zondering van de Cephalopoda, welke dr.
P. Krulslnga, conservator aan het Insti
tuut van Mijnbouwkunde te Delft, voor
zijn rekening nam. Vervolgens zien we
Rudolf Martin zijn eerste wetenschappe
lijke pennevrucht wijden aan zijn groot
vader door een beschrijving te geven van
de fossiele Bryozoa. Drs. A. J. Pannekoek
uit Utrecht bespreekt de Brachiopoda,
prof. J. Wanner uit Bonn. de redacteur
van ,,Dle Palaontolcgie von Timor", de
dcor de vondsten op Timor zoo belang
rijke groep der Echinodermata, prof. De
Beaufort, de directeur van liet Zoölogisch
Museum te Amsterdam, de Pisces, Repti-
lia en Aves, drs. F. H. van der Maarel,
uit Utrecht, de Mammalia en tenslotte dr.
O. Posthumus, de palaeobotanicus van de
in 1926 gehouden Djambi-expeditie, de
Plantae.
Een kaart, aangevende de voornaamste
fossielvindplaatsen (ruim 300) zal onge
twijfeld het nuttig effect van het boek
werk aanmerkelijk verhoogen. Dat de ver
vaardiger van deze kaart, de heer W. F.
Krijnen, hierbij een 240-tal literatuur
plaatsen had door te werken, bewijst wel.
dat de samenstelling niet zoo eenvoudig
is, als de simpele aanblik zou doen ver
moeden.
Ter aanvulling van het palaeontologisch
gedeelte van Deel I volgt dan nog een
stratigraphisch gedeelte, dat door prof.
Brouwer uit Amsterdam, den reeds ge
noemden prof. Wanner, dr. Leupold uit
Bern, gewezen geoloog bij den Geologi-
schen Dienst in Indië, en ondergeteekende
verzorgd is.
Bij de bestudeering van Deel II leeren
we Martin van een geheel andere zijde
kennen. Daar is het niet zijn palaeontolo
gisch werk, doch zijn veld-geologisch werk
dat op den voorgrond treedt,
Martin heeft tijdens zijn Leidsehen tijd
drie tropenreizen ondernomen. De laatste
was in 1910 naar Java, in gezelschap van
zijn echtgenoote en vroegere assistente,
mevrouw H. MartinIcke. Het doel van
deze reis was het aanvullen van de leem
ten, die hij bij de bewerking van de Ja-
vaansche fossielen gevoeld had. Hem ont
braken nl. de noodige stratigrafische ge
gevens over de voornaamste fossielvind
plaatsen En voorts had hij het vermoeden
dat de vindplaatsen meer en beter mate
riaal konden opleveren dan door de Indi
sche geologen verzameld was. Ieder, die de
collecties, door den heer en mevr. Martin
bijeengebracht, vergelijkt met de oudere,
zal onmiddellijk zien dat dit vermoeden
volkomen juist is gebleken.
In 18911892 heeft Martin een reis naar
de Molukken gemaakt en in 18841885
naar West-Indië. Het zijn deze reizen ge
weest. die Martin's naam als ontdekkings
reiziger. natuurkenner, scherp wa&rnemer
en niet minder als uitstekend stylist tot
heinde en ver bekend gemaakt hebben.
Over zijn Oost-Indische reis schreef
Martin zijn „Reisen in den Molukken, in
Ambon, den Uliassern. Seran und Buru"
en over zijn West-Indische: „Bericht über
eine Reise nach Niederlandisch West-In
dien und darauf gegründete Studiën: Bd.
I Land und Leute. Bd. II Geologie."
Zoowel het eene als het andere werk
werden met. enthousiasme ontvangen.
Doch niet alleen in geologische ook in
cthnographische kringen. Dat de kritiek
op zijn geologisch werk goed is, spreekt j
vanzelf, warn „dezelfde eigenschappen, die
zijn laboratoriumwerk kenmerken, vindt
men in zijn veldwerk terug. Geen spons
achtig luchtkasteel van theorieën, steu
nende op half waargenomen materiaal,
maar een onomstootbare pyramide van
aaneengesloten, onverwoestbare feiten"
iKuenen). Een enkel voorbeeld moge dit
illustreeren. In 1892 zond Martin den
secretaris van het Koninklijk Instituut
voor de Taal-, Land- en Volkenkunde in
N.-I. een briefkaart, waarop hij een juist
door hem opgenomen N.-Z. profiel door
het einland Boeroe teekent. Sindsdien zijn
er verscheidene andere onderzoekers en
onder heel wat gunstiger condities op
Boeroe geweest. Doch desondanks is nu,
na 40 jaar, Martin's profiel nog geheel up
to date.
Maar ook de niet-geologen zijn in hun
lof over den onderzoeker niet karig. „It is
of the order of Darwin's Wallace's and
Bates' werk" (Het is van de kwaliteit van
Darwin's, Wallace's en Bates' werk)
schrijft het Engelsche tijdschrift „Nature"
over zijn „Land eu Leute". Een Fransche
geleerde, dr. Bugiel. uit zijn enthousiasme
over Martin's „Molukken-boek" aldus:
„l'ouvrage en question est écrit dans une
longue chatoyante qui nous fait devenir
clans son auteur non seulement un savant
de mérite, mals aussl un écrivain de talent,
voir méme un poète." (het werk in kwestie
is geschreven in een sprankelende taal,
welke ons in zijn auteur niet alleen een
verdienstelijk geleerde doet raden, maar
ook een talentvol schrijver, zelfs een dich
ter doet zien"). Ook de Nederlanders ont
houden hem hun lof niet. Lees Von Rijcke-
vorsels waardeerln? in de Nederlandsche
Soectator en die van Von Rosenberg in de,
•ndische Gids: „het is in zulk een boeiende
stijl geschreven, dat we onwillekeurig aan
de prachtige schilderingen van Alexander
ven Humboldt herinnerd worden."
Keeren we tot den feestbundel terug,
dan zien we in Hoofdstuk I van Deel II de
palaeontologie behandeld. Prof. Rutten, uit
Utrecht, die verleden jaar met zijn studen
ten een geologische studiereis naar West-
Indië maakte, geeft zelf een overzicht over
alle uit West-Indië beschreven fossielen.
Hoofdstuk II behandelt de geologie. Dr. G. I
J. H. Molengraaf!, die verscheidene jaren
op Curagao werkzaam was, behandelt dit
eiland. „Thirty seven years elapsed
between our investigations", schrijft hij,
..but Martin's volume still remains an
indispensable guide to every geologist,
who visits the Dutch Benedenwlndsche-
eilanden". Gelijke uitlatingen vinden we
in het. artikel van dr. R. IJzerman, die als
geoloog in 1926 de Suriname-expedltte
meemaakte, over Suriname, alsmede in de
bijdragen van de heeren Pijpers en Wes-
termann deelnemers aan prof. Ruttens
bovenvermelde reis over Bonaire, resp.
Aruba. Last not least bespreekt de thans
reeds eveneens emeritus-hoogleeraar prof.
G. A. F. Molengraaff, op de hem eigen
duidelijke wijze de eilanden Saba. St.
Eustatlus en St. Martin.
Dit is het boek, waarmede de vereerders
on vrienden van K. Martin hem op zijn
tachtigsten verjaardag hebben willen
eeren, in de hoop, dat dit hem een vreug
devolle terugblik op een groot deel van zijn
eigen werk zal vergemakkelijken, dat het
hem vertrouwen mag geven in den arbeid
van anderen, die op zijn resultaten voort-
houwen, doch vooral ook in de hoop, dat
het hem nog vele jaren gegeven mag zijn
persoonlek te blijven meewerken, in het
volle bezit van zijn nog zoo krachtige ge
zondheid en steeds jeugdige levenslust.
I. M. VAN DER VLERK.
Leiden, 23 Nov. 1931.
In de vacature mr. G. André de la Porte
bieden regenten van het Geref. Minne of
Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis vol
gende voordracht aan: prof. dr. N. J.
Krom en mr. dr. J. W. Verburgt.
In de vacature prof. dr. N. J. Krom be
veelt de plaatselijke schoolcommissie aan:
1. B. F. Krantz 2. G. E. E. Kuyntjes. In
de periodieke vacature J. W. Halting, J.
L. C. Timmerman, W. Koops Azn.. C. Wil-
lemse en A. Couvée P.Jzn., worden met de
aftredenden resp. aanbevolen: J. Ober
G. Molkenboer, A. Meerburg. J. v. d. Woerd
en ds. M. J. Punsedie.
De heer J. J. Valientgoed vraagt ontslag
als lid van de Gem. Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon. Ais opvolger wor
den aanbevolen: 1. J. C. M. de Roo, 2. C.
Koole.
I
1 In de vacature mevr C. v. d. EistCoe-
bergh in de commissie voor de Bewaar
scholen dragen B. en W. voor: 1. mej. D.
Voltman, 2. mej. C. Korsse.
i
In de vacature dr. G. Thierry als
leeraar in het Hebreeuwscli aan het Gym
nasium worden aanbevolen: 1. mej. dra.
C. E. te Lintum, alhier en dr. W. D. van
Wijngaarden, te Voorschoten.
B €n W. stellen voor in de vacature
mej. C. M. Hoekstra, als onderwijzeres aan
de O. L. school Zuidsingel B., te voorzien
door overplaatsing van mej. M. Th. J.
Reuser, onderwijzeres aan de O. L. school
Havenstraat B,
I
1 Op verzoek wordt voorgesteld eervol
ontslag te verleenen aan den heer G.
Marijt. als onderwijzer aan de O. L.
school Medusastraat A.
VER. TOT BEVORDERING VAN DEN
BOUW VAN WERKMANSWONINGEN.
De balans en de verlies- en winstreke
ning over 1930 van de Veareeniging tot Be
vordering van den Bouw van Werkmans
woningen sluit met een batig saldo van
f. 2571.06. zoodat na ultkeering van 3">
dividend ad f. 1674.nog een overschot
blijft van f. 897.06, welk bedrag in de ge
meentekas moet worden gestort.
VERHUUR WONING.
Bij raadsbesluit van 18 Mei 1931 werd
aangekocht het huis met erf aan de drie
Octoberstraat No. 2727a.
Van den heer W. Noppe is een verzoek
ingekomen om het onlangs uit de huur
gekomen bovenhuis van dit perceel te
mogen huren.
Met den door den adressant geboden
huurprijs van f.336 per jaar, welke gelijk
is aan den tot nog toe geldenden huur
prijs. kan genoegen worden genomen.
OVERNEMING HUUR KIOSK.
Bij raadsbesluit van 22 April 1929 werd
aan H.Hogewoning, alhier, tegen een
huurprijs van f. 125 per jaar verhuurd
een strook grond op den Apothekersdijk,
nabij de Schapensteeg. ter grootte van
plm. 10 M2„ ten einde daarop een bloe
menkiosk te hebben, zulks voor den tijd
van één jaar, met bepaling, dat de huur
met 1 Mei telkens voor een jaar wordt
geacht te zijn verlengd, indien zij niet
drie maanden tevoren door een der par
tijen is opgezegd.
De heer Hogewoning richtte zich tot
B. en W. met het verzoek de huur van
deze strook grond te willen overschrijven
op naam van den heer S. P. J. de Groot,
alhier, die bereid is de huur over te ne
men tegen den geldenden nuurprijs en
onder de bestaande voorwaarden. De heer
de Groot, is voornemens de exploitatie
van de bloemenkiosk voort te zetten.
Noch bij de Commissie van Fabricage,
noch bij B. en W. bestaat bezwaar tegen
de inwilliging van dit verzoek.
VERHUUR LANDERIJEN.
Binnenkort eindigt de huur van ver
schillende landerijen, zoodat, met uitzon
dering van de gedeelten, waarover de
gemeente voor straataanleg enz. zelve de
beschikking behoeft, in de verhuring
daarvan weder moet worden voorzien.
Met de tegenwoordige huurders, voor-
zoover zij bereid waren de landerijen
weder in te huren, is omtrent de verlen
ging van de huur overeenstemming be- j
reikt.
Behoudens een enkele uitzondering,
zijn, zooals te verwachten was, de nieuwe
huurprijzen tengevolge van de huidige
tijdsomstandigheden lager dan de tegen- i
woordige.
De gronden, welke de tegenwoordige
pachters niet in huur wenschten te be
houden. zullen uiteraard bij openbare in
schrijving worden verpacht.
OVERNEMING GROND.
B. en W. stellen voor te besluiten kos
teloos in eigendom en onderhoud bij de
gemeente over te nemen:
a. van de Naamlooze Vennootschap
„Leidsche Exploitatie Maatschappij van
Onroerende Goederen", gevestigd te Lei
den, het strookje grond, ter grootte van
plm. 30 M2„ deel uitmakende van het
perceel, kadastraal bekend gemeente Lel
den. sectie P. No. 1646, gelegen aan den
Lagen Morschweg;
b. van J. J. Dingjan, te Leiden, het
strookje grond, ter grootte van plm. 61
M2-, deel uitmakende van het perceel, ka
dastraal bekend gemeente Leiden, sectie
M. No. 4149.
VERLEGGING STRAAT.
In verband met de omstandigheid, dat
het terrein op den hoek van den Hceren-
singel en Juilar.astraat door het R.K.
Kerkbestuur der St. Joseph Parochie aan
derden is verkocht en thans als bouw
grond in exploitatie zal worden gebracht,
stelt het Kerkbestuur voor de verbin
dingsstraat, tusschen de Jullanastraat en
de Anna Paulownastraat te verleggen.
Door deze verlegging van de verbin-
bindingsstraat wordt voorkomen dat de
Anna Paulownastraat aan het Zuidelijk
einde doodloopt, hetgeen vooral van be
lang is, wanneer ter plaatse woonhuizen
worden gebouwd.
De kosten van het verleggen van de
straat, waarbij zooveel mogelijk het mate
riaal van de bestaande straat zal worden
gebruikt, worden geraamd op plm. f. 5000,
welk bedrag ten laste van de gemeente
komt.
De te verkrijgen verbetering wettigt
deze uitgaaf volkomen.
BESTRATING WAARDGRACHT.
Bij adres verzoekt A. G. Gijzenij, mede
namens een 45-tal bewoners van de
Waardgracht en omgeving, om verbete
ring te brengen in den toestand van de
bestrating van de Waardgracht.
Hoewel de ligging van de bestrating
niet slecht is, verkeert zij toch inderdaad
in minder goeden toestand en is verbe
tering met het bestaande straatmate
riaal niet wel mogelijk.
Het is echter het voornemen om bij de
verbetering van den Morschweg, het als
dan vrijkomend bruikbaar materiaal te
benutten voor de verbetering van eenige
andere straten.
Daarbij komt dan in de eerste plaats de
Waardgracht in aanmerking.
VERLEENING VAN VOETPAD.
Ten behoeve van het verkrijgen van
een uitgang van haar school aan de
Driftstraat naar de openbare straat (de
te verlengen Borneostraat) heeft de Ver-
eeniging tot oprichting en instandhou
ding van scholen voor lager en meer uit
gebreid lager onderwijs op Gereformeer
den grondslag, te Leiden, medewerking
ingeroepen voor het vestigen van een erf
dienstbaarheid van voetpad ten nutte
van haar perceel sectie N, No. 813, en ten
laste van het gedeelte van het perceel
sectie N, No. 815 groot plm. 23 M2., in
eigendom toebehoorende aan de ge.-
meente.
Tegen het verleenen van dit voetpad
bestaat noch bij de Commissie van Fabri
cage, noch bij B. en W. bezwaar, mits als
vergoeding daarvoor aan de gemeente
wordt betaald een bedrag van f. 100 in
eens of een bedrag van f.5 per jaar. De
Vereeniging geeft de voorkeur aan de be
taling van een jaarlijksche vergoeding en
gaat ook accoord met de verder aan de
vestiging van de erfdienstbaarheid te
verbinden voorwaarden,, opgenomen in de
mede overgelegde ontwerp-overeenkomst.
SUPPLETOIRE SUBSIDIE.
Door het bestuur van de Vereeniging
voor Schoolkinderkleeding eq Schoolkin
dervoeding is een verzoek Ingediend om
het over het loopende jaar aan die ver
eeniging toegekend subsidie alsnog met
f. 3500 te verhoogen.
Uit de bij het adres gevoegde memorie
van toelichting blijkt, dat het hoogere
subsidie voornamelijk wordt gevraagd in
verband met het groot aantal kinderen,
dat van de schoolvoeding gebruik maakt
en voor schoolkleeding in aanmerking
komt.
Naar meening van B. en W. dient dit
verzoek te worden ingewilligd.
SCHOOL-SÜBSIDIE.
19 October J.l. werd om praeadvies in
handen van B. en W. gesteld een adres
van het bestuur van de Gereformeerde
Schoolvereeniging alhier, houdende ver
zoek, op grond van het bepaalde bij arti
kel 72 der Lager Onderwijswet 1920 een
bedrag van f 1500 beschikbaar te stellen
voor de aanschaffing van leermiddelen
ten behoeve van zijne school voor u.l.o.
aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a.
Ter toelichting van dit verzoek merkt
het bestuur op. dat het aantal leerlingen
van deze school dermate is toegenomen
dat uitbreiding van de leermiddelen
noodig is.
Naar meening van B. en W. behooren
de kosten van de aanschaffing van leer
middelen in dit geval niet tot de onder -
houdsuitgaven welke moeten worden be
streden uit de ingevolge artikel 101 jaar
lijks te verleenen exploitatievergoeding,
maar tot de kapitaalsuitgaven, bedoeld in
artikel 72 der wet. Zij stellen voor dit
bedrag te verleenen.
VERZEKERING TEGEN FRAUDE ETC.
Ingevolge raadsbesluit van 26 Januari
1925 werd bij de verzekeringsmaatschappij
„Fatum" te 's-Gravenhage. een assurantie
gesloten tegen geldelijk nadeel, dat de ge
meente tijdens den duur van de verzeke
ring kan lijden als gevolg van diefstal,
verduistering, bedrog en oplichting door
haar ambtenaren. De verzekering geldt
voor elk van de daarbij betrokken functie's
voor het in de polis omschreven bedrag.
De premie bedraagt 5%» per jaar (ait is
f. 1132.met restitutie van lO'/o der
premie over het jaar. dat zonder schade
verloopt. Fatum kan niet verlagen.
Door tusschenkomst van de firma Ma-
rinkelle en Co. is inmiddels een aanbieding
ontvangen voor een fraudeverzekering te
gen een belangrijk goedkoopere premie en
met een ruimere omschrijving van het te
dekken risico. Deze assurantie zal boven
dien niet iedere functie afzonderlijk voor
een bepaald bedrag betreffen, maar zij zal,
tot een maximum van f. 50.000 per geval,
zonder meer gelden voor schade aan geld
en waardepapieren door roof, diefstal,
brand, verduistering of inbraak, onver
schillig door wien gepleegd, evenwel met
een franchise van f. 70.voor iedere
schade. De verzekering omvat derhalve ook
schade, toegebracht door anderen dan
ambtenaren, terwijl desgewenscht ook z.g.
semi-gemeentelijke instellingen, als de
Gemeentelijke Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon, er kunnen worden
ondergebracht.
Dc premie bedraagt f. 625.per jaar.
VERBETERING LAKENHAL.
Dc Commissie voor het Stedelijk Mu
seum „de Lakenhal" heeft een voorstel ge
daan tot verbouwing van dit museum. De
commissie acht het wenschelijk over te
gaan tot het weder in gebruik stellen van
den vroegeren ingang van 't museum aan
den Oude Singel, alsmede tot restauratie
van de historische zaal. Wat het eerste
betreft merkt de commissie op, dat de
tegenwoordige ingang met zijn vestibule
een groote ruimte in beslag neemt, welke,
mede wegens het daar gunstige licht, zeer
goed voor de opstelling van voorwerpen
zou kunnen worden gebruikt. Bovendien
acht zij den bestaanden ingang aan de
Lange Scheistraat door zijn ligging aan
een onaanzienlijke zijstraat ongunstig
met het oog op het bezoek aan het
museum.
De voor een en ander noodige verbou
wing zou omvatten: het vernieuwen van
de geheel versleten klinkerbestrating van
het voorplein overeenkomstig den vroege
ren toestand, het wegbreken van een bin
nenmuur in dc vestibule en van de be
staande trap naar de historische zaal, het
maken van een garderobe en een con-
ciergekamer aan de oost- en westzijde
van de vestibule, het construeeren van een
trappenhuis in een gedeelte van de bin
nenplaats achter de vestibule en ten slotte
het weder brengen van de historische zaal
in zuiver zeventiende-eeuwschen stijl.
Ook naar de meening van B. en W.,
evenals van de Commissie van Fabricage,
zal deze verbouwing een verbetering van
het museum beteekenen, zoodat zij zich
met de uitvoering op zich zelf wel kunnen
vereenigen.
De kosten, aan een en ander verbonden,
worden geraamd op pi.m. f. 14.000. Aan
gezien de commissie nader heeft medege
deeld, dat de helft daarvan uit de te harer
beschikking staande middelen kan wor
den gevonden, zal nog slechts een bedrag
van plm. f. 7.000 noodig zijn, welk bedrag
door geldleening kan worden verkregen.
SALARIS SUPPOOSTEN LAKENHAL.
Bij de behandeling van de begrooting
voor 1931 werd om praeadvies in handen
van B. en W. gesteld het volgend voorstel
van den heer Verweij:
„Ondergeteekende stelt voor volgnum
mer 506 der uitgaven van de begroeting
voor den dienst van het Jaar 1931 te ver
hoogen met f. 1565, teneinde het weekloon
der 4 suppoosten van het Stedelijk Mu
seum „De Lakenhal" te verhoogen en
nader vast te stellen overeenkomstig het
minimum-uurloon door de gemeente aan
ongeschoolde werklieden betaald.
Over dit voorstel heeft het College het
advies ingewonnen van de Commissie
voor het Stedelijk Museum „De Lakenhal".
Blijkens haar rapport van 24 Septem
ber 1931 waarschuwt de Commissie tegen
het in genoemd voorstel uitgedrukt pogen
om de positie van de bewakers te regelen
op den grondslag van het minimum-uur
loon. door de gemeente aan ongeschoolde
arbeiders betaald, aangezien beide catego-
rieën naar haar meening niet voor verge-
I lijking vatbaar zijn.
In het onderhavige geval heeft men
toch niet te doen met personen, die ge
durende den geheelen werktijd meer of
minder zwaren of inspannenden arbeid
I hebben te verrichten en ook niet met per
sonen, wien het aan andere inkomsten
ontbreekt.
De vier bewakers verrichten slechts ge
durende een uur in den morgen lichten
arbeid, bestaande in schoonmaakwerk
(afstoffen vitrines, enz.) en het dweilen
van vloeren, terwijl zij verder slechts con
trole op het bezoekend publiek onder toe
zicht van een der hoofdbewakers behoe
ven uit te oefenen.
Het aantal werkuren bedraagt, met af
trek van een schaftuur, gedurende het
welk de bewakers zich niet buiten het
Museum mogen begeven, 36 per week.
Bij zeer druk bezoek wordt het schaft
uur soms ingekort. Verder moet in elke 4
maanden op Zondagmiddagen 28 uren (8
Zondagen van 3uur) dienst worden ge
daan: neemt men nu het schaftuur, hoe
zelden dit ook wordt bekort, mede in aan
merking, dan komt men op een gemid
delden arbeidsduur per week van 43,6 uur.
Laat men het schaftuur buiten beschou
wing de Commissie overweegt om het
schaftuur voortaan geheel ter vrije be-
l schikking van de bewakers te geven
dan is de gemiddelde arbeidsduur 37.6 uur
per week.
Een loon van f. 16 per week voor de
door de bewakers bewezen diensten kan
naar het oordeel van de Commissie vol
doende worden geacht.
Het is te begrijpen, dat met het oog' op
den aard van het werk, de bewakers
meestal onder gepensionneerden en derge
lijke over neveninkomsten beschikkende
personen worden gezocht. Ook het Rijk
doet dit. Het betreft hier betrekkingen,
die. zooals B. en W. meermalen verklaar
den, in het bijzonder aangewezen zijn, om
door dergelijke personen te worden be
kleed, vermits zij niet de werkkracht van
den vollen mensch vorderen en de in
dienstneming van een volslagen kracht
geen zin zou hebben of te kostbaar zou
zijn. Dit zou toch al te zeer in strijd zijn
met een economisch beheer.
Intusschen is de Commissie met het oog
op de omstandigheid, dat de neveninkom
sten van de bedoelde 4 bewakers in den
laatsten tijd zijn verminderd niet dus
op grond van een andere waardeering van
den door hen verrichten arbeid bereid het
loon te verhoogen met f2 per week. Is de
Commissie wel ingelicht, dan zal het be
wakingspersoneel, dat naast de vaste des
kundige suppoosten door het Rijk In dienst
wordt genomen, voortaan op arbeidscon
tract worden aangesteld tegen ee nloon
van nog geen f. 18 per week.
Ook B. en W. vinden een loonsverhoo-
glng tot f. 18 per week voldoende.
DE BILJART-BELASTING.
1 September j.l. werd een verzoek van
den Nederlandschen Bond van Hotel-,
Café- en Restauranthouders in het Ver
lof bedrijf „Hocares", om bij de vaststelling
van de Personeele belasting voor het jaar
1932 den grondslag biljarten te doen ver
vallen, in handen van B. en W. gesteld ter
fine van prae-advies.
Bij voorstel van 31 Juli 1930 tot wijzi
ging van het gemeentelijk belastingstelsel,
is in eene uitvoerige toelichting de be
voegdheid van den gemeentelijken wetge
ver inzake de heffing van de Personeele
belasting uiteengezet. O.m. is de gemeente
bevoegd bij verordening te bepalen, dat
van lien, die belastingplichtig zijn naar
den grondslag biljarten, de belasting naar
dien grondslag niet zal worden geheven
en dat de in de wet opgenomen belastingbe
dragen door andere worden vervangen.
Ingevolge het bepaalde bij 4 van artikel
31 duodecies van de Wet op de Personeele
belasting 1896, zijn dergelijke verordenin
gen evenwel eerst van kracht met ingang
van het belastingjaar, dat aanvangt, na
dat sedert de vaststelling van de verorde
ning vier maanden zijn verloopen. Eene
verordening, waarbij wordt bepaald, dat
de belasting naar den grondslag biljarten
voor het jaar 1932 niet zal worden gehe
ven. had alzoo moeten zijn vastgesteld
vóór 1 September 1931.
Vermits slechts wordt gevraagd de be
lasting naar den grondslag biljarten voor
het jaar 1932 niet te heffen, moet op het
verzoek dus reeds om deze reden afwijzend
worden beschikt. De bedoeling van adres
sant zal echter wel zijn, dat niet alleen
voor 1932, doch ook voor volgende jaren
de heffing achterwege wordt gelaten. B.
cn W. meenen dat ook hiertegen een af
wijzende houding moet worden aangeno
men.
Bij bovenbedoeld voorstel tot wijziging
van het gemeentelijk belastingstelsel, we
zen Zij er reeds op, dat de bestaande
grondslagen van de Personeele
moeten blijven gehandhaafd; zij p^!
alle in het stelsel van deze verteri™,
belasting. Biljarten zijn ook in koffièhjj".
zen ongetwijfeld weelde-objecten,
zeer zeker niet eerst in de laatste plaats in
eene verteringsbelasting behooren te wor
den opgenomen, omdat door deze hetih«
indirect ook velen in de belasting worden
betrokken, die anders niet kunnen worden
getroffen, n.l. de ongehuwden. Tegenover
de bewering van adressant, dat biljarten
in koffiehuizen geen luxe voorwerpen zijn
doch moeten worden beschouwd als een
noodzakelijk middel van broodwinning en
behooren tot het gereedschap van den
koffiehuishouder, moeten B. cn w. opmer
ken, dat in vrijwel alle koffiehuizen voor
het bespelen van biljarten moet worden
betaald, zoodat deze veelal een niet onbe
langrijke afzonderlijke bron van inkom
sten voor de koffiehuishouders zijn.
heffing van f.40 per biljart (hoofdsom
plus 100 opcenten) legt h.i. dan ook nlet'n
te zwaren last op het kofftehuishouders-
bedrijf.
Er moge voorts nog op gewezen worden
dat de Personeele belasting met ingan?
van 1 Januari j.l. reeds een belangrijk?
verlaging onderging door het vervallen
van de rijks- en provinciale opcenten. Bij
inwilliging van het verzoek zou de op
brengst (hoofdsom en opcenten) vermin
deren met pl.m .f. 5000.
STRAATBELASTING.
Gelijk bekend is, werd de verordening
op de heffing van een belasting onder
den naam van straatbelasting door de
Kroon slechts goedgekeurd tot 1 Januari
1932. Blijkens missive van Ged. staten
hield deze tijdelijke goedkeuring verbami
met enkele bedenkingen tegen de redactie
van de heffings- en mvordeiingsverorde-
ning. waarmede bij de hernieuwde vast
stelling van de verordeningen
kon worden gehouden.
Hoewel de gemaakte opmerkingen B. cn
W. niet in alle opzichten geheel juist voor
kwamen. meenen zij tegen wijziging van
de verordeningen in den gewenschten zin
geen bezwaar te moeten maken, aange?
zien het uitsluitend redactioneele kwesties
en dan nog meestal van ondergeschikten
aard betreft.
Behalve de aanbevolen veranderingen
kunnen ook nog enkele andere wijzigingen,
bedoeld ais redactieverbeteringen worden
aangebracht.
VERPACHTING OF EIGEN BEHEER,
2 Maart 1931 deelden B. en W. mede
dat het pachtcontract in zake het bagger?
werk c.a. in verband met het faillissement
van den pachter, met ingang van 1 Maart
tevoren was beëindigd en dat voorloops
liet bedrijf in eigen beheer zou worden
voortgezet, totdat de nieuwe directeur de
Gemeente-Reiniging zich een oordeel over
de te volgen definitieve gedragslijn zon
hebbe kunnen vormen.
Op grond van gemaakte berekening»
verdient het naar het oordeel van dti
directeur cn van dc meerderheid van d;
Commissie van Fabricage aanbeveling, os
ook voor het vervolg een verpachting It
houden.
SCHOOLWERKSTER EN SCHOON
MAAKSTERS.
23 Januari 1931 werd in verband metre
voorstel van den heer Schriller toegezeri
dat een nota zou worden overgelegd is
zake de positie van de werksters en schooi-
schoonmaaksters in directen of indi-
recten dienst der gemeente. Gevolg ft-
vende aan die toezegging, wordt het voi-
gende medegedeeld:
Er zijn werkzaam in verschillende ge
meentegebouwen pl.m. 80 werksters eo
schoolschoonmaaksters. Behoudens 1 werk
ster bij het openbaar bewaarschoolonder-
wijs, die in vasten dienst is en 1 bij het
zelfde onderwijs in tijdelijken dienst, zijn
zij allen in lossen dienst. Van deze lossen
zijn die bij de Lichtfabrieken krachtens de
op 1 Juli 1922 ingevoerde Pensioenwet
pensioengerechtigd, daar deze wet, een
(sedert 1 Juli 1925 vervallen) bepaling be
vatte, welke personen In lossen dienst, die
ten minste 3 maanden in dienst waren-
pensioengerechtigd verklaarde. De overige
lossen zijn op arbeidsovereenkomst aan
gesteld. en derhalve niet pensioengerech
tigd.
Het uurloon van de werksters bedraagt
in het algemeen f. 0.40, met uitzondering
van de bewaarscholen en lichtfabrieken
waar het resp. f.0.35 en f.Ö.371/; bedraagt
Deze afwijking vindt haar ontstaan en
verklaring hierin, dat deze werksters daar
een volledige of vrijwel volledige dagtaak
hebben en dus niet als bij de meeste
andere diensten slechts voor enkele uren
per dag in dienst genomen zijn.
Het is ongetwijfeld goed gezien geweeo
van vorige Colleges van B. en W., dat »J
dit personeel niet in de Pensioenwet heb
ben doen opnemen. De Pensioenwet to®
veronderstelt voor de toepasselijkheid van
de daarin vervatte gunstige pensioenbe
palingen een langdurig, aaneengesloten
dienstverband. Waar het verloop onder dn
personeel, welks verdiensten voor het mee-
rendeel onder de f. 10.per week blijven
(enkele gaan daar boven uit) vrij RrcJ5t "r'
daar zou opname in het pensioenfond»
zeer veel geld gekost hebben, én in 0™
vorm van korting aan de werksters zei"
èn in den vorm van de pensioenstonuu
(15Vt °/o van de pensioensgrondslagen na
nus de verhaalde korting) door de ge
meente, zonder dat daar voordeelen van
eenige beteekenis tegenover stonden.
zijn toch zóó weinig werksters, die onw;
gebroken tot hun ouden dag in dienst oe-
gemeente blijven, dat het aantal, datw
het opnemen in het rijkspensioenioiw
zou hebben geprofiteerd, uitermate ger^
zou zijn tegenover de hooge daaraan vt
bonden kosten. De Invaliditeitswet die
3 December 1919 werd ingevoerd n«
hier uitkomst gebracht. Sedert dien dat»
toch wordt er voor de werksters
schoonmaaksters geplakt, waardoor
allen die den leeftijd van 65 jaar berel
of vóór dien leeftijd invalide worden,
minste f. 3.per week pensioen verse*,
is. Voor degenen die op 3 December i
den leeftijd van 35 jaar nog niet nao
bereikt, kan het oploopen tot f.fc-j Jy„
week, al naar gelang van den leeftijd
betrokkenen op 3 December 1919.
Om na te gaan wat deze cijfers I* I
kenen in vergelijking met de Pensioen
zij vermeld, dat, om op grond van
wet f.3.— per week of f. 156.— P°r 'p
invaliditeits- of ouderdomSpeïlKWn
kunnen krijgen, men gedurende 30JJJ
dienst der gemeente moet zijn gev
een pensioengrondslag moet liebbeu
O