Hillegom's Burgemeester Mr. D. F. Pont over de crisis. HUREN BAAI 726te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 3 December 1931 Derde Blad No. 21997 UW ST. NICOLAASPAKKET IS NIET VOLLEDIG, iwrschaft U ivoUcen van genot. FEUILLETON. Het Kostbare Meesterstukje Pleidooi voor drastische loonsverlaging. Mr. D. f. Pont, burgemeester van Hillegom, in zijn werkkamer op het Raadhuis. Nu wij een onderzoek instellen naar de financieele positie van diverse gemeenten in onze onmiddellijke omgeving, komt ons telkens de volgende passage uit de onlangs uitgesproken belangwekkende rede van Dr. Zimmerman in de gedachten. Zij vormde gedeeltelijk een der uitgangsuit- punten van onze enquête: „Hoe kan de gemeentelijke autonomie „gehandhaafd blijven, aldus Dr. Zimmer man, met gelijktijdige wegneming van „de schadelijke factoren, welke zich meer „en meer hebben doen gelden? In de laat- „ste zeven jaar is de totale schuld van de „Ned. gemeenten dus na alle periodieke „aflossingen toegenomen met 300 mil- „lioen gulden. Hoe ongelooflijk hoog de „gemeentelijke uitgaven gestegen zijn, „blijkt uit het feit, dat de finantieele be tekenis van alle gemeentelijke huishou dingen samen, thans is uitgegroeid boven „dien van den staatsdienst. Het zal wel ,een unicum in de wereld zijn dat de ge beenten tezamen meer uitgaven dan de „staat en bijna evenveel schuld hebben. „Een huishouding, die in totaal grooter is „dan die van het Rijk en ongeveer even veel schuld heeft, kan zonder twijfel in- .Jlatie verwekken. Daarom is de herzie ning der bestaande practijken een der „onmisbare middelen tot verbetering." Dr. Zimmerman acht dan ook wettelijke hervormingen, welke de strekking moeten hebben, ongezonde opdrijving der ge meentelijke bemoeiingen en opdrijving van uitgaven tegen te gaan, noodza kelijk. Het is ons tijdens dit onderzoek echter weer gebleken, dat in generaliseeren een gevaar schuilt, want althans zeer veel kleine gemeenten kunnen bogen op een uiterst zuinig beheer. Aan deze passage werden wij onwille keurig speciaal zeer sterk herinnerd, tij dens «ns onderhoud met mr. D. F. Pont, den eneririeken burgemeester van Hille gom, ccn man, die, naar bekend steeds onvervaard en zonder vrees voor zijn zeer positief gestelde meeningen durft uitkomen, hoewel hij zelf zeer goed weet, daarmee breede categorieën van menschen die een of ander partijbelang voorstaan, tegen zich in te kunnen nemen. Zijn aan ons verstrekte mededeelingen, waren o.i. geheel gesteld in de lijn van uit spraken als o.a. van Dr. Zimmerman. Ook hij dringt op een rigoureuze versobering aan, als eenig middel om de crisis te boven te komen. Niet alleen voor wat de gemeen ten betreft, doch over alle linies en in elk opzicht. Men hoore slechts: „Ik heb, aldus Burgemeester Pont, slechts één bezwaar tegen het aanhangige wetsontwerp van minister de Geer (de 3% aftrek), n.l. dat dit niet ver genoeg gaat." Onze lezers hebben de bezwaren van verschillende Kamerleden gelezen en weten tevens, dat de conclusie van het Regee- ringsantwoord als volgt luidde: „Het Voorloopig antwoord biedt niet voldoende bouwstof om tot wijzigingen, die zij overigens mogelijk zou achten, thans het initiatief te nemen. Aan intrekking van het ontwerp kan niet worden ge dacht". Dit antwoord zal zeker in den geest ge weest zijn van Burgemeester Pont, die in ons vóór deze publicatie der regeering plaats gehad hebbend interview o.a. zeide: „Ik ben buitengewoon ontstemd over de „critiek, die de Regeering heeft moeten „verduren. Ik wil niet zeggen, dat wij hier „met een model van een wet te doen heb- „ben. Maar bezwaren zijn tegen elk wets ontwerp aan te voeren. Slechts van den „geest, waarmee het bekeken wordt hangt „af of 't gelukken zal. Zijn alle gemeenten „van plan te saboteeren, dan zullen ont zaggelijke moeilijkheden zich voordoen, „aangezien de Regeering zich zelf tot „taak gesteld heeft te onderzoeken of in „een bepaalde gemeente de loonen niet „te hoog zijn". Er schuilt echter m. i. één ernstige on billijkheid in het ontwerp, aldus de heer Pont. Stel, dat een gemeente vrijwillig 3 of meer procent op de salaris sen bezuinigt en dus geheel in den geest van de Regeering handelt, terwijl de finantieele toestand derzelve niet van dien aard is, dat men er 40 of meer op centen on de gemeentebelasting heft, dan komt deze bezuiniging niet aan de betrok ken plaats, maar aan de Regeering ten goede. Wanneer bijv. Hillegom verder gaat dan de 3% salarisvermindering, dan zou het Rijk juist zulk een gemeente in eere moe ten houden, maar het tegendeel zal waar zijn en zulks komt mij onbillijk voor. Overigens is deze 3°/o veel te weinig: want m.i. zullen de loonen in het algemeen 20 a 25 moeten dalen. De geheele levensstandaard dient trouwens dien overeenkomstig verlaagd te worden. I* Op onze vraag, hoe de heer Pont zich dit proces voorstelt, luidde zijn antwoord: „De logische volgorde zou ongetwijfeld zijn daling der groothandelsprijzen, gevolgd door die van den kleinhandel, daarna pas loonsverlagingen. De eerste factor heeft zich reeds in hooge mate voltrokken, de tweede past zich echter daarbij lang niet voldoende aan (zij wordt natuurlijk ook gedeeltelijk tegengehouden door hooge loonen en sociale lasten). Om hierin ver andering te brengen, zou het noodzakelijk zijn de regeering te dwingen tot ingrijpen in de vrije handelstoestanden, hetgeen men echter niet verwachten kan van een parlementair geregeerd land, daar ieder Kamerlid te veel aan zijn partijbelang vastzit. Zoo iets kunnen slechts een dic tator of noodverordeningen klaarspelen! Nu dit dus vooralsnog niet mogelijk is, valt hetzelfde ook op andere wijze te be reiken: n.l. door loonsverlaging, waar door de koopkracht van een groot ge deelte van het publiek, waarop thans de middenstand nog drijft, automatisch klei ner wordt. Hierdoor zal de middenstand gedwongen zijn, wil deze zijn debiet niet verkleind zien, tot verlaging der prijzen over te gaan. Men koopt nu nog, omdat men koopen kan. Daarom blijven de prijzen hoog. Na tuurlijk moeten ook de huren enz. belang rijk naar beneden. Veel te lang is een ieder gebiologeerd geweest door het denkbeeld dat hooge loonen een noodzakelijk ele ment vormen, om tot een algemeene ver hooging van het welvaartspeil en ver grooting van het afzetgebied te komen. Men heeft totaal uit het oog verloren, dat na de geweldige kapitaalsvernietiging tij dens den oorlog de grootste zuinigheid ge past had. Zulks wreekt zich nu. Voorts is het een fout, dat de gemeenten in een tijd, waarin geweldige verliezen geleden zijn, meenen dat de eenige reme die om de werkloosheid nog niet grooter te maken is, het uitvoeren van z.g. pro ductieve werken. Alweer wordt vergeten, dat zij de restanten van haar kapitaal hierdoor volkomen opteren. Op den duur moet zulks tot een catastrophe leiden. In het algemeen bezitten de te dien opzichte niet-verantwoordelijke elementen de mentaliteit van de meeste vrouwen, die, als ze een nieuwe hoed meenen noodig te hebben, niet vragen of deze betaald kan worden, doch volstaan met het argument, dat zij zonder dien hoed eenvoudig niet kunnen leven." „Naar mijn overtuiging z^l het tekort, dat door den Minister van Financien is geraamd, veel grooter blijken te zijn, dan thans vermoed wordt. Ik kan mij dus best begrijpen, dat de Regeering, die toch be ter op de hoogte van den algemeenen toestand kan zijn dan de plaatselijke be sturen, reeds nu met alle middelen tracht om deze laatsten tot de uiterste zuinig heid aan te sporen. Indien de Kamer in deze dan ook niet i medewerkt en weder de nationale belan gen terzijde stelt hetgeen te doen ge bruikelijk is dan vrees ik, dat in korten i tijd de reserves van het Nederlandsche volk volkomen zullen zijn uitgeput, met als gevolg eveneens depreciatie van den gulden. Afgescheiden van de vraag, of dit niet in 't tijdelijk belang zou zijn voor handel en 'industrie, zal toch iedereen, die vaste inkomsten geniet, moeten erkennen, dat deze depreciatie tot een veel grootere in komstenderving zal leiden, dan thans door den Minister als minimum wordt voorgesteld. Dat in de huidige omstandigheden het Bestuur van de Ver. v. Ned. Gemeenten, welks voortreffelijk werk overigens door mij ten volle wordt gewaardeerd, ge meend heeft, zonder hare leden daarin te kennen, tegen het wetsontwerp van den heer de Geer te moeten adresseeren wordt door mij betreurd, hetgeen ik ook schrif telijk aan dit Bestuur heb medegedeeld, al vrees ik hierbij een „rara avis" te zijn ge weest. Door mij zou zijn toegejuicht, als men, gelijk in Engeland op dit critieke oogenbllk getoond had, het landsbelang boven het partij- of particulier belang te stellen. „Wat denkt U dan van de aantasting der gemeentelijke autonomie?" „Ik weet, daarover wordt door velen misbaar gemaakt, doch ik ben zoo vrij, dit onder de rubriek phraseologie te rang schikken. In de eerste plaats, staat het begrip „autonomie" allerminst vast: er zijn slechts zéér weinigen, die daarom trent een goed inzicht hebben. Afgescheiden daarvan, staat onze ge heele staatsordening sinds de Republiek in het teeken der beperking der vroegere souvereiniteit van provincies en gemeen ten als reactie tegen de te groote macht, welke de steden en de staten destijds ken den en die de eenheid van het land, gelijk bekend, zoo ontzaglijk heeft geschaad. Vandaar dan ook de noodzakelijkheid van een streng toezicht van Ged .Staten op alle financieele gestes der gemeentebestu ren. dat naar mijn meening niet kan wor den gemist, ofschoon ik toegeef, dat dit toezicht populairder zou kunnen worden wanneer men lette op de groote lijnen en zich niet steeds in futiliteiten begaf. Het toezicht van Ged. Staten acht ik in den tegenwoordigen tijd niet meer voldoende, althans voor de groote plaatsen. Als algemeen bekend mag ni. worden ver ondersteld, dat Ged. Staten de groote steden niet meer goed aandurven. Wél wordt zoo nu en dan een besluit vernietigd, maar zulks is meer om te demonstreeren. dat er RECLAME. 9388 als U er niet zoo'n fraaie Imit Oud-Zilveren Tabakstrommel hebt bijgevoegd. Deze trommel is gevuld met een half pond zachte, geurige D*E Echte Friesche Heeren-Baai Een merk, dat iedere rooker weet te waardeeren. Uw winkelier heeft ze in voorraad vanaf 65 ct. per half pond ECHTE FRIESCHE 20-50CT.PER ONS BS5 nog „toezicht" is. Deze slappe houding zal in de toekomst nog verergeren, daar de diverse Colleges politiek zijn samengesteld en steeds meer met sociale en ethische be grippen behept raken. Ik meen dan ook, dat de Regeering in de hoogst ernstige omstandigheden, waar in wij thans verkeeren, blijk heeft ge geven van wijs beleid, door de taak van Ged. Staten, waar dat noodig is, over te nemen." „Dit punt heeft ons eenigszins van het doel onzer komst afgeleid, hoewel ik er van overtuigd ben, dat Uwe uiteenzet- I ting in hooge mate onze lezers interes seeren zal. Wat echter denkt U van den toestand in de bollenstreek?" „Deze is slecht, maar het verwondert mij. dat hij niet nóg slechter is. Men pro duceert hier een luxe-artikel: het gevaar ligt in het feit, dat de geheele welvaart practisch op één bedrijf is gebaseerd. Hierdoor zijn de inkomsten in goede tij- den wel zeer hoog, in een slechte periode j echter natuurlijk uiterst gering. Een geluk naast een ongeluk is, dat zeer velen in onze gemeente niet slechts kweekers, I maar ook handelaren zijn, zoodat tenmin ste ton deele eenige compensatie plaats vindt. Voor den handel brengt de val van het Pond en van de Scandinavische valuta evenwel zware verliezen. De werkloosheid is overigens hier 's win ters al sinds jaren vrij hevig geweest, 1 hetgeen een merkwaardig verschijnsel is voor een welvarende streek als deze. De oorzaak ligt in het feit, dat wij te maken hebben met een seizoenbedrijf, waarvoor in voorjaar en zomer zeer vele extra krachten noodig zijn, welke 's winteÉs stepds ontslagen worden. Zij blijven dan hier hangen en komen ten laste van de gemeente. Toen de loonen nog aan den lagen kant waren, trachtten de patroons zooveel mogelijk alle men schen des winters aan het werk te hou den. ook al ging dat met zekere opoffe ringen gepaard. Bij de hooge loonen van thans en de sociale lasten, die op de be drijven drukken, voelen zij daar echter niets meer voor. Daarbij komt, dat vele arbeiders, aan getrokken door de hoogere loonen. die zij speciaal in het zomerseizoen hier kunnen verdienen en met de zekerheid, dat de gemeentebesturen 's winters toch wel voor hen zullen zorgen, het losse werk prefe- rseren boven het vaste. Intusschen: de werkloosheid is wel aan merkelijk toegenomen. Volgens de laatste opgave bedraagt het aantal werkzoeken- oen ongeveer 260: dit getal is dit jaar tevens zeer vroeg gekomen. Tot dusver be stond hier alleen werkverschaffing; sinds kort is ook de steun op uniforme basis geregeld, teneinde de eene plaats niet aantrekkelijker te maken boven de an dere. Daar ik er ernstig bezwaar tegen heb. om bijv. 300 man aan het werk te stellen, als er slechts voor 100 arbeid is en de algemeene opvatting luidt, dat er voor de 200 overblijvenden toch iets gedaan moet worden, is thans de volgende rege ling ingevoerd: 12 gulden per week, plus 1 gulden toeslag voor kinderen onder de 15 jaar, te beginnen bij het derde kind. Aan deze regeling, die zeer strenge beoa- lingen bevat, wordt nauwgezet de hand gehouden. Zoo komen niet voor steun in aanmerking alle personen, wier gezinsin- Komsten in de afgeloopen periode (1 Oct.- 1 Octmeer hebben bedragen dan ge middeld 29 gulden per week. De opgaven daaromtrent worden met die der- werkge vers vergeleken en grondig gecontroleerd. Blijkt te weinig te zijn opgegeven, dan wordt iemand automatisch uitge sloten. Eveneens zij. die steun trek ken of bij de werkverschaffing werkzaam zijn en desondanks café's bezoeken. In dit verband is het wellicht goed. er op te wijzen, dat de heer Pont persoonlijk meer voelt voor het Amerikaansche stelsel om geen steun in eenigerlei vorm van overheidswege te geven. Z.i. stelt een gemeente zich daarmee fei telijk partij in den economischen strijd tus- schen werkgever en werknemer. Als de gemeente zich niet geroepen gevoelde om te zorgen voor de werkloozen, zou er meer Uit het Engelsen door mej. C. M. G. de W. 44) Volgens den heer Thornton, die als tus- schenpersoon fungeerde, had de oude man langen tijd den naam gehad van jen listige klant te zijn. Stellig zag hij er dien morgen zoo uit. Jules Duponnet had zelden een man gezien met zulk een on gunstig voorkomen en begon de overtui ging te krijgen, dat de oude vos op zijn Jfspraak wou terugkomen en den ver koop van het stuk ongedaan maken. Er waren echter twee bezwaren tegen mijnheer Duponnet's redevoering. Ten eerste, daar er nog geen geld gegeven of aangenomen was zou mijnheer Gedge best op de afspraak kunnen terugkomen zonder slinksche streken, maar recht door zee en ten tweede zonder eenigen twijfel was de oude man vreeselijk ontdaan over zyn verlies. Kom laten we naar net politiebureau gaan, mijnheer Gedge. zei hij, toen hij dit overdacht had. Neen, neen, neen! riep de oude man, wiens brein somtijds verbazend sterk, nu woedend aan het werk was. r- Maar waarom toch niet? S. Gedge gaf niet dadelijk antwoord, maar eindelijk vertoonde zich een licht straal op dat listige gezicht. Waarom niet, mijnheer Duponnet? Uat zal ik u zeggen. Omdat ik denk dat ®J ben betere manier is om dien ver boekten jongen daar naast te behande- en. Willem's baas wees naar de kamer uur. De politie heeft misschien allerlei inlichtingen noodig, die wij hun niet geven willen en het is mijn ondervinding, mijnheer, dat ze langzaam en onhandig en ouderwetsch zijn in hun manier van doen. Het zal misschien weken duren voordat ze met dit geval klaar zijn en dan zijn de dieven er al lang mee van door en naar Daar kunt u wel gelijk in hebben mijnheer Gedge. Maar wat voor bezwaar is er als we eens nagaan wat zij doen kunnen? Heel wijs, alsof al zijn vermogens door een opwekkend middel waren opgefrischt, schudde de oude man het hoofd. Mijnheer Duponnet, zei hij langzaam en plechtig, alsof hij gewicht wou leggen op ieder woord, ik zou denken als u en mijnheer Thornton mij wat helpen, ik veel beter met dien schavuit zelf kan af rekenen dan de politie. Tot uw dienst, mijnheer Gedge. zei Jules Duponnet met een glimlach. Hij kon de man niet geweest zijn. die hij was. in dien hij ongevoelig was gebleven voor de ontzettende slimheid, die het gezicht van den ouden slimheid letterlijk herschiep. Maar voor mijnheer Thornton kan ik natuurlijk niet instaan. Neen, dat spreekt van zelf, zei de oude vos opgeruimd. Maar het zal best af- loopen en wij zullen nu dadelijk een woordje met mijnheer Thornton gaan spreken. Alsof er plotseling een geheimzinnige verandering met den ouden man had plaats gehad stapte hij de huisdeur door den gang in, nam zijn hoedden jas van den kapstok en met zijn zwaren wandel stok in de hand stak hij zijn hoofd even door de kamerdeur en zei op scherpen toon tot den stoelenwrijver: Jongen, ik ga even uit naar mijn heer Thornton, houd jij een oogje in den winkel. HOOFDSTUK LIL Tegen zijn gewoonte was de oude man wat laat voor het middagmaal en hij had weinig eetlust. Terwijl hij het koude vleesch en gebakken aardappelen zat te eten, die Willem voor hem had klaar ge maakt, scheen hij met zijn gedachten verre van daar afgedwaald te zijn. En Willem, die veel te veel in zijn hoofd had om over eten te denken, zag, dat de woede van den ouden man, die hem zelfs meer had gehinderd dan verbaasd, was over gegaan of liever had plaats gemaakt voor een diepe droefgeestigheid, die haast nog erger was om aan te zien. Na het be zoek aan den heer Thornton vond Willem de stemming van den baas veel meer in overeenstemming met zijn aard, ten minste zooals Willem dien kende en be schouwde. In zijn stem was weer die ge voelige of hartstochtelijke klank, dien Willem altijd had opgemerkt wanneer de oude man over de Van Roon sprak. Tegen het eind van den maaltijd zei hij met heesche stem: Ik dien je wel te vertellen, jongen, dat er nog heel wat te doen zal zijn om dat ding Een Fransche detective uit Pa rijs is hier geweest en hij komt vanavond weer terug om een woordje met jou te spreken. Met mij, mijnheer? De oude man, die zat te loeren op het gezicht van Willem, merkte dadelijk op hoe hij schrikte. Ja, jongen, jou alleen moet hij spre ken. Ze hebben daar in Parijs gehoord van die Van Roon van ons, en ze zeggen, dat het dezelfde is, waar ze al van 1898 af naar zoeken. Hoe gemakkelijk het ook was om Wil lem wat wijs te maken, hij kon toch niet nalaten te denken, dat het Fransche gouvernement wel wat heel overhaast met zijn oordeel was. Ik heb het ook al gedacht, maar daar heb je het nu, zei de oude man. Zij moeten bewijzen dat de van Roon aan hen toebehoort en dat zal niet ge makkelijk gaan, zooals ik vanmorgen al aan de detective verklaarde. Maar ik be grijp, dat de quaestie van echtheid af hangt van enkele kenmerken maar ook van overeenkomst van onderwerp. Willem erkende dat het onderwerp zon der eenigen twijfel overeenkomst ver toonde met het schilderstuk dat gestolen werd uit het Louvre, trouwens in ieder bekend stuk van Van Roon merkt men een sterke familiegelijkenis op. Zij ver schilden weinig in formaat, het waren altijd boomen, water, wolken, en op som mige stukken een molen. Op het onze was geloof ik geen molen. Neen mijnheer, alleen water en boomen en een wonderlijk mooi wolkje. Op droevigen toon antwoordde de oude eiland „dat stukje gestolen uit het Louvre had geen molen." Op het andere in het Louvre is geen molen, er zijn er twee in Amsterdam, op geen van beide een molen, en één in Den Haag, ik geloof ook zonder molen. Dat kan wel zijn. Dat zijn allemaal punten ten gunste van het onze. Maar zooals ik reeds zei, de heele quaestie hangt af van enkele kenmerken en die Fransche detective komt vanmiddag om het te onderzoeken. Mij dunkt dat het het best zal zijn dat je er dadelijk op uit gaat om het van die ondeugd van een meid vandaan te halen, want je kunt er op aan vriend, dat wij als verantwoorde lijk beschouwd worden door de Fransche politie en als de detective terugkomt en wij er niets anders van zeggen kunnen dan dat het als door een wonder verdwe nen is en wij niet kunnen zeggen waar het is, dan worden wij naar alle waar schijnlijkheid naar de gevangenis ge bracht. Deze toespraak zorgvuldig gewikt en gewogen en op een toon van gewicht uit gesproken. had geen andere uitwerking dan Willem's. ellende te doen toenemen. Want nu bleek duidelijk uit die woorden dat hij verondersteld werd in overleg met Julie te handelen en dit was een ondra gelijk leed voor den armen jongen, min der voor haar zonderlinge, verkeerde daad dan om het wantrouwen van zijn meester dien hij zoolang trouw gediend had en die hem niet op zijn woord wilde ge- looven. Als ik maar wist waar juffrouw Julie was. mijnheer, zei hij droevig. Met het restant je van zijn oude voor zichtigheid was hij in staat Willem niet openlijk voor een leugenaar uit te ma ken. Dat was wel zeer moeilijk voor hem, daar hij nu eenmaal niet kon aannemen, iets dat toch werkelijk duidelijk genoeg was, dat zijn bediende absoluut niets van Julie's toestand afwist. S. Gedge was als het ware in het net gevangen van een machtigen en gevaar lijken boozen geest. Hij beschouwde Wil lem zooals hij zich zelf beschouwde, het was een gevoel van wraak dat hem be zielde en zijn verwarden geest vervolgde. Want de oude man was nu inderdaad niet in staat de dingen te zien in hun ware daglicht. Een zoo listig man als Wil lem's baas die zoo veel gelegenheid had gehad de verdiensten van den jongen man te leeren waardeeren, moest de laat ste geweest zijn hem te beschuldigen van dit doorwrocht en nutteloos bedrog. Maar de oude man was een prooi van zijn eigen booze gedachten. Hij was overtuigd dat Willem loog. Evenals bij het begin van de zaak. toen hij beweerde het stukje aan Julie ten ge schenke gegeven te hebben, spande hij nu met haar samen in een vermetele poging er over te beschikken. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9