DAROLFARGUHARS
NACHTWANDELING
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 September 1931
Derde Blad
No. 21934
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN.
d Buitenl. Weekoverzicht.
OUDE BOUWKUNST
RONDOM LEIDEN.
De Verlichting der Winkels.
FEUILLETON.
33. Toen hij zag hoe Tuimeltje en al de kikkers zijn
keuken vuil hadden gemaakt hoe al die lekkere panne
koeken over de hoofden van de kikkers zaten, toen werd
hij verschrikkelijk kwaad. Hij greep ze een voor een bij
hun handen, en nam ze mee. Toen werden ze voor straf
onder de pomp afgespoeld. Voor Tuimeltje was dat nog
het ergste, want die was een beetje bang voor water en
voor de kikkers was het ook erg, want ze kregen het
heel koud.
34. Dien dag zorgden de kikkers en Tuimeltje er voor,
dat ze niet ondeugend meer waren en den dag daarop
kwam kikker Karei bij Tuimeltje om te gaan visschen.
Jonge, jonge, Karei, wat heb jij een mooi jasje aan, zei
Tuimeltje. Dat moet ik van den dokter zei Karei, ik heb
gisteren onder de pomp kou gevat. Ga je mee visschen
Tuimeltje. Best zei Tuimeltje, ik wil wel eens een groote
snoek vangen.
In een tijd van crisis.
We leven in een crisis als de wereld geluk
kig slechts zelden teistert. Het is een crisis
die geen enkel land ongemoeid laat, al
wordt het eene land natuurlijk zwaarder
getroffen dan het andere. De algemeene
nood brengt echter het saamhorigheids
gevoel steeds meer tot ontwikkeling, al
gaat het nog niet zoo snel als de wereld
wel zou wenschen en noodig heeft.
Toch breekt het inzicht, dat men alleen
niet uit de ellende kan komen, dat slechts
een eendrachtige samenwerking kan lei
den tot het overwinnen van den crisistoe
stand, zich meer en meer baan, zelfs in
die kringen, waar totdusver weinig werd
gevoeld voor zoo'n internationale samen
werking op groote schaal, als b.v. in
Amerika. Daar was het streven, zich te
houden buiten alle Europeesche aange
legenheden het grootst, doch daar gaat
men thans evenzeer begrijpen, dat de
raderen der economische wereldmachine
te zeer in elkaar grijpen om afzijdig te
kunnen blijven. De ineenstorting van
Europeesche machten zou gansch Europa
m.eesleepen en dit laatste weer Amerika!!
Van het groeien van het inzicht van
het inzicht van saamhoorigheid getuigt
de gang van zaken te Genève, hoezeer
men ook daar gaarne veel nog anders zou
willen zien. Voornamelijk concentreert alle
aandacht zich op het ontwapenings-
vraagstuk.
Dit wordt als het ware gemaakt tot een
soort „test-proef" voor het gezag van den
Volkenbond. Maar juist daarom is het
zaak, dat dit vraagstuk tot een bevredi
gende oplossing wordt gebracht! Wanneer
ieder volk een steentje bijdroeg tot het
welslagen zooals ons eigen, dan zou het
er o.i. heel mooi voorstaan. Dan zouden
de regeeringen moeten luisteren naar de
stem van den vrede uit hun „kiezers" op
gegaan! Gelukkig is er kans, dat de zoo
sympathieke daad der Nederl. Dagblad
pers, juist te Genève tot daad verheven
doordat het Petitionnement daar is over
handigd, navolging zal vinden in andere
landen. Vlaanderen geeft daartoe reeds
het voorbeeld.
We leven in een tijd van crisis.Drie
feiten getuigen daarvan wel op flagrante
wijze. In de eerste plaats de treinaanslag
in Hongarije. Op niet scherp genoeg af
te keuren wijze is daar met menschen-
levens eenvoudig gespeeld en waarom?
Eenvoudig voor geen enkel tastbaar resul
taat. Het communisme, dat voor deze
daad verantwoordelijk is, toont daarin wel
op bijzondere wijze haar onmacht voor
opbouw, haar negatieve, alles vernieti
gende kracht. Verwoesting en vernieling
zijn de hoekpeiiers van dit systeem....
En als tegenhanger van uiterst rechts
heeft men de Putsch der Heimwehren in
Oostenrijk onder leiding van dr. Pfriemer.
Waren daarbij niet enkele slachtoffers ge
vallen, men zou kunnen spreken van een
„operette". Kinderlijk naief was de opzet
en het gansche verloop. Binnen de 24 uren
was de beweging in de kiem gesmoord.
De leider zelf heeft zich naar het buiten
land gered.
Hoe zinloos de heele actie was, blijkt
reeds uit het feit, dat deze Putsch-poging
in het ongunstigste oogenblik is onder
nomen. Toen de „Heimwehr" nog gesloten
was en het aanta lactieve leden op onge
veer driehonderd duizend man werd ge
schat, stelden de radicale leiders zich met
het houden van redevoeringen tevreden.
In dien tijd zou een Putsch nog kans van
slagen hebben gehad. Nu de Heimwehr in
groepen en groepjes is verdeeld, die alle
uiteen streven en elk een geheime geschie
denis hebben, op dit oogenblik is Pfriemer
begonnen, een daad te ondernemen, die
niet de geringste kans van slagen had.
Men kan wel zeggen, dat de verontwaar
diging van de bevolking, die onder den
nood zwaar te lijden heeft, en een harden
winter tegemoet gaat, algemeen is. Overi
gens heeft men nergens teekenen van
verontrusting opgemerkt. Iedereen wist
immers, dat de Heimwehr al lang geen
groote eenheids-formatie meer is.
De poging tot een Putsch zelf heeft geen
gevolgen gehad en heeft het bewijs gele
verd. dat het staatsgezag in Oostenriik
zoo vast is. dat het tegen alle mogelijk
heden is opgewassen. Maar toch zal het
avontuur van dr. Pfriemer niet geheel en
al zonder invloed blijven. De belangrijkste
eisch, die nu wordt gesteld en die een goed
gevolg van een slechte zaak zou zijn, is de
eisch naar een algemeene ontwapening
Van alle formaties van rechts en links.
Ontwapening geldt ook hier als eisch.
Zoowel in het belang van het land zelf als
van gansch ons werelddeel.
En moge dit Moorbeeld dan algemeen
navolging vinden!
Oostenrijk, al heeft het zich te schikken
naar de eischen cjer credietgevers, zal
niettemin toch financieel worden gehol
pen en zich dus vooreerst weer veilig kun
nen voelen, deze „operette" ten spijt,
waarvan men de leiders achter de scher
men blijkbaar toch niet geheel aan
durft, gelet op het feit, hoe vorst Star
hemberg reeds weer in vrijheid is gesteld.
En het derde feit, dat van crisis, van
bijzondere crisis gewaagt, is de muiterij
op de Engelsche vloot. Hoe men het ook
keert of wendt, het is toch muiterij, wan
neer de bemanningen niet meer gehoor
zamen aan de bevelen hunner meerderen,
al gaat het niet. tegen het gezag op zich
zelf doch om bijkomstigheden. Hier be
stonden deze bijkomstigheden in de inge
voerde loonsverlaging, waarmee de be
manningen geen genoegen wilden nemen.
Zoo'n weigeren van gehoorzaamheid op de
Engelsche vloot was echter steeds tot de
onmogelijkheden gerekend; het onmoge
lijke is nu mogelijkheid geworden.... dat
is mede een teekenend verschijnsel van
de wijziging der dingen, door de crisis
periode veroorzaakt. Ook al zal vermoe
delijk deze „muiterij" vooreerst geen ver
dere gevolgen hebben en al zal de tucht
terugkeeren na de toezeggingen der regee
ring. die is geweken voor deze onmogelijk
geachte daad der Engelsche marine, tot
dusver het plechtanker der Engelsche
trouw.
I.
HALLENGOTHIEK.
Nr. wij de kerken van Katwijk aan den
Rijn en Katwijk aan Zee hebben bezocht,
meen ik goed te doen deze „hallengothiek'"
een woord dat zeer goed te gebruiken
is naast laat-gothiek onder algemeenen
gezichtspunt te bespreken.
Gelijk bij een bloem en een menschen-
leven spreekt men ook, zooals ieder weet,
bij de Gothiek en trouwens bij elk his-
toiisch verschijnsel in de cultuur der vol
keren van opkomst, bloei en verval.
Nu is evenwel het verval van een cul
tuurverschijnsel niet altijd de dood, maar
een vervorming die geleidelijk groeit naar
een nieuwe cultuuruiting. Wij leerden vroe
ger, dat de Gothiek onderging in bontheid
en overlading en dat zij verstarde in
formalisme. Dat is maar half waar. Want
toen de hoog-Gothiek haar uiterste grens
van technische ontwikkeling had bereikt,
en op het punt stond te verstarren, ont
wikkelde zich een nieuw ruimte begrip,
tengevolge van den nieuwen drang van
't maatschappelijk leven.
Bij dezen nieuwen uitbloei van 't maat
schappelijk leven ontwikkelde zich naast
een zich wijzigenden basi-liehalen vorm de
hallengothiek in de kerkbouw.
We brengen in herinnering, dat de
Gothiek het eerst uit het Romaansche bouw
type ontstond in Noord-Frankrijke Daar ont
wikkelde zij zich tot die wonderbare schoon
heid. die Rodin inspireerde tot zijn prach
tig boek „Les cathédrales de France'
Van Frankrijk bewoog de Gothiek zich
Oostwaarts en Noordwaarts over de Ger-
maansche landen, maar vooral Oostwaarts.
In de 15e eeuw heeft dit proces zijn
beslag gekregen. De constructieve vormen
van de hoog-Gothiek handhaven zich voor-
loopig in Frankrijk.
Merkwaardigerwijs openbaart zich het
eerst in Oostenrijk, Saksen en Beieren het
nieuwe ruimtegevoel, dat het aanzijn geeft
aan de hallen-gothiek, terwijl ook juist
déar een paar eeuwen vroeger door de
Romaansche bouwkunst hallenkerken waren
opgericht. De Hallen-gothiek verplaatst
zich omgekeerd van het Oosten naar het
Westei, van Oostenrijk naar de Noordzee
kusten.
Hoe kwam men tot die Hallengothiek?
De Gotische baziliek had als regel een
zeer lang en hoog langschip, dat door
hcoge ramen in de boven muren zijn licht
ontving. Ter weerszijden bouwde men één,
twee, soms drie zijschepen, door rijen
pilaren van elkaar en van het middenschip
gescheiden, die in de buitenmuren hun
lichtopeningen hadden. De transepten ver
hieven zich ter hoogte van het langschip.
In het verlengde van het IcNjtste lag het
diepe koor veelal met een krans van
straalkapellen.
De hoog-Gothiek heeft in sterke mate het
accent der beweeglijkheid en is vol van
verrassende aspecten. Diepte werking en
hoogte werking liggen aan haar ten grond
slag. Staat men aan den ingang van den
middenschip, dan heeft men ter weerszijden
een zuilenrij, die een sterk afsluitende
werking heeft. Bij groote kerken als de
Dom van Keulen en Cathedraal van Reims
en om dichter bij huis te blijven de St.
Jan van Den Bosch, krijgt inen door de
talrijke profileeringen, den indruk van een
sluier van steen, die in verstolde rust
naar beneden hangt. Voeg daarbij de
vloeiende beweeglijkheid van de spits
bogen en daarboven het sierlijk ornament
van de galerijen der balustrades, het tri-
torium en dan al weer hoog daarboven
de ramen en de deinende vlucht der ge
welven. Het oog wordt getrokken in de
diepte van het gebouw en dan naar boven.
E" is in de groote Gotische kathedralen
en trcuwens ook in .kleinere baziliekvor-
mige Gotische kerken een wonderbaar licht
en schaduwspel. Urenlang kunnen, gelijk
het mij een paar malen is gegaan in de
Cathedraal van Den Bosch van dit oneindig
gevariëerd lichtspel genieten. Hier een diepe
omberkleurige schemering, waarin alle vor
men onwezenlijk worden, daar een broeie
rige goudmist vol mysterie, ginds spelen
violette tot amethyst vervloeiende glanzen
om de ronding van een pilaar, elders
praalt een fel oranje. En hoe ge staat,
en waar ge staat, altijd weer wordt het
oog van zelf weer omhoog getrokken naar
de viering waar het licht zijn hoogste
intensiteit bereikt en eindelijk naar de
koorschelp waar het bloeit in de teerste
opaalglanzen. Ge moet in den vroegen
morgen in de St. Jan opmerken hoe het
koor 'zich opent als een teere bloem tegen
het Oosterlicht. Altijd, anders, steeds ge
varieerd is het wondere lichtspel in de
Gotische baziliek „Alles is zinvol; alles is
symbool; alles wijst ten slotte uit de diepte
omhoog. De Gotische baziliek is het ver
stolde heimwee en hemelverkmgen van de
Middeleeuwsche gemeenschap.
Bij haar behoort de statige pracht van
bet liturgisch feest, dp hoogdienst in al
zijn praal, de processie in statigen gang,
de gouden klank van bazuinen, de priesters
in plecht-gewaad, de wierookdampen, het
klaterend zilver van de altaarschellen.
Bij haar hoort het critiekloos aanvaarden
van het dogma, het geloof dat geen vragen
steil en geen bewijs voor het wonder
vraagt. De geringste twijfel zwijgt bij de
zinnenbekorende schoonheid van het litur
gisch festijn.
Maa de derde stand is opgekomen. De
wereld is grooter geworden. De grenzen
van het kennen zijn uitgezet. De geestelijke
horizon verruimt zich. In de 15e eeuw
stapelt zich vraag op vraag. Men kan niet
alleen meer verwijlen bij het zinnelijk
schoon der ceremoniën, naar de beteekenis
van welke men tot dusverre nooit heeft
gevraagd. Het is de tijd van de opkomst
der Predikerorden. Dc monniken begrijpen,
dat er meer noodig is dan de symboliek
van den eeredienst. Er vaart een drang
naar weten door de wereld; de monniken
verstaan dat en houden er rekening mee.
Zij willen onderwijzen en leeren.
In de plaats van of liever naast den clericus
komt de monnik, die dichter bij den leek
staat. Hij zet de prediking in 't midden
van den eeredienst. De menigte mag niet
meer van verre toekijken bij de plechtig
heden in het hoogkoor, dat veelal nog door
een hek gescheiden is van het schip der
kerk. Zij verzamelt zich om den prediker
en ieder voor zich heeft aandacht en op-
wekzaamheid noodig. Ieder voor zich vindt
voedsel in het gesproken woord. De per-
persoonlijkheid wordt gewekt en de mensch
naar persoonlijk begrip en persoonlijk con
tact met het bovenzinnelijke, zooals op
alle terreinen des levens in de 15e eeuw
de persoonlijkheid zich losmaakt uit den
kuddegeest.
Men wil den spreker zien en verstaan;
zijn woord mag niet verklinken in een
samenstel van ruimten, onder de gewelven
van verwijderde nevenschepen, in breede
hooge transepten, in weidsche kooroingan-
gen. Het Gregoriaansche gezang met zijn
zwellingen en dalingen, zacht verruischend
onder de gewelven was goed voor de
Gotische baziliek.
Thans is vereenvoudiging en eenheid van
ruimte noodzakelijk. Het architectonisch
systeem moet worden gewijzigd. En men
wijzigt het radicaal.
Met bouwt hallenkerken. Het eigenlijke
langschip wordt breeder en minder hoog
en bezit geen eigen licht openingen. Aan
weerskanten er van bouwt men een zijbeuk
bijna even hoog en bijna even breed. Veelal
verdwijnen de dwarsbeuken of transeptan-
nen en bouwt men ze toch dan worden
ze kort en breed, zoodat de ruimte een
eenheid vormt met die van het schip.
Het koor wordt aanzienlijk korter en dus
zoo dicht mogelijk bij de predikruimte
gebracht. Kapellen-kransen laat men als
regel achterwege.
De haveeën waaruit het schip en de zij
beuken bestaan, worden aanzienlijk bree
der en naderen gewoonlijk het vierkant.
Door hoog te bouwen, zooals in de hoog-
Gothiek, moesten uit den aard der zaak de
pilaren vrijdicht bij elkaar staan en cor-
respondeeren met de steunbeeren buiten
de muren om in vereeniging met lucht
bogen den enormen druk der gewelven te
kunnen weerstaan.
Nu men lager bouwde konden de pilaren
verder van elkaar staan wat de eenheid
der ruimte ten goede kwam. Veelal bezat
nu een travee twee vensters zooais
we ook opmerkten te Katwijk aan Zee.
In de hallen-gothiek is dus veel al niet
meer de regelmatige afwisseling van ven
ster met pilaar; niet meer de strenge
afscheiding van schip en zijbeuken en van
dit geheel met transept en koor.
Te Katwijk aan den Rijn ontbreken zooals
men weet de transepten; te Katwijk aan
Zee zijn zij kort en breed. Er werd een
ruimte van alzijdige gerichtheid gefor
meerd en de predicatie in het schip trad
in nauwe verbinding met de hoogdienst en
de andere plechtigheden voor het altaar.
Gemeente en geestelijkheid werden tot
elkaar gebracht en moesten een eenheid
vormen bij den dienst des Heeren.
In een volgend artikel zullen we nog
even herinneren aan do aesthetische eigen
schappen van de hallen-gothiek.
-o-
DE TOEPASSING VAN KUNSTLICHT.
Wie aan den weg timmert, heeft veel
bekijks!
Nu dit gezegde een spreekwoord is ge
worden, denkt niemand meer aan den
timmerman, die aan den weg, voor ieder
een zichtbaar, zijn ambacht uitoefende.
Men past het toe op hen, die in het open
bare leven een rol spelen en die daarbij
bijzonder aan de kritiek der menigte zijn
blootgesteld. En toch bevat dit spreek
woord, wanneer men het woordelijk neemt,
een groote waarheid. Het snellere tempo
van het moderne leven verhindert ons
niet veel aandacht te besteden aan alles
wat op straat gebeurt.
Zoolang er menschen op straat zijn, is
het niet moeilijk hen voor een oogenblik
af te leiden. Elke gebeurtenis op straat,
die in een oogwenk een menigte nieuws
gierige kijkers bijeenbrengt, bewijst dat
opnieuw.
Elke winkelier weet dat ook en hij
maakt er gebruik van, om met zijn winkel
raam, waarin hij met smaak etaleert,
klanten te werven. Ik geloof niet, dat er
één winkelier gevonden zal worden, die
van het winkelraam als reclame-middel
afstand wil doen, zelfs al zou hij in aller
lei andere vormen reclame kunnen ma
ken, als bijv. in de dagbladen etc. Het
winkelraam stelt den winkelier in staat
het „ijzer te smeden, zoolang het heet is".
Geen zaak kan bestaan, die niet voortdu
rend nieuwe klanten erbij tracht te krij
gen. Het winkelraam is ontegenzeggelijk
een der beste middelen daarvoor.
De gezellige sfeer der winkelstraten, die
overdag en 's-avonds een talrijk publiek
trekken, wordt verkregen door de ononder
broken reeks van winkelramen, die zulke
straten aan weerskanten begrenst. Wan
neer de winkelier zich aldus veel moeite
heeft gegeven, om in zijn winkelraam een
collectie van uitgezochte goederen op de
meest smaakvolle wijze te etaleeren, dan
zou deze moeite toch vergeefs zijn, indien
hij niet tegelijkertijd er voor heeft gezorgd
dat het voorbijgaande publiek deze arti
kelen goed kan zien
Daarvoor is licht noodig.
Overdag laat het winkelraam zelf, naar
men gewoonlijk veronderstelt, voldoende
licht naar binnentreden. Toch valt
dit, vooral bij diepe etalages, nogal eens
tegen, zoodat men reeds dan het kunst
licht te hulp moet nemen. Ook kan het
zonlicht, bij sterke spiegeling in de winkel
ruit, eerder het zien bemoeilijken, dan
vergemakkelijken. Is de verlichting door
het daglicht al minder eenvoudig, dan
men gewoonlijk denkt, nog meer zorg moet
besteed worden aan de kunstmatige ver
lichting. In de avonduren, na het sluiten
der fabrieken en kantoren, doen vele
menschen nog inkoopen en buitendien
moet op donkere winterdagen desnamid
dags al vroeg het licht ontstoken worden.
Ook nadat de winkels zelf gesloten zijn, is
het de moeite waard de verlichting to
laten branden. De meeste voorbijgangers
hebben dan immers meer tijd dan overdag
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
53)
Voor de tweede maal in één etmaal be
schreef Sheila het gebeurde te Zauber-
berg.
U ziet, mijnheer Farquhar, dat het
verschijnsel zich herhaalde na een dag
van opwinding en inspanning! Weer deed
kapitein Farquhar, toen hij over zijn bal-
con klom, pogingen om te ontsnappen!
Waaruit dan?
Uit de gevangenis, bromde Darol.
Wat bedoel je met je gevangenis?
Dat zal ik je later wel eens vertellen,
oom. Maar juffrouw Curtis heeft het vol
komen bij 't rechte eind. Ziehier wat er in
dien nacht van zes maanden geleden moet
gebeurd zijn. Ik kan me alles precies
voorstellen. Ik tobde. De verantwoorde
lijkheid voor den loop der zaken van de
firma rustte op mijn schouders en ik
was er geheel mee vervuld. U was zeer
ernstig ziek. Ik logeerde in dit huis. Ik
moet nu dien nacht na mij te bed te heb
ben gegeven, weer zijn opgestaan, me
aangekleed hebben, het huis uitgegaan
zijn en naar Hatton Garden zijn gewan
deld. Ik moet met mijn eigen sleutel het
kantoor hebben opengesloten, met mijn
eigen sleutel daarna de brandkast heb
ben geopend, de parels er uit gehaald
hebben, ze hierheen mee hebben geno
men en ze hebben opgeborgen in het
veiligste hoekje, dat ik bedenken kon.
Hij wees naar den lessenaar.
Daarna ben ik weer naar bed gegaan.
Toen ik den anderen morgen wakker
werd, wist ik niets van wat ik dien nacht
gedaan had. Ik ging naar het kantoor,
opende de brandkast, miste de parels, riep
juffrouw Curtis binnennu, de rest is
U bekend.
Hm, bromde de oude Farquhar. Zijn
wantrouwende oogen blikten nu eens naar
het gelaat van zijn neef, dan weer naar
het frissche, opgewekte gezichtje van zijn
voormalige kantoorjuffrouw.
Het klinkt als een aardig verhaaltje!
Zoo. Mag ik ik even telefoneeren,
oom?
Darol ging naar de telefoon, belde een
nummer op, wachtte, sprak met iemand,
hing den hoorn weer op.
Gemelijk vr£>eg de oude heer: Waarom
de politie er bij gehaald?
Omdat deze mij den eenigen getuige
kan leveren, dien ik kan oproepen. Als u
er geen bezwaar tegen heeft, blijven we
hier even wachten. Hij komt zoo gauw
mogelijk.
Er volgde een tijd van wachten, welke,
al waren de omstandigheden thans geheel
veranderd, toch deed terugdenken aan
dat benauwende kwartiertje op het kan
toor in Hatton Garden, toen hij om den
looper had getelegrafeerd en ook aan dat
sombere kwartier, toen de looper het ont
vangbewijs was gaan halen.
Ook toen had het tweetal gezwegen,
maar welk een verschil tusschen het zwij
gen van toen en van nu! Toen was hij
vervuld door bittere teleurstelling, dat
hij zich zoo had vergist; zij in haai' hart
kokend van verontwaardiging. Nu had
geen van beiden reden om niet rustig af
te wachten, daar zij vast overtuigd waren,
dat wat op komende wegen was slechts bij
zou dragen tot verhooging van hun geluk.
Zij behoefden intusschen niet lang te
wachten, want weldra vertoonde zich het
opgewekte gelaat van een boom van een
kerel in blauw uniform met een helm op
het hoofd, die zich vroolijk wendde tot
den jongen Farquhar.
Morgen, agent; hoe maak je het?
Ik bes\ welbedankt, kapitein. Het
doet me genoegen u weer eens te zien. Ik
zou u bijna niet meer kennen! Ik heb u
werkelijk gemist in mijn wfjk.
Ja, ik ben buitenlands geweest. Maar
neem plaats, ik had u willen vragen of je
bij mogelijkheid nog zou kunnen nagaan
wanneer je mij het laatst hebt gezien?
Met spanning wachtte Darol op zijn
antwoord.
Wanneer ik u het laatst heb gezien?
Nu, dat zal wel gaan. Ik kan u het geval
zelfs precies vertellen, vervolgde de reus,
politieagent nummer zooveel. Juist toen
mij bevel werd gegeven mij bij u te ver
voegen, had ik in mijn notitieboekje zit
ten bladeren en toevallig juist op den da
tum het oog laten vallen.
Doe me het genoegen dan deze dame
en heer mede te deelen, wat je hebt
gezien.
De agent schrapte zijn keel, plantte
zijn voeten wat steviger op het door de
jaren verkleurde karpet en begon toen
met een officieel stemgeluid:
In den nacht van 17 Augustus laatst
leden was ik gestationneerd op den hoek
van de straat en daar het verkeer pvan
geen beteekenis was, had ik goede gele
genheid de voorbygangers goed op te ne
men. Tusschen één uur en half twee na
middernacht passeerde mij kapitein Far
quhar en ik zag hem het kantoor van
Mackensie en Moss binnengaan, gelijk ik
hem overdag reeds talrijke malen heb
zien doen.
Weet je wel zeker, agent, dat ik
het was?
Zoo zeker als tweemaal twee vier.
Het was vlak bij een lantaarn. Boven
dien was het volle maan, en dus, zoo hel
der als bij dag. Maar ik kon me niet ver
gissen, ik kende u reeds lang van aan
zien. Bovendien heb ik tot U gesproken!
Wat, gesproken?
Zeker, ik zei: goeden -avond, kapi
tein! en u antwoordde terug: goeden
avond. Daarop liep u door, ging naar uw
kantoor, vermoedde ik. U is zeker niét
veel meer dan vijf minuten binnen ge
weest, of ik zie u terugkomen en u
passeert me zoo haastig dat ik niet eens
tijd had u goeden avond te wenschen.
Je hebt niets bijzonders of onge
woons bij me opgemerkt?
Het was vlak bij den lantaarn.
Neen kapitein; ik herinner me alleen
nog dat u een lichte overjas aan had en
dat u toen u me voorbij ging. uw linker
hand op de hoogte van den borstzak had
gelegd, alsof u zich wilde overtuigen dat
u er iets goeds in had gestopt.
Nu, welbedankt voor de moeite,
agent. Dat was het eenige dat we van je
wilden sreten»
O, volstrekt geen moeite, kapitein!
Mag ik u goeden morgen wenschen?
Darol liet hem uit.
Tijdens zijn korte afwezigheid wendde
de oude heer zich tot Sheila en zeide op
een toon. alsof elk woord slechts meo
groote moeite uit zijn mond kwam:
Juffrouw Curtis, de firma is u een
groote genoegdoening schuldig.
Spreek me daar toch niet van, ant
woordde Sheila vriendelijk. Want hij
mocht een onaangenaam en onvriendelijk
heer wezen, het deed haar zeer te moeten
waarnemen, hoe een oud en door ziekte
verzwakt man haar zijn verontschuldigin
gen aanbood. Zij verzekerde hem dus dat
zij volkomen begreep, dat de schijn zoo
sterk tegen haar was geweest, dat wel
haast ieder verdenking tegen haar haa
moeten koesteren.
Darol Farquhar kwam-juist tijdig ge
noeg terug om te hooren, wat zijn oom
haar antwoordde: Het minste dat ik u kan
aanbieden, is u terug te nemen in de
zelfde positie en tegen hetzelfde salaris
als vroeger! Hoewel ik thans een bediende
heb, die uw werk verricht tegen een sa
laris van vijf shilling minder dan destijds
het uwe, zijn de omstandigheden dus
danig
O, ik dank u zeer voor uw aanbod,
zei Sheila, uit beleefdheid, zich goed hou
dend om hem niet in zijn gezicht uit te
lachen, ik waardeer ten zeerste uw goede
bedoelingen, mijnheer Farquhar, maar ik
heb een positie te Parijs, waarheen ik zoo
spoedig mogelijk terugkeer.
Zoo, ben je dat van plan? vroeg de
neef met zoo'n toonlooze stem, dat er
niets uit af te leiden viel, behalve voor
Sheila, die zich ijlings omkeerde, teneinde
aan den ouden heer den vroolijk ondeu-
genden trek op haar gelaat niet te laten
bemerken. Zij naar Parijs terugkeeren?
(Slot volgt.)