Hillegom's Burgemeester Mr. D. F. Pont
over de crisis.
HUREN BAAI
726te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 3 December 1931
Derde Blad
No. 21997
UW ST. NICOLAASPAKKET
IS NIET VOLLEDIG,
iwrschaft U ivoUcen van genot.
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
Pleidooi voor drastische loonsverlaging.
Mr. D. f. Pont, burgemeester van Hillegom, in zijn werkkamer op het Raadhuis.
Nu wij een onderzoek instellen naar de
financieele positie van diverse gemeenten
in onze onmiddellijke omgeving, komt ons
telkens de volgende passage uit de onlangs
uitgesproken belangwekkende rede van
Dr. Zimmerman in de gedachten. Zij
vormde gedeeltelijk een der uitgangsuit-
punten van onze enquête:
„Hoe kan de gemeentelijke autonomie
„gehandhaafd blijven, aldus Dr. Zimmer
man, met gelijktijdige wegneming van
„de schadelijke factoren, welke zich meer
„en meer hebben doen gelden? In de laat-
„ste zeven jaar is de totale schuld van de
„Ned. gemeenten dus na alle periodieke
„aflossingen toegenomen met 300 mil-
„lioen gulden. Hoe ongelooflijk hoog de
„gemeentelijke uitgaven gestegen zijn,
„blijkt uit het feit, dat de finantieele be
tekenis van alle gemeentelijke huishou
dingen samen, thans is uitgegroeid boven
„dien van den staatsdienst. Het zal wel
,een unicum in de wereld zijn dat de ge
beenten tezamen meer uitgaven dan de
„staat en bijna evenveel schuld hebben.
„Een huishouding, die in totaal grooter is
„dan die van het Rijk en ongeveer even
veel schuld heeft, kan zonder twijfel in-
.Jlatie verwekken. Daarom is de herzie
ning der bestaande practijken een der
„onmisbare middelen tot verbetering."
Dr. Zimmerman acht dan ook wettelijke
hervormingen, welke de strekking moeten
hebben, ongezonde opdrijving der ge
meentelijke bemoeiingen en opdrijving
van uitgaven tegen te gaan, noodza
kelijk.
Het is ons tijdens dit onderzoek echter
weer gebleken, dat in generaliseeren een
gevaar schuilt, want althans zeer veel
kleine gemeenten kunnen bogen op een
uiterst zuinig beheer.
Aan deze passage werden wij onwille
keurig speciaal zeer sterk herinnerd, tij
dens «ns onderhoud met mr. D. F. Pont,
den eneririeken burgemeester van Hille
gom, ccn man, die, naar bekend
steeds onvervaard en zonder vrees voor
zijn zeer positief gestelde meeningen durft
uitkomen, hoewel hij zelf zeer goed weet,
daarmee breede categorieën van menschen
die een of ander partijbelang voorstaan,
tegen zich in te kunnen nemen.
Zijn aan ons verstrekte mededeelingen,
waren o.i. geheel gesteld in de lijn van uit
spraken als o.a. van Dr. Zimmerman. Ook
hij dringt op een rigoureuze versobering
aan, als eenig middel om de crisis te boven
te komen. Niet alleen voor wat de gemeen
ten betreft, doch over alle linies en in elk
opzicht. Men hoore slechts:
„Ik heb, aldus Burgemeester Pont,
slechts één bezwaar tegen het aanhangige
wetsontwerp van minister de Geer (de 3%
aftrek), n.l. dat dit niet ver genoeg gaat."
Onze lezers hebben de bezwaren van
verschillende Kamerleden gelezen en weten
tevens, dat de conclusie van het Regee-
ringsantwoord als volgt luidde:
„Het Voorloopig antwoord biedt niet
voldoende bouwstof om tot wijzigingen, die
zij overigens mogelijk zou achten, thans
het initiatief te nemen. Aan intrekking
van het ontwerp kan niet worden ge
dacht".
Dit antwoord zal zeker in den geest ge
weest zijn van Burgemeester Pont, die in
ons vóór deze publicatie der regeering
plaats gehad hebbend interview o.a. zeide:
„Ik ben buitengewoon ontstemd over de
„critiek, die de Regeering heeft moeten
„verduren. Ik wil niet zeggen, dat wij hier
„met een model van een wet te doen heb-
„ben. Maar bezwaren zijn tegen elk wets
ontwerp aan te voeren. Slechts van den
„geest, waarmee het bekeken wordt hangt
„af of 't gelukken zal. Zijn alle gemeenten
„van plan te saboteeren, dan zullen ont
zaggelijke moeilijkheden zich voordoen,
„aangezien de Regeering zich zelf tot
„taak gesteld heeft te onderzoeken of in
„een bepaalde gemeente de loonen niet
„te hoog zijn".
Er schuilt echter m. i. één ernstige on
billijkheid in het ontwerp, aldus
de heer Pont. Stel, dat een gemeente
vrijwillig 3 of meer procent op de salaris
sen bezuinigt en dus geheel in den geest
van de Regeering handelt, terwijl de
finantieele toestand derzelve niet van
dien aard is, dat men er 40 of meer op
centen on de gemeentebelasting heft, dan
komt deze bezuiniging niet aan de betrok
ken plaats, maar aan de Regeering ten
goede.
Wanneer bijv. Hillegom verder gaat dan
de 3% salarisvermindering, dan zou het
Rijk juist zulk een gemeente in eere moe
ten houden, maar het tegendeel zal waar
zijn en zulks komt mij onbillijk voor.
Overigens is deze 3°/o veel te weinig:
want m.i. zullen de loonen in het algemeen
20 a 25 moeten dalen. De geheele
levensstandaard dient trouwens dien
overeenkomstig verlaagd te worden.
I*
Op onze vraag, hoe de heer Pont zich
dit proces voorstelt, luidde zijn antwoord:
„De logische volgorde zou ongetwijfeld zijn
daling der groothandelsprijzen, gevolgd
door die van den kleinhandel, daarna pas
loonsverlagingen. De eerste factor heeft
zich reeds in hooge mate voltrokken, de
tweede past zich echter daarbij lang niet
voldoende aan (zij wordt natuurlijk ook
gedeeltelijk tegengehouden door hooge
loonen en sociale lasten). Om hierin ver
andering te brengen, zou het noodzakelijk
zijn de regeering te dwingen tot ingrijpen
in de vrije handelstoestanden, hetgeen
men echter niet verwachten kan van een
parlementair geregeerd land, daar ieder
Kamerlid te veel aan zijn partijbelang
vastzit. Zoo iets kunnen slechts een dic
tator of noodverordeningen klaarspelen!
Nu dit dus vooralsnog niet mogelijk is,
valt hetzelfde ook op andere wijze te be
reiken: n.l. door loonsverlaging, waar
door de koopkracht van een groot ge
deelte van het publiek, waarop thans de
middenstand nog drijft, automatisch klei
ner wordt. Hierdoor zal de middenstand
gedwongen zijn, wil deze zijn debiet niet
verkleind zien, tot verlaging der prijzen
over te gaan.
Men koopt nu nog, omdat men koopen
kan. Daarom blijven de prijzen hoog. Na
tuurlijk moeten ook de huren enz. belang
rijk naar beneden. Veel te lang is een ieder
gebiologeerd geweest door het denkbeeld
dat hooge loonen een noodzakelijk ele
ment vormen, om tot een algemeene ver
hooging van het welvaartspeil en ver
grooting van het afzetgebied te komen.
Men heeft totaal uit het oog verloren, dat
na de geweldige kapitaalsvernietiging tij
dens den oorlog de grootste zuinigheid ge
past had. Zulks wreekt zich nu.
Voorts is het een fout, dat de gemeenten
in een tijd, waarin geweldige verliezen
geleden zijn, meenen dat de eenige reme
die om de werkloosheid nog niet grooter
te maken is, het uitvoeren van z.g. pro
ductieve werken. Alweer wordt vergeten,
dat zij de restanten van haar kapitaal
hierdoor volkomen opteren. Op den duur
moet zulks tot een catastrophe leiden. In
het algemeen bezitten de te dien opzichte
niet-verantwoordelijke elementen de
mentaliteit van de meeste vrouwen, die,
als ze een nieuwe hoed meenen noodig te
hebben, niet vragen of deze betaald kan
worden, doch volstaan met het argument,
dat zij zonder dien hoed eenvoudig niet
kunnen leven."
„Naar mijn overtuiging z^l het tekort,
dat door den Minister van Financien is
geraamd, veel grooter blijken te zijn, dan
thans vermoed wordt. Ik kan mij dus best
begrijpen, dat de Regeering, die toch be
ter op de hoogte van den algemeenen
toestand kan zijn dan de plaatselijke be
sturen, reeds nu met alle middelen tracht
om deze laatsten tot de uiterste zuinig
heid aan te sporen.
Indien de Kamer in deze dan ook niet
i medewerkt en weder de nationale belan
gen terzijde stelt hetgeen te doen ge
bruikelijk is dan vrees ik, dat in korten
i tijd de reserves van het Nederlandsche
volk volkomen zullen zijn uitgeput, met
als gevolg eveneens depreciatie van den
gulden.
Afgescheiden van de vraag, of dit niet
in 't tijdelijk belang zou zijn voor handel
en 'industrie, zal toch iedereen, die vaste
inkomsten geniet, moeten erkennen, dat
deze depreciatie tot een veel grootere in
komstenderving zal leiden, dan thans
door den Minister als minimum wordt
voorgesteld.
Dat in de huidige omstandigheden het
Bestuur van de Ver. v. Ned. Gemeenten,
welks voortreffelijk werk overigens
door mij ten volle wordt gewaardeerd, ge
meend heeft, zonder hare leden daarin te
kennen, tegen het wetsontwerp van den
heer de Geer te moeten adresseeren wordt
door mij betreurd, hetgeen ik ook schrif
telijk aan dit Bestuur heb medegedeeld, al
vrees ik hierbij een „rara avis" te zijn ge
weest.
Door mij zou zijn toegejuicht, als men,
gelijk in Engeland op dit critieke oogenbllk
getoond had, het landsbelang boven het
partij- of particulier belang te stellen.
„Wat denkt U dan van de aantasting
der gemeentelijke autonomie?"
„Ik weet, daarover wordt door velen
misbaar gemaakt, doch ik ben zoo vrij,
dit onder de rubriek phraseologie te rang
schikken. In de eerste plaats, staat het
begrip „autonomie" allerminst vast: er
zijn slechts zéér weinigen, die daarom
trent een goed inzicht hebben.
Afgescheiden daarvan, staat onze ge
heele staatsordening sinds de Republiek
in het teeken der beperking der vroegere
souvereiniteit van provincies en gemeen
ten als reactie tegen de te groote macht,
welke de steden en de staten destijds ken
den en die de eenheid van het land, gelijk
bekend, zoo ontzaglijk heeft geschaad.
Vandaar dan ook de noodzakelijkheid van
een streng toezicht van Ged .Staten op
alle financieele gestes der gemeentebestu
ren. dat naar mijn meening niet kan wor
den gemist, ofschoon ik toegeef, dat dit
toezicht populairder zou kunnen worden
wanneer men lette op de groote lijnen en
zich niet steeds in futiliteiten begaf. Het
toezicht van Ged. Staten acht ik in den
tegenwoordigen tijd niet meer voldoende,
althans voor de groote plaatsen.
Als algemeen bekend mag ni. worden ver
ondersteld, dat Ged. Staten de groote steden
niet meer goed aandurven. Wél wordt
zoo nu en dan een besluit vernietigd, maar
zulks is meer om te demonstreeren. dat er
RECLAME.
9388
als U er niet zoo'n fraaie Imit Oud-Zilveren
Tabakstrommel hebt bijgevoegd.
Deze trommel is gevuld met een half pond zachte,
geurige D*E Echte Friesche Heeren-Baai Een
merk, dat iedere rooker weet te waardeeren.
Uw winkelier heeft ze in voorraad vanaf 65 ct.
per half pond
ECHTE FRIESCHE
20-50CT.PER ONS
BS5
nog „toezicht" is. Deze slappe houding zal
in de toekomst nog verergeren, daar de
diverse Colleges politiek zijn samengesteld
en steeds meer met sociale en ethische be
grippen behept raken.
Ik meen dan ook, dat de Regeering in
de hoogst ernstige omstandigheden, waar
in wij thans verkeeren, blijk heeft ge
geven van wijs beleid, door de taak van
Ged. Staten, waar dat noodig is, over te
nemen."
„Dit punt heeft ons eenigszins van het
doel onzer komst afgeleid, hoewel ik er
van overtuigd ben, dat Uwe uiteenzet- I
ting in hooge mate onze lezers interes
seeren zal. Wat echter denkt U van den
toestand in de bollenstreek?"
„Deze is slecht, maar het verwondert
mij. dat hij niet nóg slechter is. Men pro
duceert hier een luxe-artikel: het gevaar
ligt in het feit, dat de geheele welvaart
practisch op één bedrijf is gebaseerd.
Hierdoor zijn de inkomsten in goede tij-
den wel zeer hoog, in een slechte periode j
echter natuurlijk uiterst gering. Een geluk
naast een ongeluk is, dat zeer velen in
onze gemeente niet slechts kweekers, I
maar ook handelaren zijn, zoodat tenmin
ste ton deele eenige compensatie plaats
vindt.
Voor den handel brengt de val van het
Pond en van de Scandinavische valuta
evenwel zware verliezen.
De werkloosheid is overigens hier 's win
ters al sinds jaren vrij hevig geweest, 1
hetgeen een merkwaardig verschijnsel is
voor een welvarende streek als deze. De
oorzaak ligt in het feit, dat wij te maken
hebben met een seizoenbedrijf, waarvoor
in voorjaar en zomer zeer vele extra
krachten noodig zijn, welke 's winteÉs
stepds ontslagen worden.
Zij blijven dan hier hangen en komen
ten laste van de gemeente. Toen de loonen
nog aan den lagen kant waren, trachtten
de patroons zooveel mogelijk alle men
schen des winters aan het werk te hou
den. ook al ging dat met zekere opoffe
ringen gepaard. Bij de hooge loonen van
thans en de sociale lasten, die op de be
drijven drukken, voelen zij daar echter
niets meer voor.
Daarbij komt, dat vele arbeiders, aan
getrokken door de hoogere loonen. die zij
speciaal in het zomerseizoen hier kunnen
verdienen en met de zekerheid, dat de
gemeentebesturen 's winters toch wel voor
hen zullen zorgen, het losse werk prefe-
rseren boven het vaste.
Intusschen: de werkloosheid is wel aan
merkelijk toegenomen. Volgens de laatste
opgave bedraagt het aantal werkzoeken-
oen ongeveer 260: dit getal is dit jaar
tevens zeer vroeg gekomen. Tot dusver be
stond hier alleen werkverschaffing; sinds
kort is ook de steun op uniforme basis
geregeld, teneinde de eene plaats niet
aantrekkelijker te maken boven de an
dere. Daar ik er ernstig bezwaar tegen
heb. om bijv. 300 man aan het werk te
stellen, als er slechts voor 100 arbeid is en
de algemeene opvatting luidt, dat er voor
de 200 overblijvenden toch iets gedaan
moet worden, is thans de volgende rege
ling ingevoerd: 12 gulden per week, plus
1 gulden toeslag voor kinderen onder de
15 jaar, te beginnen bij het derde kind.
Aan deze regeling, die zeer strenge beoa-
lingen bevat, wordt nauwgezet de hand
gehouden. Zoo komen niet voor steun in
aanmerking alle personen, wier gezinsin-
Komsten in de afgeloopen periode (1 Oct.-
1 Octmeer hebben bedragen dan ge
middeld 29 gulden per week. De opgaven
daaromtrent worden met die der- werkge
vers vergeleken en grondig gecontroleerd.
Blijkt te weinig te zijn opgegeven,
dan wordt iemand automatisch uitge
sloten. Eveneens zij. die steun trek
ken of bij de werkverschaffing werkzaam
zijn en desondanks café's bezoeken.
In dit verband is het wellicht goed. er
op te wijzen, dat de heer Pont persoonlijk
meer voelt voor het Amerikaansche stelsel
om geen steun in eenigerlei vorm van
overheidswege te geven.
Z.i. stelt een gemeente zich daarmee fei
telijk partij in den economischen strijd tus-
schen werkgever en werknemer. Als de
gemeente zich niet geroepen gevoelde om
te zorgen voor de werkloozen, zou er meer
Uit het Engelsen door mej. C. M. G. de W.
44)
Volgens den heer Thornton, die als tus-
schenpersoon fungeerde, had de oude
man langen tijd den naam gehad van
jen listige klant te zijn. Stellig zag hij er
dien morgen zoo uit. Jules Duponnet had
zelden een man gezien met zulk een on
gunstig voorkomen en begon de overtui
ging te krijgen, dat de oude vos op zijn
Jfspraak wou terugkomen en den ver
koop van het stuk ongedaan maken.
Er waren echter twee bezwaren tegen
mijnheer Duponnet's redevoering. Ten
eerste, daar er nog geen geld gegeven of
aangenomen was zou mijnheer Gedge
best op de afspraak kunnen terugkomen
zonder slinksche streken, maar recht door
zee en ten tweede zonder eenigen twijfel
was de oude man vreeselijk ontdaan over
zyn verlies.
Kom laten we naar net politiebureau
gaan, mijnheer Gedge. zei hij, toen hij
dit overdacht had.
Neen, neen, neen! riep de oude man,
wiens brein somtijds verbazend sterk, nu
woedend aan het werk was.
r- Maar waarom toch niet?
S. Gedge gaf niet dadelijk antwoord,
maar eindelijk vertoonde zich een licht
straal op dat listige gezicht.
Waarom niet, mijnheer Duponnet?
Uat zal ik u zeggen. Omdat ik denk dat
®J ben betere manier is om dien ver
boekten jongen daar naast te behande-
en. Willem's baas wees naar de kamer
uur. De politie heeft misschien allerlei
inlichtingen noodig, die wij hun niet
geven willen en het is mijn ondervinding,
mijnheer, dat ze langzaam en onhandig en
ouderwetsch zijn in hun manier van doen.
Het zal misschien weken duren voordat
ze met dit geval klaar zijn en dan zijn de
dieven er al lang mee van door en naar
Daar kunt u wel gelijk in hebben
mijnheer Gedge. Maar wat voor bezwaar
is er als we eens nagaan wat zij doen
kunnen?
Heel wijs, alsof al zijn vermogens door
een opwekkend middel waren opgefrischt,
schudde de oude man het hoofd.
Mijnheer Duponnet, zei hij langzaam
en plechtig, alsof hij gewicht wou leggen
op ieder woord, ik zou denken als u en
mijnheer Thornton mij wat helpen, ik
veel beter met dien schavuit zelf kan af
rekenen dan de politie.
Tot uw dienst, mijnheer Gedge. zei
Jules Duponnet met een glimlach. Hij kon
de man niet geweest zijn. die hij was. in
dien hij ongevoelig was gebleven voor de
ontzettende slimheid, die het gezicht van
den ouden slimheid letterlijk herschiep.
Maar voor mijnheer Thornton kan ik
natuurlijk niet instaan.
Neen, dat spreekt van zelf, zei de
oude vos opgeruimd. Maar het zal best af-
loopen en wij zullen nu dadelijk een
woordje met mijnheer Thornton gaan
spreken.
Alsof er plotseling een geheimzinnige
verandering met den ouden man had
plaats gehad stapte hij de huisdeur door
den gang in, nam zijn hoedden jas van
den kapstok en met zijn zwaren wandel
stok in de hand stak hij zijn hoofd even
door de kamerdeur en zei op scherpen
toon tot den stoelenwrijver:
Jongen, ik ga even uit naar mijn
heer Thornton, houd jij een oogje in den
winkel.
HOOFDSTUK LIL
Tegen zijn gewoonte was de oude man
wat laat voor het middagmaal en hij had
weinig eetlust. Terwijl hij het koude
vleesch en gebakken aardappelen zat te
eten, die Willem voor hem had klaar ge
maakt, scheen hij met zijn gedachten
verre van daar afgedwaald te zijn. En
Willem, die veel te veel in zijn hoofd had
om over eten te denken, zag, dat de woede
van den ouden man, die hem zelfs meer
had gehinderd dan verbaasd, was over
gegaan of liever had plaats gemaakt voor
een diepe droefgeestigheid, die haast nog
erger was om aan te zien. Na het be
zoek aan den heer Thornton vond Willem
de stemming van den baas veel meer in
overeenstemming met zijn aard, ten
minste zooals Willem dien kende en be
schouwde. In zijn stem was weer die ge
voelige of hartstochtelijke klank, dien
Willem altijd had opgemerkt wanneer de
oude man over de Van Roon sprak.
Tegen het eind van den maaltijd zei hij
met heesche stem:
Ik dien je wel te vertellen, jongen,
dat er nog heel wat te doen zal zijn om
dat ding Een Fransche detective uit Pa
rijs is hier geweest en hij komt vanavond
weer terug om een woordje met jou te
spreken.
Met mij, mijnheer?
De oude man, die zat te loeren op het
gezicht van Willem, merkte dadelijk op
hoe hij schrikte.
Ja, jongen, jou alleen moet hij spre
ken. Ze hebben daar in Parijs gehoord
van die Van Roon van ons, en ze zeggen,
dat het dezelfde is, waar ze al van 1898
af naar zoeken.
Hoe gemakkelijk het ook was om Wil
lem wat wijs te maken, hij kon toch niet
nalaten te denken, dat het Fransche
gouvernement wel wat heel overhaast met
zijn oordeel was.
Ik heb het ook al gedacht, maar
daar heb je het nu, zei de oude man.
Zij moeten bewijzen dat de van Roon
aan hen toebehoort en dat zal niet ge
makkelijk gaan, zooals ik vanmorgen al
aan de detective verklaarde. Maar ik be
grijp, dat de quaestie van echtheid af
hangt van enkele kenmerken maar ook
van overeenkomst van onderwerp.
Willem erkende dat het onderwerp zon
der eenigen twijfel overeenkomst ver
toonde met het schilderstuk dat gestolen
werd uit het Louvre, trouwens in ieder
bekend stuk van Van Roon merkt men
een sterke familiegelijkenis op. Zij ver
schilden weinig in formaat, het waren
altijd boomen, water, wolken, en op som
mige stukken een molen.
Op het onze was geloof ik geen
molen.
Neen mijnheer, alleen water en
boomen en een wonderlijk mooi wolkje.
Op droevigen toon antwoordde de
oude eiland „dat stukje gestolen uit het
Louvre had geen molen."
Op het andere in het Louvre is geen
molen, er zijn er twee in Amsterdam, op
geen van beide een molen, en één in Den
Haag, ik geloof ook zonder molen.
Dat kan wel zijn. Dat zijn allemaal
punten ten gunste van het onze. Maar
zooals ik reeds zei, de heele quaestie
hangt af van enkele kenmerken en die
Fransche detective komt vanmiddag om
het te onderzoeken. Mij dunkt dat het
het best zal zijn dat je er dadelijk op uit
gaat om het van die ondeugd van een
meid vandaan te halen, want je kunt er
op aan vriend, dat wij als verantwoorde
lijk beschouwd worden door de Fransche
politie en als de detective terugkomt en
wij er niets anders van zeggen kunnen
dan dat het als door een wonder verdwe
nen is en wij niet kunnen zeggen waar
het is, dan worden wij naar alle waar
schijnlijkheid naar de gevangenis ge
bracht.
Deze toespraak zorgvuldig gewikt en
gewogen en op een toon van gewicht uit
gesproken. had geen andere uitwerking
dan Willem's. ellende te doen toenemen.
Want nu bleek duidelijk uit die woorden
dat hij verondersteld werd in overleg met
Julie te handelen en dit was een ondra
gelijk leed voor den armen jongen, min
der voor haar zonderlinge, verkeerde daad
dan om het wantrouwen van zijn meester
dien hij zoolang trouw gediend had en
die hem niet op zijn woord wilde ge-
looven.
Als ik maar wist waar juffrouw Julie
was. mijnheer, zei hij droevig.
Met het restant je van zijn oude voor
zichtigheid was hij in staat Willem niet
openlijk voor een leugenaar uit te ma
ken. Dat was wel zeer moeilijk voor hem,
daar hij nu eenmaal niet kon aannemen,
iets dat toch werkelijk duidelijk genoeg
was, dat zijn bediende absoluut niets van
Julie's toestand afwist.
S. Gedge was als het ware in het net
gevangen van een machtigen en gevaar
lijken boozen geest. Hij beschouwde Wil
lem zooals hij zich zelf beschouwde, het
was een gevoel van wraak dat hem be
zielde en zijn verwarden geest vervolgde.
Want de oude man was nu inderdaad
niet in staat de dingen te zien in hun
ware daglicht. Een zoo listig man als Wil
lem's baas die zoo veel gelegenheid had
gehad de verdiensten van den jongen
man te leeren waardeeren, moest de laat
ste geweest zijn hem te beschuldigen van
dit doorwrocht en nutteloos bedrog. Maar
de oude man was een prooi van zijn eigen
booze gedachten.
Hij was overtuigd dat Willem loog.
Evenals bij het begin van de zaak. toen hij
beweerde het stukje aan Julie ten ge
schenke gegeven te hebben, spande hij nu
met haar samen in een vermetele poging
er over te beschikken.
(Wordt vervolgd.)