Wat de vrouw draagt. De mode in vroegere tijden. 72s14 Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 October 1931 Zesde Blad No. 21963 VOOR DE HUISVROUW. Het geheim der vrouw, WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN. GLINSTERENDE COLLIERS -J 1962. No. XXVIII, «t>E BRUI»', zij il tegenwoordig Beer modern en hebben de eigenschap een middagtoilet direct veel meer „gekleed" te maken. Al is een japon ook nog aeo eenvoudig, een dergelijk eol- lir zal er een zeker cachet aan geven en daarom is het ook bij het avondtoilet b.v, voor theater enz. een gezochte garneering. Deze nieuwe oollicrs geven niet het idee van kleine kettinkjes. Ze zijn dicht in elkaar gewerkt mot con vorbroeding aan de voorkant, terwijl zo naar achteren too steeds dunner worden. Bultengowoon mooi zijn die colliers, die niet anders zijn dan platte knoopen. welke bespannen zijn met een stol die -uit niets dan loovertjes bestaat. Zulke colliers ver spreiden een glans en schittering, waarbij strasskettingen vergeleken niets zijn. Deze colliers staan bij zwart, bruin, groen en lila kortom bij alle nieuwe schakeeringen, die we in de herfst- en wintermode het meest zullen zien, bui tengewoon elegant. W. U. HET KIND EN DE MODE een tweetal onderwerpen waaraan eigen lijk veel te weinig aandacht geschonken wordt. We moeten hieruit echter niet op maken dat de kinderen niet „modern" genoeg gekleed gaan. Integendeel, in hun (jver om de kindertjes er toch maar zoo mooi mogelijk te doen uitzien, begaan veel moeders de fout er als 't ware kleine „modepopjes" van te maken. En niets is onverstandiger dan dat. De garderobe der kleintjes moet lief en aardig zijn en nooit opdringerig.. In op vallende kleuren welke absoluut in strijd zijn met de mentaliteit van het kina zou het er afschuwelijk uitzien. Nu moeten we hieruit ook weer niet op maken dat de kindergarderobe niet origi neel behoeft te zijn. Dit zou ook verkeerd zijn. Het is toch bekend, hoe vaak met een schijnbaar onbeduidend detail, dat weinig kosten met zich meebrengt, voortreffelijke elfecten verkregen worden. Vóór alles is het zaak de juiste kleuren te kiezen, want het is bewezen dat kinderen dol zijn op itissche schakeeringen en voor mooie tin ten een zuiver Instinct aan den dag leggen Verder zal iedere moeder, voorzoover dit tenminste mogelijk is, trachten, haar kind bij de keuze van eigen kleertjes, een radje te laten meesprekenhierdoor zal de smaak reeds op zeer jeugdigen leeftijd atwikkeld worden en de kans op een juiste keuze is nu ook grooter. Een der eerste eischen die we aan de kinderkleeding moeten stellen is een bij zonder groote soliditeit. De kleeren moe ten ten alle tijde gedragen kunnen wor den. Als kinderen voortdurend op hun kleertjes moeten letten en een standje zouden krijgen, als er hier of daar eens een vlekje op zou komen, moeten zij zich wel zoo geremd voelen, dat het plezier er voor hen al wel heel gauw zal af zijn. Sterke, eenvoudige stoffen is dus een eerste vereischte en iedere besparing in deze richting is uit den booze. Verder moet het principe zijn, school- en wandelklee- ding eenvoudig „zakelijk" te houden, ter wijl dan de uitgaanspakjes voor bezoek en dergelijke wel wat aardige fantasiën Bogen vertoonen. Niettegenstaande de „zakelijkheid" mag de kleeding toch ook weer niet te nuchter zijn. Enkele nieuwe typen in de landerklee- dlng hebben we hier afgebeeld. Op de bovenste rij zien we manteltjes, die bestemd zijn voor de late herfstdagen. Het is bekend dat kleine meisjes er in een manteltje altijd snoezig uitzien: Dit is dan een handbreedte korter dan het jurkje dat eronder gedragen wordt en van een wol- hgen stof gemaakt is. Een ceintuur en bontrevers en manchetten voltooien het geheel. De jongens zijn dol op een donkerblauwe ratinéjas met fluweelen kraag. Deze zit heerlijk ongedwongen en ze voelen zich er talig vrij in; ook staan deze jasjes op een donkerblauw pak met wijde broek erg leuk De stijl van den congrestijd. die in de vrouwenmode zoo'n overheerschende rot speelt, zal vanzelf ook de kindermode be ïnvloeden en we zien dan ook al veel manteltjes, die van voren dichtgeknoopt ®jn en als garneering een soort shawl van bont hebben, die opzij doorgehaald wordt. <fig. 3). Voor grootere jongens kiezen we graag een jas van modernen fantasiestof met een rij knoopen. Deze heeft dan een royale bontkraag en is met kameelhaar of bont gevoerd 'voorlaatste afb.). voor slecht weer is een trenchcoat of j,n, soortgelijke jas van een geruite water- nichten stof het geschiktst. 'en eenvoudig als de wandelkleeding 00 schoolkleeding zijn, eigenlijk rtoï, VeeI eenv°udiger, want het zou een imij 0 Pedagogische fout zijn wanneer inderen, juist met kleeren, elkaar de oogen zouden uitsteken. ?0t eerste model is een eenvoudig vlot vbVo? met knickerbocker. Het jasje noont van achteren een rechte baan ™e met plooien is ingezet. Voor kleine meisjes is oen jurkje uit soepelen stof de Juiste dracht. Het rokje is met klokken aangezet en verder bestaat de eenige garneering uit een Berthen- kraag. Ook het klokrokje bij een boven stuk met vierkanten hals en een vroolijk licht garnituur staat altijd aardig. Jon gens zien er doddig uit in een pakje met- korte broek en een soort bolero'tje, dat schuin over elkaar valt, zooals U op de afbeeding zien kunt. Het verstandigst is ook zoo'n pakje van een fantasiestof te maken, waarop het waakzame „moeder oog" tenminste niet direct elk vlekje be speurt. En tenslotte noemen we óan nog „de allereerste schooljurkjes" met eton- kraag en over de heele lengte een baan knoopen. Deze jurkjes staan elk kind aardig. j Een heel andere plaats neemt de kin dergarderobe in, die voor bezoek, kinder fuifjes enz. moet dienen. Met leuke stof fen, kleuren en maakseltjes worden de beeldigste creaties geschapen. Is- het eer ste jurkje niet schattig met de guirlande i van bloempjes langs het halsje en de i pofmouwtjes. En het rokje met de boog- vormige volants? Het fluweelen jurkje I ernaast met kantgarnituur in Velaquez- stijl behoeft er niet voor onder te doen. Heel gewild zijn ook altijd de vele varianten op de eton-pakjes. Het contrast van een donker pak met een licht vest zal altijd opgang blijven maken, want dit flatteert alle kinderen. Het matrozenpak wordt den laatsten tijd meer en meer verdrongen door een minder markant type dat bestaat uit een wijde broek met een soort kasak, waarop dan een licht garnituur als eenige gameerlng i wordt aangebracht. Kleine meisjes zien er in een tafzijden jurkje ook altijd beeldig uit, het doet er niet toe of het geruite zijde of zijde met een bloemetjespatroon is. Beide staan snoezig. Waar het hier op aankomt, is het aardige model dat zeker niet alle- aaagsch mag zijn. We hebben hier een jurkje afgebeeld met aangeknipte cape en een hoog halsje waaromheen een rolkraag gelegd is. Niettegenstaande het feit dat de nieuwe kindermode eenvoudig is, ont staat er op dit gebied toch telkens weer iets nieuws en juist doordat dit nieuwe nooit opzichtig is, passen we het graag toe. HET KORTE SPORTJASJE RECLAME. wprt'10ewe' ziJ toch ook huishoudelijk bpzit V0rrlcl'1t. gave en blanke handen Ziii 'S Vee' eenvoudiger dan het lijkt. <1 is gewoon haar handen 's avonds een weinig PUROL in te wrijven. 6455 wordt door iedere vrouw geapprecieerd en dit zal niemand verwonderen want het is een practische dracht en bovendien is zoo'n manteltje ook makkelijk te maken. Voor de morgenwandeling is het bijzon der geschikt en ook bij week-end uit stapjes bewijst het uitstekende diensten. Zoo'n jasje kan van een effen- of fanta siestof gemaakt worden. Het aardigst is echter tusschen de rok en het manteltje contrasten te maken door b.v. wanneer het jasje effen is. daarbij een geruite rok te dragen en omgekeerd bij een effen rok een geruit manteltje. Geeft men echter de voorkeur aan een effen sportcostuum, dan wordt in ieder geval gezocht naar een goede kleuren combinatie of naar een contrast door de keuze van verschillende stoffen, door b.v, een donkerbruin jasje te dragen op een bijgeverfde rok (middelste afb. bovenste rij) of bij een groene stofrok een duve- tine manteltje in dezelfde kleur te kiezen. Een dubbele rij knoopen in navolging van den Biedermeierstijl doet hier buitenge- woon goed op. Trouwens alle afbeeldingen op deze schets zijn aardig en eenige aan dacht wèl waard. Een lezeres wilde een theemuts breien; ik heb &1 mijn patronenboekjes nagezocht en overal nog gevraagd bij kennissen, doch niemand had een gebreid model; wel gehaakte mutsen. Daarvan geef ik u nu twee voorbeelden; mocht er iemand wezen die mij nog aan een gebreid model helpen kan, dan wil ik dat heel graag hebben; ik schrijf er dan in een van de volgende brieven over. Voor de theemuts, die ik zag waren ver schillende lichte zonnige tinten sport- en zephirwol gebruikt; in 't geheel 150 gram wol. U moet in 't midden van boven begin nen met een kleine ring van kettlngstcken in sportwol, b.v. geelgroen. In dat ringetje haakt u dan 20 stokjes; daarna wordt er spiraalsgewijze voortgewerkt: dus de toe ren niet afronden, -doch in elkaar over laten gaan. U moet onregelmatig meer deren; in den 2den toer moeten reeds 36 stokjes zitten; in den 5den 76; in den 7den 89; in den 9den 100 stokjes. De laatste toer wordt met halve stokjes vasten en halve vasten beëindigd, om te maken dat de spiraal in een gelijke ronde verloopt. Daarna volgen 31 toeren van 1 stokje. 1 losse. 1 stokje. 1 losse enz. U moet dan opletten, dat stééds het stokje op een stokje van den vorigen toer komt. De laatste toer wordt met vasten omge- haakt. Over ieder stokje worden nu van links onder naar rechts boven 2 steken gewerkt, doch die steken moeten in verschillende kleuren gewerkt worden; bijv. drie lange rijen van donkerblauwe strepen; dan één inspringen en één rij licht blauwe; weer uitspringen en één rij violet; dan nog witte, gele en geelgroene strepen; u kunt dat zelf het best beoordeelen al doende; u moet zorgen, dat er een soort regenboogeffect bereikt wordt door in el kaar vloeiende tinten; wanneer u alle kleuren een beurt gegeven heeft, begint u weer met de eerste kleur en dan moet u u houden aan dat eerste patroon: Einders wordt de muts te veel lappendeken; wan neer u het niet aandurft om zelf die kleu ren al werkend te bedenken, maak dan eerst op papier even een schetsje van de schuin boven elkaar vallende steken en schrijf er de volgorde naast: b.v. donker blauw. lichtblauw geel. wit, violet, geel groen. Het model van de theemuts kunt u naknippen naar een oude. die u bezit; ieder mensch heeft een andere vorm, en maat van trekpot! Wanneer u een goed model geknipt heeft van papier, neemt u dit over in batist en knipt er daar twee van. die u aan elkaar stikt; laat een kleine opening vrij om de kapok of watten er in te kunnen stoppen. Is uw voering model klaar en dichtgenaaid, knip dan een voering van satinet en naai die aan de gehaakte overtrek vast; u kunt de muts van boven met een van vasten gehaakte Dit 1862-bruidje is gekleed in een prachtige Japon van zware witte atlaazijde met paarltjes versierd. De lange tulle sluier ls achter ln het kapsel vastgemaakt. Links op de teekening het bruidsmeisje, dat de laatste hfind legt aan het tollet van de bruid; ook zij is in het wit gekleed; deze Japon is van tafzijde en veel meer bewerkt dan de bruidsjapon, die voor dien tijd voor uiterst eenvoudig doorging. O. V. wollen bal of met een kwastje afwerken. Een tweede model: deze ls 32 c.M. hoog en van onderen 75 c.M. wijd; u kunt zelf naar uw trekpot regelen of u deze maten ook wilt nemen of ze liever wat verandert. Met 100 gram wol in verschillende kleu ren, b.v. beige, bruin, lakrood, geel en blauw komt u klaar. Zet 200 steken op en haak steeds vasten in de rondte; bij iedere 10 steken meer dert en mindert u eenmaal; dit geschiedt door voor het minderen een steek over te slaan en voor het meerderen een steek tweemaal te gebruiken. Dit herhaalt u in iederen 3den toer; de beide tussehenlig- gende toeren worden zonder meerderen of minderen gewerkt. Op die wijze ontstaan de punten in het patroon, waarvan er tien in de geheele ronding voorkomen. Voor iedere punt heeft men dus bij het begin 20 steken. Bij iedere zesde ronding moet men in iedere punt 1 steek minderen; dat is dus 10 steken in de geheele ronding. In den 48sten toer haakt men voor iedere punt dus nog 12 in plaats van 20 steken. Nu mindert men verder in iederen 3den toer van ieder punt 1 steek: en gaat zoo door tot er nog 70 steken overblijven. De toeren, waarin men alleen mindert, moe ten voorkomen tusschen de toeren, waarin men meerdert en mindert. De bovenkant van de theemuts wordt afgewerkt door de punten tot een ring met elkaar te verbin den en op de opening van die ring een groote roode wollen bal aan te brengen. Een mooie kleurenverdeeling voor deze muts is: eerst 3 toeren geel, dan 2 toe ren beige, 3 toeren bruin, 2 toeren blauw. 6 toeren beige, 5 toeren bruin. 1 toer lak rood; 2 toeren geel, 4 toeren beige, 2 toe ren blauw, 7 toeren bruin, 3 toeren beige, 4 toeren geel, 2 toeren blauw, 3 toeren beige, 1 toer rood, 5 toeren bruin, 4 toeren beige en 2 toeren blauw. Langs den on derrand haakt men nog 1 toer rood en drie toeren beige zonder te meerderen; deze toeren worden, als de muts gevoerd is, naar binnen omgeslagen en aan de voe ring gehecht. Voor de voering, opvulling, afwerking enz. kunt u houden aan wat ik hierboven schreef bij de eerste muts. Bij deze mutsen nog een aanpakkertje van de trekpot, eveneens gehaakt; u zet 40 lossen op en haakt dan in iedere losse een vaste; haak als maar heen en weer j tot u 12 ribbetjes heeft en zorg er voor om steeds 2 lussen van den vaste uit den vorigen toer op te nemen; ten slotte werkt u langs 2 kanten een picotrandje, zet aan één hoek een lus van lossen, waarmee u het aanpakkertje aan uw thee- tafella kunt ophangen en voert het lapje met een sterke voering uit; zijde brzundt gauw door en slijt spoedig; neem liever halfzijde. satijn of satinet. Natuurlijk moeten theemuts en aanoakkertje van de zelfde soort, en kleur van wol en voering J gemaakt worden, zoodat zij een goed ge- l heel vormen. 91. De opperkok die niets vermoedde, kwam een half uur daarna in de keuken en zette de soeppan op het vuur. De soep pruttelde lekker en des avonds werd deze den koning voorgezet. Doch toen de koning een paar lepels geproefd had, kreeg hij verschrikkelijke maagkrampen. De opperkok werd geroepen en daar liet de koning hem ook nog een stuk hnnrd zien. die van niemand anders kon zijn dan van Tulmeltje. 92. De opperkok viel voor den koning neer en verzekerde hem, dat hij zijn best had gedaan om lekkere soep klaar te maken. „Tuimeltje." zoo schreide de kok. zou er wel meer van weten". De koning was zoo woedend dat hij zijn bord in stukken sloeg en tegen den kok zei: „Ik geef je permissie om met dien ondeugd te doen wat je maar wilt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 19