Overdracht van het rectoraat der Leidsche Hoogeschool.
D A R 0 L F AR G Uil A RS
NACHTWANDELING
72sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 21 September 1931
Derde Blad
No. 21935
DE LOTGEVALLEN DEF
UNIVERSITEIT IN DEN
AFGELOOPEN CURSUS.
Rede
van prof. dr. J. Ph.Vogel
FEPMLIJET0M.
De aftredende rector-magnificus
prof. dr. J. Ph. Vogel.
In tegenwoordigheid van curatoren,
hoogleeraren, lectoren, privaat-docenten
en studenten heeft hedenmiddag in het
groot-auditorium der Leidsche Universi
teit, prof. dr. J. Ph. Vogel de rectorale
waardigheid overgedragen aan zijn op
volger, prof. dr. J. J. Blanksma.
Alvorens daartoe over te gaan, schetste
hij in een uitvoerige rede de lotgevallen
der Universiteit in het afgeloopen Acade
mie-jaar, waaraan wij het volgende ont-
leenen:
Voor het eerst ging het aantal inschrij
vingen de 2500 te boven en bedroeg dit
2563, zoodat het totaal aantal hier stu
deerenden bij den aanvang van den cursus
3027 bedroeg. Het gebrek aan ruimte deed
zich dientengevolge in steeds sterkere
mate gelden, hoewel verschillende verbe
teringen tot stand kwamen. De overleden
hoogleeraren, prof. dr. M. W. de Visser en
prof. dr. H. T. de Graaf worden herdacht;
dank gebracht aan de afgetreden hoog
leeraren A. J. Blok, P. M. van Kampen, J.
W. M. van Eijsinga, G. André de la Porte
en Scato de Vries.
Als nieuwbenoemde hoogleeraren deden
hun intrede prof. dr. J. Droste, prof. dr.
J. J. L. Duyvendak, prof. mr. H. G. P.
Duyfjes, prof. dr. J. H. Thiel, prof. dr. P.
H. G. van Gilse, prof. dr. E. A. D. E. Carp,
prof. dr. L. G. M. Baas Becking, prof. dr.
C. de Boer, prof. dr. H. Bosch-ma, prof. dr.
J. Rahder, prof. mr. J. M. van Bemmelen,
prof. mr. B. M. Telders en prof. dr. L. J.
van Holk.
Da'arna wordt melding gemaakt van de
mutaties in de rijen der lectoren en pri
vaat-docenten en van de cursussen en
voordrachten, buiten studieverband dooi
de docenten der Universiteit en door an
deren gegeven, waarvan de belangrijkste
waren de vacantie-cursus voor Duitsche
studenten en de reeks Indische lezingen.
Wanneer ik nu overga van de personen
op de gebouwen, vinden wij in de eerste
plaats het een en ander te vermelden aan
gaande klinieken en laboratoria, die on
misbare instellingen in het groot universi-
teitsverband.
De werkzaamheden om de Heelkundige
Kliniek in het Boerhaave-kwartier tot een
aan moderne eischen beantwoordende in
richting te maken, zijn met kracht begon
nen. Wij wenschen prof. Zaayer van harte
toe, dat de overbrenging zijner kliniek
naar de overzijde van de barrière moge
zijn voleind, vóórdat hij geroepen wordt
om het Rectoraat op zich te nemen. Want
ieder begrijpt dat de vervulling van het
hooge ambt aan iemand, wiens tijd zoo
kostbaar is, toch reeds bijzonder zwaar
moet vallen. Bovendien is het nauwelijks
noodig er aan te herinneren, dat door de
overbrenging van die kliniek het oude
ziekenhuis ten langen leste vrij komt
een belangrijk moment in „de groote
akademische verhuizing" die al jaren
lang bezig is zich te voltrekken. Men zal
dan hebben te beslissen, welk nuttig ge
bruik van dat groote gebouw kan worden
gemaakt.
In prof. Van Gilse's kliniek zijn de toe
gezegde kleine bouwkundige wijzigingen in
het afgeloopen jaar tot stand gekomen.
De uitbreiding van het Pharmaceutisch
Laboratorium, waarvan in het verslag van
verleden jaar als een dringende noodzake
lijkheid melding werd gemaakt, kreeg dit
jaar haar beslag. Aan het nijpende plaats
gebrek is nu een einde gekomen.
Daarentegen klagen prof. De Haas en
prof. Keesom over nijpend gebrek aan
ruimte in het door hen gemeenschappelijk
beheerde laboratorium. Door de groote
uitbreiding, die het aantal studenten,
welke de experimenteele natuurkunde als
hoofdvak hebben gekozen, in de laatste
jaren heeft ondergaan, gevoegd bij het
steeds groeiend getal dergenen, die in de
eerste jaren hunner studie de praktische
oefening in de natuurkunde moeten vol
gen, doet zich in verband ook met den
bloei, waarin zich de afdeeling der theore
tische natuurkunde verheugt, de behoefte
aan meer plaatsruimte in het Natuurkun
dig Laboratorium in den vorm van experi
menteerlokalen en van lokalen voor lees
kamer Bosscha steeds dringender gevoe
len. Te pijnlijker is dit euvel, daar het
wereldvermaarde Kryogeen Laboratorium
telken jare weer werkers uit den vreemde
tot zich lokt. In de afdeeling van prof. De
Haas werkten dit jaar de buitenlanders
Dr. S. Freed uit Berkeley (U.S.A.) en prof.
J. Becquerel uit Parijs. Bij Keesom hos-
piteerden één Belg, één Duitscher en drie
Zweden, terwijl bovendien de Belgische
ruilprofessor, Dr. J. de Smedt, eenigen tijd
op zijn laboratorium werkzaam was en
deelnam aan het experimenteel onderwijs.
In dit verband zij nog met dankbaarheid
vermeld, dat uit de gift van de Rockefeller
Foundation wederom een aantal instru
menten ten diensten van het verrichten
van kryogene onderzoekingen kon worden
aangeschaft.
De nieuwe hoogleeraar in de plantkunde
nam het beheer van het Botanisch Labo
ratorium over van Mej. Dr. M. F. E. Nico-
laï, die dit gedurende drie maanden met
groote toewijding en nauwgezetheid had
waargenomen. Reeds onmiddellijk na zijn
ambtsaanvaarding is hem'door bemidde
ling van Curatoren zeer veel hulp ver
leend, waardoor de drukkende zorgen
van correspondentie en administratie tot
een minimum werden beperkt. Met de hulp
van den Rijksgebouwendienst is het voor
malige museum omgebouwd tot biblio
theek. De boekerij ontving een dertigtal
boekwerken uit de nalatenschap van den
oud-alumnus, wijlen M. W. Beyerinck.
Een met het Botanisch Laboratorium
nauw samenhangende instelling is de door
Leiden's burgerij zoo zeer gewaardeerde
Hortus Botanicus. Ook deze kreeg dit jaar
een nieuwen verzorger in de persoon van
den heer H. Veendorp, hortulanus van de
Rotterdamsche Diergaarde, die zijn nieu
wen werkkring op 1 April aanvaardde. Zijn
voorganger, de bekende hortulanus E. Th.
Witte, had op 1 December van het vorig
jaar wegens het bereiken van den 65-
jarigen leeftijd zijn ambt neergelegd.
Op initiatief van prof. Baas Becking
zullen wij binnenkort den zestiende-eeuw-
schen Kruidhof van Clusius zien herleven
op het terrein achter het voormalig Sta
tencollege. Tot dit sympathieke plan heeft
de Minister van Onderwijs in een bericht
van 11 Juli zijn medewerking toegezegd,
nadat bij beschikking van den Minister
van Financiën van 4 Juli het bedoelde
stuk grond, behoorend tot het aan de
De nieuwe rector-magnificus
Prof. dr. J. J. Blanksma.
Leidsche manege verhuurde terrein, aan
de verhuring was onttrokken. Wij hopen
dat daarnaast een oude en nuttige instel
ling als de Universiteitsmanege immers
was er sprake van den verkoop van het
terrein en de daarop staande gebouwen
zal bleven voortbestaan.
Van den Hortus is de overgang op de
aangrenzende Sterrewacht niet moeilijk.
Omtrent deze befaamde instelling valt
weder het een en ander te berichten. Dit
jaar werd een begin gemaakt met de uit
breiding in verband met de verleden jaar
vermelde schenking van de Rockefeller
Stichting. De kijker, die te Johannesburg
zal worden opgericht, werd besteld, en de
nocdige uitbreiding van het gebouw der
fotografische afdeeling te Leiden kwam
gereed Deze bouw werd uitgevoerd onder
leiding van den Rijksgebouwendienst en cp
kosten van de Stichting „Het Leidsche
Sterrewachtfonds".
Een andere belangrijke gebeurtenis is de
expeditie door de Sterrewacht, in overleg
met de Internationale Astronomische Unie,
naar Equatoriaal Afrika, gezonden, om daar
met een speciaal instrument fundamen-
teele waarnemingen te doen. De kosten
dezer expeditie worden bestreden uit bij
dragen van de Internationale Astronomi
sche Unie en van particulieren en stich
tingen in Nederland, terwijl ook het Rijk
een subsidie toestond. De expeditie bestaat
uit de heeren Dr. C. H. Hins en Drs. G. v.
Herk, onderscheidenlijk observator en
assistent aan de Leidsche Sterrewacht, die
13 Juli per s.s. „Randfontein" naar Mom
basa zijn vertrokken.
Professor Hertzsprung vertoefde van
November tot Juni in Johannesburg en
deed daar waarnemingen voor de Leidsche
Sterrewacht.
Naast de Laboratoria en Klinieken, die
onmisbare werkplaatsen der exacte
Wetenschappen, zien, \yu tegenwoordig ook
instituten verrijzen, die aaii den dienst
der geestelijke wetenschappen zijn gewijd.
Nog onlangs heeft prof. Huizinga, als voor
zitter der Koninklijke Academie van We
tenschappen betoogd, hoe wenschelijk het
is dat ook in ons land instituten voor his
torisch onderzoek worden gesticht. Hier
door zouden jonge geleerden, die thans
door het onderwijs worden geabsorbeerd,
èen welkome gelegenheid krijgen om zich
te blijven wijden aan de wetenschap.
Het Oostersch Instituut drijft geheel op
eigen wieken en, hoewel niet breedgewiekt,
deed het toch een aantrekkelijk verlucht
jaarverslag het licht zien.
Bovendien wist het genoemde Instituut
met zijn bescheiden middelen een tweede
zaal in het Heilige Geesthuis op de Hoog-
iandsche Kerkgracht in te richten. Dit
ruime vertrek, vroeger een slaapzaal voor
weeskinderen, bergt nu een nationaal mo
nument de kast met voorwerpen door
Snouck Hurgronje meegebracht van zijn
verblijf te Mekka in FebruariAugustus
van het jaar 1885. Deze collectie is door
het Ethnografisch Museum in bruikleen
afgestaan.
Een gebeurtenis van bijzondere betee-
kenis voor de Oostersche studiën te Lei
den was de opening van Duyvendak's Si
nologisch Instituut.
Ook op het gebied der Leidsche Musea
valt belangrijke vooruitgang te consta-
teeren.
De bouw van een vleugel aan het be
staande Rijksmuseum van Geologie en
Mineralogie is in December 1930 begon
nen. Vóór den winter hoopt men onder
dak te zijn, zoodat de verdere afwerking
ook bij slecht weer kan geschieden. Het
is de bedoeling dat de nieuwe vleugel, die
geheel voor het onderwijs wordt bestemd,
omstreeks April 1932 gereed komt, waar
na het reeds bestaande gedeelte door een
kleine verbouwing geheel tot Museum zal
kunnen worden ingericht. Men verwacht,
dat eind Juni van het volgend jaar alie
werkzaamheden zullen zijn afgeloopen.
De inrichting van de nieuwe kleine mu
seumzalen in de noordzijde van het be
staande gebouw zal wellicht pas in 1933
haar beslag krijgen, omdat daarvoor de
aanschaffing van extra meubilair noodig
is. Het maakt dus den indruk, dat wat de
ruimte betreft, in afzienbaren tijd het leed
geleden zal zijn.
Prof. van Eysinga heeft indertijd, toen
hij van deze plaats sprak, gewezen op den
opbloei der geologie aan de Leidsche Uni
versiteit. Daarvan getuigt ook de stichting
van een vulkanologisch archief, waartoe
prof. Escher in het afgeloopen jaar het
initiatief nam.
Het Rijksmuseum voor Ethnographie
zag in het afgeloopen jaar zijn bezit ver
rijkt door den aankoop van enkele merk
waardige stukken Graeco-Boeddhistische
plastiek alsmede door een belangrijke
schenking van Harer Majesteits gezant te
Praag, dr. Hendrik P. N. Muller. Deze
schenking bestaat uit een verzameling
van ongeveer 500 ethnografische voor
werpen uit het gebied tusschen de Zam
besi en de Limpopo in Oost-Afrika, welke
ongeveer vijftig jaren geleden door den
schenker persoonlijk te dier plaatse is bij
eengebracht.
Bij den brand op de Koloniale Tentoon
stelling te Parijs is de geheele inzending
van het Museum verloren gegaan. Dank
zij vooral den uitnemenaen zorgen van
den betrokken conservator dr. W. H. Ras-
sers, waren nagenoeg geen onvervangbare
of om andere redenen buitengewoon kost
bare stukken uitgeleend, terwijl de admi
nistrateur van het Museum, de heer A. J.
Ensink, er voor had gewaakt, dat de
Leidsche inzending door een afzonderlijke
verzekering tegen schade van welken aard
ook gedekt werd. Het is zeker in de eerste
plaats aan deze beide heeren te danken,
dat het door dit museum geleden verlies
onbeduidend is in vergelijking met de
schade die andere instellingen hebben te
betreuren.
Vanwege het Museum van Oudheden
werd wederom een serie belangrijke lezin
gen op oudheidkundig gebied geboden.
Ook dit museum mocht zich verheugen Lr
verscheidene mooie aanwinsten. Ik noem
in het bijzonder het legaat van den heer
Gildemeester te Amsterdam waardoor
niet slechts een buitengewoon kostbare
collectie in het bezit van het Museum
kwam maar ook een belangrijk fonds
voor aankoopen werd gesticht; de
zeldzaam interessante Romeinsche sarco-
phaag van Simpelveld, bij den aankoop
waarvan de Vereeniging Rembrandt zulk
een krachtigen steun verleende, en de
onlangs verworven bronsjes van Loeristan
waarvan eenige der belangrijkste stukken
door het Reuvens-Fonds werden aange
kocht.
Om het Prentenkabinet op soortgelijke
wijze bij te staan is in het afgeloopen
jaar op initiatief van Byvanck de vereeni
ging „Lucas van Leyden" gesticht.
Wij zijn het vooral aan het initiatief
van onzen secretaris van curatoren, mr.
Idenburg verschuldigd, dat de Leidsche
hoogeschool in het afgeloopen jaar een
hoogst nuttige instelling rijker is gewor
den het Academisch Historisch Mu
seum.
Het Museum is gevestigd in de ruimte,
die vroeger als rommelzolder dienst deed.
Een ideale huisvesting is dit geenszins,
vooral met het oog op brandgevaar.
Twee voorwerpen uit de Lakenhal, die
ten nauwste verbonden zijn met de Uni
versiteit, zijn aan den Senaat aangeboden
om in het Groot Auditorium te worden
geplaatst. Het zijn de deuren van het or
gel, dat eertijds in het Groot Auditorium
was opgesteld, en het houten beeld van
Justitia, dat tot de Academische Vier
schaar in het oude Stadhuis heeft be
hoord. Deze belangrijke giften zijn dank
baar aanvaard.
Op Vrijdag 5 Juni mochten wij tegen
woordig zijn bij de opening van een an
dere nieuwe instelling het Neder-
landsch Historisch Natuurwetenschappe
lijke Museum, gevestigd in de bovenver
dieping van het oude Boerhaave-labora-
torium.
De toestand van een aantal portretten
1 in de Senaatskamer vereischte middelen
i van herstel; in 'tbijzonder het op een
I hout paneel geschilderd portret van
Scaliger, het oudste dei verzameling, gaf
reden tot bezorgdheid. Door bemiddeling
van prof. W. Martin heeft een deskundige,
de heer D. de Wild te 's-Gravenhage, rap
port uitgebracht en dezen is opdracht ge
geven het werk uit te voeren, nadat het
benoodigd bedrag van f. 500 door curato
ren was beschikbaar gesteld.
Men kent het boekje door P. J. Blok
en W. Martin aan de Senaatskamer en
speciaal aan de portrettenverzameling ge
wijd Sedert de verschijning daarvan in
1914 zijn acht- en twintig portretten aan
de collectie toegevoegd. Het werd dus tijd
een nieuwe editie te doen verschijnen.
Wij hebben gemeend, dat deze in belang
zou winnen, indien aan de beschrijving
van elk der portretten een korte ken
schetsing van den afgebeelden hoog
leeraar als geleerde en docent werd toe
gevoegd. Dank zij de medewerking van
een aantal leden van den Senaat is dit
plan tot uitvoering gekomen en staat te
verwachten dat de vermeerderde uitgave
van „De Senaatskamer" binnenkort het
licht zal zien bij de firma S. C. van Does-
burgh.
Het is steeds een aangename taak voor
den Rector vreemde gasten in onze statige
Senaatskamer te ontvangen en hen rond
te leiden langs de imposante reeks por
tretten, waarin de roem van de Leidsche
Hoogeschool als het ware zichtbaren vorm
heeft aangenomen. In het afgeloopen jaar
i is mij meermalen dit voorrecht te beurt
gevallen. Nu eens waren het Duitsche, dan
I weer Zuid-Afrikaansche studenten, nu
eens leeraressen uit de Dominions van
het Britsche Rijk, dan weer Prinsen van
Sumatra's Oostkust. Onze Senaatskamer
mist zeiden haar werking. Zelfs een bij
uitstek praktisch man als mr. Henry Ford,
bij wiens ontvangst op Zaterdag 4 October
ook verscheidene Curatoren aanwezig wa
ren, scheen niet geheel onontvankelijk
voor de bekoring van dat deftig vertrek.
De gedachte dringt zich op: waar telken
male vreemdelingen plechtig ter Senaats
kamer worden ontvangen, is het dan niet
jammer, dat onze eigen studenten bij
mijn weten zoo uiterst zelden de verza
meling portretten komen bekijken, die
toch van zooveel belang is voor de geschie
denis hunner Hoogeschool? Want bij ge
legenheid van een promotie, wanneer zij
zich in een soms haast verontrustenden
drom verdringen om het judicium aan te
hooren, is de gelegenheid uiterst onge
schikt om zich in de artistieke en histo
rische waarde der schilderijen te verdie
pen. Ik mag het wellicht mijn opvolgers
aanbevelen om middelen te beramen,
waardoor de opvoedkundige waarde dezer
collectie ten bate van de studeerende jeugd
beter kan worden benut.
Eenige persoonlijke herdenkingsdagen
vallen te vermelden. Prof. R. P. van Cal-
car herdacht op 26 September 1930 zijn
25-jarig professoraat te Leiden. Op Zon
dag 21 December mocht prof. H. B. Gre-
ven zijn 80sten verjaardag vieren. Het
was beider wensch hun feestdag zonder
officieel eerbetoon te laten voorbijgaan.
Een derde jubileum, waarvan bij mijn we
ten geen notitie is genomen, is dat van
's Rijks Herbarium, hetwelk in het afge
loopen cursusjaar honderd jaren te Lei
den was gevestigd. Op 6 November 1930
was het 60 jaar geleden dat prof. Hugo de
Vries te Leiden promoveerde op een dis
sertatie getiteld „Invloed der temperatuur
op de levensverschijnselen der planten".
Op Dinsdag 16 Juni was het ons een
voorrecht prof. S. G. de Vries uit naam
van den Senaat te gaan gelukwenschen
met zijn 70-jarigen verjaardag.
Aan het hoofd van de lijst van gouden
doctoren van 1930—'31 vinden wij den
naam van onzen Leidschen oud-ambtge
noot dr. M. Nolen. De overigen zijn dr. B.
E. Scheltema, mr. L. H. J. Hurrelbrinck,
dr. P. Vermeulen, mr. E. de Vries, dr. J.
Browne, dr. J. W. van Wijhe, dr. P. van
Romburgh, dr. F. Delhez, mr. C. A. Romer,
mr. P. Bloemarts, mr. J. W. van Gronin
gen, dr. L. van der Hoeven, dr. G. C.
Nijhoff, mr. J. H. van Meurs, mr. D. Z. van
Duyl en dr. H. Heller. Hun allen werd
namens den Senaat de gebruikelijke ge-
lukv-ensch toegezonden.
Keeren wij een oogenblik terug tot het
officieele cijfer der inschrijvingen, dat,
zooals ik in den aanvang mijner rede
reeds heb medegedeeld, 2563 bedraagt. In
den cursus 1929'30 was het 2497, dus een
aanwas van 66, zeker niet onrustbarend in
verband met de gestadige toeneming der
geheele bevolking van Nederland.
Het eenige cijfer, dat wellicht een oogen
blik zou kunnen doen ontstellen, is dat
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
54) SLOT.
Zij Londen verlaten, terwijl Darol er
was? 't Was te dwaas om alleen te loo-
pen! Want ze wist nu wel vast en zekt c,
dat zij en hij bij elkaar zouden blijven.
En trotsch gevoelde zij zich over deze
verovering.
De oude heer wendde zich nu tot
zijn neef:
En jij, Darol? Wat zijn je plannen?
Kom je bij mij terug?
De jonge man aarzelde even. Hij had nu
ervaring opgedaan, wat het beteekende
om aan den kost te komen door te zorgen
voor andermans ontspanningen. Ging hij
weer in zaken, dan was het daarmede
voorgoed uit. Zakenman te zijn leek hem
nu minder onaantrekkelijk dan voorheen.
In ieder geval had hij dan gelegenheid
over zijn vrijen tijd naar eigen wensch le
beschikken. Hij zou zijn ontspanning zelf
kunnen kiezen en de toekomst zette zich
wijder voor hem open dan wanneer bij
weder op zich nam jongelui en oude da
mes te leeren tennissen of schaatsenrij
den. Hij stelde dus zijn oom de vraag:
Zou u het graag zien, dat ik bij u
terugkeerde, oom?
Graag hebben? Ik zou niemand wil
len hebben als het met die beroerde ge
zondheid van mij wat beter wilde gaan.
Nijdig hief de oude heer zijn grijze
hoofd op, terwijl hij zijn vermagerde hand
naar zijn te wijd geworden boord ophief
om de dasspeld, de bekende zwarte parel,
de reclame voor zijn zaak, wat steviger te
bevestigen.
Kijk eens, Darol, je hebt in den eenigen
brief dien ik van je uit Frankrijk mocht
ontvangen, geschreven, wat je positie
was. Maar je kunt mij niet wijs maken,
dat daar eenige toekomst in zou zitten!
Dat hangt er nog van af, oom, ant
woordde Darol met eenigen nadruk.
Je doet toch verstandiger terug te
komen, bromde de oude heer norsch.
Nu ik wat krikkig ben geworden,
zou je meer vrijheid hebben in je doen
en laten.
In de eerste plaats zou ik belangrijk
meer geld willen verdienen, antwoordde
Darol.
Na een oogenblik zwijgen vervolgde de
ander, zij het ook met eenigen tegenzin:
Misschien neem je er genoegen mede
te weten, dat je in de toekomst de heele
zaak krijgt, wanneer ik zal zijn uitge
stapt. Je bent het laatste mannelijk lid
van ons geslacht.
Daar ben ik voor het oogenblik niet
mede geholpen, verklaarde Darol, die zes
maanden geleden door zijn kamer m
Chelsea had geijsbeerd, piekerende over
de vraag, hoe hij behoorlijk rond zou kun
nen komen. Darol wierp een blik naar het
jonge meisje, waaraan hij zich voor zijn
gansche leven had verbonden en wendde
zich tot zijn oom:
Ik moet nu dadelijk over ruimer in
komsten kunnen beschikken.
Weer een oogenblik zwijgen, onderwijl
de oude koopman streed met zijn afgod
Mammon.
Nu goed, bromde hij, je kunt tegen
hooger salaris bij mij terugkeeren. We
zullen het daar later verder over hebben.
In ieder geval wil je nu wel dadelijk de
zeven duizend Pond terughebben, die je
als vergoeding voor de parels hebt be
taald. Of heb je liever de parels?
Liever de parels, verklaarde Darol
onmiddellijk.
Zoo heb je die liever? Nu, mij goed,
ze zijn je eigendom. Als je maar niet
denkt, dat je er meer dan zevenduizend
Pond voor maken zult.
Mag ik ze hebben?
Ze zijn van jou.
Wel bedankt, oom.
Nu dan tot morgen!
Darol begreep dien wenk en zich om-
keerend zij hij enkel:
Goeden middag oom.
Maar toen kwam toch een beter-ik bij
den ouden man boven. Hij wendde zich
tot hem met een smeekend gebaar ais
van een oude man die hulp vraagt. Ziekie
en herinnering hadden zijn stuurschheid
gebroken. De Mammon was niet meer de
alleenheerscher in zijn hart en hij herin
nerde zich dat Darol de eenige spruit was
van zijn bloedeigen broeder, den onstui-
migen verkwister, die alles er voor over
had gehad, zelfs een huwelijk, om een toe
vallig ontmoete danseres de zijne te kun
nen noemen. Zij waren antipoden ge
weest, maar wellicht was één kiem ge
meenschappelijk bij hen geweest en deze
bracht een ommekeer in zijn denken. En
met haast vriendelijke stem zei de oude
man:
Nu tot ziens, mijn jongen, terwijl hij
daarbij Darols hand greep en deze harte
lijk drukte.
Beste oom! riep de jonge man op
gewekt uit, terwijl hij den handruk beant
woordde.
Tusschen de beide mannen ontstond nu
iets, dat hun tot nog toe vreemd was ge
weest, een gevoel van wederzijdsche sym
pathie. Edoch, daar bleef het niet bij. De
oude Kei wendde zich tot zijn vroegeie
kantoorjuffrouw en met een vriendelijken,
haast vaderlijken blik op haar vriendelijk
glimlachend gezichtje zei hij:
Nu, beste kind, tot spoedig.
Toen Sheila van haar verbazing was
bekomen, stond zij in het benedenvoor-
portaal van het oude huis, waarin een
marmeren borstbeeld stond van den
grootvader, die eenmaal eigenaar was ge
weest van de mooie lessenaar met het
geheime laad je.
Een slordig uitziende dienstbode van
ongeveer zestig jaar dook uit een of
anderen hoek op om ze uit te laten, maat
Darol haastte zich te zeggen:
Niet noodig, Simmons, we zullen er
wel uitkomen, waarop de vrouw weer ver
dween.
Een oogenblik Sheila, hier heb je het
ding, en alsof het een stuk speelgoed was
haalde hij nonchalant het kostelijk snoer
parels uit zijn binnenzak.
Sheila, mag ik je dit geven?
Heel graag, antwoordde Sheila op
eenvoudigen toon.
Een oogenblik, had hij gezegd, en dit
was het gewichtige oogenblik in hun le
ven. Zij, die nooit had gezegd wat zij niet
meende, zou niet graag dat oogenblik door
onwaarheid of malle preutschheid heb
ben willen bederven. Vandaar dat een
voudige antwoord. Maar hij wilde beloond
worden!
Mag ik nu het plezier hebben je het
om te doen?
Graag, Darol.
Die bontkraag zit me in den weg
Hij maakte de kraag los, zoodat haar
hals vrij kwam. En bij Sheila kwam de
herinnering op aan de voorspeling van de
juffrouw, die haar den mantel van lui-
paardbond had verkocht, dat die mantel
haar geluk aan zou brengen.
Een glimlach van gelukzaligheid ver
toonde zich op haar gelaat, terwijl zijn
vingers het collier om haar hals legden
en het slot er van dichtdrukten. Toen
trok hij haar dichter naar zich toe, zacht
drukte zijn hand haar hoofd achterover
boven de parels, die zijn bruidsgeschenk
vormden, en zijn mannelijk hoofd over
haar heen buigend, drukte hij een kus op
haar roze mond. In een oogenblik van
alles vergetende verrukking bleven ze zoo
staan, maar ten slotte verbrak hij het
zwijgen, bracht hij hen tot de werkelijk
heid terug.
Hou je een beetje van me? Ik ben
bang, dat je me nogal een hark hebt ge
vonden. Dat ben ik ook wel een beetje,
ten minste tegenover jou ben ik dat altijd
geweest. Maar hoor eens, jeugdige
schoone, ik ga nu veranderen, nu ik bij je
ben. Hoor eens lieveling, hou je van mij?
Antwoord mij, zooals het onder pareldie-
ven gebruik is, eerlijk en oprecht, voor
we weggaan om thee te drinken
Twee personen thee? viel Sheila hem
in de reden, terugdenkend aan een mid
dag met Peg Woffington.
Natuurlijk twee personen thee. Maar
hoor eens, hou je heusch een beetje van
me? Toe, zeg het eens!
En ondeugend maar toch ietwat aarze
lend antwoordde Sheila:
Maar zeg, geloof je me als ik ja zeg?
Als ik er mijn woord van eer op geef?
U is vrij om heen te gaan, zei Darol,
daarmede herinnerende aan het don
kerste oogenblik in hun beider leven.
Maar zij vond dat alleraardigst van
hem en zij hernam:
Zal ik eens iets in het geheim ver
tellen?
Graag!
Nu, ik ga liever niet heen!
Een kus beloonde haar daarvoor, en
haar daarop op armslengte van zich af
houdende, terwijl zijn oogen haar als het
ware verslonden, vroeg hij:
Op je woord van eer?
En lachend, wel overtuigd, dat zij geen
van beiden ooit zouden denken elkander
te verlaten, antwoordde zij:
Op mijn woord van eer zooals het
iemand, die parels steelt, betaamt!