Overdracht van het rectoraat der Leidsche Hoogeschool. D A R 0 L F AR G Uil A RS NACHTWANDELING 72sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 21 September 1931 Derde Blad No. 21935 DE LOTGEVALLEN DEF UNIVERSITEIT IN DEN AFGELOOPEN CURSUS. Rede van prof. dr. J. Ph.Vogel FEPMLIJET0M. De aftredende rector-magnificus prof. dr. J. Ph. Vogel. In tegenwoordigheid van curatoren, hoogleeraren, lectoren, privaat-docenten en studenten heeft hedenmiddag in het groot-auditorium der Leidsche Universi teit, prof. dr. J. Ph. Vogel de rectorale waardigheid overgedragen aan zijn op volger, prof. dr. J. J. Blanksma. Alvorens daartoe over te gaan, schetste hij in een uitvoerige rede de lotgevallen der Universiteit in het afgeloopen Acade mie-jaar, waaraan wij het volgende ont- leenen: Voor het eerst ging het aantal inschrij vingen de 2500 te boven en bedroeg dit 2563, zoodat het totaal aantal hier stu deerenden bij den aanvang van den cursus 3027 bedroeg. Het gebrek aan ruimte deed zich dientengevolge in steeds sterkere mate gelden, hoewel verschillende verbe teringen tot stand kwamen. De overleden hoogleeraren, prof. dr. M. W. de Visser en prof. dr. H. T. de Graaf worden herdacht; dank gebracht aan de afgetreden hoog leeraren A. J. Blok, P. M. van Kampen, J. W. M. van Eijsinga, G. André de la Porte en Scato de Vries. Als nieuwbenoemde hoogleeraren deden hun intrede prof. dr. J. Droste, prof. dr. J. J. L. Duyvendak, prof. mr. H. G. P. Duyfjes, prof. dr. J. H. Thiel, prof. dr. P. H. G. van Gilse, prof. dr. E. A. D. E. Carp, prof. dr. L. G. M. Baas Becking, prof. dr. C. de Boer, prof. dr. H. Bosch-ma, prof. dr. J. Rahder, prof. mr. J. M. van Bemmelen, prof. mr. B. M. Telders en prof. dr. L. J. van Holk. Da'arna wordt melding gemaakt van de mutaties in de rijen der lectoren en pri vaat-docenten en van de cursussen en voordrachten, buiten studieverband dooi de docenten der Universiteit en door an deren gegeven, waarvan de belangrijkste waren de vacantie-cursus voor Duitsche studenten en de reeks Indische lezingen. Wanneer ik nu overga van de personen op de gebouwen, vinden wij in de eerste plaats het een en ander te vermelden aan gaande klinieken en laboratoria, die on misbare instellingen in het groot universi- teitsverband. De werkzaamheden om de Heelkundige Kliniek in het Boerhaave-kwartier tot een aan moderne eischen beantwoordende in richting te maken, zijn met kracht begon nen. Wij wenschen prof. Zaayer van harte toe, dat de overbrenging zijner kliniek naar de overzijde van de barrière moge zijn voleind, vóórdat hij geroepen wordt om het Rectoraat op zich te nemen. Want ieder begrijpt dat de vervulling van het hooge ambt aan iemand, wiens tijd zoo kostbaar is, toch reeds bijzonder zwaar moet vallen. Bovendien is het nauwelijks noodig er aan te herinneren, dat door de overbrenging van die kliniek het oude ziekenhuis ten langen leste vrij komt een belangrijk moment in „de groote akademische verhuizing" die al jaren lang bezig is zich te voltrekken. Men zal dan hebben te beslissen, welk nuttig ge bruik van dat groote gebouw kan worden gemaakt. In prof. Van Gilse's kliniek zijn de toe gezegde kleine bouwkundige wijzigingen in het afgeloopen jaar tot stand gekomen. De uitbreiding van het Pharmaceutisch Laboratorium, waarvan in het verslag van verleden jaar als een dringende noodzake lijkheid melding werd gemaakt, kreeg dit jaar haar beslag. Aan het nijpende plaats gebrek is nu een einde gekomen. Daarentegen klagen prof. De Haas en prof. Keesom over nijpend gebrek aan ruimte in het door hen gemeenschappelijk beheerde laboratorium. Door de groote uitbreiding, die het aantal studenten, welke de experimenteele natuurkunde als hoofdvak hebben gekozen, in de laatste jaren heeft ondergaan, gevoegd bij het steeds groeiend getal dergenen, die in de eerste jaren hunner studie de praktische oefening in de natuurkunde moeten vol gen, doet zich in verband ook met den bloei, waarin zich de afdeeling der theore tische natuurkunde verheugt, de behoefte aan meer plaatsruimte in het Natuurkun dig Laboratorium in den vorm van experi menteerlokalen en van lokalen voor lees kamer Bosscha steeds dringender gevoe len. Te pijnlijker is dit euvel, daar het wereldvermaarde Kryogeen Laboratorium telken jare weer werkers uit den vreemde tot zich lokt. In de afdeeling van prof. De Haas werkten dit jaar de buitenlanders Dr. S. Freed uit Berkeley (U.S.A.) en prof. J. Becquerel uit Parijs. Bij Keesom hos- piteerden één Belg, één Duitscher en drie Zweden, terwijl bovendien de Belgische ruilprofessor, Dr. J. de Smedt, eenigen tijd op zijn laboratorium werkzaam was en deelnam aan het experimenteel onderwijs. In dit verband zij nog met dankbaarheid vermeld, dat uit de gift van de Rockefeller Foundation wederom een aantal instru menten ten diensten van het verrichten van kryogene onderzoekingen kon worden aangeschaft. De nieuwe hoogleeraar in de plantkunde nam het beheer van het Botanisch Labo ratorium over van Mej. Dr. M. F. E. Nico- laï, die dit gedurende drie maanden met groote toewijding en nauwgezetheid had waargenomen. Reeds onmiddellijk na zijn ambtsaanvaarding is hem'door bemidde ling van Curatoren zeer veel hulp ver leend, waardoor de drukkende zorgen van correspondentie en administratie tot een minimum werden beperkt. Met de hulp van den Rijksgebouwendienst is het voor malige museum omgebouwd tot biblio theek. De boekerij ontving een dertigtal boekwerken uit de nalatenschap van den oud-alumnus, wijlen M. W. Beyerinck. Een met het Botanisch Laboratorium nauw samenhangende instelling is de door Leiden's burgerij zoo zeer gewaardeerde Hortus Botanicus. Ook deze kreeg dit jaar een nieuwen verzorger in de persoon van den heer H. Veendorp, hortulanus van de Rotterdamsche Diergaarde, die zijn nieu wen werkkring op 1 April aanvaardde. Zijn voorganger, de bekende hortulanus E. Th. Witte, had op 1 December van het vorig jaar wegens het bereiken van den 65- jarigen leeftijd zijn ambt neergelegd. Op initiatief van prof. Baas Becking zullen wij binnenkort den zestiende-eeuw- schen Kruidhof van Clusius zien herleven op het terrein achter het voormalig Sta tencollege. Tot dit sympathieke plan heeft de Minister van Onderwijs in een bericht van 11 Juli zijn medewerking toegezegd, nadat bij beschikking van den Minister van Financiën van 4 Juli het bedoelde stuk grond, behoorend tot het aan de De nieuwe rector-magnificus Prof. dr. J. J. Blanksma. Leidsche manege verhuurde terrein, aan de verhuring was onttrokken. Wij hopen dat daarnaast een oude en nuttige instel ling als de Universiteitsmanege immers was er sprake van den verkoop van het terrein en de daarop staande gebouwen zal bleven voortbestaan. Van den Hortus is de overgang op de aangrenzende Sterrewacht niet moeilijk. Omtrent deze befaamde instelling valt weder het een en ander te berichten. Dit jaar werd een begin gemaakt met de uit breiding in verband met de verleden jaar vermelde schenking van de Rockefeller Stichting. De kijker, die te Johannesburg zal worden opgericht, werd besteld, en de nocdige uitbreiding van het gebouw der fotografische afdeeling te Leiden kwam gereed Deze bouw werd uitgevoerd onder leiding van den Rijksgebouwendienst en cp kosten van de Stichting „Het Leidsche Sterrewachtfonds". Een andere belangrijke gebeurtenis is de expeditie door de Sterrewacht, in overleg met de Internationale Astronomische Unie, naar Equatoriaal Afrika, gezonden, om daar met een speciaal instrument fundamen- teele waarnemingen te doen. De kosten dezer expeditie worden bestreden uit bij dragen van de Internationale Astronomi sche Unie en van particulieren en stich tingen in Nederland, terwijl ook het Rijk een subsidie toestond. De expeditie bestaat uit de heeren Dr. C. H. Hins en Drs. G. v. Herk, onderscheidenlijk observator en assistent aan de Leidsche Sterrewacht, die 13 Juli per s.s. „Randfontein" naar Mom basa zijn vertrokken. Professor Hertzsprung vertoefde van November tot Juni in Johannesburg en deed daar waarnemingen voor de Leidsche Sterrewacht. Naast de Laboratoria en Klinieken, die onmisbare werkplaatsen der exacte Wetenschappen, zien, \yu tegenwoordig ook instituten verrijzen, die aaii den dienst der geestelijke wetenschappen zijn gewijd. Nog onlangs heeft prof. Huizinga, als voor zitter der Koninklijke Academie van We tenschappen betoogd, hoe wenschelijk het is dat ook in ons land instituten voor his torisch onderzoek worden gesticht. Hier door zouden jonge geleerden, die thans door het onderwijs worden geabsorbeerd, èen welkome gelegenheid krijgen om zich te blijven wijden aan de wetenschap. Het Oostersch Instituut drijft geheel op eigen wieken en, hoewel niet breedgewiekt, deed het toch een aantrekkelijk verlucht jaarverslag het licht zien. Bovendien wist het genoemde Instituut met zijn bescheiden middelen een tweede zaal in het Heilige Geesthuis op de Hoog- iandsche Kerkgracht in te richten. Dit ruime vertrek, vroeger een slaapzaal voor weeskinderen, bergt nu een nationaal mo nument de kast met voorwerpen door Snouck Hurgronje meegebracht van zijn verblijf te Mekka in FebruariAugustus van het jaar 1885. Deze collectie is door het Ethnografisch Museum in bruikleen afgestaan. Een gebeurtenis van bijzondere betee- kenis voor de Oostersche studiën te Lei den was de opening van Duyvendak's Si nologisch Instituut. Ook op het gebied der Leidsche Musea valt belangrijke vooruitgang te consta- teeren. De bouw van een vleugel aan het be staande Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie is in December 1930 begon nen. Vóór den winter hoopt men onder dak te zijn, zoodat de verdere afwerking ook bij slecht weer kan geschieden. Het is de bedoeling dat de nieuwe vleugel, die geheel voor het onderwijs wordt bestemd, omstreeks April 1932 gereed komt, waar na het reeds bestaande gedeelte door een kleine verbouwing geheel tot Museum zal kunnen worden ingericht. Men verwacht, dat eind Juni van het volgend jaar alie werkzaamheden zullen zijn afgeloopen. De inrichting van de nieuwe kleine mu seumzalen in de noordzijde van het be staande gebouw zal wellicht pas in 1933 haar beslag krijgen, omdat daarvoor de aanschaffing van extra meubilair noodig is. Het maakt dus den indruk, dat wat de ruimte betreft, in afzienbaren tijd het leed geleden zal zijn. Prof. van Eysinga heeft indertijd, toen hij van deze plaats sprak, gewezen op den opbloei der geologie aan de Leidsche Uni versiteit. Daarvan getuigt ook de stichting van een vulkanologisch archief, waartoe prof. Escher in het afgeloopen jaar het initiatief nam. Het Rijksmuseum voor Ethnographie zag in het afgeloopen jaar zijn bezit ver rijkt door den aankoop van enkele merk waardige stukken Graeco-Boeddhistische plastiek alsmede door een belangrijke schenking van Harer Majesteits gezant te Praag, dr. Hendrik P. N. Muller. Deze schenking bestaat uit een verzameling van ongeveer 500 ethnografische voor werpen uit het gebied tusschen de Zam besi en de Limpopo in Oost-Afrika, welke ongeveer vijftig jaren geleden door den schenker persoonlijk te dier plaatse is bij eengebracht. Bij den brand op de Koloniale Tentoon stelling te Parijs is de geheele inzending van het Museum verloren gegaan. Dank zij vooral den uitnemenaen zorgen van den betrokken conservator dr. W. H. Ras- sers, waren nagenoeg geen onvervangbare of om andere redenen buitengewoon kost bare stukken uitgeleend, terwijl de admi nistrateur van het Museum, de heer A. J. Ensink, er voor had gewaakt, dat de Leidsche inzending door een afzonderlijke verzekering tegen schade van welken aard ook gedekt werd. Het is zeker in de eerste plaats aan deze beide heeren te danken, dat het door dit museum geleden verlies onbeduidend is in vergelijking met de schade die andere instellingen hebben te betreuren. Vanwege het Museum van Oudheden werd wederom een serie belangrijke lezin gen op oudheidkundig gebied geboden. Ook dit museum mocht zich verheugen Lr verscheidene mooie aanwinsten. Ik noem in het bijzonder het legaat van den heer Gildemeester te Amsterdam waardoor niet slechts een buitengewoon kostbare collectie in het bezit van het Museum kwam maar ook een belangrijk fonds voor aankoopen werd gesticht; de zeldzaam interessante Romeinsche sarco- phaag van Simpelveld, bij den aankoop waarvan de Vereeniging Rembrandt zulk een krachtigen steun verleende, en de onlangs verworven bronsjes van Loeristan waarvan eenige der belangrijkste stukken door het Reuvens-Fonds werden aange kocht. Om het Prentenkabinet op soortgelijke wijze bij te staan is in het afgeloopen jaar op initiatief van Byvanck de vereeni ging „Lucas van Leyden" gesticht. Wij zijn het vooral aan het initiatief van onzen secretaris van curatoren, mr. Idenburg verschuldigd, dat de Leidsche hoogeschool in het afgeloopen jaar een hoogst nuttige instelling rijker is gewor den het Academisch Historisch Mu seum. Het Museum is gevestigd in de ruimte, die vroeger als rommelzolder dienst deed. Een ideale huisvesting is dit geenszins, vooral met het oog op brandgevaar. Twee voorwerpen uit de Lakenhal, die ten nauwste verbonden zijn met de Uni versiteit, zijn aan den Senaat aangeboden om in het Groot Auditorium te worden geplaatst. Het zijn de deuren van het or gel, dat eertijds in het Groot Auditorium was opgesteld, en het houten beeld van Justitia, dat tot de Academische Vier schaar in het oude Stadhuis heeft be hoord. Deze belangrijke giften zijn dank baar aanvaard. Op Vrijdag 5 Juni mochten wij tegen woordig zijn bij de opening van een an dere nieuwe instelling het Neder- landsch Historisch Natuurwetenschappe lijke Museum, gevestigd in de bovenver dieping van het oude Boerhaave-labora- torium. De toestand van een aantal portretten 1 in de Senaatskamer vereischte middelen i van herstel; in 'tbijzonder het op een I hout paneel geschilderd portret van Scaliger, het oudste dei verzameling, gaf reden tot bezorgdheid. Door bemiddeling van prof. W. Martin heeft een deskundige, de heer D. de Wild te 's-Gravenhage, rap port uitgebracht en dezen is opdracht ge geven het werk uit te voeren, nadat het benoodigd bedrag van f. 500 door curato ren was beschikbaar gesteld. Men kent het boekje door P. J. Blok en W. Martin aan de Senaatskamer en speciaal aan de portrettenverzameling ge wijd Sedert de verschijning daarvan in 1914 zijn acht- en twintig portretten aan de collectie toegevoegd. Het werd dus tijd een nieuwe editie te doen verschijnen. Wij hebben gemeend, dat deze in belang zou winnen, indien aan de beschrijving van elk der portretten een korte ken schetsing van den afgebeelden hoog leeraar als geleerde en docent werd toe gevoegd. Dank zij de medewerking van een aantal leden van den Senaat is dit plan tot uitvoering gekomen en staat te verwachten dat de vermeerderde uitgave van „De Senaatskamer" binnenkort het licht zal zien bij de firma S. C. van Does- burgh. Het is steeds een aangename taak voor den Rector vreemde gasten in onze statige Senaatskamer te ontvangen en hen rond te leiden langs de imposante reeks por tretten, waarin de roem van de Leidsche Hoogeschool als het ware zichtbaren vorm heeft aangenomen. In het afgeloopen jaar i is mij meermalen dit voorrecht te beurt gevallen. Nu eens waren het Duitsche, dan I weer Zuid-Afrikaansche studenten, nu eens leeraressen uit de Dominions van het Britsche Rijk, dan weer Prinsen van Sumatra's Oostkust. Onze Senaatskamer mist zeiden haar werking. Zelfs een bij uitstek praktisch man als mr. Henry Ford, bij wiens ontvangst op Zaterdag 4 October ook verscheidene Curatoren aanwezig wa ren, scheen niet geheel onontvankelijk voor de bekoring van dat deftig vertrek. De gedachte dringt zich op: waar telken male vreemdelingen plechtig ter Senaats kamer worden ontvangen, is het dan niet jammer, dat onze eigen studenten bij mijn weten zoo uiterst zelden de verza meling portretten komen bekijken, die toch van zooveel belang is voor de geschie denis hunner Hoogeschool? Want bij ge legenheid van een promotie, wanneer zij zich in een soms haast verontrustenden drom verdringen om het judicium aan te hooren, is de gelegenheid uiterst onge schikt om zich in de artistieke en histo rische waarde der schilderijen te verdie pen. Ik mag het wellicht mijn opvolgers aanbevelen om middelen te beramen, waardoor de opvoedkundige waarde dezer collectie ten bate van de studeerende jeugd beter kan worden benut. Eenige persoonlijke herdenkingsdagen vallen te vermelden. Prof. R. P. van Cal- car herdacht op 26 September 1930 zijn 25-jarig professoraat te Leiden. Op Zon dag 21 December mocht prof. H. B. Gre- ven zijn 80sten verjaardag vieren. Het was beider wensch hun feestdag zonder officieel eerbetoon te laten voorbijgaan. Een derde jubileum, waarvan bij mijn we ten geen notitie is genomen, is dat van 's Rijks Herbarium, hetwelk in het afge loopen cursusjaar honderd jaren te Lei den was gevestigd. Op 6 November 1930 was het 60 jaar geleden dat prof. Hugo de Vries te Leiden promoveerde op een dis sertatie getiteld „Invloed der temperatuur op de levensverschijnselen der planten". Op Dinsdag 16 Juni was het ons een voorrecht prof. S. G. de Vries uit naam van den Senaat te gaan gelukwenschen met zijn 70-jarigen verjaardag. Aan het hoofd van de lijst van gouden doctoren van 1930—'31 vinden wij den naam van onzen Leidschen oud-ambtge noot dr. M. Nolen. De overigen zijn dr. B. E. Scheltema, mr. L. H. J. Hurrelbrinck, dr. P. Vermeulen, mr. E. de Vries, dr. J. Browne, dr. J. W. van Wijhe, dr. P. van Romburgh, dr. F. Delhez, mr. C. A. Romer, mr. P. Bloemarts, mr. J. W. van Gronin gen, dr. L. van der Hoeven, dr. G. C. Nijhoff, mr. J. H. van Meurs, mr. D. Z. van Duyl en dr. H. Heller. Hun allen werd namens den Senaat de gebruikelijke ge- lukv-ensch toegezonden. Keeren wij een oogenblik terug tot het officieele cijfer der inschrijvingen, dat, zooals ik in den aanvang mijner rede reeds heb medegedeeld, 2563 bedraagt. In den cursus 1929'30 was het 2497, dus een aanwas van 66, zeker niet onrustbarend in verband met de gestadige toeneming der geheele bevolking van Nederland. Het eenige cijfer, dat wellicht een oogen blik zou kunnen doen ontstellen, is dat Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 54) SLOT. Zij Londen verlaten, terwijl Darol er was? 't Was te dwaas om alleen te loo- pen! Want ze wist nu wel vast en zekt c, dat zij en hij bij elkaar zouden blijven. En trotsch gevoelde zij zich over deze verovering. De oude heer wendde zich nu tot zijn neef: En jij, Darol? Wat zijn je plannen? Kom je bij mij terug? De jonge man aarzelde even. Hij had nu ervaring opgedaan, wat het beteekende om aan den kost te komen door te zorgen voor andermans ontspanningen. Ging hij weer in zaken, dan was het daarmede voorgoed uit. Zakenman te zijn leek hem nu minder onaantrekkelijk dan voorheen. In ieder geval had hij dan gelegenheid over zijn vrijen tijd naar eigen wensch le beschikken. Hij zou zijn ontspanning zelf kunnen kiezen en de toekomst zette zich wijder voor hem open dan wanneer bij weder op zich nam jongelui en oude da mes te leeren tennissen of schaatsenrij den. Hij stelde dus zijn oom de vraag: Zou u het graag zien, dat ik bij u terugkeerde, oom? Graag hebben? Ik zou niemand wil len hebben als het met die beroerde ge zondheid van mij wat beter wilde gaan. Nijdig hief de oude heer zijn grijze hoofd op, terwijl hij zijn vermagerde hand naar zijn te wijd geworden boord ophief om de dasspeld, de bekende zwarte parel, de reclame voor zijn zaak, wat steviger te bevestigen. Kijk eens, Darol, je hebt in den eenigen brief dien ik van je uit Frankrijk mocht ontvangen, geschreven, wat je positie was. Maar je kunt mij niet wijs maken, dat daar eenige toekomst in zou zitten! Dat hangt er nog van af, oom, ant woordde Darol met eenigen nadruk. Je doet toch verstandiger terug te komen, bromde de oude heer norsch. Nu ik wat krikkig ben geworden, zou je meer vrijheid hebben in je doen en laten. In de eerste plaats zou ik belangrijk meer geld willen verdienen, antwoordde Darol. Na een oogenblik zwijgen vervolgde de ander, zij het ook met eenigen tegenzin: Misschien neem je er genoegen mede te weten, dat je in de toekomst de heele zaak krijgt, wanneer ik zal zijn uitge stapt. Je bent het laatste mannelijk lid van ons geslacht. Daar ben ik voor het oogenblik niet mede geholpen, verklaarde Darol, die zes maanden geleden door zijn kamer m Chelsea had geijsbeerd, piekerende over de vraag, hoe hij behoorlijk rond zou kun nen komen. Darol wierp een blik naar het jonge meisje, waaraan hij zich voor zijn gansche leven had verbonden en wendde zich tot zijn oom: Ik moet nu dadelijk over ruimer in komsten kunnen beschikken. Weer een oogenblik zwijgen, onderwijl de oude koopman streed met zijn afgod Mammon. Nu goed, bromde hij, je kunt tegen hooger salaris bij mij terugkeeren. We zullen het daar later verder over hebben. In ieder geval wil je nu wel dadelijk de zeven duizend Pond terughebben, die je als vergoeding voor de parels hebt be taald. Of heb je liever de parels? Liever de parels, verklaarde Darol onmiddellijk. Zoo heb je die liever? Nu, mij goed, ze zijn je eigendom. Als je maar niet denkt, dat je er meer dan zevenduizend Pond voor maken zult. Mag ik ze hebben? Ze zijn van jou. Wel bedankt, oom. Nu dan tot morgen! Darol begreep dien wenk en zich om- keerend zij hij enkel: Goeden middag oom. Maar toen kwam toch een beter-ik bij den ouden man boven. Hij wendde zich tot hem met een smeekend gebaar ais van een oude man die hulp vraagt. Ziekie en herinnering hadden zijn stuurschheid gebroken. De Mammon was niet meer de alleenheerscher in zijn hart en hij herin nerde zich dat Darol de eenige spruit was van zijn bloedeigen broeder, den onstui- migen verkwister, die alles er voor over had gehad, zelfs een huwelijk, om een toe vallig ontmoete danseres de zijne te kun nen noemen. Zij waren antipoden ge weest, maar wellicht was één kiem ge meenschappelijk bij hen geweest en deze bracht een ommekeer in zijn denken. En met haast vriendelijke stem zei de oude man: Nu tot ziens, mijn jongen, terwijl hij daarbij Darols hand greep en deze harte lijk drukte. Beste oom! riep de jonge man op gewekt uit, terwijl hij den handruk beant woordde. Tusschen de beide mannen ontstond nu iets, dat hun tot nog toe vreemd was ge weest, een gevoel van wederzijdsche sym pathie. Edoch, daar bleef het niet bij. De oude Kei wendde zich tot zijn vroegeie kantoorjuffrouw en met een vriendelijken, haast vaderlijken blik op haar vriendelijk glimlachend gezichtje zei hij: Nu, beste kind, tot spoedig. Toen Sheila van haar verbazing was bekomen, stond zij in het benedenvoor- portaal van het oude huis, waarin een marmeren borstbeeld stond van den grootvader, die eenmaal eigenaar was ge weest van de mooie lessenaar met het geheime laad je. Een slordig uitziende dienstbode van ongeveer zestig jaar dook uit een of anderen hoek op om ze uit te laten, maat Darol haastte zich te zeggen: Niet noodig, Simmons, we zullen er wel uitkomen, waarop de vrouw weer ver dween. Een oogenblik Sheila, hier heb je het ding, en alsof het een stuk speelgoed was haalde hij nonchalant het kostelijk snoer parels uit zijn binnenzak. Sheila, mag ik je dit geven? Heel graag, antwoordde Sheila op eenvoudigen toon. Een oogenblik, had hij gezegd, en dit was het gewichtige oogenblik in hun le ven. Zij, die nooit had gezegd wat zij niet meende, zou niet graag dat oogenblik door onwaarheid of malle preutschheid heb ben willen bederven. Vandaar dat een voudige antwoord. Maar hij wilde beloond worden! Mag ik nu het plezier hebben je het om te doen? Graag, Darol. Die bontkraag zit me in den weg Hij maakte de kraag los, zoodat haar hals vrij kwam. En bij Sheila kwam de herinnering op aan de voorspeling van de juffrouw, die haar den mantel van lui- paardbond had verkocht, dat die mantel haar geluk aan zou brengen. Een glimlach van gelukzaligheid ver toonde zich op haar gelaat, terwijl zijn vingers het collier om haar hals legden en het slot er van dichtdrukten. Toen trok hij haar dichter naar zich toe, zacht drukte zijn hand haar hoofd achterover boven de parels, die zijn bruidsgeschenk vormden, en zijn mannelijk hoofd over haar heen buigend, drukte hij een kus op haar roze mond. In een oogenblik van alles vergetende verrukking bleven ze zoo staan, maar ten slotte verbrak hij het zwijgen, bracht hij hen tot de werkelijk heid terug. Hou je een beetje van me? Ik ben bang, dat je me nogal een hark hebt ge vonden. Dat ben ik ook wel een beetje, ten minste tegenover jou ben ik dat altijd geweest. Maar hoor eens, jeugdige schoone, ik ga nu veranderen, nu ik bij je ben. Hoor eens lieveling, hou je van mij? Antwoord mij, zooals het onder pareldie- ven gebruik is, eerlijk en oprecht, voor we weggaan om thee te drinken Twee personen thee? viel Sheila hem in de reden, terugdenkend aan een mid dag met Peg Woffington. Natuurlijk twee personen thee. Maar hoor eens, hou je heusch een beetje van me? Toe, zeg het eens! En ondeugend maar toch ietwat aarze lend antwoordde Sheila: Maar zeg, geloof je me als ik ja zeg? Als ik er mijn woord van eer op geef? U is vrij om heen te gaan, zei Darol, daarmede herinnerende aan het don kerste oogenblik in hun beider leven. Maar zij vond dat alleraardigst van hem en zij hernam: Zal ik eens iets in het geheim ver tellen? Graag! Nu, ik ga liever niet heen! Een kus beloonde haar daarvoor, en haar daarop op armslengte van zich af houdende, terwijl zijn oogen haar als het ware verslonden, vroeg hij: Op je woord van eer? En lachend, wel overtuigd, dat zij geen van beiden ooit zouden denken elkander te verlaten, antwoordde zij: Op mijn woord van eer zooals het iemand, die parels steelt, betaamt!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9