R.-K. arbeiders zijn in de Kamer alle voorstellen der S D. A. P. afgewezen. De heer KNUTTEL: en de voorstellen- De Visser met jullie hulp! De heer v. STRALEN komt dan tot de werkverruiming. Hier is nog steeds verschil van meening met B. en W. Zooals steeds wijst het college alle critiek verontwaar digd af. Gaarne wil spr aannemen, dat het college van goeden wille is, doch er is niet de noodige kracht tot uitvoering van werken. Spr.'s fractie is dan ook niet te vreden. De eenig juiste maatstaf is z.i niet, hoe veel is uitgegeven maar hoeveel arbeiders san het werk zijn gezet. En de lijsten too- nen in dit opzicht verlaging aan. Op 1 Nov. waren maar 51 arbeiders te werk gesteld door gemeente-werken in uitvoering. Daarom mag z.i. niet van zoo grooten ijver worden gesproken. Het antwoord van B. en W. li nog so berder dan anders. De veemarkt schijnt vooreerst van de baan, ook gelet op het interview van wethouder Goslinga in het ,L. D.", waarbij hij zich beriep op de financiën. Ten aanzien van demping van het Le- vendaal dringt hij nogmaals aan op spoed. De behoefte aan werk is uitermate groot. In bewerking is ook een wegaanleg van Maredijk naar Rijnsburgerweg. Ook hier vraagt spr. spoed: het is een werk van ruim f. 120.000 Spr. hoopt, dat daarvoor geen rijkssubsidie zal worden gevraagd, want ieder weet, wat dit beteekent: lage locnen. Spr. ziet in dit object trouwens meer werkverruiming dan werkverschaf fing. Wethouder GOSLINGA: het kan toch 5 jaar worden uitgesteld. De heer v. STRALEN ontkent dit, het is zi. een noodzakelijk werk. Over de loonen van den Leidschen Hout ontstaat dan een interruptie-strijd met wethouder Goslinga. waarin zich ook nog de heeren Splinter en Schüller mengen. Voor zulke loonen vreest de heer VAN STRALEN bij rijkssubsidie, voorlezend wat in Leiderdorp's raad is medegedeeld over die subsidie, en wat daarover is gezegd door reehtsche raadsleden! t Verwijzend naarste vernietiging van een raadsbesluit van Amsterdam zegt spr,, I dat zijn partij geen voorstellen zal doen, die ook voor vernietiging in aanmerking komen (De heer KNUTTEL: buk maar bij voorbaat!) Het praeadvies inzake sportvelden in den L. H. wordt aangekondigd maar erbij staat, dat nog beoordeeld worden moet of uitvoering mogelijk is met 't oog op de financiën. Spr. zou dit tenzeerste j betreuren en vandaar zijn voorstel om zoo snel mogelijk tot uitvoering over te gaan om principieel een beslissing uit te lokken. Spr. komt dan tot de ondersteuning. Natuurlijk is er geen bezwaar tegen rijks- steun, doch daaraan mogen dan niet I voorwaarden zijn verbonden, als nu ge- i steld zijn. Een schuchtere poging is door B. en W. gedaan om de steunregeling hier te handhaven, doch daarbij is het gebie- I ven. Toen de regeering afwees, is direct met spoed begonnen aan de schoeiing der i regeling hier op rijksvoet, tegen de arbei- 1 ders in. Spr. vraagt of het de bedoeling is van B. en W. bij deze begrooting princi- pieel te beslissen over al of niet aanvaar- i den van rijkssteun? Spr. zou daartegen 1 zijn. opdat weloverwogen een besluit kan worden genomen. De VOORZITTER zegt, dat wel de be doeling was thans te beslissen, doch het college wil gaarne een aparte vergadering mits de heer v. Stralen dan ook de werk loosheid thans wil laten rusten. Dan kan I de zaak straks grondig worden bekeken, j 21 Dec. zou daarvoor zijn te bestemmen. De heer v. STRALEN kan aan het ver- I zoek niet voldoen. Diverse voorstellen dulden geen uitstel en zullen invloed heb ben op de begrooting. Bij aanvaarden van I den Rijkssteun is iedere kans op verbe- I tering toch verkeken. De VOORZITTER meent, dat 21 Dec. I toch de geheele kwestie beoordeeld worden kan. Nu zullen misschien vele raadsleden de voorstellen afwijzen om dan goed on- derlegd op 21 Dec. te kunnen oordeelen. De heer v. STRALEN blijft bij zijn wei gering van uitstel (ook wanneer de heer Wilmer den voorzitter bijvalt). Iedere week worden er werkloozen uit de steun regeling gesmeten. Spr. gaat dan over tot verdediging van zijn door ons vermelde voorstellen, waar van de meeste door alle vakcentrales wor den gesteund. Met den heer Knuttel wordt herhaaldelijk daarbij van gedachten ge wisseld. Arbeidssc'nuwheid wijst spr. beslist af, zich daarbij beroepend op de uitlatingen van den heer Wijkmans. een bij uitstek bevoegde, in het „L. D." Subsidie van gemeentewege voor ont spanning der werkloozen oordeelt spr. alleszins billijk. Totnutoe werd alleen de Stadszaal gratis beschikbaar gesteld. Ook voor jeugdige werkloozen is ontspanning noodzakelijk. Tot spr.'s verwondering heeft hij in het voorstel van B. en W. inzake een Kerst toeslag gevonden de tirade: als de minis ter het goedkeurt. Nu buigen B. en W. reeds tevoren het hoofd, zonder eenige verplichting daartoe. Dat is schandelijk, en z.i. niet die zinsnede uit het voorstel. De heer KNUTTEL: is dit democratie of fascisme? De heer v. STRALEN vraagt in plaats van 25 pet. 50 pet., gelet op den duur der malaise en hij doet een voorstel tot schrapping der genoemde zin en tot ge noemde verhooging om te eindigen met verdediging van de idee M. H. op te hef fen zooals mevr. Braggaar en spr. voor stellen. EEN MAIDENSPEECH. De heer KUIPERS bepleit het niet meer toelaten van overuren of dit zooveel mo gelijk te beperken en verdedigt voorts de door hem ingediende voorstellen inzake minimum-loon aan losse arbeiders en in stelling van een arbeidsreserve. Bij de politie vraagt hij meer overleg met de vakbonden, bij de Lichtfabrieken vaste aanstelling van personen, die jaren in losse dienst zijn. HULDE AAN B. EN W. De heer v. d. REYDEN brengt B. en W. hulde in tegenstelling met degenen, die steeds slechts critiek oefenen, eischend voor één groep voorwaarde, die niet te vervullen zijn. Laat de S. D. A. P. zelf maar eens achter de -groene tafel gaan zitten, dan zullen zij wel anders worden! Spr. houdt het liever op Nederland dan op Rusland, waar God noch gebod wordt geëerd. De kleine middenstand dient gesteund niet nog verder kapot gemaakt. TEGEN DE PANIEKSTEMMING. De heer VERWEY geeft als algemeene tendenz van den tijd aan: het trachten een paniek-stemming te kweeken en zoo maatregelen door te drijven, die niet in het belang der massa mogen worden ge acht. De leiders der particuliere bedrijven en banken zijn het die de paniek-stem ming steunen, tot schade voor de arbei ders. Hier in Leiden is z.i. geen reden aan die paniekstemming mee te doen, gezien de cijfers. Deze begrooting geeft niet veel verschil met vroegere, al tornt het rijk thans aan een bron van inkomsten, trots beloften, zoodat hij tijdens de sectievergadering niet daarop mocht rekenen. Spr. somt een reeks z.i. vaste inkomsten op, die al een groot deel daarvan vormen. Daar naast staan niet-vaste bronnen, dat zij erkend, doch zijn conclusie moet luiden: de begrooting is niet slecht en voor pa niek-stemming is geen reden. Men be hoeft niet terneergeslagen neer te zitten. Wethouder GOSLINGA: wie doen dat hier? Zeker B. en W. niet. De heer VERWEY meent, dat op grond Van de geruchten veel zal getracht worden uit te stellen voor werkverschaffing en werkverruiming, terwijl daarvoor z.i. geen enkele reden aanwezig is. Integendeel de sociale taak eischt het omgekeerde en vandaar ook zijn voorstellen. Tegen verhooging der opcenten op de vermogensbelasting pleit z.i. de malaise geenszins en nogmaals bepleit hij zijn voorstel in dezen, evenals belasting op de bouwterreinen, die weliswaar bescheiden sommen zullen opbrengen doch juist thans dubbel welkom zijn. De zakelijke belasting op het bedrijf wil spr. weer in voeren. Als middel tot verlaging der uitgaven geeft. spr. aan de reeks van schoolbestu ren te verlagen die te hoog zijn. Wethouder GOSLINGA: dat is allemaal wettelijk vastgelegd en daaraan is niets te doen. TEGEN DE ZAKELIJKE BELASTING OP HET BEDRIJF. De heer BEEKENKAMP verwerpt verre de zakelijke belasting op het bedrijf zich beroepend op het oordee! van prof. Bor- dewijk. Spr. refereert zich aan wat de heer Wilmer zei over verzoening d.er klassen. Den klassenstrijd veroordeelt spr. ten i sterkste. RECLAME. 9733 opgestaan, slecht geslapen, te laat aan den trein. Dat hadt U kunnen voorkomen, door gisteravond voor het naar bed gaan, legen Uw verkoudheid Aspirin-Tabletten ie nemen. U moet toch in elk geval ook een buisje Aspirin mee op reis nemen. fTltfop dtn oranjeband. Prijs 75 ets. DE WONINGBOUW EN DE KROTOPRUIMING. De heer KOOISTRA zegt, dat Leiden een stad is met vele krotwoningen, waarvan de opruiming veel te langzaam gaat. Van daar zijn voorstel inzake het saneerings- plan BouwelouwesteegParadijssteeg, al hebben B. en W. zich daarvoor verklaard. Hij wil echter liever den raad een uit spraak laten doen, want beloften worden wel eens vergeten. De noodzakelijkheid der verbetering zet spr. in den breede uiteen. Dan volgt een verdediging van zijn voor stel alle woningen der gemeente recht streeks te brengen onder gemeentebeheer. zulks vooral om uiteenzettingen te voor komen zonder voorkennis van den raad. De heer HUURMAN: dan kunnen we iederen dag wel vergaderen. De heer KOOISTRA: neen, dat is on- noodig. Tenslotte verdedigt spr. zijn oude voorstel betreffende een woningbeurs op de oude motieven. Z.i. hebben wel degelijk bovenmatige huurverhoogingen plaats ge had tot terughalen van de straatbelasting, hij geeft voorbeelden daaromtrent, hetgeen aanleiding geeft tot eenige wrijving met wethouder Goslinga. Hierna 5.40 uur schorsing. AVONDZITTING. I men echter liever aan de deur. En dan I zijn er nog de coöperaties! Voorts verklaart spr. zich tegen ophef- fing van M. H. en onderbrenging daarvan I bij B. en W. Het zou z.i. dan nog slechter I worden voor de betrokkenen. I Uitkeering over de vakorganisaties oor- 1 deelt spr. onnoodig. Bona-fide arbeiders I zullen z.i. slechts zelden in de rij behoeven te staan want eerst na 2 jaar werkloosheid komen zij bij M.H. Afgezien van admi nistratieve moeilijkheden. De voorstellen Knuttel geeft de voorstel ler zelf geen kans. Waarom moet de raad zich daarover druk maken? Zie de toestan- I den in Rusland. (Als de heer Knuttel ont kent, gaat spr. daarop nader in, komend met voorbeelden). Ons te bewaren voor den Russischen Heilstaat is alleen al de moeite waard. Behoefte aan een Gem. Tehuis voor Ouden van Dagen ziet spr. niet. Het bren gen van het bestuur der Gemeentewonin gen aan B. en W. en den raad zou alleen leiden tot onoverkomelijke moeilijkheden. Ook spr. vraagt uitvoerig praeadvies over de rijksregeling inzake de werkloosheid, al vereenigt hij zich in hoofdzaak daarmede, dat wil hij al wel verklaren. Zijn nog ver beteringen te bereiken, dan is hij natuur lijk niet daartegen. Hij wenscht B. en W. God's zegen toe op hun arbeid evenals den raad. DE MEENING VAN DEN HEER BERGERS. De heer BERGERS brengt B. en W. dank voor haar beleid over het verloopen jaar. Gaarne zal hij overigens kort zijn. Ieder jaar groeit het aantal voorstellen, de 60 zijn nu al bereikt, blijkbaar onder het motto, er zal altijd wel iets goeds bij zijn. Enkele hebben inderdaad zijn sympathie, al zal hij niet aangeven welke. Spr. keert zich nog eens weer tegen gemeent. levensmiddelenvoorziening. Gas en electriciteit voor den middenstand moeten z.i. dalen in prijs. Tegen de zake lijke belasting op het bedrijf blijft hij evenals tegen verhooging der opcenten op de vermogensbelasting. Men vergete vooral niet, dat daarbij veel bedrijfskapitaal is belast en wie geeft hen pensioen zooals de arbeiders hebben, zoodat zij onder dak zijn? (Tal van opmerkingen). De heer KNUTTEL: waarom wordt u dan ook geen arbeider? Wethouder GOSLINGA: Er is toch de V. O. V. De heer BERGERSdat is te duur. Tenslotte kondigt spr. aan tezijnertijd te. zullen opkomen voor verlaging der slachttarieven. NOG EEN MAIDENSPEECH. Mevr. DE CLER verdedigt uitvoerig het bekende voorstel inzake het oprichten van een Gem. Tehuis voor Ouden van Dagen, opdat geen godsdienst wordt opgedrongen en getrouwde mannen en vrouwen kunnen samenblijven. Over het verkeer. De heer GROENEVELD wijst er op, hoe bij de vorige begrooting onderzoek is toe gezegd inzake een centrale gemeentelijke autogarage. Sindsdien is er niets meer van vernomen! Nogmaals bepleit hij dit idee uit zuinigheidsoogpunt. Dan het verkeer. Z.i. worden de verorde ningen niet nageleefd, spr. geeft voorbeel den. Van voor laten gaan b.v. van het ver keer van rechts is hier geen sprake. DE HEER WILBRINK NAMENS DE C.H. FRACTIE. De heer WILBRINK zegt, dat we leven in een onzekeren tijd, erger dan ooit. Het gaat niet alleen om het beleid van B. en W. doch er zijn factoren, die uitgaan boven B. en W., zelfs boven de landsregeering. Toch dient men paraat te zijn. Een licht punt is helaas nog niet te ontdekken. Wanneer wij het huidig college met ver trouwen tegemoet treden, spreekt hij zyn teleurstelling uit, dat B. en W. thans juist zijn ingegaan op den wensch naar ver maak; spr. bedoelt het toelaten van bios coop en muziek op Zondagmiddag met achteruitzetting der Chr. beginselen, waar van de waarde steeds zal blijven. Zi. moet hier gelden: de overheid is God's diena resse, niet: het volk is souverein. Met een motie zal spr. echter niet komen Overigens stelt hij vertrouwen in B. en W. Van zijn zijde wordt geen behoefte ge voeld te komen met voorstellen bevattende allerlei wenschen, waarvoor de middelen niet zijn aan te geven. Gaarne zal spr.'s fractie alle maatregelen steunen in het belang der gemeente. Over alle ingediende voorstellen wil hij ook niet spreken. Natuurlijk is hij tegen optochten met muziek op Zondag. (Hier ontspint zich een scherp debat met den heer Knuttel. De heer Wilbrink zegt geen poging te zullen doen hem te overtuigen, dat kan z.i. de geheele raad niet. In Rus land is alle vrijheid weg). De heer v. Eek pleit voor medezeggen schap. Mooi, maar wat is daarvan bij de arbeiderspers? Aan zoo iets heeft de Leid- sche arbeiderswereld geen behoefte. Als dc S.D.A.P. zelf de medezeggenschap niet kan geven, hoe durft zij dan daarvoor op te komen bij overheidsbedrijven? Gemeentelij ke levensmiddelenvoorziening zal zijn steun niet hebben. Ook vrije mark ten zijn z.i. niet noodig. Wil men er voor loopen ,dan zijn er goedkoope gelegen heden op ieder gebied. Gemakshalve koopt DE HEER HUURMAN TEGEN DE LINKSCHE VOORSTELLEN. De heer HUURMAN kan in groote trek ken het beleid van B. en W. onderschrij ven. De heer Knuttel heeft slechts heel sporadisch de belangen der gemeente be handeld. Alle slechts over Rusland heet een „smoesje". Is het een ..smoesje", dat in Rusland de geloofsvrijheid is verdwe nen? De heer KNUTTEL: Zeker, dat is een smoesjes. (Felle uitroepen). De heer HUURMAN oordeelt de rede van den heer Knuttel „larie." Spr. merkt den heer Kooistra op, dat er dit jaar geen enkele uitzetting uit ge meente-woningen heeft plaats gehad, vorig jaar drie. Is er dus reden om daarmede hier aan te komen? Men moet altijd rekening houden met de realiteit. En deze is, dat er momenteel weinig geld beschikbaar is. Waarom dan te komen met saneeringsplannen, die schatten zouden verslinden. Z.i. gebeurt er hier veel voor de volkshuisvesting, in ver gelijking met andere landen. Spr. keert zich ook tegen de zakelijke belasting op het bedrijf en tegen de ver hooging der opcenten op de vermogensbe lasting. waarvoor de tijd al bijzonder on geschikt is. EEN PLEIDOOI VAN DEN VRIJHEIDSBOND. De heer BOSMAN is blij. dat de begroo- j ting sluit, doch is toch bevreesd over het I inkomen der geschatte bedragen. Hij hoopt j natuurlijk, dat het meevalt doch hij is bang. In dit verband moet dus wel zeer bijzonder gelet worden op de uitgaven. Z.i. is op verscheidene diensten nog wel te bezuinigen; er is te veel personeel. Door de werkloosheid zullen de uitgaven blijven stijgen. Verhooging van het wel vaartspeil der groote massa is ongetwijfeld een uitstekend middel ter bestrijding, doch hoe kunnen wij dat doen? In Rusland /volgt men het oude liberale principe. Zoo laag mogelijk en zoo goedkoop mogelijk te fabriceeren en zoo staat Rusland lijnrecht tegenover de S.D.A.P., die zegt. duur wer ken en kort. Met loonsverhooging bereikt men niets, werkt men de werkloosheid zelfs in de hand. Uitvoerig gaat spr. daar op in. (Geroep bij de SJD.A.P.: Geef hee- lemaal geen loon!) Verkorting van den arbeidsdag drukt eveneens het welvaarts- Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W. 49) Ik ben de eigenaar van bijna de "elft van deze zijde va nde straat. Nu, wat zeg je daar van? Als je mij belooft van gend bij mij terug te komen, dan ga ik dadelijk naar mijn zaakwaarnemer. De jonge man bleef zwijgen als een toonbeeld van smart. Spreek dan toch en stem toe, dan erf ie alles, alles wat ik bezit. Het was een hartverscheurend oogen ous voor beide partijen, maar het woord J'erd niet uitgesproken. Voor de tweede jdaal dien dag had Willem moeite zijn tranen in te houden, maar hij was niet bij "lachte aan die smeekbede te voldoen. Overstelpt door het bewustzijn, dat de jjand van het Noodlot op hem rustte, liep Jj- Gedge, zwaar leunende op zijn stok, "aar buiten naar de donkere straat. HOOFDSTUK XVI. AaÏÏem zette z*jn dagelijksche bezoeken an het ziekenhuis voort, maar hij mocht uue niet zien. Haar leven was niet direct CJ® ln gevaar, maar de doctoren waren voor haar verstand. Vooral Diets doelde na Willem's bezoek begreep men van gebeurtenissen, waar zij op Julie was nog steeds niet normaal toen stpirf gebeurde, dat Willem hevig ont- nartat' u- een morsen. een week ongeveer v "U het dringend verzoek van zijn oegeren meester had afgeslagen, kwam thspecteur van politie om hem te ziin n'De buren van S. Gedge hadden Mnk-t? iacht 6evestigd op het feit, dat de daaï al dagen gesloten was en v men wist, dat de oude man den laat- sten tijd alleen woonde, had men ver moed, dat er iets bijzonders gebeurd was. De naam van Willem werd toen genoemd, daar die den laatsten tijd bij hem in be trekking' geweest was. Daarom wendde de inspecteur zich tot hem met de vraag of hij het geheim misschien kon oplossen, De buren meenen dat wij den winkel moesten binnen gaan om te zien of er iets gebeurd was, zeide de politiebeambte. Ja, dat vond hij ook. Willem herinner de zich zijn laatste gesprek met zijn baas en dit had hem een wond toegebracht, waarvan hij het litteeken tot zijn dood toe zou blijven dragen. Het was of hij een voorgevoel had van een nieuwe ontwik keling van het drama. Hij kon op dat oogenblik moeilijk den winkel verlaten, want zijn patroon was uit, maar een half uur later, toen deze terug kwam, zette hij zijn hoed op, want hij was uiterst nieuwsgierig en ging da delijk kijken of hetgeen hij vreesde wer kelijk gebeurd was. De politie had de deur reeds openge broken. Een troep menschen verzamelde zich tfoor de straatdeur welke half open stond. De luiken waren nog voor de ra men en twee agenten stonden op wacht bij den ingang. Willem hoorde de woor den: Moord.... Zelfmoord.... Diefstal! door de menigte uitspreken. Men had SI Gedge dood op den grond liggende ge vonden, in den winkel. De jonge man wou binnen gaan, maar de politie had orders ontvangen niemand binnen te laten. De ontboden geneesheer was nog niet ge komen. Willem stond er nog over te praten, toen de inspecteur, met wien hij reeds had kennis gemaakt, hem verzocht bin nen te komen. Het was een sombere Novemberdag en daar de luiken gesloten waren, had men drie onnoozele gaspitjes aangestoken. Het was een flikkerend onzeker licht, maar toch voldoende om den jongen man te doen zien wat er gebeurd was. Men had het lijk van den ouden man nog niet aangeraakt. Het moest onaan geroerd blijven liggen totdat de dokter er geweest was. De oude man lag achterover, vlak voor den Hoodoo, het afgodsbeeld. Eén blik op dat gelaat, zoo vertrokken en toch zoo beklagenswaardig in zijn ellende, was voldoende om Willem te overtuigen dat hij zijn natuurlijken dood gestorven was. Huiverend herinnerde hij zich die woorden van een zonderlinge en vreeselijke helderziendheid getuigende, een stem, die hem nog steeds in de ooren klonk: Ben ik krankzinnig? Ben ik evenals Oom Si? Ben ik evenals de Hoodoo? Toen de oude man daar nederlag, was Willem getroffen door zijn gelijkenis op het beeld. Dat monster, met zijn breeden mond, een zinnebeeld van een onmen- schelijke gierigheid, was duidelijk een zinnebeeld van den mammon van on- rechtschapenheid, waaraan de oude man zijn leven gewijd had. Vol medelijden wendde Willem zich af hij kon dat schouwspel niet langer aanzien. HOOFDSTUK XVII. Het voorjaar kwam en Julie, die niet alleen op den rand van het graf was ge weest, maar ook een zielsziekte had moe ten te boven komen, begon langzamer hand wat sterker te worden. En dat be wustzijn kwam tot haar, op een heerlijken Aprildag, toen de aarde, ontwaakt uit den langen winterslaap, haar schatten begon te ontplooien. En ook haar geest, die zoo langen tijd in duisternis had gezweefd, ontwaakte tot nieuw leven. Dat leven was voor Julie onder geheel andere omstandigheden begonnen dan ze tot nu toe gekend had. Onder zeer roman tische omstandigheden had zij nieuwe, machtige vrienden gekregen. Van som mige dingen, die haar overkomen waren, kon zij het niet over haar hart verkrijgen iets te verliezen, maar toen veel van de waarheid kon worden afgeleid uit het geen zij van anderen vernamen, werd het jong meisje in de oogen van Sir Babra- ham en zijn dochter een ware heldin Als zij niet zooveel moed getoond had, zou een groot kunststuk het land uitge gaan zijn, zonder dat iemand het ver moedde. Deze oprechte vrienden waren vast van plan haar recht te doen weder varen in dit geval en nu voorloopig de den zij hun uiterste best het meisje de gezondheid weer terug te doen krijgen. Het was midden April, toen Julie bij den tuinman en zijn vrouw in een aardig huisje in Homefield werd geïnstalleerd. De vrouw van den tuinman had alle mo gelijke zorg voor het jonge meisje. En hier begon zij zich waarlijk gelukkig te gevoelen in het leven. Juffrouw Babra- hem kwam haar iederen morgen op haar wandeling door het park een bezoek brengen; zij leek de goede fee uit een sprookje, wier taak het was te zorgen, dat zij zich geen muizenissen in het hoofd haalde en zich geen andere taak stelde dan zoo spoedig mogelijk gezond worden. En ze zou rijk worden bovendien. Maar die rijkdom was helaas! de spaak in het wiel. Die rijkdom kon maar uit één bron komen en boven die bron dreven al tijd donkere wolken. Zij had geen recht op het geld, dat haar gegeven zou worden en ofschoon zij absoluut geen ander middel van bestaan had, zij begreep dat zij er nooit een cent van mocht aannemen. Het was ellendig en onpractisch misschien, maar zij had nu eenmaal die overtuiging. Toen Julie ongeveer een week in Home- field geweest was, vond juffrouw Babra- ham haar op een morgen in een zonnig hoekje van de zitkamer. Zij kon nu weer lezen en haar gedachten bepalen bij haar lievelingsboek. In het eerst was Julie wat schichtig geweest tegenover zulk een rijk voornaam meisje. Maar nu zij haar en ook den stand, waartoe zij behoorde, wat meer van nabij leerde kennen, begon het gevoel van afgunst van vroeger te ver dwijnen en plaats te maken voor wat anders. Haar vriendelijkheid en beschaafd uiterlijk was niet het gevolg van dure kleeren: neen, Julie, begreep dat haar lieftalligheid niet met Haar beurs in ver band stond. Ja. het jonge meisje was onder een ge lukkig gesternte geboren: zij was een kind van haar vader en vader en dochter hadden beiden een goed hart. In de me nigvuldige gesprekjes, die Julie had met haar gastvrouw, de tuinmansvrouw, kwam telkens uit: er was er geen te vergelijken met juffronw Babraham. Dat was een engel. Dien morgen sprak ze met het meisje over het boek. dat ze zat te lezen. Voor mijn ziekte, zei Julie, dacht ik dat alle romannetjes flauw waren en dat het tijd vermorsen was om ze te lezen. Maar nu begin ik te begrijpen dat je er heel veel uit leeren kunt. Zij was in een heel ernstige stemming. Ze kon de dingen nu eenmaal niet lucht hartig opnemen; ze had als kind tranen gestort als zij haar rekensommen niet begreep. En nu vroeg zij zich zelf af of ze ooit iets op juffrouw Babraham zou kun nen gelijken. Neen. zeker niet. Toch zou ze haar best doen. Nadat het jonge meisje wel een uur by Julie had zitten praten stond ze op om heen te gaan. Als het morgen zulk mooi weer is als vandaag, zou je dan niet eens naar ons toe kunnen komen. Je kent den weg. Het is een aardige wandeling en niet zoo heel lang. Julie dacht zeker van wel. Ja, doe dat. Kom dan tegen elf uur ongeveer En ik hoop, voegde ze er bij, dat ik een aardige verrassing voor je heb. Gedurende de laatste weken had Julie heel veel aardige verrassingen ondervon den. Zij dacht telkens wat dit nu weer wezen zou, maar ze begreep niet wat het was. (Wordt vervolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9