DAROLFARGUHARS NACHTWANDELING 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 September 1931 Derde Blad No. 21934 WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN. d Buitenl. Weekoverzicht. OUDE BOUWKUNST RONDOM LEIDEN. De Verlichting der Winkels. FEUILLETON. 33. Toen hij zag hoe Tuimeltje en al de kikkers zijn keuken vuil hadden gemaakt hoe al die lekkere panne koeken over de hoofden van de kikkers zaten, toen werd hij verschrikkelijk kwaad. Hij greep ze een voor een bij hun handen, en nam ze mee. Toen werden ze voor straf onder de pomp afgespoeld. Voor Tuimeltje was dat nog het ergste, want die was een beetje bang voor water en voor de kikkers was het ook erg, want ze kregen het heel koud. 34. Dien dag zorgden de kikkers en Tuimeltje er voor, dat ze niet ondeugend meer waren en den dag daarop kwam kikker Karei bij Tuimeltje om te gaan visschen. Jonge, jonge, Karei, wat heb jij een mooi jasje aan, zei Tuimeltje. Dat moet ik van den dokter zei Karei, ik heb gisteren onder de pomp kou gevat. Ga je mee visschen Tuimeltje. Best zei Tuimeltje, ik wil wel eens een groote snoek vangen. In een tijd van crisis. We leven in een crisis als de wereld geluk kig slechts zelden teistert. Het is een crisis die geen enkel land ongemoeid laat, al wordt het eene land natuurlijk zwaarder getroffen dan het andere. De algemeene nood brengt echter het saamhorigheids gevoel steeds meer tot ontwikkeling, al gaat het nog niet zoo snel als de wereld wel zou wenschen en noodig heeft. Toch breekt het inzicht, dat men alleen niet uit de ellende kan komen, dat slechts een eendrachtige samenwerking kan lei den tot het overwinnen van den crisistoe stand, zich meer en meer baan, zelfs in die kringen, waar totdusver weinig werd gevoeld voor zoo'n internationale samen werking op groote schaal, als b.v. in Amerika. Daar was het streven, zich te houden buiten alle Europeesche aange legenheden het grootst, doch daar gaat men thans evenzeer begrijpen, dat de raderen der economische wereldmachine te zeer in elkaar grijpen om afzijdig te kunnen blijven. De ineenstorting van Europeesche machten zou gansch Europa m.eesleepen en dit laatste weer Amerika!! Van het groeien van het inzicht van het inzicht van saamhoorigheid getuigt de gang van zaken te Genève, hoezeer men ook daar gaarne veel nog anders zou willen zien. Voornamelijk concentreert alle aandacht zich op het ontwapenings- vraagstuk. Dit wordt als het ware gemaakt tot een soort „test-proef" voor het gezag van den Volkenbond. Maar juist daarom is het zaak, dat dit vraagstuk tot een bevredi gende oplossing wordt gebracht! Wanneer ieder volk een steentje bijdroeg tot het welslagen zooals ons eigen, dan zou het er o.i. heel mooi voorstaan. Dan zouden de regeeringen moeten luisteren naar de stem van den vrede uit hun „kiezers" op gegaan! Gelukkig is er kans, dat de zoo sympathieke daad der Nederl. Dagblad pers, juist te Genève tot daad verheven doordat het Petitionnement daar is over handigd, navolging zal vinden in andere landen. Vlaanderen geeft daartoe reeds het voorbeeld. We leven in een tijd van crisis.Drie feiten getuigen daarvan wel op flagrante wijze. In de eerste plaats de treinaanslag in Hongarije. Op niet scherp genoeg af te keuren wijze is daar met menschen- levens eenvoudig gespeeld en waarom? Eenvoudig voor geen enkel tastbaar resul taat. Het communisme, dat voor deze daad verantwoordelijk is, toont daarin wel op bijzondere wijze haar onmacht voor opbouw, haar negatieve, alles vernieti gende kracht. Verwoesting en vernieling zijn de hoekpeiiers van dit systeem.... En als tegenhanger van uiterst rechts heeft men de Putsch der Heimwehren in Oostenrijk onder leiding van dr. Pfriemer. Waren daarbij niet enkele slachtoffers ge vallen, men zou kunnen spreken van een „operette". Kinderlijk naief was de opzet en het gansche verloop. Binnen de 24 uren was de beweging in de kiem gesmoord. De leider zelf heeft zich naar het buiten land gered. Hoe zinloos de heele actie was, blijkt reeds uit het feit, dat deze Putsch-poging in het ongunstigste oogenblik is onder nomen. Toen de „Heimwehr" nog gesloten was en het aanta lactieve leden op onge veer driehonderd duizend man werd ge schat, stelden de radicale leiders zich met het houden van redevoeringen tevreden. In dien tijd zou een Putsch nog kans van slagen hebben gehad. Nu de Heimwehr in groepen en groepjes is verdeeld, die alle uiteen streven en elk een geheime geschie denis hebben, op dit oogenblik is Pfriemer begonnen, een daad te ondernemen, die niet de geringste kans van slagen had. Men kan wel zeggen, dat de verontwaar diging van de bevolking, die onder den nood zwaar te lijden heeft, en een harden winter tegemoet gaat, algemeen is. Overi gens heeft men nergens teekenen van verontrusting opgemerkt. Iedereen wist immers, dat de Heimwehr al lang geen groote eenheids-formatie meer is. De poging tot een Putsch zelf heeft geen gevolgen gehad en heeft het bewijs gele verd. dat het staatsgezag in Oostenriik zoo vast is. dat het tegen alle mogelijk heden is opgewassen. Maar toch zal het avontuur van dr. Pfriemer niet geheel en al zonder invloed blijven. De belangrijkste eisch, die nu wordt gesteld en die een goed gevolg van een slechte zaak zou zijn, is de eisch naar een algemeene ontwapening Van alle formaties van rechts en links. Ontwapening geldt ook hier als eisch. Zoowel in het belang van het land zelf als van gansch ons werelddeel. En moge dit Moorbeeld dan algemeen navolging vinden! Oostenrijk, al heeft het zich te schikken naar de eischen cjer credietgevers, zal niettemin toch financieel worden gehol pen en zich dus vooreerst weer veilig kun nen voelen, deze „operette" ten spijt, waarvan men de leiders achter de scher men blijkbaar toch niet geheel aan durft, gelet op het feit, hoe vorst Star hemberg reeds weer in vrijheid is gesteld. En het derde feit, dat van crisis, van bijzondere crisis gewaagt, is de muiterij op de Engelsche vloot. Hoe men het ook keert of wendt, het is toch muiterij, wan neer de bemanningen niet meer gehoor zamen aan de bevelen hunner meerderen, al gaat het niet. tegen het gezag op zich zelf doch om bijkomstigheden. Hier be stonden deze bijkomstigheden in de inge voerde loonsverlaging, waarmee de be manningen geen genoegen wilden nemen. Zoo'n weigeren van gehoorzaamheid op de Engelsche vloot was echter steeds tot de onmogelijkheden gerekend; het onmoge lijke is nu mogelijkheid geworden.... dat is mede een teekenend verschijnsel van de wijziging der dingen, door de crisis periode veroorzaakt. Ook al zal vermoe delijk deze „muiterij" vooreerst geen ver dere gevolgen hebben en al zal de tucht terugkeeren na de toezeggingen der regee ring. die is geweken voor deze onmogelijk geachte daad der Engelsche marine, tot dusver het plechtanker der Engelsche trouw. I. HALLENGOTHIEK. Nr. wij de kerken van Katwijk aan den Rijn en Katwijk aan Zee hebben bezocht, meen ik goed te doen deze „hallengothiek'" een woord dat zeer goed te gebruiken is naast laat-gothiek onder algemeenen gezichtspunt te bespreken. Gelijk bij een bloem en een menschen- leven spreekt men ook, zooals ieder weet, bij de Gothiek en trouwens bij elk his- toiisch verschijnsel in de cultuur der vol keren van opkomst, bloei en verval. Nu is evenwel het verval van een cul tuurverschijnsel niet altijd de dood, maar een vervorming die geleidelijk groeit naar een nieuwe cultuuruiting. Wij leerden vroe ger, dat de Gothiek onderging in bontheid en overlading en dat zij verstarde in formalisme. Dat is maar half waar. Want toen de hoog-Gothiek haar uiterste grens van technische ontwikkeling had bereikt, en op het punt stond te verstarren, ont wikkelde zich een nieuw ruimte begrip, tengevolge van den nieuwen drang van 't maatschappelijk leven. Bij dezen nieuwen uitbloei van 't maat schappelijk leven ontwikkelde zich naast een zich wijzigenden basi-liehalen vorm de hallengothiek in de kerkbouw. We brengen in herinnering, dat de Gothiek het eerst uit het Romaansche bouw type ontstond in Noord-Frankrijke Daar ont wikkelde zij zich tot die wonderbare schoon heid. die Rodin inspireerde tot zijn prach tig boek „Les cathédrales de France' Van Frankrijk bewoog de Gothiek zich Oostwaarts en Noordwaarts over de Ger- maansche landen, maar vooral Oostwaarts. In de 15e eeuw heeft dit proces zijn beslag gekregen. De constructieve vormen van de hoog-Gothiek handhaven zich voor- loopig in Frankrijk. Merkwaardigerwijs openbaart zich het eerst in Oostenrijk, Saksen en Beieren het nieuwe ruimtegevoel, dat het aanzijn geeft aan de hallen-gothiek, terwijl ook juist déar een paar eeuwen vroeger door de Romaansche bouwkunst hallenkerken waren opgericht. De Hallen-gothiek verplaatst zich omgekeerd van het Oosten naar het Westei, van Oostenrijk naar de Noordzee kusten. Hoe kwam men tot die Hallengothiek? De Gotische baziliek had als regel een zeer lang en hoog langschip, dat door hcoge ramen in de boven muren zijn licht ontving. Ter weerszijden bouwde men één, twee, soms drie zijschepen, door rijen pilaren van elkaar en van het middenschip gescheiden, die in de buitenmuren hun lichtopeningen hadden. De transepten ver hieven zich ter hoogte van het langschip. In het verlengde van het IcNjtste lag het diepe koor veelal met een krans van straalkapellen. De hoog-Gothiek heeft in sterke mate het accent der beweeglijkheid en is vol van verrassende aspecten. Diepte werking en hoogte werking liggen aan haar ten grond slag. Staat men aan den ingang van den middenschip, dan heeft men ter weerszijden een zuilenrij, die een sterk afsluitende werking heeft. Bij groote kerken als de Dom van Keulen en Cathedraal van Reims en om dichter bij huis te blijven de St. Jan van Den Bosch, krijgt inen door de talrijke profileeringen, den indruk van een sluier van steen, die in verstolde rust naar beneden hangt. Voeg daarbij de vloeiende beweeglijkheid van de spits bogen en daarboven het sierlijk ornament van de galerijen der balustrades, het tri- torium en dan al weer hoog daarboven de ramen en de deinende vlucht der ge welven. Het oog wordt getrokken in de diepte van het gebouw en dan naar boven. E" is in de groote Gotische kathedralen en trcuwens ook in .kleinere baziliekvor- mige Gotische kerken een wonderbaar licht en schaduwspel. Urenlang kunnen, gelijk het mij een paar malen is gegaan in de Cathedraal van Den Bosch van dit oneindig gevariëerd lichtspel genieten. Hier een diepe omberkleurige schemering, waarin alle vor men onwezenlijk worden, daar een broeie rige goudmist vol mysterie, ginds spelen violette tot amethyst vervloeiende glanzen om de ronding van een pilaar, elders praalt een fel oranje. En hoe ge staat, en waar ge staat, altijd weer wordt het oog van zelf weer omhoog getrokken naar de viering waar het licht zijn hoogste intensiteit bereikt en eindelijk naar de koorschelp waar het bloeit in de teerste opaalglanzen. Ge moet in den vroegen morgen in de St. Jan opmerken hoe het koor 'zich opent als een teere bloem tegen het Oosterlicht. Altijd, anders, steeds ge varieerd is het wondere lichtspel in de Gotische baziliek „Alles is zinvol; alles is symbool; alles wijst ten slotte uit de diepte omhoog. De Gotische baziliek is het ver stolde heimwee en hemelverkmgen van de Middeleeuwsche gemeenschap. Bij haar behoort de statige pracht van bet liturgisch feest, dp hoogdienst in al zijn praal, de processie in statigen gang, de gouden klank van bazuinen, de priesters in plecht-gewaad, de wierookdampen, het klaterend zilver van de altaarschellen. Bij haar hoort het critiekloos aanvaarden van het dogma, het geloof dat geen vragen steil en geen bewijs voor het wonder vraagt. De geringste twijfel zwijgt bij de zinnenbekorende schoonheid van het litur gisch festijn. Maa de derde stand is opgekomen. De wereld is grooter geworden. De grenzen van het kennen zijn uitgezet. De geestelijke horizon verruimt zich. In de 15e eeuw stapelt zich vraag op vraag. Men kan niet alleen meer verwijlen bij het zinnelijk schoon der ceremoniën, naar de beteekenis van welke men tot dusverre nooit heeft gevraagd. Het is de tijd van de opkomst der Predikerorden. Dc monniken begrijpen, dat er meer noodig is dan de symboliek van den eeredienst. Er vaart een drang naar weten door de wereld; de monniken verstaan dat en houden er rekening mee. Zij willen onderwijzen en leeren. In de plaats van of liever naast den clericus komt de monnik, die dichter bij den leek staat. Hij zet de prediking in 't midden van den eeredienst. De menigte mag niet meer van verre toekijken bij de plechtig heden in het hoogkoor, dat veelal nog door een hek gescheiden is van het schip der kerk. Zij verzamelt zich om den prediker en ieder voor zich heeft aandacht en op- wekzaamheid noodig. Ieder voor zich vindt voedsel in het gesproken woord. De per- persoonlijkheid wordt gewekt en de mensch naar persoonlijk begrip en persoonlijk con tact met het bovenzinnelijke, zooals op alle terreinen des levens in de 15e eeuw de persoonlijkheid zich losmaakt uit den kuddegeest. Men wil den spreker zien en verstaan; zijn woord mag niet verklinken in een samenstel van ruimten, onder de gewelven van verwijderde nevenschepen, in breede hooge transepten, in weidsche kooroingan- gen. Het Gregoriaansche gezang met zijn zwellingen en dalingen, zacht verruischend onder de gewelven was goed voor de Gotische baziliek. Thans is vereenvoudiging en eenheid van ruimte noodzakelijk. Het architectonisch systeem moet worden gewijzigd. En men wijzigt het radicaal. Met bouwt hallenkerken. Het eigenlijke langschip wordt breeder en minder hoog en bezit geen eigen licht openingen. Aan weerskanten er van bouwt men een zijbeuk bijna even hoog en bijna even breed. Veelal verdwijnen de dwarsbeuken of transeptan- nen en bouwt men ze toch dan worden ze kort en breed, zoodat de ruimte een eenheid vormt met die van het schip. Het koor wordt aanzienlijk korter en dus zoo dicht mogelijk bij de predikruimte gebracht. Kapellen-kransen laat men als regel achterwege. De haveeën waaruit het schip en de zij beuken bestaan, worden aanzienlijk bree der en naderen gewoonlijk het vierkant. Door hoog te bouwen, zooals in de hoog- Gothiek, moesten uit den aard der zaak de pilaren vrijdicht bij elkaar staan en cor- respondeeren met de steunbeeren buiten de muren om in vereeniging met lucht bogen den enormen druk der gewelven te kunnen weerstaan. Nu men lager bouwde konden de pilaren verder van elkaar staan wat de eenheid der ruimte ten goede kwam. Veelal bezat nu een travee twee vensters zooais we ook opmerkten te Katwijk aan Zee. In de hallen-gothiek is dus veel al niet meer de regelmatige afwisseling van ven ster met pilaar; niet meer de strenge afscheiding van schip en zijbeuken en van dit geheel met transept en koor. Te Katwijk aan den Rijn ontbreken zooals men weet de transepten; te Katwijk aan Zee zijn zij kort en breed. Er werd een ruimte van alzijdige gerichtheid gefor meerd en de predicatie in het schip trad in nauwe verbinding met de hoogdienst en de andere plechtigheden voor het altaar. Gemeente en geestelijkheid werden tot elkaar gebracht en moesten een eenheid vormen bij den dienst des Heeren. In een volgend artikel zullen we nog even herinneren aan do aesthetische eigen schappen van de hallen-gothiek. -o- DE TOEPASSING VAN KUNSTLICHT. Wie aan den weg timmert, heeft veel bekijks! Nu dit gezegde een spreekwoord is ge worden, denkt niemand meer aan den timmerman, die aan den weg, voor ieder een zichtbaar, zijn ambacht uitoefende. Men past het toe op hen, die in het open bare leven een rol spelen en die daarbij bijzonder aan de kritiek der menigte zijn blootgesteld. En toch bevat dit spreek woord, wanneer men het woordelijk neemt, een groote waarheid. Het snellere tempo van het moderne leven verhindert ons niet veel aandacht te besteden aan alles wat op straat gebeurt. Zoolang er menschen op straat zijn, is het niet moeilijk hen voor een oogenblik af te leiden. Elke gebeurtenis op straat, die in een oogwenk een menigte nieuws gierige kijkers bijeenbrengt, bewijst dat opnieuw. Elke winkelier weet dat ook en hij maakt er gebruik van, om met zijn winkel raam, waarin hij met smaak etaleert, klanten te werven. Ik geloof niet, dat er één winkelier gevonden zal worden, die van het winkelraam als reclame-middel afstand wil doen, zelfs al zou hij in aller lei andere vormen reclame kunnen ma ken, als bijv. in de dagbladen etc. Het winkelraam stelt den winkelier in staat het „ijzer te smeden, zoolang het heet is". Geen zaak kan bestaan, die niet voortdu rend nieuwe klanten erbij tracht te krij gen. Het winkelraam is ontegenzeggelijk een der beste middelen daarvoor. De gezellige sfeer der winkelstraten, die overdag en 's-avonds een talrijk publiek trekken, wordt verkregen door de ononder broken reeks van winkelramen, die zulke straten aan weerskanten begrenst. Wan neer de winkelier zich aldus veel moeite heeft gegeven, om in zijn winkelraam een collectie van uitgezochte goederen op de meest smaakvolle wijze te etaleeren, dan zou deze moeite toch vergeefs zijn, indien hij niet tegelijkertijd er voor heeft gezorgd dat het voorbijgaande publiek deze arti kelen goed kan zien Daarvoor is licht noodig. Overdag laat het winkelraam zelf, naar men gewoonlijk veronderstelt, voldoende licht naar binnentreden. Toch valt dit, vooral bij diepe etalages, nogal eens tegen, zoodat men reeds dan het kunst licht te hulp moet nemen. Ook kan het zonlicht, bij sterke spiegeling in de winkel ruit, eerder het zien bemoeilijken, dan vergemakkelijken. Is de verlichting door het daglicht al minder eenvoudig, dan men gewoonlijk denkt, nog meer zorg moet besteed worden aan de kunstmatige ver lichting. In de avonduren, na het sluiten der fabrieken en kantoren, doen vele menschen nog inkoopen en buitendien moet op donkere winterdagen desnamid dags al vroeg het licht ontstoken worden. Ook nadat de winkels zelf gesloten zijn, is het de moeite waard de verlichting to laten branden. De meeste voorbijgangers hebben dan immers meer tijd dan overdag Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 53) Voor de tweede maal in één etmaal be schreef Sheila het gebeurde te Zauber- berg. U ziet, mijnheer Farquhar, dat het verschijnsel zich herhaalde na een dag van opwinding en inspanning! Weer deed kapitein Farquhar, toen hij over zijn bal- con klom, pogingen om te ontsnappen! Waaruit dan? Uit de gevangenis, bromde Darol. Wat bedoel je met je gevangenis? Dat zal ik je later wel eens vertellen, oom. Maar juffrouw Curtis heeft het vol komen bij 't rechte eind. Ziehier wat er in dien nacht van zes maanden geleden moet gebeurd zijn. Ik kan me alles precies voorstellen. Ik tobde. De verantwoorde lijkheid voor den loop der zaken van de firma rustte op mijn schouders en ik was er geheel mee vervuld. U was zeer ernstig ziek. Ik logeerde in dit huis. Ik moet nu dien nacht na mij te bed te heb ben gegeven, weer zijn opgestaan, me aangekleed hebben, het huis uitgegaan zijn en naar Hatton Garden zijn gewan deld. Ik moet met mijn eigen sleutel het kantoor hebben opengesloten, met mijn eigen sleutel daarna de brandkast heb ben geopend, de parels er uit gehaald hebben, ze hierheen mee hebben geno men en ze hebben opgeborgen in het veiligste hoekje, dat ik bedenken kon. Hij wees naar den lessenaar. Daarna ben ik weer naar bed gegaan. Toen ik den anderen morgen wakker werd, wist ik niets van wat ik dien nacht gedaan had. Ik ging naar het kantoor, opende de brandkast, miste de parels, riep juffrouw Curtis binnennu, de rest is U bekend. Hm, bromde de oude Farquhar. Zijn wantrouwende oogen blikten nu eens naar het gelaat van zijn neef, dan weer naar het frissche, opgewekte gezichtje van zijn voormalige kantoorjuffrouw. Het klinkt als een aardig verhaaltje! Zoo. Mag ik ik even telefoneeren, oom? Darol ging naar de telefoon, belde een nummer op, wachtte, sprak met iemand, hing den hoorn weer op. Gemelijk vr£>eg de oude heer: Waarom de politie er bij gehaald? Omdat deze mij den eenigen getuige kan leveren, dien ik kan oproepen. Als u er geen bezwaar tegen heeft, blijven we hier even wachten. Hij komt zoo gauw mogelijk. Er volgde een tijd van wachten, welke, al waren de omstandigheden thans geheel veranderd, toch deed terugdenken aan dat benauwende kwartiertje op het kan toor in Hatton Garden, toen hij om den looper had getelegrafeerd en ook aan dat sombere kwartier, toen de looper het ont vangbewijs was gaan halen. Ook toen had het tweetal gezwegen, maar welk een verschil tusschen het zwij gen van toen en van nu! Toen was hij vervuld door bittere teleurstelling, dat hij zich zoo had vergist; zij in haai' hart kokend van verontwaardiging. Nu had geen van beiden reden om niet rustig af te wachten, daar zij vast overtuigd waren, dat wat op komende wegen was slechts bij zou dragen tot verhooging van hun geluk. Zij behoefden intusschen niet lang te wachten, want weldra vertoonde zich het opgewekte gelaat van een boom van een kerel in blauw uniform met een helm op het hoofd, die zich vroolijk wendde tot den jongen Farquhar. Morgen, agent; hoe maak je het? Ik bes\ welbedankt, kapitein. Het doet me genoegen u weer eens te zien. Ik zou u bijna niet meer kennen! Ik heb u werkelijk gemist in mijn wfjk. Ja, ik ben buitenlands geweest. Maar neem plaats, ik had u willen vragen of je bij mogelijkheid nog zou kunnen nagaan wanneer je mij het laatst hebt gezien? Met spanning wachtte Darol op zijn antwoord. Wanneer ik u het laatst heb gezien? Nu, dat zal wel gaan. Ik kan u het geval zelfs precies vertellen, vervolgde de reus, politieagent nummer zooveel. Juist toen mij bevel werd gegeven mij bij u te ver voegen, had ik in mijn notitieboekje zit ten bladeren en toevallig juist op den da tum het oog laten vallen. Doe me het genoegen dan deze dame en heer mede te deelen, wat je hebt gezien. De agent schrapte zijn keel, plantte zijn voeten wat steviger op het door de jaren verkleurde karpet en begon toen met een officieel stemgeluid: In den nacht van 17 Augustus laatst leden was ik gestationneerd op den hoek van de straat en daar het verkeer pvan geen beteekenis was, had ik goede gele genheid de voorbygangers goed op te ne men. Tusschen één uur en half twee na middernacht passeerde mij kapitein Far quhar en ik zag hem het kantoor van Mackensie en Moss binnengaan, gelijk ik hem overdag reeds talrijke malen heb zien doen. Weet je wel zeker, agent, dat ik het was? Zoo zeker als tweemaal twee vier. Het was vlak bij een lantaarn. Boven dien was het volle maan, en dus, zoo hel der als bij dag. Maar ik kon me niet ver gissen, ik kende u reeds lang van aan zien. Bovendien heb ik tot U gesproken! Wat, gesproken? Zeker, ik zei: goeden -avond, kapi tein! en u antwoordde terug: goeden avond. Daarop liep u door, ging naar uw kantoor, vermoedde ik. U is zeker niét veel meer dan vijf minuten binnen ge weest, of ik zie u terugkomen en u passeert me zoo haastig dat ik niet eens tijd had u goeden avond te wenschen. Je hebt niets bijzonders of onge woons bij me opgemerkt? Het was vlak bij den lantaarn. Neen kapitein; ik herinner me alleen nog dat u een lichte overjas aan had en dat u toen u me voorbij ging. uw linker hand op de hoogte van den borstzak had gelegd, alsof u zich wilde overtuigen dat u er iets goeds in had gestopt. Nu, welbedankt voor de moeite, agent. Dat was het eenige dat we van je wilden sreten» O, volstrekt geen moeite, kapitein! Mag ik u goeden morgen wenschen? Darol liet hem uit. Tijdens zijn korte afwezigheid wendde de oude heer zich tot Sheila en zeide op een toon. alsof elk woord slechts meo groote moeite uit zijn mond kwam: Juffrouw Curtis, de firma is u een groote genoegdoening schuldig. Spreek me daar toch niet van, ant woordde Sheila vriendelijk. Want hij mocht een onaangenaam en onvriendelijk heer wezen, het deed haar zeer te moeten waarnemen, hoe een oud en door ziekte verzwakt man haar zijn verontschuldigin gen aanbood. Zij verzekerde hem dus dat zij volkomen begreep, dat de schijn zoo sterk tegen haar was geweest, dat wel haast ieder verdenking tegen haar haa moeten koesteren. Darol Farquhar kwam-juist tijdig ge noeg terug om te hooren, wat zijn oom haar antwoordde: Het minste dat ik u kan aanbieden, is u terug te nemen in de zelfde positie en tegen hetzelfde salaris als vroeger! Hoewel ik thans een bediende heb, die uw werk verricht tegen een sa laris van vijf shilling minder dan destijds het uwe, zijn de omstandigheden dus danig O, ik dank u zeer voor uw aanbod, zei Sheila, uit beleefdheid, zich goed hou dend om hem niet in zijn gezicht uit te lachen, ik waardeer ten zeerste uw goede bedoelingen, mijnheer Farquhar, maar ik heb een positie te Parijs, waarheen ik zoo spoedig mogelijk terugkeer. Zoo, ben je dat van plan? vroeg de neef met zoo'n toonlooze stem, dat er niets uit af te leiden viel, behalve voor Sheila, die zich ijlings omkeerde, teneinde aan den ouden heer den vroolijk ondeu- genden trek op haar gelaat niet te laten bemerken. Zij naar Parijs terugkeeren? (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9