Het Kostbare Meesterstukje 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 November 1931 Derde Blad No. 21975 parlementaire Anecdoten en Incidenten D Buiten!. Weekoverzicht. De Intern. Koloniale Tentoonstelling Parijs 1931. Langzaam naar het einde FEUILLETON. door D. HANS. L PROLOOG. Fr ziin onder dë Nederlandsche Journa- i;n en vermoedelijk ook wel onder Meia andere landen cynici, die meenen Sof verslagen van de vergaderingen van Jet parlement alleen In enkele gedeelten Namelijk1 alleen dëar, waar er.... ge- iThen wordt. De dagblad-lezer, zoo zegt men, zoekt in het Kamer-verslag naar de woorden: (Gelach) en (Vreugde) en (Hilariteit) en ivroolijkheid). Deze woorden vormen de èasen in de woestijn van de redevoeringen en op die plaatsen wordt het verslag ge lezen, maar overigens niet. Is deze sombere, een tikje cynische meening inderdaad juist? Misschien. Ten deele. Doch al ls zij niet gehéél juist, dat de lezer bij voorkeur zoekt naar grappen en anecdotes en incidenten, ook in het parle mentaire leven, staat wel vast. Gelukkig zijn die er dan ook, en daarvan ga ik in deze rubriek vertellen. En door ervan te vertellen, hoop ik meer belangstelling op te wekken voor het parlementaire leven in zijn geheel, dat die belangstelling toch zeker wel waard is. Men weet, dat het Leger des Heils zijn religieuze liederen op zeer gezellige en zeer vlotte en zeer populaire melodieën laat zingen, om op deze wijze belangstel ling te wekken voor den godsdienst. Met mijn anecdoten en grappen uit het parle mentaire leven poog ik belangstelling te Fekken voor het parlement. DE HOED VAN DE LADY. Laat mij echter, om te doen zien dat ik een enkele maal mijn zoeklicht ook over andere parlementen zal laten schijnen, als hors d'oeuvre beginnen met de vermelding van een kostelijke gebeurtenis, die zich pas heeft voorgedaan in het Engelsche Lager huis. In dit Huis bestaat het eigenaardige voorschrift, dat de leden hun hoed mee naar binnen-nemen, en dat ze hem even opzetten, als ze het woord vragen. Als Iemand dus in de zaal den hoed op heeft, ziet de Speaker de voorzitter)dat lid wil spreken. Ongetwijfeld is deze methode ge kozen, om een gemakkelijke manier van het-woord-vragen te verkrijgen, want in een zoo talrijke vergadering* het Lager huis telt 615 leden) zou het opsteken van de hand, om het woord te vragen, vaak niet gezien worden. Wat gebeurde er nu onlangs? Een lid van de Labour-Partijeen socialist dus, vilde het woord hebben, maar toen hij naar zijn hoed zocht, om zich daarmede het hoofd te bedekken, was het meubel stuk verdwenen. En toch wilde hij het vroord voeren. Plotseling zag hij redding. In zijn onmiddellijke nabijheid lag de hoed van.... Lady Astor, het bekende vrouwe lijke parlementslid, een snoes (d.w.z. de hoed), namelijk: een fijn, modern, char mant, zee-groen jagers-hoedje, met een rilt van een struisveer er langs heen ivend. Toen toen nam de socialist een kloek besluit, emet een heldhaftig gebaar zette hij het :ige jagershoedje op z'n democrati- ia kruin. ft Kamer brulde van plezier; het Huis dde. De Speaker zag toe bliksem- El ging het Reglement van Orde hem (oor den geest maar hij vond geen rakele bepaling, die hem het recht gaf het voord te weigeren. Immers, het hoofd van (en geachten afgevaardigde was bedekt, en hij kréég het woord. Toen verkreeg Lady Astor, met be leefden dank voor het gebruik, haar hoed terug. OVER WELSPREKENDHEID. Zulke grappen, zulke incidenten kunnen bij ons niet voorkomen, omdat de hoeden- bepaling in ons parlement niet bestaat, maar toch hebben wij ook hier onze amu sante oogenblikken gehad, en ik heb er in den loop van ruim een kwart-eeuw heel wat bijgewoond. Laat ik, ter inleiding van de vele. die ik hoop te gaan vertellen, u ditmaal nog een paar voorbeelden doen zien van merk waardige welsprekendheid. En: daarbij demonstreer ik dan allereerst een paar kromme sprongen op dit voor Telen met hindernissen bezaaide terrein. Het was de heer Van der Biesen, de ou-bollige Brabantsche afgevaardigde, die eenmaal op de gladde ijsbaan der parle mentaire welsprekendheid een zeer won derlijke schaats reed, toen hij geestdriftig uitriep: „De suikerbiet, Mijnheer de Voor zitter, is de reddende engel, waarop de Nederlandsche landbouw drijft." Bilderdijk heeft eens uitgeroepen: „O Neerland, zie uw taal!", d.w.z. wie spreekt wie beeldspraak gebruikt, moet onder het spreken de beelden als-het-ware vóór zich zien. dan zal hij geen fouten begaan. Dit heeft de brave heer Van der Biesen stellig niet gedaan, want anders zou hij zich den landbouw niet hebben voorgesteld als iets, dat op het water drijftdat drijft op een engel....een reddende engel nog wel....; en die drijvende reddende engel met den landbouw op zijn rug was dan de suikerbiet. Een onzer aller-beste stylisten, een Leidsch hoogleeraar, zelde in de Tweede Kamer eens dit: „De Minister keerde naar huis met een kous op den kop, grooter dan ooit de parlementaire annalen hadden te boeken gekregen." O Neerland, zio uw taal! En zie dan die Minister met een kous op den kop, een grooter, gróóter dan er ooit een kous in de parlementaire annalen was geboekt. Is het niet keurig? Toen onder het tweede ministerie-Thor- becke de runderpest uitbrak en de oppo sitie in de Kamer deze gelegenheid aan greep, om het ministerie gebrek aan optreden te verwijten, riep één van Thorbecke's volgelingen: „Men blaast de veepest aan, om het ministerie te doen struikelen." Stel u de oppositie voor. bezig aan te blazen tegen de veepest. O Neerland, zie uw taal! En wilt ge nóg een wonderlijke streek van een schaatsenrijder op de parlemen taire ijsbaan? Luister „De tand des tijds, die zooveel op zijn geweten heeft, zal over deze zaak stellig geen gras laten groeien." Haal u voor den geest: een tand. Geen gewone. Neen. de bekende en vermaarde tand des tijds. Met: een gewèten. En daar heeft de tand des tijds heel wat op, want, met permissie, het is een schlemiel, die tand des tijds. Welnu, het is déze tand, die.... gras laat groeien. Ik heb uit goede bron vernomen, dat Bilderdijk zich na de suikerbiet-reddende- engel-beeldspraak in zijn graf heeft om gedraaid. Na de tand-des-tijds-beeld- spraak keerde hij zich opnieuw om. Toen lag hij weer goed. Afwachtingsperiode. Gevaar in het Verre Oosten. Sinds de Fransche premier Laval uit Washington is teruggekeerd, heeft hij ge confereerd en nog eens geconfereerd. Al lereerst met zijn president Doumer, ver volgens met zijn kabinet en tenslotte met een reeks gezanten, waarvan de Duitsche von Hoesch de voornaamste was. Daar nevens stond hij nog enkele interviews toe hield een redevoering, sprak zelfs voor de radio. Maar over het tastbare resultaat van zijn reis naar Amerika tast men nog volkomen in het duister Uit den aard der zaak doen een niet te schatten aantal ver onderstellingen in den vorm van allerlei proefballonnetjes de ronde, doch eenig houvast heeft men er niet aan. Een enkele klinkt meer waarschijnlijker dan een ander, doch alle zekerheid ontbreekt. Dientengevolge doet men het verstandigst zich zooveel mogelijk te pantseren tegen al die supposities en met een soort gela tenheid van het Russische „Nitsjewo" kalm af te wachten tot bij tijd en wijle de sluier wordt gelicht. Gelet op den gang van de besprekingen, die bovendien be spoedigd wordt door de wetenschap, dat uiterlijk in Februari een nieuwe regeling noodzakelijk is ten aanzien van de Duit sche schulden, kan dit niet al te lang duren.Is Laval bang voor een te spoe dige publicatie van zijn voornemens? Toch schijnt de tijd niet voor hem te werken; in de eerste plaats wordt de actie tegen hem in eigen land krachtiger zoowel bij links als rechts, hetgeen evenwel nog niet te tragisch behoeft te worden genomen en in de tweede plaats wordt de stemming tegen de politiek van Frankrijk in Amerika er niet gunstiger op. Bij elkaar zijn het factoren, die toch te denken geven en het aspect voor Lavai's streven, aangenomen, dat hij althans begrijpt, dat wijziging der politiek noodzakelijk is, wil een cata strophe worden afgewend, verduisteren! Inmiddels dreigt voor Frankrijk een nieuw gevaar, nu het nieuwe kabinet Mc. Donald is geboren en Engeland derhalve zijn plaats weer zal innemen in de alge- meene politiek. Weliswaar valt de jongste nationale regeering in Engeland mede, in zooverre als er geen diehards in zijn op genomen, doch alleen gematigde leiders der conservatieven, maar toch kan men veilig aannemen, dat de Engelsche poli tiek beslist de richting van protectie uit gaat; hoe voorzichtig ook. Daarvoor staat de keus van Neville Chamberlain als minister van financiën als opvolger van Snowden borg! Neville Chamberlain. Op zijn allerminst wordt aanvaard het idee van invoerrechten op luxe-artikelen en daarvan is juist Frankrijk het slacht offer. Reeds eerder wezen wij er op hoe het spook der werkloosheid ook Frankrijk thans bezoekt, waartegen van die- zijde eveneens heil wordt gezocht in verhooging der tolbarrieres Een verrassing in zekeren zin bij de samenstelling van het Engelsche ka binet is, dat lord Reading vrijwillig is heengegaan als minister van buiten- landsche zaken; hij wordt opgevolgd door Simon, den leider der liberalen, die steeds voor samenwerking met de conservatie ven hebben gestreden. Simon gaat door voor een uiterst fijngevoelig jurist, doch is voor buitenlandsche zaken carte blanche. Als een soort tegenwicht zijn ook opgenomen sir Samuel, die Lloyd George als leider der liberale partij is op gevolgd, nu de Welsche toovenaar daar van afstand deed, weinig twijfel over latend aan het feit, dat hij in de oppo sitie zal gaan, en voorts als minister zonder portefeuille Snowden, wiens ge zondheid hem noodzaakte finantiën vaarwel te zeggen. Mc. Donald staat inderdaad aan het hoofd van een soort nationaal kabinet, zondert men labour en Lloyd George uit. Edoch, men bedenke hierbij wel, dat hij dit slechts kan blijven, zoolang de con servatieven met hun enorme meerderheid dit toelaten! Direct gevaar dreigt; er voor hem niet. maar na verloop van korten tijd kan het reeds anders zijn. Womendew eek zal MacDonald vermoe delijk voor een zeer moeilijke beslissing staan n.l. inzake de Indische Ronde- Tafel-conferentie. Mede tengevolge van den gang van zaken in Engeland heeft deze conferentie niet het verloop gehad, dat men zich had voorgesteld, doch het be slissende criterium is echter de vraag of her mogelijk zal blijken Hindoes en Mo hammedanen tot een schikking te bren gen. De rechtstreeksche onderhandelingen tusschen deze beide hebben geen resultaat opgeleverd en nu zal de premier een laat ste poging doen om de partijen tot elkaar te brengen. Lukt dit niet, dan is de con ferentie als mislukt te beschouwen. Mislukt is totdusver ook het optreden van den Volkenbondsraad in het Chi- neescft-Japansche conflict. Japan weigert gevolg te geven aan de opgelegde ontrui ming van het bezette gebied in Mandsjoe- rije en zoodoende blijft het conflict steeds voortduren. Tengevolge van de onvermij delijke botsingen, die plaats plegen te vinden in dergelijke situaties, is zelfs een verscherping ingetreden, die het ergste doet vreezen. wanneer niet spoedig op eenigerlei wijze tot een oplossing wordt gekomen. Meer en meer gespannen wor den toch de verhoudingen, meer en meer verbitterd de stemming en allerlei bij factoren komen zich mengen in de eigen- lü ke kwestie. Hardnekkig gaat b.v. het De vraag of de Westersche beschaving een zegening of een vloek voor het Oosten is geweest, zal wel steeds een vruchtbaar onderwerp voor redetwist blijven. Nuchter beschouwd lijkt het een zegen; laten we slechts naar feiten oordeelen. Was het niet het oude Westen, dat de neger in staat stelde zijn innigst sentiment uit te leven op een saxophoon, gaven wij Westerlingen hem niet een volledig slagwerk met toe ters. triangels, bellen enz. ter vervanging van de monotone tam-tam, thans nog slechts geëerd door een op zichzelf staande Wes terling als Milhaud? En hebben, last not least, wij Westerlingen onzen Oosterschen medemensch niet verrijkt met het geluk zalige begrip van ethiek, zonder hetwelk het Verre Oosten tegenwoordig geen be staan meer zou hebben? Het is wel een heele toer geweest om den Oosterling het zuivere begrip van ethiek bij te brengen, te meer waar het hem onderwezen moest worden door men- schen. die al heel weinig met het Oosten op de hoogte waren en Javaan, Maleier, Madonees, Dajakker, Hottentot en Neger slechts kenden als ,,de zwarte broeder". Var. Minangkabauer en Batakker hadden ze waarschijnlijk nooit gehoord. In de oude dagen, toen het korte recht nog in handen was van een mandoer, was het woord „ethiek* nog niet bekend en werd een ordeugende Chineesche koelie door zijn Cbineeschen mandoer een uur of vijf aan een paal gebonden in het brandend zon netje, teneinde een beter inzicht te krijgen van zijn arbeidsplichten. Iedereen was te vreden; de Europeesche baas zag het niet, maar het werk (gebeurde, de mandoer vond het wel een verzetje en de koelie was van meening het ten volle verdjend te hebben. Dat is allemaal oude historie,- want we hebben nu ethiek en iedereen is ontevreden. Het past in den tijd en zelfs in de landen waar het begrip ethiek nog niet is doorgedrongen is «men even eens ontevreden. Als bijvoorbeeld in Frankrijk. In eén van de vorige artikelen maak ten wij gewag van de Arabieren uit Menil- montant de Marokkanen van Belleville en de Egyptische danseresjes uit La Chapelle, maar er zijn ook echte Oosterlingen. Zwarte wilden ,die als een veetransport naar Vincennes werden verscheept. Niet minder dan 54 Kanakken, werkelijke men- scheneters, vertoonen hun krijgsdansen, brullen hun oorlogszangen in het paviljoen van Nieuw Caledonie en in de zaal van de Cué des Informations. Inderdaad is deze troep niet speciaal voor de tentoon stelling overgekomen en traden zij voordien in de Jardin d'Acclimatation op, waar zij als wilde dieren tusschen de krokodillen en de apen waren gehuisvest. En binnen kort zouden ze verscheept worden naar Hamburg, waar zij in een andere menagerie hun wilde krijgsdansen zouden geven. En de brave burgers" van Parijs staan griezelend toe te zien naar de zotte sprongen van de halfnaakte wilden, luisterden sidderend naar de rauwe kreten van de menscheneters en krijgen waar voor hun geld... De Ligue des Droits de l'Homme, on wetenden, natuurlijk, die niet op de hoogte zijn hoe een wilde, een menscheneter, te behandelen, protesteerden, wilden ook in Frankrijk ethiek invoeren en zonden een op ge?êgeld papier gesteld request in bij den secretaris van Koloniën den heer Diagne. Doch Z. E. Diagne is geen Kanak, is geen menscheneter, is een volmaakt cor rect heer, die zich slechts in zijn gekleede jas cn hooge hoed volkomen op zijn gemak voelt Evenwel verandert dit het feit niet, dat Z. E. Diagne zoo zwart als kachelpoets gerucht, dat er tusschen Nanking en de sovjets een geheim verdrag is gesloten over samenwerking. Wel is dit van beide zijden gedementeerd, van die der sovjets zelfs officieel, doch Japan slaat niettemin eenig geloof aan deze geruchten, die be vestiging zouden vinden in het samen trekken van Sovjet-troepen langs de Mandsjoerijsche grens. Mogelijk ook een der redenen, dat Amerika momenteel zich opnieuw met de aangelegenheid gaat in laten, nu ook de jongste scherpe nota van Briand als voorzitter van den Volken bondsraad geen uitwerking schijnt te hebben is en derhalve maar zeer weinig voelt voor ethiek evenmin als de Chineesche man doer, waarover hierboven iets werd ge zegd. Nadat het zegeltje twee lange maan den onder een ministerieel loodje had gerust en eenigszlns geel aan de hoeken was geworden, nam Z. E. Diagne de pen ter hand en berichtte hij den secretaris van de „Ligue des Droits de l'Homme", dat er geen enkele reden was in te grij pen en dat de wilde Kanakken maar rustig in h'un kooitje moesten blijven zitten, wannee" zij althans hun krijgsdansen of oorlogszangen niet ten beste moesten geven. Dit alles in veel schooner termen, zooals slechts een ministerie dat kent. En een gedeelte van het gezelschap werd naar Hamburg verscheept, waar zij ten» einde het publiek te imponeeren op een wijze werden gehuisvest, waarop slechts weinig wilde beesten jaloersch zouden kun nen zijn. Niettegenstaande alle pogingen om dit te voorkomen is het den leider van het gezelschap menscheneters. den heer Wathio, ten slotte toch gelukt de pers te bereiken, teneinde zijn leed en dat van zijn land- genooten bekend te maken. De heer Wathio blijkt, niettegenstaande de anthropopha- gische neigingen die hem worden aange wreven uitstekend Fransch te spreken, ge kleed te gaan als elk zich respecteerend Westerling op die uren, dat hij niet gedwongen wordt zich half naakt als een gek aan te stellenhij heeft een Zacht aardige dispositie, die de impressario niet genoeg kan prijzen. Ware dit niet zoo, dan was het waarschijnlijk met den im pressario anders vergaan. En de klacht van den heer Wathio was de volgende: „Zoowel wij als het publiek, dat be taald heeft om wilden te zien, worden bedrogen.Bij ons in Nieuw Caledonië gaan wij gekleed als de Westerlingen, wij wonen in vriendelijke huisjes met tuintjes, onze kinderen volgen hetzelfde leerpro gramma op de scholen als uw kinderen ln Frankrijk. Wij zijn verleid met voorstellen om een artistieke to-urnée door geheel Frankrijk te maken gedurende acht maan den, men wil ons twee jaar vast houden en sleept ons van de eene menagerie naar de andere. Wij slapen in rieten huisjes, waar het op het oogenblik steenkoud is, wij worden gedwongen half naakt de meest walgelijke vertooningen te geven, barbaar- sche kreten uit te stooten en belachelijke wildemans-dansen uit te voeren, die ons werden geleerd door een balletmeester van het Theatre Chatelet.En 's avonds spre ken wij onder elkaar Fransch! Er is zelfs een schoolmeester uit Canala in onze troep. Gelukkig heeft men hem voor deze ver schrikkingen gespaard en controleert hij de entrées. Drie van onze Kanakken heb ben het Croix de Guerre en droegen vier laa^ lang de Fransche uniform. Thans brullen ze als wilde beesten en gillen om menschenvleesch Maar Z. E. Diagne, die correct gekleed en glimlachend de opening van het Pa viljoen van Nieuw Caledonie meemaakte, vindt geen aanleiding in te grijpen, zoo lang de impressario hem niet voorstelt zich bij de troep aan te sluiten. En de Ocstersche rassen, die zich onder het Fransch koloniaal bewind bevinden, mo gen de voorzienigheid prijzen die er voor zorgde dat Paul Reynaud zelf de over- zeesche bezittingen ging bezoeken en zich niet liet vertegenwoordigen docr den se cretaris Diagne. Dit is een wreed verhaal van Wahrheit und Dichtung. De andere Oosterlingen, de Parijsche burgers in fez en burnoes, zijn een waren wedstrijd begonnen met uitverkoopen. Er wordt een handel gedreven in echte en namaak Perzische tapijten, die aan een paniek begint te grenzen. De prijzen val len met het uur en zelfs bieden is ge vaarlijk want men loopt een groote kans te hangen. De parfumhandelaren, waarvan er duizenaen het Bosch van Vincennes bevolken, geven bij elk fleschje odeur een tafelkleedje cadeau, een kleedje, dat een gruwelijke nachtmerrie gelijkt. Alles daalt, de entreekaartjes zijn aan den ingang reeds voor fr. 1.25 te krijgen en nog steeds dommelen achter een paar geopende loketjes eenige bejaarde joffers, die wor den veronderstelt kaartjes a fr. 3 aan het publiek te verkoopen. Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W. 22) Willem was een gebroken riet. Met al zijn schranderheid en talent, was er geen hulp van hein te verkrijgen, nu Oom Si zijn hart op gezet had het stukje zelf bezitten. Willems toewijding aan de Belangen van zijn baas zou haar plan noodlottig wezen. In hun beider belang nioest Julie dus gebruik maken van de gelegenheid, die haar door den hemel scheen gezonden to zijn. En ze moest nog andere dingen beslui pen. Zoodra Oom Si wist dat het stukje »an haar was, zou hij stellig zijn plan ten uitvoer brengen en haar de deur uitzet- Jr)' zooals hij haar reeds gedreigd had; «nminste ze had al heel weinig oog op zijn Karakter, als dat niet gebeurde. Dus ze rniAA1 dadelijk uitzien naar een ander middel van bestaan. Ja, wat ze dien mid- epn °tnderv.onden had, zou misschien er- u 106 leiden, maar misschien ook niet. kïn i z,e geen betrekking in een winkel w.® hijgen voor verkoopster b.v., dan müSli *e h-et aanbod van mr. Keiler als viu Liv dienen voor een schilder, tegen herpen P6r UUr' t°ch niet geheel ver~ J®.*} eerste echter dat haar te doen dp,?' v/as wUlem aan zijn woord te hou- stiiku K°r goed bezit te nemen van het Onm ê- woest afgedaan zijn voordat Ult Newbury terug kwam. had k?i.¥ WlUem zijn thee gebracht Maar t ZU bet onderwerp ter sprake, maar J?eri zii vroeg of zij het zich nu het wii ^eigenen, liet de brave jongen Lf? zakken. Us hoopte nog altijd, juffrouw Julie, bekende de onnoozele jongen, dat u het aan den besten ouden baas zou willen af staan. Hij is er zoo erg op gesteld. Ik zal u wel een ander bezorgen. Niet een andere Van Roon, antwoord de zij op scherpen toon. Neen, ik vrees dat ik u geen Van Roon kan bezorgen. Zijn voorhoofd be trok toen hij dit zei, Maar ik zal zeker wel in staat zijn u iets heel goeds te be zorgen, iets, dat u misschien even mooi zoudt vinden. Julie schudde mistroostig het hoofd. Ik geloof niet," zei ze heel langzaam, terwijl zij de oogen vestigde op clen man tegenover zich, dat er ergens op de wp- reld een stukje zou wezen, waar ik meer op gesteld zou wezen dan op dit. Ik ben eenvoudig dol op het ding. Willem wist geen raad. De oude man is er ook zoo op gesteld. Je hebt het aan mij cadeau gegeven. Julie voelde tot haar grooten spijt, dat ze een kleur kreeg. Deze verzekering werd niet tegengespro ken. Je moet niet denken, dat ik inhalig en hard ben als ik je aan de afspraak houd. Neen, juffrouw Julic Als u er op staat, dan zult u natuurlijk het stukje krij gen. Eri mag ik er mee doen wat ik wil? Ja, natuurlijk. Julie bleef de koe bij de horens vast houden. Heel goed zei ze. Na het avondeten zal ik je vragen het mij tei hand te ste> len, dan zai ik het op een veilige plaats bewaren. Willem loosde een diepen zucht. Het scheelde niet veel of hij schreide. Julie verwenschte zich zelf om de rol, die zij speelde. Haar eenige troost was, dat zij handelde zoowel in zijn belang als ln het hare. Tegen achten kwam Oom Si thuis. In het beste humeur van de wereld ging hij aan tafel zitten om to^soupeeren. Wat zei den gebeurde, hij was^zeer conversabel. Het was duidelijk, dat hij nog zeer ver vuld was van het schilderstukje. Zonder een oogenblik toe te geven dat Willems vermoeden waarheid bevatte en dat het stukje een echte Van Roon was. had hij i er nog eens over gepraat met zijn vriend I Thornton, met wien hij in den trein geze ten had: en hij had met hem afgespro ken, dat deze .zijn vriend, den heer Du- ponnet, den beroemden Parijschen des kundige. Donderdagmiddag zou meebren gen. Mijnheer Duponnet, die meer wist van Van Roon dan een andere levende ziel en die er de laatste tien jaar ver scheidene in handen had gehad, zou in staat zijn positief te verklaren of Willem ongelijk en S. Gedge gelijk had of, met i een eerbiedig gebaar, waarvoor Julie hem i wel aan zijn langen neus had willen trek ken „of andersom". Nu was het oogenblik gekomen, waarop Julie de stem moest verheffen. Heel be- j daard zei ze, dat Willem haar het stukje had cadeau gegeven. De oude man staarde haar letterlijk aan. Het was echter duidelijk, dat de man nog zoozeer vervuld was van mijnheer Duponnet en de hoogere mogelijkheden, i dat hij eerst niet in staat was de koene bewering van Julie te begrijpen. Om den toestand nog eens duidelijk te maken, herhaalde Julie heel kalm de woorden van zooeven. Aan jou cadeau gegeven! zei de oude man, wien nu eindelijk een licht begon op te gaan Hoe meen je dat? Aan jou ge geven? Kalm, vol geduld, trachtte Julie de zaak duidelijk te- maken. En intusschen waren haar oogen wantrouwend op het gezicht ivan Oom Si gevestigd Aan jou cadeau ge- I geven, herhaalde hij steeds bij zich zelf. J Maar er volgde geen uitbarsting. Hij werd wat groen in het gezicht, anders niet. Eindelijk richte hij 't woord tot Willem. Jongen, wat beteekent dat? Is dat meisje dol? De zachtzinnigheid, van zijn toon was verwonderlijk. Willem gaf een verklaring zoo goed dat mogelijk was. Het kwam er ongelukkig zonder overtuiging uit en op dat oogen blik was Julie verre van trotsch op hem. Maar ze was evenmin trotsch op zich zelf. De rol, die zij speelde, was niet schitte rend, men kan er van zeggen wat men wil. En V/illem's verlegenheid was akelig om aan te zien. Hij stotterde en werd rood en zenuwachtig en de stem van dien goe den, vriendelijken mijnheer werd al meer en meer verwijtend. Hoe kon je zoo iets doen? zei hij. Je wist toch even goed als ik mijn jongen, dat ik je precies geven zou wat het ding waard isprecies evenveel. En daar zat hij te soupeeren als een toonbeeld van welwillendheid en geestdrift. Oude slang, zeiden de vurige oogen, die Julie op hem vestigde. Een oogenblik was het of de oude ellen deling ging schreien. Maar neen, hij ver genoegde zich met een zacht snuiven, anders niet. HOOFDSTUK XXIII. Toen het tijd was naar bed te gaan en Julie naar haar zolderkamertje ging, was ze tot het besluit gekomen dat ze geen halve maatregelen moest nemen. Zij was meer dan ooit bang voor Oom Si. Er was iets in dat gesnuif aan den avonddisch, in dat jammerend gezicht over gekwetste gevoeligheid, m de neergeslagen oogen. iets dat haar veel ongeruster maakte dan een uitbarsting van woede gedaan zou hebben. Voor zoo iets huichelachtigs moest ze oppassen. Er was licht in het atelier. Ze zag een lichte streep onder de deur. Julie klopte. Ze hoorde duidelijk „binnen" roepen. Willem was met toewijding bezig aan het stukje; die laatste pogingen bewezen dul- delijk dat het een meesterstuk was. Er was geen twijfel meer aan. Heb je het eindelijk schoon gekre gen? zei Julie. Ze trachtte dit op een luchthartigen toon te zeggen, maar het gelukte niet. Ontroering en inspanning kon ze niet gemakkelijk verbergen en acteerenneen, dat kon ze niet zoo goed als Oom Si. Ja, zei Willem, met een trilling van verrukking in zijn stem. En kijk, wat is het prachtig! Julie stemde dit toe. Ja, prachtig! En ze haatte zich zelve, omdat ze zoo beefde. -- En nu moesten wij het op een veilige plaats opbergen. Hij wierp haar een vluchtigen blik toe. Maar juffrouw Julie, staat het hier dan niet veilig? Ik zou denken van niet, brandde op de punt van haar tong. Maar Oom Si's meesterlijk gesnuif herinnerde haar voor zichtig te zijn. Ach! zei ze, ik denk dat ik beter zal kunnen slapen als ik er zelf zorg voor draag. En dit klonk zeer afdoend. Met een diepen zucht, die Julie een ellendig gevoel gaf, overhandigde Willem haar het schilderstukje. Als u eens wist, als u maar half be sefte hoe gelukkig dat mooie stukje den goeden ouden man zou maken. Julie had een ellendig gevoel, toen zc hals over kop naar haar kamer vloog. Zij tastte naar haar kaars, stak die aan en begon haar schat dadelijk in haar koffer to pakken Zij duwde zooveel van haar kleeren, als ze maar kon, in den koffer; deed hem zorgvuldig op slot en stak den sleutel in haar beurs. Toen kleedde zij zich uit, deed haar gebed, blies de kaars uit en kroop in bed met een gevoel van walging, getemperd door grimmige vol daanheid over zich zelf. (Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9