Het Kostbare Meesterstukje
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 November 1931
Derde Blad
No. 21975
parlementaire Anecdoten
en Incidenten
D Buiten!. Weekoverzicht.
De Intern. Koloniale Tentoonstelling Parijs 1931.
Langzaam naar het einde
FEUILLETON.
door
D. HANS.
L
PROLOOG.
Fr ziin onder dë Nederlandsche Journa-
i;n en vermoedelijk ook wel onder
Meia andere landen cynici, die meenen
Sof verslagen van de vergaderingen van
Jet parlement alleen In enkele gedeelten
Namelijk1 alleen dëar, waar er.... ge-
iThen wordt.
De dagblad-lezer, zoo zegt men, zoekt in
het Kamer-verslag naar de woorden:
(Gelach) en (Vreugde) en (Hilariteit) en
ivroolijkheid). Deze woorden vormen de
èasen in de woestijn van de redevoeringen
en op die plaatsen wordt het verslag ge
lezen, maar overigens niet.
Is deze sombere, een tikje cynische
meening inderdaad juist?
Misschien.
Ten deele.
Doch al ls zij niet gehéél juist, dat de
lezer bij voorkeur zoekt naar grappen en
anecdotes en incidenten, ook in het parle
mentaire leven, staat wel vast. Gelukkig
zijn die er dan ook, en daarvan ga ik in
deze rubriek vertellen. En door ervan te
vertellen, hoop ik meer belangstelling op
te wekken voor het parlementaire leven in
zijn geheel, dat die belangstelling toch
zeker wel waard is.
Men weet, dat het Leger des Heils zijn
religieuze liederen op zeer gezellige en
zeer vlotte en zeer populaire melodieën
laat zingen, om op deze wijze belangstel
ling te wekken voor den godsdienst. Met
mijn anecdoten en grappen uit het parle
mentaire leven poog ik belangstelling te
Fekken voor het parlement.
DE HOED VAN DE LADY.
Laat mij echter, om te doen zien dat ik
een enkele maal mijn zoeklicht ook over
andere parlementen zal laten schijnen, als
hors d'oeuvre beginnen met de vermelding
van een kostelijke gebeurtenis, die zich pas
heeft voorgedaan in het Engelsche Lager
huis.
In dit Huis bestaat het eigenaardige
voorschrift, dat de leden hun hoed mee
naar binnen-nemen, en dat ze hem even
opzetten, als ze het woord vragen. Als
Iemand dus in de zaal den hoed op heeft,
ziet de Speaker de voorzitter)dat lid wil
spreken. Ongetwijfeld is deze methode ge
kozen, om een gemakkelijke manier van
het-woord-vragen te verkrijgen, want in
een zoo talrijke vergadering* het Lager
huis telt 615 leden) zou het opsteken van
de hand, om het woord te vragen, vaak
niet gezien worden.
Wat gebeurde er nu onlangs? Een lid
van de Labour-Partijeen socialist dus,
vilde het woord hebben, maar toen hij
naar zijn hoed zocht, om zich daarmede
het hoofd te bedekken, was het meubel
stuk verdwenen. En toch wilde hij het
vroord voeren. Plotseling zag hij redding.
In zijn onmiddellijke nabijheid lag de hoed
van.... Lady Astor, het bekende vrouwe
lijke parlementslid, een snoes (d.w.z. de
hoed), namelijk: een fijn, modern, char
mant, zee-groen jagers-hoedje, met een
rilt van een struisveer er langs heen
ivend.
Toen
toen nam de socialist een kloek besluit,
emet een heldhaftig gebaar zette hij het
:ige jagershoedje op z'n democrati-
ia kruin.
ft Kamer brulde van plezier; het Huis
dde. De Speaker zag toe bliksem-
El ging het Reglement van Orde hem
(oor den geest maar hij vond geen
rakele bepaling, die hem het recht gaf het
voord te weigeren. Immers, het hoofd van
(en geachten afgevaardigde was bedekt,
en hij kréég het woord.
Toen verkreeg Lady Astor, met be
leefden dank voor het gebruik, haar hoed
terug.
OVER WELSPREKENDHEID.
Zulke grappen, zulke incidenten kunnen
bij ons niet voorkomen, omdat de hoeden-
bepaling in ons parlement niet bestaat,
maar toch hebben wij ook hier onze amu
sante oogenblikken gehad, en ik heb er
in den loop van ruim een kwart-eeuw heel
wat bijgewoond.
Laat ik, ter inleiding van de vele. die
ik hoop te gaan vertellen, u ditmaal nog
een paar voorbeelden doen zien van merk
waardige welsprekendheid.
En:
daarbij demonstreer ik dan allereerst
een paar kromme sprongen op dit voor
Telen met hindernissen bezaaide terrein.
Het was de heer Van der Biesen, de
ou-bollige Brabantsche afgevaardigde, die
eenmaal op de gladde ijsbaan der parle
mentaire welsprekendheid een zeer won
derlijke schaats reed, toen hij geestdriftig
uitriep:
„De suikerbiet, Mijnheer de Voor
zitter, is de reddende engel, waarop
de Nederlandsche landbouw drijft."
Bilderdijk heeft eens uitgeroepen: „O
Neerland, zie uw taal!", d.w.z. wie spreekt
wie beeldspraak gebruikt, moet onder het
spreken de beelden als-het-ware vóór zich
zien. dan zal hij geen fouten begaan. Dit
heeft de brave heer Van der Biesen stellig
niet gedaan, want anders zou hij zich den
landbouw niet hebben voorgesteld als iets,
dat op het water drijftdat drijft op
een engel....een reddende engel nog
wel....; en die drijvende reddende engel
met den landbouw op zijn rug was dan
de suikerbiet.
Een onzer aller-beste stylisten, een
Leidsch hoogleeraar, zelde in de Tweede
Kamer eens dit:
„De Minister keerde naar huis met
een kous op den kop, grooter dan ooit
de parlementaire annalen hadden
te boeken gekregen."
O Neerland, zio uw taal! En zie dan die
Minister met een kous op den kop, een
grooter, gróóter dan er ooit een kous in
de parlementaire annalen was geboekt. Is
het niet keurig?
Toen onder het tweede ministerie-Thor-
becke de runderpest uitbrak en de oppo
sitie in de Kamer deze gelegenheid aan
greep, om het ministerie gebrek aan
optreden te verwijten, riep één van
Thorbecke's volgelingen:
„Men blaast de veepest aan, om het
ministerie te doen struikelen."
Stel u de oppositie voor. bezig aan te
blazen tegen de veepest. O Neerland, zie
uw taal!
En wilt ge nóg een wonderlijke streek
van een schaatsenrijder op de parlemen
taire ijsbaan?
Luister
„De tand des tijds, die zooveel op
zijn geweten heeft, zal over deze zaak
stellig geen gras laten groeien."
Haal u voor den geest: een tand. Geen
gewone. Neen. de bekende en vermaarde
tand des tijds. Met: een gewèten. En daar
heeft de tand des tijds heel wat op, want,
met permissie, het is een schlemiel, die
tand des tijds. Welnu, het is déze tand,
die.... gras laat groeien.
Ik heb uit goede bron vernomen, dat
Bilderdijk zich na de suikerbiet-reddende-
engel-beeldspraak in zijn graf heeft om
gedraaid. Na de tand-des-tijds-beeld-
spraak keerde hij zich opnieuw om.
Toen lag hij weer goed.
Afwachtingsperiode. Gevaar in het
Verre Oosten.
Sinds de Fransche premier Laval uit
Washington is teruggekeerd, heeft hij ge
confereerd en nog eens geconfereerd. Al
lereerst met zijn president Doumer, ver
volgens met zijn kabinet en tenslotte met
een reeks gezanten, waarvan de Duitsche
von Hoesch de voornaamste was. Daar
nevens stond hij nog enkele interviews toe
hield een redevoering, sprak zelfs voor de
radio. Maar over het tastbare resultaat
van zijn reis naar Amerika tast men nog
volkomen in het duister Uit den aard der
zaak doen een niet te schatten aantal ver
onderstellingen in den vorm van allerlei
proefballonnetjes de ronde, doch eenig
houvast heeft men er niet aan. Een enkele
klinkt meer waarschijnlijker dan een
ander, doch alle zekerheid ontbreekt.
Dientengevolge doet men het verstandigst
zich zooveel mogelijk te pantseren tegen
al die supposities en met een soort gela
tenheid van het Russische „Nitsjewo"
kalm af te wachten tot bij tijd en wijle
de sluier wordt gelicht. Gelet op den gang
van de besprekingen, die bovendien be
spoedigd wordt door de wetenschap, dat
uiterlijk in Februari een nieuwe regeling
noodzakelijk is ten aanzien van de Duit
sche schulden, kan dit niet al te lang
duren.Is Laval bang voor een te spoe
dige publicatie van zijn voornemens? Toch
schijnt de tijd niet voor hem te werken;
in de eerste plaats wordt de actie tegen
hem in eigen land krachtiger zoowel bij
links als rechts, hetgeen evenwel nog niet
te tragisch behoeft te worden genomen en
in de tweede plaats wordt de stemming
tegen de politiek van Frankrijk in Amerika
er niet gunstiger op. Bij elkaar zijn het
factoren, die toch te denken geven en het
aspect voor Lavai's streven, aangenomen,
dat hij althans begrijpt, dat wijziging der
politiek noodzakelijk is, wil een cata
strophe worden afgewend, verduisteren!
Inmiddels dreigt voor Frankrijk een
nieuw gevaar, nu het nieuwe kabinet Mc.
Donald is geboren en Engeland derhalve
zijn plaats weer zal innemen in de alge-
meene politiek. Weliswaar valt de jongste
nationale regeering in Engeland mede, in
zooverre als er geen diehards in zijn op
genomen, doch alleen gematigde leiders
der conservatieven, maar toch kan men
veilig aannemen, dat de Engelsche poli
tiek beslist de richting van protectie uit
gaat; hoe voorzichtig ook. Daarvoor staat
de keus van Neville Chamberlain als
minister van financiën als opvolger van
Snowden borg!
Neville Chamberlain.
Op zijn allerminst wordt aanvaard het
idee van invoerrechten op luxe-artikelen
en daarvan is juist Frankrijk het slacht
offer. Reeds eerder wezen wij er op hoe
het spook der werkloosheid ook Frankrijk
thans bezoekt, waartegen van die- zijde
eveneens heil wordt gezocht in verhooging
der tolbarrieres
Een verrassing in zekeren zin bij
de samenstelling van het Engelsche ka
binet is, dat lord Reading vrijwillig is
heengegaan als minister van buiten-
landsche zaken; hij wordt opgevolgd door
Simon, den leider der liberalen, die steeds
voor samenwerking met de conservatie
ven hebben gestreden. Simon gaat door
voor een uiterst fijngevoelig jurist, doch
is voor buitenlandsche zaken carte
blanche. Als een soort tegenwicht zijn
ook opgenomen sir Samuel, die Lloyd
George als leider der liberale partij is op
gevolgd, nu de Welsche toovenaar daar
van afstand deed, weinig twijfel over
latend aan het feit, dat hij in de oppo
sitie zal gaan, en voorts als minister
zonder portefeuille Snowden, wiens ge
zondheid hem noodzaakte finantiën
vaarwel te zeggen.
Mc. Donald staat inderdaad aan het
hoofd van een soort nationaal kabinet,
zondert men labour en Lloyd George uit.
Edoch, men bedenke hierbij wel, dat hij
dit slechts kan blijven, zoolang de con
servatieven met hun enorme meerderheid
dit toelaten!
Direct gevaar dreigt; er voor hem niet.
maar na verloop van korten tijd kan het
reeds anders zijn.
Womendew eek zal MacDonald vermoe
delijk voor een zeer moeilijke beslissing
staan n.l. inzake de Indische Ronde-
Tafel-conferentie. Mede tengevolge van den
gang van zaken in Engeland heeft deze
conferentie niet het verloop gehad, dat
men zich had voorgesteld, doch het be
slissende criterium is echter de vraag of
her mogelijk zal blijken Hindoes en Mo
hammedanen tot een schikking te bren
gen. De rechtstreeksche onderhandelingen
tusschen deze beide hebben geen resultaat
opgeleverd en nu zal de premier een laat
ste poging doen om de partijen tot elkaar
te brengen. Lukt dit niet, dan is de con
ferentie als mislukt te beschouwen.
Mislukt is totdusver ook het optreden
van den Volkenbondsraad in het Chi-
neescft-Japansche conflict. Japan weigert
gevolg te geven aan de opgelegde ontrui
ming van het bezette gebied in Mandsjoe-
rije en zoodoende blijft het conflict steeds
voortduren. Tengevolge van de onvermij
delijke botsingen, die plaats plegen te
vinden in dergelijke situaties, is zelfs een
verscherping ingetreden, die het ergste
doet vreezen. wanneer niet spoedig op
eenigerlei wijze tot een oplossing wordt
gekomen. Meer en meer gespannen wor
den toch de verhoudingen, meer en meer
verbitterd de stemming en allerlei bij
factoren komen zich mengen in de eigen-
lü ke kwestie. Hardnekkig gaat b.v. het
De vraag of de Westersche beschaving
een zegening of een vloek voor het Oosten
is geweest, zal wel steeds een vruchtbaar
onderwerp voor redetwist blijven. Nuchter
beschouwd lijkt het een zegen; laten we
slechts naar feiten oordeelen. Was het niet
het oude Westen, dat de neger in staat
stelde zijn innigst sentiment uit te leven
op een saxophoon, gaven wij Westerlingen
hem niet een volledig slagwerk met toe
ters. triangels, bellen enz. ter vervanging
van de monotone tam-tam, thans nog slechts
geëerd door een op zichzelf staande Wes
terling als Milhaud? En hebben, last not
least, wij Westerlingen onzen Oosterschen
medemensch niet verrijkt met het geluk
zalige begrip van ethiek, zonder hetwelk
het Verre Oosten tegenwoordig geen be
staan meer zou hebben?
Het is wel een heele toer geweest om
den Oosterling het zuivere begrip van
ethiek bij te brengen, te meer waar het
hem onderwezen moest worden door men-
schen. die al heel weinig met het Oosten
op de hoogte waren en Javaan, Maleier,
Madonees, Dajakker, Hottentot en Neger
slechts kenden als ,,de zwarte broeder".
Var. Minangkabauer en Batakker hadden ze
waarschijnlijk nooit gehoord. In de oude
dagen, toen het korte recht nog in handen
was van een mandoer, was het woord
„ethiek* nog niet bekend en werd een
ordeugende Chineesche koelie door zijn
Cbineeschen mandoer een uur of vijf aan
een paal gebonden in het brandend zon
netje, teneinde een beter inzicht te krijgen
van zijn arbeidsplichten. Iedereen was te
vreden; de Europeesche baas zag het niet,
maar het werk (gebeurde, de mandoer
vond het wel een verzetje en de koelie
was van meening het ten volle verdjend
te hebben. Dat is allemaal oude historie,-
want we hebben nu ethiek en iedereen
is ontevreden. Het past in den tijd en
zelfs in de landen waar het begrip ethiek
nog niet is doorgedrongen is «men even
eens ontevreden. Als bijvoorbeeld in
Frankrijk.
In eén van de vorige artikelen maak
ten wij gewag van de Arabieren uit Menil-
montant de Marokkanen van Belleville en
de Egyptische danseresjes uit La Chapelle,
maar er zijn ook echte Oosterlingen.
Zwarte wilden ,die als een veetransport
naar Vincennes werden verscheept. Niet
minder dan 54 Kanakken, werkelijke men-
scheneters, vertoonen hun krijgsdansen,
brullen hun oorlogszangen in het paviljoen
van Nieuw Caledonie en in de zaal van
de Cué des Informations. Inderdaad is
deze troep niet speciaal voor de tentoon
stelling overgekomen en traden zij voordien
in de Jardin d'Acclimatation op, waar zij
als wilde dieren tusschen de krokodillen
en de apen waren gehuisvest. En binnen
kort zouden ze verscheept worden naar
Hamburg, waar zij in een andere menagerie
hun wilde krijgsdansen zouden geven. En de
brave burgers" van Parijs staan griezelend
toe te zien naar de zotte sprongen van de
halfnaakte wilden, luisterden sidderend naar
de rauwe kreten van de menscheneters
en krijgen waar voor hun geld...
De Ligue des Droits de l'Homme, on
wetenden, natuurlijk, die niet op de hoogte
zijn hoe een wilde, een menscheneter, te
behandelen, protesteerden, wilden ook in
Frankrijk ethiek invoeren en zonden een
op ge?êgeld papier gesteld request in bij
den secretaris van Koloniën den heer
Diagne. Doch Z. E. Diagne is geen Kanak,
is geen menscheneter, is een volmaakt cor
rect heer, die zich slechts in zijn gekleede
jas cn hooge hoed volkomen op zijn gemak
voelt Evenwel verandert dit het feit niet,
dat Z. E. Diagne zoo zwart als kachelpoets
gerucht, dat er tusschen Nanking en de
sovjets een geheim verdrag is gesloten
over samenwerking. Wel is dit van beide
zijden gedementeerd, van die der sovjets
zelfs officieel, doch Japan slaat niettemin
eenig geloof aan deze geruchten, die be
vestiging zouden vinden in het samen
trekken van Sovjet-troepen langs de
Mandsjoerijsche grens. Mogelijk ook een
der redenen, dat Amerika momenteel zich
opnieuw met de aangelegenheid gaat in
laten, nu ook de jongste scherpe nota
van Briand als voorzitter van den Volken
bondsraad geen uitwerking schijnt te
hebben
is en derhalve maar zeer weinig voelt voor
ethiek evenmin als de Chineesche man
doer, waarover hierboven iets werd ge
zegd. Nadat het zegeltje twee lange maan
den onder een ministerieel loodje had
gerust en eenigszlns geel aan de hoeken
was geworden, nam Z. E. Diagne de pen
ter hand en berichtte hij den secretaris
van de „Ligue des Droits de l'Homme",
dat er geen enkele reden was in te grij
pen en dat de wilde Kanakken maar rustig
in h'un kooitje moesten blijven zitten,
wannee" zij althans hun krijgsdansen of
oorlogszangen niet ten beste moesten geven.
Dit alles in veel schooner termen, zooals
slechts een ministerie dat kent.
En een gedeelte van het gezelschap werd
naar Hamburg verscheept, waar zij ten»
einde het publiek te imponeeren op een
wijze werden gehuisvest, waarop slechts
weinig wilde beesten jaloersch zouden kun
nen zijn.
Niettegenstaande alle pogingen om dit
te voorkomen is het den leider van het
gezelschap menscheneters. den heer Wathio,
ten slotte toch gelukt de pers te bereiken,
teneinde zijn leed en dat van zijn land-
genooten bekend te maken. De heer Wathio
blijkt, niettegenstaande de anthropopha-
gische neigingen die hem worden aange
wreven uitstekend Fransch te spreken, ge
kleed te gaan als elk zich respecteerend
Westerling op die uren, dat hij niet
gedwongen wordt zich half naakt als een
gek aan te stellenhij heeft een Zacht
aardige dispositie, die de impressario niet
genoeg kan prijzen. Ware dit niet zoo,
dan was het waarschijnlijk met den im
pressario anders vergaan. En de klacht
van den heer Wathio was de volgende:
„Zoowel wij als het publiek, dat be
taald heeft om wilden te zien, worden
bedrogen.Bij ons in Nieuw Caledonië
gaan wij gekleed als de Westerlingen, wij
wonen in vriendelijke huisjes met tuintjes,
onze kinderen volgen hetzelfde leerpro
gramma op de scholen als uw kinderen ln
Frankrijk. Wij zijn verleid met voorstellen
om een artistieke to-urnée door geheel
Frankrijk te maken gedurende acht maan
den, men wil ons twee jaar vast houden
en sleept ons van de eene menagerie naar
de andere. Wij slapen in rieten huisjes,
waar het op het oogenblik steenkoud is,
wij worden gedwongen half naakt de meest
walgelijke vertooningen te geven, barbaar-
sche kreten uit te stooten en belachelijke
wildemans-dansen uit te voeren, die ons
werden geleerd door een balletmeester van
het Theatre Chatelet.En 's avonds spre
ken wij onder elkaar Fransch! Er is zelfs
een schoolmeester uit Canala in onze troep.
Gelukkig heeft men hem voor deze ver
schrikkingen gespaard en controleert hij
de entrées. Drie van onze Kanakken heb
ben het Croix de Guerre en droegen vier
laa^ lang de Fransche uniform. Thans
brullen ze als wilde beesten en gillen om
menschenvleesch
Maar Z. E. Diagne, die correct gekleed
en glimlachend de opening van het Pa
viljoen van Nieuw Caledonie meemaakte,
vindt geen aanleiding in te grijpen, zoo
lang de impressario hem niet voorstelt
zich bij de troep aan te sluiten. En de
Ocstersche rassen, die zich onder het
Fransch koloniaal bewind bevinden, mo
gen de voorzienigheid prijzen die er voor
zorgde dat Paul Reynaud zelf de over-
zeesche bezittingen ging bezoeken en zich
niet liet vertegenwoordigen docr den se
cretaris Diagne.
Dit is een wreed verhaal van Wahrheit
und Dichtung.
De andere Oosterlingen, de Parijsche
burgers in fez en burnoes, zijn een waren
wedstrijd begonnen met uitverkoopen. Er
wordt een handel gedreven in echte en
namaak Perzische tapijten, die aan een
paniek begint te grenzen. De prijzen val
len met het uur en zelfs bieden is ge
vaarlijk want men loopt een groote kans
te hangen. De parfumhandelaren, waarvan
er duizenaen het Bosch van Vincennes
bevolken, geven bij elk fleschje odeur een
tafelkleedje cadeau, een kleedje, dat een
gruwelijke nachtmerrie gelijkt. Alles daalt,
de entreekaartjes zijn aan den ingang
reeds voor fr. 1.25 te krijgen en nog
steeds dommelen achter een paar geopende
loketjes eenige bejaarde joffers, die wor
den veronderstelt kaartjes a fr. 3 aan het
publiek te verkoopen.
Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W.
22)
Willem was een gebroken riet. Met al
zijn schranderheid en talent, was er geen
hulp van hein te verkrijgen, nu Oom Si
zijn hart op gezet had het stukje zelf
bezitten. Willems toewijding aan de
Belangen van zijn baas zou haar plan
noodlottig wezen. In hun beider belang
nioest Julie dus gebruik maken van de
gelegenheid, die haar door den hemel
scheen gezonden to zijn.
En ze moest nog andere dingen beslui
pen. Zoodra Oom Si wist dat het stukje
»an haar was, zou hij stellig zijn plan ten
uitvoer brengen en haar de deur uitzet-
Jr)' zooals hij haar reeds gedreigd had;
«nminste ze had al heel weinig oog op zijn
Karakter, als dat niet gebeurde. Dus ze
rniAA1 dadelijk uitzien naar een ander
middel van bestaan. Ja, wat ze dien mid-
epn °tnderv.onden had, zou misschien er-
u 106 leiden, maar misschien ook niet.
kïn i z,e geen betrekking in een winkel
w.® hijgen voor verkoopster b.v., dan
müSli *e h-et aanbod van mr. Keiler als
viu Liv dienen voor een schilder, tegen
herpen P6r UUr' t°ch niet geheel ver~
J®.*} eerste echter dat haar te doen
dp,?' v/as wUlem aan zijn woord te hou-
stiiku K°r goed bezit te nemen van het
Onm ê- woest afgedaan zijn voordat
Ult Newbury terug kwam.
had k?i.¥ WlUem zijn thee gebracht
Maar t ZU bet onderwerp ter sprake,
maar J?eri zii vroeg of zij het zich nu
het wii ^eigenen, liet de brave jongen
Lf? zakken.
Us hoopte nog altijd, juffrouw Julie,
bekende de onnoozele jongen, dat u het
aan den besten ouden baas zou willen af
staan. Hij is er zoo erg op gesteld. Ik zal
u wel een ander bezorgen.
Niet een andere Van Roon, antwoord
de zij op scherpen toon.
Neen, ik vrees dat ik u geen Van
Roon kan bezorgen. Zijn voorhoofd be
trok toen hij dit zei, Maar ik zal zeker
wel in staat zijn u iets heel goeds te be
zorgen, iets, dat u misschien even mooi
zoudt vinden.
Julie schudde mistroostig het hoofd.
Ik geloof niet," zei ze heel langzaam,
terwijl zij de oogen vestigde op clen man
tegenover zich, dat er ergens op de wp-
reld een stukje zou wezen, waar ik meer
op gesteld zou wezen dan op dit. Ik ben
eenvoudig dol op het ding.
Willem wist geen raad.
De oude man is er ook zoo op gesteld.
Je hebt het aan mij cadeau gegeven.
Julie voelde tot haar grooten spijt, dat ze
een kleur kreeg.
Deze verzekering werd niet tegengespro
ken.
Je moet niet denken, dat ik inhalig
en hard ben als ik je aan de afspraak
houd.
Neen, juffrouw Julic Als u er op
staat, dan zult u natuurlijk het stukje
krij gen.
Eri mag ik er mee doen wat ik wil?
Ja, natuurlijk.
Julie bleef de koe bij de horens vast
houden.
Heel goed zei ze. Na het avondeten
zal ik je vragen het mij tei hand te ste>
len, dan zai ik het op een veilige plaats
bewaren.
Willem loosde een diepen zucht. Het
scheelde niet veel of hij schreide. Julie
verwenschte zich zelf om de rol, die zij
speelde. Haar eenige troost was, dat zij
handelde zoowel in zijn belang als ln
het hare.
Tegen achten kwam Oom Si thuis. In
het beste humeur van de wereld ging hij
aan tafel zitten om to^soupeeren. Wat zei
den gebeurde, hij was^zeer conversabel.
Het was duidelijk, dat hij nog zeer ver
vuld was van het schilderstukje. Zonder
een oogenblik toe te geven dat Willems
vermoeden waarheid bevatte en dat het
stukje een echte Van Roon was. had hij
i er nog eens over gepraat met zijn vriend
I Thornton, met wien hij in den trein geze
ten had: en hij had met hem afgespro
ken, dat deze .zijn vriend, den heer Du-
ponnet, den beroemden Parijschen des
kundige. Donderdagmiddag zou meebren
gen. Mijnheer Duponnet, die meer wist
van Van Roon dan een andere levende
ziel en die er de laatste tien jaar ver
scheidene in handen had gehad, zou in
staat zijn positief te verklaren of Willem
ongelijk en S. Gedge gelijk had of, met i
een eerbiedig gebaar, waarvoor Julie hem i
wel aan zijn langen neus had willen trek
ken „of andersom".
Nu was het oogenblik gekomen, waarop
Julie de stem moest verheffen. Heel be- j
daard zei ze, dat Willem haar het stukje
had cadeau gegeven.
De oude man staarde haar letterlijk aan.
Het was echter duidelijk, dat de man
nog zoozeer vervuld was van mijnheer
Duponnet en de hoogere mogelijkheden,
i dat hij eerst niet in staat was de koene
bewering van Julie te begrijpen.
Om den toestand nog eens duidelijk te
maken, herhaalde Julie heel kalm de
woorden van zooeven.
Aan jou cadeau gegeven! zei de oude
man, wien nu eindelijk een licht begon op
te gaan Hoe meen je dat? Aan jou ge
geven?
Kalm, vol geduld, trachtte Julie de zaak
duidelijk te- maken. En intusschen waren
haar oogen wantrouwend op het gezicht
ivan Oom Si gevestigd Aan jou cadeau ge-
I geven, herhaalde hij steeds bij zich zelf.
J Maar er volgde geen uitbarsting. Hij werd
wat groen in het gezicht, anders niet.
Eindelijk richte hij 't woord tot Willem.
Jongen, wat beteekent dat? Is dat
meisje dol? De zachtzinnigheid, van zijn
toon was verwonderlijk.
Willem gaf een verklaring zoo goed dat
mogelijk was. Het kwam er ongelukkig
zonder overtuiging uit en op dat oogen
blik was Julie verre van trotsch op hem.
Maar ze was evenmin trotsch op zich zelf.
De rol, die zij speelde, was niet schitte
rend, men kan er van zeggen wat men
wil. En V/illem's verlegenheid was akelig
om aan te zien. Hij stotterde en werd rood
en zenuwachtig en de stem van dien goe
den, vriendelijken mijnheer werd al meer
en meer verwijtend.
Hoe kon je zoo iets doen? zei hij. Je
wist toch even goed als ik mijn jongen,
dat ik je precies geven zou wat het ding
waard isprecies evenveel. En daar
zat hij te soupeeren als een toonbeeld van
welwillendheid en geestdrift.
Oude slang, zeiden de vurige oogen,
die Julie op hem vestigde.
Een oogenblik was het of de oude ellen
deling ging schreien. Maar neen, hij ver
genoegde zich met een zacht snuiven,
anders niet.
HOOFDSTUK XXIII.
Toen het tijd was naar bed te gaan en
Julie naar haar zolderkamertje ging, was
ze tot het besluit gekomen dat ze geen
halve maatregelen moest nemen. Zij was
meer dan ooit bang voor Oom Si. Er was
iets in dat gesnuif aan den avonddisch, in
dat jammerend gezicht over gekwetste
gevoeligheid, m de neergeslagen oogen.
iets dat haar veel ongeruster maakte dan
een uitbarsting van woede gedaan zou
hebben. Voor zoo iets huichelachtigs
moest ze oppassen.
Er was licht in het atelier. Ze zag een
lichte streep onder de deur. Julie klopte.
Ze hoorde duidelijk „binnen" roepen.
Willem was met toewijding bezig aan het
stukje; die laatste pogingen bewezen dul-
delijk dat het een meesterstuk was. Er
was geen twijfel meer aan.
Heb je het eindelijk schoon gekre
gen? zei Julie. Ze trachtte dit op een
luchthartigen toon te zeggen, maar het
gelukte niet. Ontroering en inspanning
kon ze niet gemakkelijk verbergen en
acteerenneen, dat kon ze niet zoo
goed als Oom Si.
Ja, zei Willem, met een trilling van
verrukking in zijn stem. En kijk, wat is
het prachtig!
Julie stemde dit toe. Ja, prachtig! En ze
haatte zich zelve, omdat ze zoo beefde.
-- En nu moesten wij het op een veilige
plaats opbergen.
Hij wierp haar een vluchtigen blik toe.
Maar juffrouw Julie, staat het hier dan
niet veilig?
Ik zou denken van niet, brandde op
de punt van haar tong. Maar Oom Si's
meesterlijk gesnuif herinnerde haar voor
zichtig te zijn.
Ach! zei ze, ik denk dat ik beter zal
kunnen slapen als ik er zelf zorg voor
draag. En dit klonk zeer afdoend.
Met een diepen zucht, die Julie een
ellendig gevoel gaf, overhandigde Willem
haar het schilderstukje.
Als u eens wist, als u maar half be
sefte hoe gelukkig dat mooie stukje den
goeden ouden man zou maken.
Julie had een ellendig gevoel, toen zc
hals over kop naar haar kamer vloog. Zij
tastte naar haar kaars, stak die aan en
begon haar schat dadelijk in haar koffer
to pakken Zij duwde zooveel van haar
kleeren, als ze maar kon, in den koffer;
deed hem zorgvuldig op slot en stak den
sleutel in haar beurs. Toen kleedde zij
zich uit, deed haar gebed, blies de kaars
uit en kroop in bed met een gevoel van
walging, getemperd door grimmige vol
daanheid over zich zelf.
(Wordt vervolgdJ