IDE STADSHUISBOUW IN DEN
LEIDSCHEN RAAD.
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 October 1931
Derde Blad
No. 21959
De Raad in eerste instantie gereed gekomen.
Het woord is nu aan B. en W.
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELT JE BELEEFDEN.
FEUILLETON.
Het Kostbare Meesterstukje
I T,,X Dat had lk ook gedacht, zei Julie
^«nig aanmoedigend.
|X?k® -.de P«nt
UchteltemtoUd"161' jUffr°UW Ju'ie? Zijn
Meerderheid voor Breestraat als terrein en voor meervoudige
opdracht - Overigens nog geen bepaalde afbakening van inzichten.
14e. Praeadvies op het voorstel van de
Iheeren Wilmer, Huurman en Wilbrink, in
het ontwerpen van nieuwe plannen
Ivoor den bouw van het nieuwe Raadhuis
len de aanwijzing van de plaats voor dat
aadhuis. (247)
De heer v. ECK zegt, dat het verloop
fcïan de Stadhuisbouwkwestie zeer onbe-
/redigend is geweest; niet alleen volgens
lie raadsleden doch voor iedereen. Toen
I de brand had plaats gevonden, toen be-
jreep ieder dat er geruimen tijd mee ge
moeid zou zijn, maar dat nu na 2'A jaar
Jeerst definitieve besluiten genomen zul-
|len worden Inzake plannen, dat heeft
niemand verondersteld als mogelijk. Het
|heeft ons ontbroken aan stevige, krach-
leiding van B. en W. en voorts aan
het vasthouden door den Raad aan geno
men besluiten.
Wij voelden, dat B. en W. in een be-
aalde richting wilden doch nooit open
bijt zoowel van de zijde van B. en W. als
van den raad werd een soort slingerpoli-
|tiek gevolgd.
Ook dit voorstel van B. en W. behelst
veer denzelfden geest. Wat tot stand is
Jgebracht, moet weer worden afgebroken
len plaats maken voor iets anders.
Een sterke man moet B. en W. thans te
hulp komen in den vorm van den minis
ter van O.. K. en W. Of deze zelf is geko
ot dat hij is geroepen, weet spre
ker niet.
B. en W. stellen thans de meervoudige
[opdracht voor, loslatend de enkelvoudige
opdracht aan den heer Dudok, al blijft
diens plan natuurlijk bestaan. Na moei
zaam debat viel destijds het besluit met
|den heer D. in zee te gaan, doch thans
[weer veranderen
Mogelijk is de meerderheid van den
raad voor meervoudige opdracht, doch dat
alleen nog maar een vermoeden, meer
biet. Anders zijn B. en W. ook zoo mee
gaande niet.
B. en W. waren toch zeer sterke voor
anders van enkelvoudige opdracht, zie
,de zitting van 9 Dec. 1929, spr. citeert de
voorzitter, sprekende namens het College.
Die uitlatingen gelden z. i. nu nog. Waar-
|om dan nu opeens anders in de veronder -
jstelling dat de raadsmeerderheid van
[opinie is gewijzigd?
Zonder zelfverheffing mag spr. vast
leggen, dat zijn fractie nooit mee heeft
Vedaan aan deze slingerpolitiek. Vastbe
raden heeft zij een groote lijn gevolgd al
was ooi; voor haar de kwestie moeilijk.
Kiezend voor enkelvoudige opdracht was
voor zijn fractie de heer Dudok de aan
gewezen persoon, zulks op grond van diens
antecedenten. Slaafs volgen behoeft ech
ter niet, en daarom ook het S. D. A. P.
[voorstel betteffend, de plaats van bouw.
Ileder raadslid, dat zijn plaats kent kan
lover de plaats zeker oordeelen, zijn frac-
[tie blijft er bij. dat de heer Dudok een
plan moet maken voor bouw aan de Lam
mermarkt.
Het voorstel Knuttel inzake een ideeën-
irijsvraag kan spr.'s fractie niet steunen,
)e raadsleden zijn niet bevoegd tot oor
delen. doch welke architecten moeten
dan beoordeelen? Daarover zal dan weer
strijd komen. Destijds was er misschien
|iets voor te zeggen geweest, nu niet meer.
Thans iets over het schrijven van den
minister. Daarmede wil hij geen rekening
houden, de minister gaat het geval niet
laan. De raad alleen is bevoegd te oordee-
llen waar gebouwd en hoe gebouwd zal
Iworden. Iets anders is of de gevel behou-
Iden moet blijven. Maar verplichten
•daarachter een raadhuis te bouwen gaat
Iniet aan. Trouwens de minister is vaag
|in dit opzicht evenals inzake de terug-
lgang van steun. Beslist beloofd wordt er
Inlets, en of Ged. Staten bereid zijn tot
Isteun. betwijfelt spr. ook, waar hij den
I neer Borghols kent.
Als de minister beoogt dat het raad
huis alleen gebouwd mag worden met
ouden gevel, dan zegt hij: minister, daar
mede hebben wij niets te maken, dat is
het recht van den raad.
Volgt het plan der S. D. A. P. fractie,
dat niet de waardeering vond die het
verdient, alleen onverdiende bestrijding.
Het plan verdient de voorkeur wegens de
mogelijkheid van uitbreiding. Leiden
neemt niet sterk in bevolking toe doch
straks zal de gemeente zich uitbreiden en
dus ook de bevolking, afgezien nog van
het toenemen der diensten in omvang.
Op de Breestraat zal iedere M. ontzet
tend veel geld kosten. Is dat gewenscht?
Een raadhuis bouwt men voor eeuwen.
De heer KNUTTEL: is er dan nog pri
vaat-bezit?
De heer v. ECK: in ieder geval bou
wen wij, nu het er nog wel is, en wij moe
ten vooruitzien.
In de 2e plaats moet een raadhuis lig
gen in de ruimte opdat het gemakkelijk
bereikbaar is voor ieder verkeer. De Bree
straat is geworden een smalle straat. Het
plan der S. D. A. P. voldoet daaraan vol
komen.
Het derde argument: (Spr. wijst in dit
verband op de onbehoorlijke wijze van
behandeling door B. en W. en een ge
deelte van den raad). Het is verreweg het
goedkoopste en daaraan is totaal geen
aandacht geschonken. Bij de begrooting
zullen wij het de heeren wel inpeperen,
want dan heet het, dat wij met geld smij
ten! Toch zijn wij geen tegenstanders van
gelduitgeven voor een goed raadhuis,
doch geen gelden, die onnoodig zijn. In de
Breestraat komen kosten van afbraak,
kosten van aankoop van winkelhuizen
plus bedrijfsschade. Daarvan is op de
Lammermarkt geen sprake. En was de
Breestraat nu alleen geschikt, doch daar
van is geen sprake, dit heeft spr. reeds
aangeroerd.
De socialisten willen afzien van vele
plannen opdat er geld beschikbaar kome
voor leniging van den nood. Nu, nu doen
ze een bezuinigingsvoorstel en hoort men
niets daarover. Zoo onbehoorlijk is de S.
D. A. P. behandeld dat zij zich aan een
voorstel van rechts waarmede zij het niet
eens was, moest vastklampen om het
eigen voorstel niet direct onder den voet
te zien geloopen.
Op één zaak wil spr. nog wijzen, n.l. dat
de heer Dudok op bijzonder onbillijke
wijze door B. en W. is behandeld. Met
moeite hebben B. en W. diens keuze er
door gekregen, en opeens laten zij hem
los, daar zij meenen dat de meerderheid
van den raad anders wil.
Valt het voorstel van de S. D. A. P. dan
heeft ook spr. bezwaar tegen het plan
Dudok, doch deze is toch bereid tot
overleg?
Wij zouden gaarne den heer Dudok zijn
volle kracht zien ontplooien in een plan
zonder ouden gevel die hem ontzaggelijk
beperkte. Met kracht Depleit spr. h»t
S.D.A.P.-voorstel; dat geeft een goed raad
huis op een goede plaats.
De heer SCHiiLLER, zegt dat de heer
v. Eek meer in 't algemeen de zaken heeft
gesteld, doch dat is z. i. niet voldoende.
De heele gang van zaken dient bezien en
dit wil spr. doen. Welke geheime machten
zijn aan het werk geweest om B. en W. in
het stof te doen buigen en te stamelen:
„hoe wilt ge?" Van B. en W. zijn we veel
gewend, doch nog niet, dat ze zich als
harlekijnen laten gebruiken. Spr. gaat
dan over tot een zeer uitvoerig relaas van
den gang van zaken tot dusverre.
Spr. noemt het praeadvies van B. en W.
inzake meervoudige opdracht al zeer
weinig-zeggend. De C. v. P. wist nimmer,
van wie de nota's kwamen, van het col
lege of van den wethouder, waarop advies
83. Tuimelt je piepte en kreunde en de koning werd er
zelfs bang van. Tot overmaat van ramp gingen de bloe
men heltig heen en weer en besloot de koning weg te
gaan. Nauwelijks had hij het vertrek verlaten of Tuimeltje
klemde zich aan den rand van de vaas vast en wilde er
uitspringen, doch de pot viel om en alles lag midden in
de zaal. De aanwezige bedienden wilden zoo gauw moge
lijk u«eg zien te komen, doch toen ze Tuimeltje herkenden
moesten ze hartelijk lachen en gingen hem vlug helpen.
84. Ook kikker Karei kwam toen te voorschijn en Tui
meltje smeekte op zijn knieën om toch niets aan den
koning te vertellen. Als je ons vanmiddag gezellig ver
maakt, antwoordden de bedienden, dan zullen we alles
opruimen en niemand zal ooit weten, dat jij f^e,vaff
zat". „Kom maar mee", zei Tuimeltje en in stilte dacht
hij er over, wat hij nu eens uit zou halen.
werd gevraagd. Hoe komen B. en W. er
toe, dat er in de raad thans een meer
derheid is voor meervoudige opdracht?
Die was er destijds toch ook, doch toen
kwamen niettemin B. en W. met een voor
stel tot eenvoudige opdracht, 18 Nov. 1929.
Spr. citeert dit sterk uitvoerig om deze
enkelvoudige opdracht nader te verdedi
gen, die door den raad destijds ook werd
aanvaard, spr. gaat uitvoerig den gang
van zaken daarbij na, telkens citeerend,
hoe toen door het college en niet uit den
raad werd geageerd voor deze enkelvoudige
opdracht. Dat zullen de heeren allemaai
wel moeten terugnemen.
Welke opdracht heeft de heer Dudok
gehad? Een toren is hem niet opgedragen
volgens het vertrouwelijk stuk daarover en
toch kwam hij daarmede (Geroep: die
hoort er toch bij!)
Is er sprake van traineeren dan is dat j
alleen de schuld van B. en W. niet van
den raad. 5 maanden hebben B. en W.
noodig gehad voor het indienen van het
voorstel betreffende de terreinkeus!
Alleronbehoorlijkst is het voorstel der
S.D.A.P. behandeld door B. en W.; rechts
moest helpen opdat het niet eenvoudig
werd afgemaakt. En hoe is getraineerd na
de publicatie van het plan Dudok met be
houd van den ouden gevel! 10 maanden
lang hebben B. en W. noodig gehad om
het plan Dudok in het openbaar te laten
afmaken en achter de schermen te kunnen
werken. Toen vroegen B. en W. nog een
commissie van advies,
De S.D.A.P. heeft gestemd voor prae
advies over het voorstel van rechts (Wil
mer, Huurman en Wilbrink) betreffende
meervoudige opdracht om het eigen voor
stel niet totaal te zien begraven worden,
ook al was zij niet voor meervoudige op
dracht. Blijkbaar was die meervoudige
opdracht toen echten al in kannen en
kruiken, gelet op den gang van zaken, ook
al werd dit toen ontkend en steunde wet
houder Splinter dit idee toen nog niet,
spr. citeert, zonder de gevraagde com
missies hebben B. en W. nu het plan
Dudok beoordeeld.
Wethouder SPLINTER: dat moet nog
gebeuren, U loopt vooruit
De heer SCHüLLER: dus nog een nieuw
bedrijf straks van het treurspel!
(De raad wordt ietwat rumoerig en ge
roepen wordt of de heer Schüller haast
klaar is. Deze zegt, dat hij na de 10 maan
den van B. en W. toch wel 1V« uur te
mogen nemen.)
En dan komt opeens de brief van den
minister. Hij vraagt den voorzitter op den
man af: is deze brief een uitvloeisel van
bezoeken van hem aan den minister of
is deze geheel los van alles tot B. en W.
gericht?
Zijn partijgenoot wees reeds op het on
behoorlijke van behandeling van het voor
stel der S.D.A.P. Spr. licht dit nog nadei
toe door den gang van zaken te schetsen
in de C. v. F. Zijn nota is behandeld bij
het schunnige af. Geen kik zelfs hebben
B. en W. er over gegeven. Dat is een hoon.
door het college de S.D.A.P.-fractie aan
gedaan. Zoo'n behandeling zal de fractie
echter niet langer gedoogen. Zij wil ern
stig werken, doet dit ook, doch men
schenkt er totaal geen aandacht aan.
(Geroep: wethouderszetels.)
De heer SCHÜLLER: dat is nog slechts
een woord. Spr. gaat daarop nog kort even
in, vechtend met de heeren v. Es en Wil
brink, die interrumpeeren. •-
Het voorstel der SJD.A.P. Is met geen
enkel argument bestreden. Waarom is het
uitbreidingsplan nog onbekend? Veel te
genstanders zouden z.i dan voorstanders
zijn, in ieder geval tegen bouw op de
Breestraat.
Nu het vraagstuk der kosten. B. en W.
vragen nu een plan „zoo noodig met het
gedeelte Koornbrugsteeg", doch wat geeft
dat aan ruimte? Vrijwel niet meer. En voor
zulke ontzaggelijke kosten, want die win-
wels zullen duur komen. (De wethouder
maar 't is mooier!) Dat is finaal wegge
smeten geld. Nu hoort men wethouder
Goslinga heelemaal niet.
Stel dat het raadhuis op de Breestraat
komt, dan ten eerste, wie moet om plan
nen gevraagd worden. (Geroep: dat is al
lang bekend!) En dan de beoordeeling.
Eerst weer een commissie! Zeker een jaar
gaat daarmede heen. En zijn de huizen
dan leeg, als men wil gaan bouwen? Een
onteigeningsprocedure lijkt hem geenszins
onmogelijk. De gevel had in 1929 al afge
broken kunnen worden, want dat moet
toch gebeuren. Het argument van den
minister van spoed, zich beroepend op
den gevel, is er daarom geheel naast.
Op een schandalige wijze is hier door
B. en W. gesaboteerd, geheime krachten
zijn aan 't werk geweest voor behoud van
den ouden gevel. Z.i. is de ontwerper er
al die alle leeken eenvoudig meesleept
met allerlei tierlantijntjes. Hebben B. en
W. zich er echter van overtuigd dat de
heer Dudok meedoet als dit voorstel wordt
aangenomen? De heer Dudok zou anders
achtergesteld worden, daar hij niet tot
aan de Koornbrugsteeg mocht gaan.
Als de wethouder zegt „dat weet ik
niet", roept spr.: dan is de heer Dudok
al vermoord.
De heer MEYNEN, gedachtig aan de
spreuk woorden zijn genoeg gewisseld
daden wil men ook wel eens zien, zal niet
terugtreden in de voorgeschiedenis. In dit
stadium heeft de idee van den heer Knut
tel geen zin meer al had het in 1929 zin
kynnen hebben. Het zou slechts opnieuw
traineeren.
De heer v. Eek heeft geklaagd over de
weinige vastheid in het beleid van B. en
W., thans is er een voorstel, waarin beslist
de meening van B. en W. uitkomt. (Ge
roep: eindelijk!) Spr. vraagt of het be
paald onmogelijk is, dat de raadsleden,
die een ander plan hebben daarvan af
stand doen. Dat zou z.i. zijn een belang
der gemeente. Spr. vraagt de heeren Wiil-
brink, Wilmer en Huurman of zij niet
zouden kunnen besluiten om, nu B. en W.
hun commissie overnamen eenige toe
nadering te betoonen door los te laten het
denkbeeld van een stadhuis zonder ouden
gevel. Dat zou de Leidsche raad vandaag
een belangrijke schrede vooruitbrengen
want dan is het vraagstuk veel beperkter
geworden.
De heer BOSMAN: waarom maar niet
direct een opdracht gegeven?
De heer MEYNEN: als ik wist, dat de
heer Dudok tegemoet zou willen komen
aan de bezwaren geuit tegen toren en
gevel, Vischmarkt, dan zou ik niet aarze
len.
Ter overweging van de vraag door hem
tot de drie genoemden gericht, geeft hij
het volgende: le. wat we over net plan
Dudok denken, dit staat vast, dat op het
terrein aan de Breestraat een goed Stad
huis kan worden gebouwd in ruimte en in-
deeling. 2e. Ook staat vast (al is het plan
der S.D.A.P. goedkooper, doch de plaats
staat spr. niet aan, dat dit terrein goed
kooper is dan plan met nieuwe gevel, daar
z.i. ongetwijfeld het terrein dan breeder
zou moeten worden. 3e. er zijn in en bul
ten den raad velen' die op den ouden gevel
prijs stellen, ook in universiteits- regeeringa
en cultureele kringen. Misschien zou als
4e argument nog zijn toe te voegen, dat
wellicht bijgedragen zal worden in de kos
ten, doch daarover weet spr. te weinig.
Is het Stadhuis eenmaal weer op de
Breestraat, ook volgens den heer Dudok
de historische plaats, dan is z.i. de ge
meente een groote dienst bewézen en een
maal klaar, zullen velen zeggen: 't is toch
maar goed, dat de oude gevel er weer staat.
De heer BEEKENKAMP meent, dat de
brief van den minister ongetwijfeld veei
zal bijdragen tot een spoedige oplossing en
daarvoor is hij hem dankbaar. De minister
bepleit den ouden gevel en ook spr. wil
Git doen. Er zijn hier in ons land toch al
zoo weinig nationale gedenkteekenen. Uit
pieteit voor onze .voorouders hebben wij
tot plicht te sparen wat te sparen is.
Ook de A.-R. zijn voorstanders van de
gemeentelijke autonomie, doch zij zijn
tegen iedere willekeur.
De heer KNUTTEL: ieder is er voor en
toch blijft er niets van over.
De heer BEEKENKAMP meent, dat een
rechtsgrond voor vernietiging van het
raadsbesluit gevonden wordt in art. 185
der Gemeentewet als de raad besloot tot
bouw zonder ouden gevel op een anderen
plaats. Spr. geeft voorbeelden, dat de
Kroon in bewaring van historische objec
ten een algemeen belang ziet. Spr. citeert
in dezen ook prof. Oppenheim.
Afgezien van de vraag of de oude gevel
niet alleen zijn groote waarde heeft als
stadhuisgevel hetgeen spr. bevestigend
beantwoordt, verdedigt spr. ook overigens
de keuze van de Breestraat, zelfs al zou
het zijn tegen het verkeersbelang, waar
voor niet alles heeft te wijken; spr. geeft
wederom voorbeelden, dat de historie niet
altijd voor het verkeer moet wijken.
Verder dan vage aanduidingen over
steun kon de minister niet geven; meer
is ook niet te verlangen.
Spr. meent, dat trouwens ook minister
Waszink zich reeds met onze Stadhuis
kwestie had ingelaten. Minister Terpstra
geeft duidelijk zijn ideeën, doch de raad
RECLAME.
Zorg dagelijks voor Uw
keel gorgel droog met
hét behoort tot de hygiëne,
nét ols 't poetsen van Uw
tanden!
Alléén fh ortglneele doorefl 25.45 en 65 ets,
6129
llit het Engelsch door mejC. M. G. de W.
HOOFDSTUK VII.
Den volgenden avond omstreeks een
inaif uur voor het avondeten klom Julie
|0e zoldertrap op en klopte flink op de
I deur van het atelier.
,7" Binnen, riep een vriendelijke stem.
i s. J1 stuk)e watten in de eene hand en
ISjiu6 ®e "est;h 'n de andere, was
verdiept in zijn werk om een
IÏÏ j- te zoeken. Hij moest beken-
jnen, die dwaze jongen, dat vooralsnog
I kroond"derzoek niet met succes was be-
Maar er zijn wel hoornen. Willem
een mes en legde de punt op een
ter J, v!n het doek, dat reeds veel lich
ter was dan gisteren.
I onven .°°senblik stilte. Julie spande haar
moert in tVu" deskundige, en bij gevolg
znnrior aar sP«t bekennen, dat er
waren eemgen twijfel boomen te zien
wij bij het water, ziet
I kalm genot ",onge man op €en toon van
is J1®* water?
van een minnaar liet
van het mes langs het
de teederheid
gaan
delijk°Nu' vfrL™lieVHet ls water. heel dui-
I u zy niet meer te probee-
ren niet onder den indruk te zijn. Nu, dat
noem ik nog eens knap!
Ik wist zeker, dat het daar moest
wezen. En als je weet dat het er is, dan
zul je het ook vinden. Weet u wat ik er
van denk? De verrukte toon van zooeven
daalde eensklaps tot iets geheimzinnigs.
Julie had geen flauw idee van wat Wil
lem er van dacht, maar zij wou het heel
graag weten wat het ook wezen mocht,
want hij was op eens een heel eind gere
zen in haar achting.
Het zou mij in het geheel niet ver
wonderen als dit tenslotte eenHij
zweeg plotseling met een ontstellend glim
lachje.
Wat zou het tenslotte wezen?
Ach! 't is misschien beter het niet te
zeggen. Deze woordep zoo ernstig en om
zichtig, maakten het slimme meisje
nieuwsgierig. Zij begon eigenlijk tegen
haar zin eerbied te krijgen voor dezen
zonderlingen Jongen man.
Denkt u dat het iets heel goeds kan
wezen?
Het zou iets al te goeds kunnen
wezen. Willem's stem trilde. Indien alles
voor den dag komt en lijkt op dit, dan
kan het wonderlijk mooi zijn. Ziet u die
wolk?
Julie keek zoo scherp als ze maar kon,
maar zij zag geen zweem van een wolk.
Neem het microscoop.
Zelfs met het microscoop was geen
enkel wolkje voor haar oogen zichtbaar.
Ik ben er zoo zeker van als van iets
ter wereld, zei Willem. Er is daar een
wolk o ja! De toon waarop hij dit zei,
klonk als muziek in de ooren. En daar is
de lucht! Een straal van de ondergaande
najaarszon maakte zulk een merkwaar-
digen indruk in de opgeheven oogen van
den jongen man, dat Julie er eigenlijk
meer aandacht voor had dan voor het
schilderijtje.
Heeft Oom Si die boomen gezien?
vroeg zij plotseling.
Ja, de baas is een paar minuten ge
leden boven geweest om te kijken.
En wat zei hij?
Hij wreef over zijn wang en verzette
zijn bril.
Heeft u hem verteld wat u zooeven
aan mij verteld hebt?
De jonge man knikte.
En geloofde Oom Si het?
Hij zei, dat hij zou wachten tot dat hij
het zelf zag.
Nu, de boomen kan hij in ieder geval
niet ontkennen.
Neen, dat deed hij ook niet. Maar,
het schilderstukje begint pas voor den
dag te komen, zooals u ziet. En toch heeft
hij mij al een bod gedaan, zelfs in den
toestand zooals het daar staat.
Als door een plotselinge ingeving
riep Julie: Ik hoop, dat u dat toch niet
hebt aangenomen!
Neen, dat spreekt van zelf, zei Wil
lem, kalm. Ik ben overtuigd, dat ik het
voor mij zelf moet houden totdat ik heb
gevonden wat het eigenlijk is.
Ja, dat is verstandig. En als de vraag
niet al te indiscreet is, wat bood Oom Si
er voor?
Vijf gulden. Maar dat is voor de lijst
alleen. t
Julie kreeg iets meesterachtigs. U mag
er niet aan denken er afstand van te
doen.
Met een onschuldigen eenvoud, haast
ongeloofelij k voor een zoo verstandigen
jongen man, vroeg hij waarom.
Waarom! Julie snoof bijna. Omdat
als Oom Si u vijf gulden biedt voor een
ding, dat u voor f. 3.50 gekocht hebt, u
zeker kunt zijn dat hij het beschouwt als
iets van waarde.
De baas is altijd heel goed voor mij ge
weest, zeide de jonge man met grooten
eenvoud.
Bij deze woorden was het of Julie een
pijnlijke steek voelde, zoo groot was het
contrast tusschen die twee personen. De
een zag de koopwaren alleen uit een oog
punt van schoonheid, de andere alleen
met het oog op geld.
U is te bescheiden. En ofschoon u
bijzonder knap bent, toch als u mij niet
kwalijk neemt dat ik het zeg, toch bent u
in enkele opzichten heel onverstandig,
tenminste zoo denk ik er over.
Willem nam de beschuldiging zonder
tegenspreken aan.
Maar zeg eens, zei Julie, terwijl zij
hem koel en strak aanzag, zeg mij nu
eens waar ge dacht, dat die molen stond?
Ach, ik was zoo dwaas te denken, dat
die vlek, en hij wees met den vinger van
den kunstkenner op een zeker plekje
werkelijk een molen was. Maar het is
niet zoo.
Heeft u er wel eens een gezien?
Ja, natuurlijk.
De droomerige jongen vroeg waar?
Julie had er een gezien in Lincolnshire.
O, Lincolnshire! Maar u moet die
zien die in het Museum hangt in „The
National Gallery.
Waar zegt ge?
Plotseling kreeg zijn stem weer dien
verrukten klank, en de glimlach, waar
door zijn heele gezicht straalde. Julie was
er verrukt van.
Het is er één van Hobbema.
Wat? waar!
Een Hobbema! Zaterdags wordt de
winkel om éen uur gesloten, dan zou ik
met u mee kunnen gaan om hem u te
laten zien als u er prijs op stelt. Ik wou
zoo graag dat u hem zag als u er ten
minste belang in stelt. U zult er een in
druk van krijgen wat een molen wezen
kan.
Maar ik bedoelde een echte molen.
Echte, wezenlijke dingen, daar stel ik al
leen belang in.
Een Hobbema is beter dan iets, dat
werkelijk bestaat.
Beter dan iets werkelijks, zei Julie,
heel groote oogen opzettend.
Als u het ziet, zult u begrijpen wat
ik bedoel. Ik hoop dat u mee wilt gaan
om hem te zien.
Julie was zulk een practisch persoontje,
dat haar eerste indruk was te bedanken
om mee te gaan. Maar Haar aangeboren
zin voor het practische van het leven
werd op den achtergrond gedreven door
hetgeen zij pas had ondervonden. Ja, in
menig opzicht was deze jonge man, de
simpelste man, dien ze ooit gezien had,
maar toch bleef het ontmoedigend feit
bestaan, dat hij in ieder geval goed zijn
verstand had. En die geestelijke hoeda
nigheden daargelaten, als je hem goed
aanzag en lette op den gloed in zijn
oogen, dan was hij ongetwijfeld de knap
ste jonge man, dien zij ooit gezien had.
En daarom deed ze hem schoorvoetend de
belofte aanstaanden Zaterdagmiddag met
hem mee te gaan naar het Museum, om
te zien wat een molen eigenlijk was.
HOOFDSTUK VIH.
Het was op Maandagavond dat Julie
deze belofte gedaan had, maar er moest
nog l\eel wat gebeuren, voordat zij die
kon vervullen. De Zaterdag zelf was al
uitgesloten, want reeds vroeg in den
morgen van dien dag moest Willem naar
een verkooping in Essex waar verschei
dene dmgen misschien wel goedkoop zou
den gaan. En den volgenden Donderdag
moest hij weer naar, Tunbridge Wells.
Gedurende zijn afwezigheid dien dag was
de belangstelling van het jonge meisje in
het schilderijtje dat hij te Crowdon ge
kocht had. eensklaps zeer toegenomen.
Zelfs vóór dit veelbeteekenende evene
ment was ze zeer vervuld geweest van dit
veel besproken onderwerp. Willem werkte
er dagelijks aan met steeds toenemende
belangstelling en geestdrift.
(Wordt vervolgd.)