De allereerste
vereischte
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 21 October 1931
Derde Blad
No. 21960
UIT DE RAADZAAL
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
PARLEMENTAIR OVERZICHT
INGEZONDEN.
LAND- EN TUINBOUW.
het raadhuisvraagstuk.
Eindelijk zal in het Stadhuisvraagstuk
eens schot komen! 't Werd inderdaad tijd,
dat er spijkers met koppen worden ge
slagen na bijkans 2V< jaar
Alleen de Raad is nog slechts aan het
woord geweest, B. en W. zullen over 14
dagen antwoorden. Wij zullen ons dus be-
naien tot een kort overzicht van den stand
van zaken in eerste instantie, zonder meer.
Tot het college zijn van de zijde der
S D A. P. harde verwijten gericht: B. en
W hadden een slinger-politiek gevolgd,
hadden een salto-mortale gemaakt, die
hen op de kop deed staanUitvoerig
werd dit nader belicht door 'n groote reeks
citaten betrelfende eerst hardnekkige ver
dediging door het college van enkelvoudige
opdracht, terwijl het nu het voorstel der
heeren Wilmer, Wilbrink en Huurman tot
meervoudige opdracht overnam.
Van andere zijden werd hierna niet meer
in het verleden teruggegrepen, al was de
algemeene erkenning, dat de historie een
lijdensgeschiedenis was.
Voorts verdedigde de S. D. A. P. haar
eigen voorstel betreffende bouw aan de
Lammermarkt, zich beklagend, dat dit
ernstige voorstel oubehoorlijk is behan
deld door het college, vrijwel is „gesluip-
moord". Behalve van den heer Bosman
ontving de S. D. A. P. echter nergens
steun. De meerderheid van den Raad
toonde zich overduidelijk voor bouwen
aan de Breestraat.
De S. D. A. P. hield tevens vast aan de
enkelvoudige opdracht aan den heer
Dudok, die h.i. onbillijk behandeld wordt.
De raad zal thans in groote meerderheid
de beperkte meervoudige opdracht aan
vaarden, gelet op de afgelegde verkla
ringen.
Minder zeker is de opinie betreffende
behoud van den ouden gevel. Door den
brief van den Minister van O. K. en W.
heeft men zich althans en dat verheugt
ons niet laten overbluffen. De Raad
veroordeelde, de heer Beekenkamp uitge
zonderd, dezen brief terecht als een in
grijpen in de autonomie van het stedelijk
bestuurslichaam. Een deel van den Raad
voelt zeer veel voor den ouden gevel, een
ander deel feitelijk niets en een derde deel
heeft geen vast omlijnde meening, is op
portunistisch in dezen zin, dat dit gaarne
zou willen kiezen uit eenige plannen met
en zonder ouden gevel.
Bij deze opportunisten schijnt ons de
meeste kans op een succesvolle oplossing
te liggen maar wat dan met het schrij
ven van den minister, dat althans in
zooverre van waarde is, dat het behoud
van den gevel kan worden geëischt in
eenigerlei vorm? Bij bouw aan de Bree
straat en met behoud van den ouden gevel
in eenigerlei vorm is o.i. een modern stad
huis iets onmogelijks geworden. Wie geeft
dan een andere plaats, die de meerderheid
van den Raad kan voldoen en afbrengen
van de Breestraat? Slaagt men daarin
niet binnen 14 dagen, dan is het pleit o.i.
beslist ten gunste van den ouden gevel.
Vi coactus. zoo men wil, doch toch
De idee Knuttel inzake een vrije ideeën-
prijsvraag wordt als te laat gekomen
afeewezen.
Zoo is momenteel de situatie!
Voor te oordeelen wachten wij nu het
antwoord van B. en W. af
Onzerzijds nog slechts de opmerking, dat
wij het volkomen eens zijn met die leden,
die meenen, dat, zoo de oude gevel wordt
gebruikt, niet mag worden overgegaan tot
uitbreiding tot de Koornbrugsteeg. Eens
deels heeft het plan Dudok. dat in den
Raad geen meerderheid heeft alleen de
heer de Reede aanvaardde het zonder
meer! bewezen, dat een goed en vol-
i doend ingericht Stadhuis mogeliik is on
ue oude plaats, als dip een beetie wordt
afeernnd aan de vischmarkt, anderdeels
znu bii een uitbreiding tot de Koornhrvlg-
Steee oud en nieuw zichtbaar aan elkaar
meten sluiten.
Bij nieuwbouw is het juist andersom
doch, zooals gezegd, hoe is deze nract.isch
nog mogehikv On de wiize.van den heer
Simonis. die terrein en oude gevpl aan de
reeeeving ZOn willen verkoopen, doch waar
bnnwt men dan 't Stadhuis
Waar B. en W. toch de raadsleden moe
ten beantwoorden, zal het. hun misschien
tevens mogeliik ziin nog te antwoorden on
Volgende twee vragen, die o.i. nauw ver
band houden met de kwestie: ie. Ts van
den ouden gp^el ook thans nog voldoende
nVI7' "1? hprs:tp' tp wettigen en 2e zoo ia.
wat zullen dan de kosten zijn van herstel
Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W.
7)
Er was nu geen twijfel meer aan
ue lucht en de wolken en even-
«- a,an de boomen en het water.
0 Gedge was zelfs meermalen naar
boven geweest om te kijken en of
schoon naar zijn meening het beste wat
JTen n?B van het stukje kon denken was
uat het misschien een cople was van een
mooi stuKje uit de Hollandsche sehilders-
j m 'i'J over de hrug en verdub-
oeide de som die hij er voor geboden had.
^„Jandere woorden hij verklaarde des
rtlS aan het avondeten toen Willem
volgenden dag naar Tunbridge zou
1 aan' °at hij er wel een volle week extra
'J°b uit kon sturen, als de jonge man zoo
alt, g was het stukje voor de gebo-
en som af te staan. Het was niet meer
waarde" stukje van twijfelachtige of geen
„WUtem had een paar nieuwe laarzen
ooodighij zat ook heel slecht in
hes bat hij voor zijn werk noodig
den en ee? sommetje van ruim tien gul-
wui &em aardig te pas komen, dat
baas heel goed. De verleiding
ftbpt Terwijl deze zaak besproken
nice Julie haar sdem in van span-
taffi n do' veel lust Willem over de
niet i«etn e.en signaal te geven zijn schat
steil ine staan- Tot haar groote gerust-
liike ao„ïe?,s de 3°ngc man het verleide-
alleen e af- ziJn baas zei ronduit dat
zon hert dwaas voor zulk een aanbod
voLe,mnken Willem ®af toe dat het een
eenmaei aanb°d was maar hij had nu
daarom! Zljn ïmbt gezet op dit stukje;
gedaan Jene moest er n°g h<*l wat aan
Troiiwln?0^?1} voordat het schoon was.
onderÏÏSu ad n°S niet eens naar de
derteekenmg £e2°cht.
en is er eenige zekerheid over steun van
regeeringswege of van andere zijde en
hoe groot zal die steun dan zijn?
Overigens geeft alleen de interpellatie
Schüller over den verkoop der provinciale
gronden aan het Rijn- en Schiekanaal
aanleiding nog terug te komen op de
jongste zitting. De heer Schüller heeft
zich daarbij weer eens door zijn tempera
ment laten meesleepen. Hij ontdekte, dat
tusschen de verklaring van B. en W. en
het officieele verslag van de zitting van
Provinciale Staten een groote tegenstel
ling was en volkomen terecht kwam hij
daarmede ln den Raad. Alleen: hij ging
direct van het standpunt uit, dat het on
gelijk was bij B. en W. en dat was niet
behoorlijk. Na de pertinente verklaringen
van het college zelfs zeer onbehoorlijk.
Toen kwamen anderen te hulp, w.o. des
heeren Schüller's eigen fractieleider, de
heer v. Eek en alles liep tenslotte naar
behooren af. De kwestie zal nader worden
uitgezocht.
Buiten de Raadszitting om valt eigenlijk
de beslissing van B. en W. inzake soepeler
toepassing der Zondagswet. Wij behoeven
zeker niet meer te zeggen, dat wij deze
beslissing van harte toejuichen in het
belang van onze Sleutelstad. Wij vreezen
slechts, dat degenen, die eenmaal naar
Den Haag waren gedreven, thans niet zoo
gemakkelijk meer hier zullen blijven
Niettemin, het is een groote verbetering,
die de stad ten goede zal komen. De motie
van Eek in deze materie werd natuurlijk
ingetrokken na de mededeeling van den
voorzitter hieromtrent.
TWEEDE KAMER.
DE INTERPELLATIE-v. d. TEMPEL.
De Kamer is voortgegaan met de behan
deling der interpellatie-Van den Tempel
inzake de werkloosheid en de daartegen te
nemen maatregelen.
Eerste spreker in deze nieuwe parlemen
taire week was dr. Vos, die ook zijnerzijds
beschouwingen hield over de crisis en haar
oorzaken en verklaarde, dat de liberalen
zich zullen verzetten tegen de maatrege
len, welke de sociaal-democraten in hun
moties hebben aangevraagd. Hoe is het bij
voorbeeld mogelijk, vroeg hij, dat een ern
stig man als dr. Van den Tempel in deze
omstandigheden invoering vraagt van de
40-urige arbeidsweek? Ziet hij dan niet de
nadeelen, die daaruit voor de industrie
zouden voortvloeien? Evenzeer bestreed
spr. het denkbeeld van protectie, dat door
den heer Kortenhorst weer was aanbevo
len en hij zette met de bekende argumen
ten de nadeelen van protectie uiteen.
Daarentegen sprak hij zijn groote instem
ming uit met de pogingen, om door geza
menlijk overleg tusschen werkgevers en
werknemers naar maatregelen te zoeken.
Hij meende, dat aangestuurd dient te wor
den op verlaging der kleinhandelsprijzen.
De heer Bakker heeft de opvatting ver
dedigd, dat niet een bepaald stelsel oor
zaak van de crisis is, maar de oorlogs
schulden en de opgeschroefde levens
standaard.
En:
ook hij wenschte maatregelen om den
kleinhandelsprijs te verlagen en verzette
zich tegen hoogere uitkeeringen aan werk-
loozen. Eenige loonsverlaging achtte hij in
verschillende bedrijven zeer wel mogelijk,
zonder dat de levensstandaard behoeft te
dalen. In het bijzonder hield hij voorts nog
een pleidooi voor de z.g. „kleine zelfstan
digen". die zwaar Jijden onder de crisis.
Ook de heer Kuipers heeft gewezen op
de wanverhouding tusschen groot- en
kleinhandels-prijzen. Hij zag in de crisis
de liquidatie van den wereld-oorlog en
verdedigde de eischen van het Katholieke
Werklieden-Verbond. Speciaal achtte hij
maatregelen noodig voor bevordering van
werkgelegenheid voor de binnenlandsche
markt. Economisch-nuttige openbare wer
ken zou men vervroegd kunnen uitvoeren.
Spr. verklaarde zich een voorstander van
de 40-urige werkweek, teneinde den be
schikbaren arbeid te kunnen verdeelen
over meer arbeiders, doch hij wenschte
geen dwang tot invoering.
Een goed woord sprak de heer Oud toen
hij waarschuwde om toch niet te somber te
zijn.
Immers:
tijden als wij nu beleven, zijn er meer
geweest, en daarom moeten wij niet doen
of de wereld aan den rand van den af
grond staat.
Vervolgens heeft ook deze afgevaardigde
allerlei wenken gegeven. Men mag niet
zonder meer op loonsverlaging aansturen.
Toch zal er tot kostprijs-verlaging geko
men moeten worden en daarbij dient de
Regeering. in overleg met het bedrijfs
leven. leiding te geven. De gehouden con
ferentie juichte hij dan ook ten zeerste
toe. De Regeering moet echter over een
leiddraad beschikken en daarbij zullen de
loonen niet buiten debat mogen blijven.
Allerlei communistische eischen vonden
in den heer Wijnkoop een verdediger,
waarna de heer Van Voorst tot Voorst het
speciaal voor den landbouw opnam. Deze
had meer gesteund moeten worden, dan
zoo meende hij zou er ook meer
werkgelegenheid zijn geweest. Daarom be
pleitte spr. allerlei maatregelen inzake
steun aan den landbouw. Ook meende hij,
dat aan de Regeering de bevoegdheid dient
te worden verleend, om noodverordeningen
te maken.
Een speciaal middel bepleitte de heer
Van Rappard, namelijk emigratie. Ver
schillende gezinnen hebben in Frankrijk
reeds een goed bestaan bij den landbouw
gevonden. Het binnenscheepvaart-bedrijf
vond in den heer Duymaer van Twist een
kampioen; deze afgevaardigde verklaarde
voorts in de crisis „de hand Gods" te zien.
En:
tenslotte sprak nog de heer Van Poll, die
de Regeering gebrek aan initiatief verweet,
en een betoog hield voor bescherming.
Liever ziet hij protectie, dan dat de be
drijven stil liggen. Met allerlei middelen
dient aldus dit lid loonsverlaging te
worden voorkomen, zoolang de kleinhan
delsprijzen niet sterk zijn gedaald.
Zoo stonden er ook vandaag weer
heel wat dokters rond het ziekbed van den
patiënt, en ieder had zijn eigen medicijn,
zfln eigen middel.
En er komen er natuurlijk nog veel
meer.
HAGENAAR.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
DE PROTESTANTSCHE ZENDING.
L. S„
Een ieder is ervan overtuigd, dat wij
moeilijke tijden beleven. Ook, dat in dezen
tijd van een ieder offers gevraagd worden.
Maar tevens, dat deze offers persoonlijk
moeten gedragen worden en niet dadelijk
afgewenteld moeten worden op anderen.
Wie dus zijn bezuiniging aanvangt bij zijn
gaven veor eenigen arbeid der liefde, dien
hij steunt, begint verkeerd.
Dit geldt ook tegenover den arbeid der
Samenwerkende Zendingscorporaties. Vóór
ons ligt de Zendingsweek. waarvan de be-
t-eekenis voor Indiè. maar ook voor het
eigen zendingsleven in den lande niet on
derschat mag worden.
Zal deze tiende Zendingsweek een rijken
zegen voor het Zendingswerk brengen, en
den financieelen last verminderen?
Van harte hopen wij, dat ondanks, neen
juist in deze ongunstige tijden een iedei
daartoe medewerke, en ieder predikant en
leder ander, die eenigen invloed heeft in
grooteren of kleineren kring, dien invloed
in deze dagen van voorbereiding gebruike,
mede door spoedige aanvrage van Mani
festen en Offerzakjes. Onze zendelingen,
artsen, opvoeders, in Indié rekenen op ons.
Het werk bloeit. Indië ten zegen.
Mogen wij U vragen met klem: Doet,
wat in Uw vermogen is. opdat in deze
tijden de zendingsweek ons toone een
openbaring van veel geloof en liefde.
Het N. Z. G.:
Voorz.: Dr. C. W. Th. Baron van
Boetzelaer van Dubbeldam.
De U. Z. V.:
Voorz.: Dr. J. F. Beerens.
De N. Z. V.:
Voorz.: Ds. P. G. de Vey Mestdagh.
Het Sangi- en Talaud-Comité:
Voorz.: Dr. C. W. Th. Baron van
Boetzelaer van Dubbeldam.
Het Java-Comité:
Voorz.: G. Kreyenbroek.
Het Zeister Zend. Genootschap.
Voorz.: Ds. H. G. Steinberg.
RECLAME.
9670
voor het behoud van een frissche, gezonde gelaatsteint is,
géén zeep te gebruiken welke schadelijke vetten of verf
stoffen bevat.
Palmolive zeep, uitsluitend samengesteld uit olijf- en palm
oliën, is van nature zachtgroen van kleur, en haar verjongende,
versterkende invloed op de huid wordt door schoonheids
experts over de geheele wereld openlijk geroemd.
Weest echter op Uw hoede!
Men tracht U nabootsingen en
zoogenaamde „onverpakte palm
en olijf" zeep te verkoopen,
hopende op Uw nonchalance.
Er is maar één echte
Palmolive zeep, ver
pakt volgens neven
staande afbeelding.
20 ct. per stuk
Afnh. Palm
\QJqfboom.
DE ROODE KRUIS-COLLECTE.
Hedenochtend vond ik in de brievenbus
een pakje zeer opvallende strooibiljetten,
tegen de Roode Kruis-Collecte. Het biljet
in kwestie was mij reeds bekend, ik had
het reeds in Rotterdam op muren en
schuttingen geplakt gezien, het was mij
reeds toegezonden en ik had er reeds in
het openbaar op gewezen, (in het pas ver
schenen Octobernummer van de Brieven,
uitgegeven door de Vereeniging voor Ge-
meentedagen van Doopsgezinden) dat een
dergelijk agressief optreden ter bestrij
ding van het militairisme m.i. de perken
te buiten gaat.
Telkens weer draag ik gaarne 't speldje
van de Roode Kruis-Collecte, naast het
gebroken geweertje; herhaaldelijk heeft
men mij hierover aangesproken en dan
heb ik steeds mijn standpunt verdedigd
op drieëerlei grond.
In de eerste plaats is 't niet te looche
nen dat het Roode Kruis als internatio
nale. menschlievende organisatie schitte
rend vredeswerk doet; ieder die met de
Russische emigrante beweging in betrek
king staat weet dit. Als internationale,
menschlievende organisatie werkt het
Roode Kruis ongetwijfeld de verbroede
ring der volkeren in de hand.
In de tweede plaats is het niet te looche
nen dat het Roode Kruis in zijn oor
spronkelijke opzet een zuiver menschlie
vende organisatie is. dat ook nog heden
ten dage, als er onverhoopt weer oorlog
mocht uitbreken, de vrouwen en mannen
van het Roode Kruis vele duizenden oor
logsslachtoffers, met gevaar van eigen
leven, zouden trachten te helpen en te
redden. Indien men tegen het Roode
Kruis ageert, op grond dat de „opgelapte"
oorlogsslachtoffers weer naar het front
worden gezonden, stelt men deze organi
satie verantwoordelijk voor iets waarvoor
zij niet verantwoordelijk gesteld worden
mag. Als ik de keuze heb tusschen het
redden van een oorlogsslachtoffer uit het
prikkeldraad of hen er willens en wetens
in laiten hangen, kies ik het eerste,
In de derde plaats moeten wij. voorstan
ders van den wereldvrede, toch steeds in
dachtig blijven dat wij moeten trachten
onze tegenstanders te overtuigen in kalm,
bezadigd betoog, maar ze niet moeten af-
stooten door schelden en schimpen. Daar
mede loopen wij ons doel voorbij. Wij doen
aldus aan de zaak die ons heUig is, meer
kwaad dan goed. Men geneest een blinde
niet door hem te beschimpen en van zich
af te stooten. maar door hem bij de hand
te nemen en met kalme beslistheid te
trachten de oorzaken van zijn kwaal op te
speuren en weg te nemen.
19 October 1931. Z. KAMERLING.
KATH. NED. BOEREN- en TUINDERBOND
Deze Bond hield te Wageningen een
algemeene vergadering onder leiding van
den voorzitter, den heer J. Th. Verheggen
te Buggenum.
Het jaarverslag over 1930 werd goedge
keurd evenals de balans en de winst- en
verliesrekening. Deze laatste sluit met
f. 30.408.30; batig saldo f. 7239.20. De be
grooting 1932 wercf vastgesteld op f24.950,
onvoorzien f. 3500.
De vergadering keurde goed met een be
drag ad f. 1000 deel te nemen in het ka
pitaal der N.V. Pensioen verzekering „Jan
Truijenfonds".
Hierna hield prof. ir. C. Broekema een
inleiding over „Beschouwingen over voe-
derbouw...
Na een debat hield prof. dr. G. Minder-
houd een inleiding over: „Zal de Neder-
landsche land- en tuinbouw uit zelfbehoud
nieuwe wegen moeten inslaan en zoo ja,
welke?
De voorzitter concludeerde, dat de ver
gadering gewenscht vond, dat men zich
tot de Regeering zal wenden met de mede
deeling, dat de toestand van den land
bouw onhoudbaar is en men haar verzoekt
met maatregele te komen ten einde ver
betering te brengen. De bedoeling is, dat
de Regeering de bevoegdheid krijgt tot
het voeren van wat uit de vergadering ge
noemd werd, een nationale politiek.
Het bestuur werd overgelaten den vorm
waarin dit verzoek aan de Regeering zal
worden gedaan, zelf te kiezen.
Onderteekening! S. Gedge sprak dat
woord echt sarcastisch uit. En er waren
oogenblikken, dit had Julie reeds opge
merkt, dat de oude man echt sarcastisch
kon wezen.
Je zoekt zeker naar de onderteekening
van Hobbema? Ik ben bang dat je op dat
punt niet goed wijs bent.
Neen mijnheer, zei Willem met zijn
vnendelijke stem, ik geloof niet dat dit
stukje van Hobbema is.
O neen, werkelijk niet? Om zijn op
komend gevoel van boosheid te bedwingen
zag hij zijn nichtje schouderophalend
aan. Je bent niet goed wijs mijn beste
jongen, en hij tikte op zijn voorhoofd.
Waarom verspil je je tijd met zoeken naar
een handteekening op een ding dat je
voor drie gulden hebt gekocht in een
oude uitdragerswinkel! Je zou wél zoo
verstandig ,zijn een aardig voordeeltje
van twee honderd percent in je zak te
steken en er niet langer over te denken.
Toen Willem zich den volgenden dag
naar Tunbridge begaf was hij echter nog
steeds eigenaar van het stukje. En in ver
band met hetgeen volgen zou, was dat een
feit van groote beteekenis.
In den loop van dien morgen, terwijl
Julie bezig was met haar oom Si het
winkelraam schoon te maken kwam er
een komiek, oud- grappig mannetje bin
nen, met een bruinen flambard achter op
zijn hoofd en een paar beejien zoo krom
als de pooten van een Louis XV stoel. Zij
vond hem dadelijk een type voor Dickens.
Morgen mijnheer Gedge, sprak deze
zonderlinge bezoeker.
Morgen mijnheer Thornton, zei mijn
heer Gedge op beleefden toon.
Julie spitste de ooren. De klank van
oom Si's scherpe stem, waar men altijd
een verzachtend klankje in wenschte,
deed dadelijk vermoeden, dat de mijn
heer niet de eerste de beste was.
Als inleiding tot de boodschap waar
voor hij kwam, wat die boodschap ook
wezen mocht, wierp de heer Thornton een
oog, als een klein glimmend kraaltje, op
het Afgodsbeeld zullen we het maar noe
men, dat door zijn grooten omvang de
helft van den winkel in beslag scheen te
nemen. Met eenigszins spottende waar
deering mompelde hij:
Dat ding hoort in het Britsch
Museum thuis.
Ja, dat ben ik met u eens mijnheer
Thornton. S. Gedge keek zijn bezoeker
strak aan. 't Is een bewonderenswaardig
toonbeeld van Polynesische kunstnijver
heid.
Van vroegere Polynesische kunstnij
verheid. Het kleine mannetje streek met
de hand over den buik van het afgods
beeld, opgetogen en voorzichtig, zooals
andere mannen een paard weieens aaien.
En een eenig exemplaar voor zijn
soort.
Ja, dat zou ik ook wel denken, mom
pelde het mannetje met de kromme bee-
nen, terwijl hij zijn oogen opensperde.
Toen voegde hij er bij, alsof het hem nu
pas inviel:
Ik kwam eigenlijk even aan om het
schilderstukje te bekijken waar u gis
teren over sprak.
O. dat ding mijnheer Thornton, zei
S. Gedge op zulk een onverschilligen toon
alsof dit van zoo bitter weinig belang was
dat hij er niet meer aan gedacht had.
Ik moest het maar even voor u ha
len. En met een merkwaardige vlugheid,
bepaald verrassend voor iemand van zijn
leeftijd, ging de oude man den winkel
uit, terwijl Julie met bonzend hart voort
ging met het schoonmaken van het uit
stalraam.
Minder dan drie minuten daarna kwam
Willem's schilderijtje voor den dag, onder
den arm van Willem's baas.
Hier heeft u het mijnheer Thorn
ton. Zijn toon was honingzoet.
Julie maakte zich zoo klein mogelijk
tusschen een Chineesch kabinetje en een
ander voorwerp in de diepste vensternis.
Van hier uit had zij het voorrecht alles
wat er in den winkel gebeurde te kunnen
zien en hooren.
Mijnheer Thornton nam het schilder
stukje stilzwijgend van oom Si aan, hield
het vlak voor zijn oogen, perste de lippen
opeen, nam een vergrootglas uit zijn zak
en bekeek het nauwkeurig van voren en
van achteren, keerde het om en om en
klopte er verscheidene malen op. Dat hij
aan dit alles zooveel zorg besteedde, begon
Julie zenuwachtig te maken.
Daar zit wat goeds in, zei hij ein
delijk.
Wat goeds? Ja, dat zou ik denken,
antwoordde oom Si met zijn verkoopers-
stem, zooals Julie het noemde. Ja, dat
zal wel waar zijn.
Maar het mist één ding, en dat is
jammer. Het kleine mannetje zag er meer
dan ooit uit als een slimme vos; hij koos
ieder woord met de grootste nauwgezet
heid. Het is jammer heel erg jammer
het is niet onderteekend, er staat geen
naam onder.
Niet. onderteekend! De stem van den
ouden man had den spottenden toon van
den vorigen avond heelemaal verloren.
Maar mijnheer Thornton. Hij dacht er
zeker niet aan, dat Julie zoo dicht in de
buurt was als wij de onderteekening
van Hobbema daar onderaan in het lin
kerhoekje vonden op dat zwarte plekje
wat zou het dan waard zijn, dunkt u?
Mijnheer Thornton antwoordde niet da
delijk op die vraag. En toen het antwoord
kwam, was zijn stem zoo zacht, dat Julie
het haast niet verstaan kon. Dat zou ik
niet zoo dadelijk kunnen zeggen, mijnheer
Gedge. Mosky heeft verleden jaar een
Hobbema naar New York gezonden, maar
wat hij er voor gekregen heeft weet
ik niet.
Ik heb gehoord 28.000 dollar.
Dat heb ik ook gehoord, maar ik be
twijfel het. En toch, de Amerikanen beta
len er tegenwoordig grof geld voor. Heeft
u dat ding van Mosky gezien?
Ja, het was een beetje grooter dan
dat, maar er was niet zooveel werk aan
geweest.
Nu, maak het eerst wat beter schoon;
en als u mij dan de onderteekening van
Hobbema kunt aanwijzen met den datum,
op de plaats waar ik mijn vinger leg, dan
kunnen wij er misschien eens over onder
handelen, mijnheer Gedge.
Ik denk zeker dat ons dat gelukken
zal, zei de oude man op zulk een optimis-
tischen toon, dat Julie er bepaald versteld
van stond.
De ander hoopte, dat dit het geval zou
wezen en hierop daalde de stem van Oom
Si zoo zeer, dat zijn nichtje moeite had
om hem te verstaan, hoe gespannen zij
ook luisterde.
Maar de quaestie van de onderteeke
ning daargelaten, zou u dan lust hebben
er een bod op te doen, zooals het er nu
uitziet?
Het was een langdurige en gespannen
pauze, die nu volgde, en toen daarna
hoorde Julie de voorzichtige stem van den
man met het slimme gezicht, fluisteren:
Mogelijk wel mijnheer Gedge ja, mis
schien wel. Maar voordat ik er aan kan
denken dat te doen, moet ik eerst aan
een van mijn vrienden vragen het te ko
men zien Hij heeft heel veel verstand
van die dingen en weet wat hij er mee
doen kan.
U hebt groot gelijk, mijnheer Thorn
ton, antwoordde S. Gedge opgewekt en
als een echt man van zaken. Als u mij
zeggen kunt, wanneer uw vriend lust
heeft om te komen, dan zal ik hier wezen
om hem te ontvangen. Willen wij zeggen
morgenochtend om tien uur?
Goed, mijnheer Gedge. Mocht mijn
vriend verhinderd zijn, dan zal ik u tele-
foneeren.
S. Gedge liet hem al buigende den win
kel uit met een beleefdheid, waar Julie
verbaasd van stond. Zij kon haast niet
gelooven. dat dit toonbeeld van beleefd
heid Oom Si was. En inderdaad, het was
of de oude man heelemaal veranderd was.
Vlug als een jong mensch door den win
kel stappende, bracht hij het schilderijtje
naar den zolder terug, terwijl Julie in ge
dachten verdiept naar de keuken ging om
de aardappelen voor het middagmaal
klaar te maken.
(Wordt vervolgd.)