De Pers over de Millioenen-Nota.
DAROL FARGUHAR S
NACHTWANDELING
72ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 17 September 1931
Derde Blad
No. 21932
SPORT.
I V
1
j-H-
!:;fü
i
FEUILLETON.
Het „Handelsblad" (Liberaal) consta
teert dat de Millioenennota geen sprookje
is. Eerder lijkt ze een benauwden droom.
Niet zoozeer omdat er in wordt aangekon
digd, dat de begrooting met een tekort
sluit. Dat begrepen we al lang. Maar de
toon en de pogingen tot wegwerking van
het tekort, geven blijk van een geest,
waarvan wij verwachten, dat hij ons land
duur te staan zal komen en in stede van
ons een schrede verder te brengen uit het
economisch moeras, ons eerder nog verder
in de verkeerde richting zal laten gaan.
Gebrek aan doortastendheid en ver
keerd economisch inzicht, dit zijn de
karakteristieken van dit staatsstuk, van
deze begrooting a la Churchill of a la
Snowden.
Overal is de lijn van den minsten weer
stand gevolgd. De staat moet, opdat het
Invaliditeitsfonds aan zijn verplichtingen
t.o. de thans verzekerden kan voldoen, een
bijdrage geven, welke wiskundig is bere
kend en van 1928 af f. 17.623.000 per jaar
bedraagt. Als we dit dus thans weglaten,
moeten we het later toch weer bijstorten.
Het stemt onaangenaam, dat min. De
Geer een dergelijk middel te baat neemt.
Door de regeling der spoorwegpensioenen
was onze financieele dienst eindelijk ge
heel gesaneerd en waren er geen „gaten"
meer, geen ongedekte verplichtingen als
vroeger uit pensioenen enz. En nu gaat hij
het werk, begonnen door dr. van Gijn en
door hemzelf met volle kracht weer aan
tasten. Struisvogelpolitiek!
De verhooging van het tarief van in
voerrechten is eenvoudig verbijsterend.
Dezen misgreep kan men slechts verkla
ren uit politiek oogmerk; om bij de recht-
sche protectionisten in 't gevlei te komen.
Dit gaat dwars in tegen de lijn van Ge-
nève, van het verdrag van Oslo en tegen
een gezonde economische politiek. Wij
zullen hier niet twisten over de vraag of
10 pet. nu wel een fiscaal tarief is of niet,
al zal het thans t.o. 9 jaar geleden ver
dubbeld zijn. Een feit is, dat de strekking
dezer verhooging is het leven hier duurder
te maken.
En dat in een tijd, waarin alle krachten
zich inspannen om het economisch leven
zoo snel en zoo goed mogelijk naar het
lagere prijsniveau te voegen. Bij dezen
maatregel is iedere economische bezin
ning zoek. Hij gaat dwars in tegen den
draad, dien wij moeten volgen, maar dien
de regeering blijkbaar nog niet te pakken
heeft. En hier gaat het inderdaad om de
„vitale belangen" van ons volk.
„Wij rijden op 't oogenblik economisch
en fiscaal in een nevel, waarin niet al te
ver vooruit kan worden gezien", zoo drukt
de minister zich symbolisch uit. Juist,
maar dan dient men te rijden op een
kompas. Men mag dan niet vertrouwen
op de nevelgestalten, die zich bedriegelijk
voordoen en omtrent welker ware ge
daante men zich geen juist beeld kan vor
men. Dan moet men handelen volgens de
economische wetten, die men ten slotte
toch niet kan trotseeren.
Uit de Millioenennota blijkt ons niet,
dat de regeering thans reeds tot dit in
zicht is gekomen. Dit zal leergeld kosten,
dat wij, belastingbetalers, moeten neer
tellen. En daarom biedt deze begrooting
geen perspectief. Minister De Geer staat
daar met leege handen....
De N. R. Ct. (liberaal):
Het nieuwe systeem, dat bij deze be
grooting, naar 's ministers plannen, zal
worden ingeluid, komt hierop neer, dat in
het vervolg niet meer, gelijk tot nu toe,
naar een landsbestuur zal worden ge
streefd, waarbij de gewone uitgaven jaar
lijks binnen het raam der gewone inkom
sten worden gehouden, doch waarbij naar
zulk een uitkomst zal worden gestreefd in
perioden van vier jaar.
Als systeem is dit, dunkt ons. onverde
digbaar. Het is een pis-aller, een redmid-
deltje, waartegen principieel zeer zeker
veel valt te zeggen, en dat nu toevallig
kan toegepast worden, omdat 1928, het
laatste hausse jaar, zulk een groot over
schot op de gewone inkomsten en uitga
ven heeft opgeleverd. Wat de minister
voorstelt, komt feitelijk er op neer, niet,
dat we zoo 's ministers toekomstver
wachtingen niet teleur stellen; de mi
nister wijst er zelf op, dat in al zijn rede
neeringen en becijferingen een sterk spe
culatief element is in de aanstaande
vier jaar sluitende begrootingen zullen
hebben, doch dat wij met een jaarlijksch
tekort zullen genoegen nemen. Hetgeen
zuiver financieel uitgedrukt om dit te
genover de boekhoudkundige oppoetserij
te stellen wil zeggen, dat er in de ko
mende jaren per jaar 18 millioen meer zal
moeten worden geleend, dan bij sluitende
begrooting van gewone uitgaven en in
komsten het geval zou geweest zijn. M.a.w.
we gaan drie jaar lang het tekort op de
gewone uitgaven en inkomsten uit lee-
ninggeld aanzuiveren.
We willen gaarne gelooven, dat er niet
anders op zit. We willen daarbij aanne
men, dat er de laatste jaren zooveel bui
tengewone uitgaven feitelijk uit gewone
inkomsten bestreden zijn, dat de leenin
gen economisch kunnen worden verant
woord, doch het lijkt ons toch gewenscht,
dat men zich van de feitelijke beteekenis
van 's ministers voorstellen goed reken
schap geeft.
Er dreigt daarbij tweeërlei gevaar, in
dien 's ministers verwachtingen omtrent
den loop der economische omstandigheden
in 1935 zouden blijken niet uit te komen.
Het eerste is dit. De minister begint nu
met zijn nieuwe systeem bij 1929, omdat
toen gelukkigerwijze de nieuwe Compta
biliteitswet in werking is getreden. Wie
waarborgt, dat in 1935 een opvolger van
minister De Geer er niets op zal vinden,
om naar het overschot op den gewonen
dienst van 1923 terug te grijpen, om daar
mee weer eenige jaren tekorten op de
begrooting goed te praten en feitelijk open
te laten staan? Om er maar niet van te
spreken, tot welke gevolgen het thans voor
gestelde systeem in jaren van voorspoed
kan leiden. Het gevaar is groot, dat dan
df overschotten reeds dadelijk zullen wor
den opgesoupeerd.
Het andere risico is dit, dat, zoo men
per se met deze manipulatie niet verder
dan 1929 wil gaan, 1935 tot een financieel
débacle kan leiden. Er zit ontegenzegge
lijk in 'sministers plannen iets van: „wie
dan leeft, wie dan zorgt".
Dit alles spreekt nog te sterker, zoo men
in aanmerking neemt, dat het tekort in
het Invaliditeitsfonds, dat door verminde
ring van de bijdrage ontstaan moet, toch
eenmaal aangezuiverd zal behooren te
worden; en dat bij alle becijferingen en
bespiegelingen van den minister, de van
het jaar afzonderlijk ingestelde crisisdienst
met zijn crisisuitgaven, welke „een om
vang dreigen aan te nemen, die vèr uit
gaat boven het bedrag, dat ten vorige jare
geraamd is als opbrengst van de nieuwe
hiervoor ingestelde heffing", buiten be
schouwing is gelaten. Ook daar zal dus op
den duur nog een groot gat te stoppen
blijven.
Tegenover dit alles kan echter bij her
haling de vraag worden gedaan: wie weet
voor van het jaar, in de tegenwoordige
ellendige economische omstandigheden,
iets beters?
Het Vaderland (liberaal) schrijft over
de voorgestelde salarisverlaging:
De zaak wordt voor de Rijksambtenaren
dubbel hard, waar de gemeente-ambte
naren, toch ook gemeenschapsdienaren, in
die gemeenten waar de leef-er-maar-op-
los-politiek wordt gehuldigd, vrij uitgaan.
De regeering heeft bij deze salarisver
mindering in zekeren zin progressie in
acht genomen, waar de 5 procent tot 2 l/t
wordt gereduceerd voor de tweede f1000,
als de ambtenaar gehuwd is. Toch schatte
men die f50 van de f2000 naast de reeds
bestaande lasten niet gering. Een ambte
naar, die f. 2000 salaris heeft is, om het
volkswoord maar te bezigen een mijnheer,
en moet als zoodanig voor den dag komen,
waardoor f. 40 in de week voor hem heel
wat minder is dan voor den arbeider. Wij
stellen dan ook de vraag, of uit onderling
overleg niet nog die progressie zou kunnen
geboren worden, die de druk voor de lagere
ambtenaren zou kunnen verminderen. Voor
het overige wijzen wij er op, dat duizenden
in het particulier bedrijf in hun salaris
zijn gekort, en velen zelfs zonder iets op
de keien zijn komen te staan en dat de
ambtenaar het voorbeeld moet geven van
offerzin, waar hij feitelijk deel uitmaakt
van de regeering; de ambtenaren "vormen
toch gezamenlijk het apparaat, waardoor
regeeren mogelijk is.
In dit verband spreken wij onze verwon
dering uit. dat de pensioenen vrij uitgaan,
salaris is loon, en pensioen is uitgesteld
loon. Natuurlijk zouden wij niet willen
korten op een armelijk pensioen, maar op
ruim pensioen; als daarnaast nog inkom
sten uit andere bron worden genoten, kan
makkelijk wat gemist worden.
De tijdelijke heffing op benzine lijkt het
blad uitnemend; het zou de heffing wel
blijvend en hooger willen hebben, met
afschaffing van de wegenbelasting, waar
door de controle zeer zou worden vereen
voudigd, en tal van onbillijkheden worden
weggenomen.
Voorts meent het blad, dat men het niet
genoeg kan betreuren, dat de regeering tot
verhooging van de invoerrechten heeft
besloten.
Financieel-technisch gezien, en alléén
van dat standpunt uit sprekend, noemt de
Maasbode (R.K.) de nota een knap stuk
regeeringswerk, beheerscht door den ernst
van den tijd. En op dit gebied geldt het
„beter voorkomen dan genezen" wel in
hooge mate. Uitgesproken op het terrein
van de financieele techniek liggen maat
regelen als b.v. de reductie der bijdrage
voor het Invaliditeitsfonds. Zijn er vol
doende reserves, om dezen maatregel te
rechtvaardigen? Kunnen de Zuiderzee
werken zoo in één ruk worden opgeschort?
Is de vertraagde verliesafschrijving te
rechtvaardigen? Er rijzen bergen van
vragen.
Algemeen-staatkundig gezien, de doel
matigheid der maatregelen beoordeelend,
zijn wij ervan overtuigd, dat critiek, felle
critiek zal loskomen. Op het verhoogde
fiscale invoerrecht, op de tijdelijke ben-
zine-belasting, op de ambtenaarssalaris
sen-korting allermeest.
Met een aux grands maux, grands
remèdes is deze laatste zaak niet op te
lossen. Al is de wijze waarop die korting
der salarissen van rijksambtenaren, gelijk
deze door de Regeering wordt toegepast,
een zeer duidelijk ernstig gemitigeerde;
deze korting treft een bepaalde categorie
van staatsburgers als categorie, zonder
eenigen waarborg dat andere publiekrech
telijke organen in gelijken zin de salaris
verhoudingen zullen wijzigen. En de
vraag dringt zich als van zelf naar voren,
of deze bron van onrust (want daarover
make men zich geen illusie!) per se moet
worden aangeboord.
Zou het niet de overweging waard zijn,
de abnormaal lage benzineprijs hier te
lande geeft er als vanzelf aanleiding toe
die belasting, thans op 3 cent per liter
voorgesteld, tot 5 of 6 cent te verhoogen?
De normale basis van onkostenberekening
voor het bedrijfsleven is immers geen
8 cents-literprijs, doch veeleer het dubbele
En deze belasting treft in ieder geval een
categorie van personen, die juist van de
crisis profiteeren.
Een anderen weg op dit onderdeel zoe
ken, zou wellicht een verbetering kunnen
zijn van het geheele complex maatregelen
die zoo aan algemeene fundeering in ons
volk zouden winnen. Wij herhalen, alleen
wanneer de Regeering werkelijk geen kans
ziet op andere wijze de begrooting sluitend
te maken, kunnen wij ons bij een tijdelijke
salarisvermindering neerleggen. Uit het
geen wij boven betoogden blijkt, dat wij
nog niet ten volle overtuigd zijn, dat het
niet anders kan.
„De Tijd" (R.-K.) zegt:
Ook minister De Geer behoudt de hoop
op een betere toekomst, als den laatsten
sluitpost van de sombere begrooting, die
hij heeft becijferd. Maar wij moeten de
moeilijke tijden doorkomen met zuinig be
heer. Daarom worden ,de staatsuitgaven
geducht besnoeid, de bijdrage aan het In-
validiteits-fonds verminderd, de nieuw
bouw voor de vloot vertraagd en de ver
dere Zuiderzee-werken opgeschort. Al deze
maatregelen zullen bij de belastingbetalers
niet onsympathiek worden besproken. En
van al de onprettige belastingen, die in
ons land het leven duur helpen maken, is
de aangekondigde van drie cent per liter
benzine wel de minst onaangename. In
Duitschland bedraagt dezelfde belasting
10 cent meer dan in ons land. waar de
benzine bovendien goedkooper is dan hier.
Ook de verhooging der invoerrechten
van 8 tot 10 procent zal wel geen trommel
stokken van alarm in beweging brengen,
nu de directe belastingen geen verhoogin
gen meer kunnen lijden. Al wordt het fis
cale karakter van de verhoogde invoer
rechten langzamerhand bedenkelijk.
Maar de korting op de salarissen zal
pijnlijk worden gevoeld. Vergeleken bij de
salarisverlagingen in Engeland. Duitsch
land en andere landen, is de hier voorge
stelde inderdaad bescheiden te noemen.
Maar toch heeft de Millioenen-nota dit
jaar in vele gezinnen een bittere bood
schap gebracht.
m
„Een slechte begrooting", zegt „Het
Volk" (S.D.A.P.)
„Volstrekt onaannemelijk zijn de voor
gestelde bezuinigingen op het volksonder
wijs en op de ambtenaarssalarissen.
Wat de eerste betreft, het is kortweg
gruwelijk, dat er geen crisis kan zijn, zon
der dat een aanval op het onderwijs ge
daan wordt. Werd de vorige maal het
zevende leerjaar geschrapt en de school
opgescheept met ongestudeerde en voor
een fooi werkende leerkrachten, thans
heeft de regeering het op de grootte der
schoolklassen voorzien, ten einde onder
wijzers uit te sparen. Dat van het onder
wijs der kinderen daardoor minder terecht
kan komen, is duidelijk.
Niet minder erg is de voorgestelde sala
risverlaging van het rijkspersoneel. Ook
dit personeel moest onder de bezuiniging-
Colijn schrikkelijk bloeden. Ingehaald is
dat nog lang niet. Twee jaar geleden stel
de minister De Geer 6 millioen beschik
baar om de aangebrachte kortingen voor
een klein deel in te halen. Thans wordt
een korting van 7 millioen toegepast. Dat
wil zeggen, dat de salarissen nog verder
omlaag gedrukt worden dan zij vóór de
leniging van twee jaar geleden waren. Het
is wel brutaal.
De minister schrijft in zijn nota, dat nu
velen in inkomsten zijn achteruitgegaan,
het billijk is. dat ook de ambtenaren wat
meedragen. Dit is misleiding. De arbei
dersbeweging heeft het loonpeil tijdens de
crisis vrij wel weten te handhaven. Er is
dus geen enkele reden, waarom de rijks
loontrekkers zouden hebben te lijden, te
minder, terwijl de rijksloonen toch reeds
bij het algemeene loonpeil ten achter
waren. Men heeft hierin een aanslag op
het algemeene loonpeil te zien.
De voorgestelde verhooging van het
tarief van invoerrechten gaat dwars tegen
de voor de crisis-oplossing dringend noo-
dige verlaging der tariefmuren in. Het is
een internationale wandaad. En het is
voor een handelsland het slechtst denk
bare. Het strekt tot verscherping der
crisis.
Inderdaad, een door-en-door slechte be
grooting. Zij zal ter bestrijding, ter af
weer van de aanslagen op de arbeiders
klasse en op het bedrijfsleven, cr.ze sterk
ste inspanning vereischen."
De „Standaard" (A.-R.) geeft weinig
eigen oordeel. Zij schrijft:
„Wie overwegende bezwaren tegen de
reeds genomen en in uitzicht gestelde
maatregelen, of een deel daarvan, heeft,
kan niet volstaan met het uitbrengen van
negatieve critiek. Hij moet opbouwend te
werk gaan, en in het licht stellen, dat op
andere, minder bezwarende, wijze kan
worden te werk gegaan om het sympa
thieke. in deze omstandigheden noodzake
lijke, resultaat der financieele politiek te
bereiken.
Natuurlijk is thans het tijdstip nog niet
gekomen om de gedragslijn der Regeering
in alle onderdeelen nauwkeurig te beoor-
deelen. en eigen standpunt te dezer zake
nauwkeurig vast te stellen. Daarvoor be
hoort eerst ook geluisterd te worden naar
de ernstige stemmen, welke in de eerst
volgende dagen ongetwijfeld uit het volks
leven zullen opklinken.
De Regeering zal de eerste zijn om toe
te stemmen, dat dit plicht is, maar voor
het overige heeft zij gelijk, als zij een be
roep doet op allen, die verantwoordelijk
heid dragen, welke politieke of maat
schappelijke idealen zij ook koesteren, om
haar in haar moeilijke werk te steunen.
Wij wenschen haar dien steun te geven,
omdat zij daarop recht heeft."
De „Nederlander" (C.-H.): De belasting
van de benzine met f.4 per 100 K.G. is
niet prettig. Maar. gezien den bestaanden
zeer lagen prijs, zal hiertegen wel niet
veel bezwaar rijzen.
Ernstiger is het met de verhooging van
het tarief van invoerrechten van 8°/o tot
10°/o. Vraagt men ons, of van deze belas-
tingverhooging de verbruiker veel zullen
bemerken, dan zeggen wij ronduit neen!
Van de nieuwe 2wordt licht 1% betaald
door den buitenlandschen fabrikant of
handelaar, om zijn goede Nederlandsche
afnemers te behouden. De andere 1% zal
geen schokkende beteekenis hebben. Toch
is de maatregel pijnlijk; niet alleen voor
menigen koopman, wiens zaken nu een
maal op grooten invoer en op de bestaan
de verhoudingen zijn ingericht: maar ook
om politieke redenen. Dat Nederland, het
land van de vrije vrachtvaart, zijn invoer
recht verhoogt op een oogenblik dat 'alle
krachten worden ingespannen om de ta
riefmuren omlaag te halen, is een ernstig
feit.
Dat minister De Geer, de vrijhandelaar,
dezen maatregel voorstelt, is het beste
bewijs van den diepen indruk, welken de
bestaande crisis op hem maakt.
DE AFSTANDSMARSCH DER
L. P. S. V.
Een belangrijke sportgebeurtenis
voor Leiden en omgeving.
Wacht ons in 1932 een „Tweedaagsche"?
De afstandsmarsch der Leidsche Politie-
Sport-vereenlging wordt een evenement
voor de Sleutelstad! De aanvankelijk wat
i schuchtere aankondiging door middel van
enkele raambiljetten en een simpel kran
tenberichtje heeft geleid tot een stroom
van inschrijvingen, die de organisatoren
als het ware heeft overstelpt en die ook
naar buiten de verwachtingen mateloos
heeft overtroffen. De L. P. S. V.-marsch is
thans het gesprek van den dag en hoe
gróót, hoe overweldigend gróót, de inte
resse is van het Leidsche publiek zal aan
staanden Zaterdagmiddag wel duidelijk
worden.
Opgewekt door het toenemend aantal
deelnemers is zij gaandeweg gegroeid door
de vele oefenmarschen, waarbij tientallen
wandelaars bij dag en bij avond, weer of
geen weer, in de meest genoeglijke stem
ming de omgeving van Leiden doorkruis
ten en het schijnt wel of nu zoo langza
merhand deze afstandsmarsch het geheele
plaatselijke gebeuren is gaan beheer-
schen! Daarom en mede om een ant
woord te krijgen op velerlei vragen, die
met dit sportfeest in nauw verband staan
vroegen wij dezer dagen den secretaris
der L. P. S. V., den heer Zwart, om een
kort onderhoud. Want de heer Zwart is
hier de spil, waar het al om draait, de
organisator, die alle touwtjes in handen
heeft en wiens rusteloos arbeiden voor
deze zaak naar het zich laat aanzien
oorzaak zal zijn dat de geheele rege
ling tot in de puntjes zal kloppen.
-
De heer J. Zwart.
Terwijl buiten de zonnewarmte tus-
schen de huizen hing en heel de fiatuur
op dezen wonderen Septemberdag tot uit
gaan noodde, zat de heer Zwart in zijn
vriendelijke woning aan de Atjehstraat
met een collega voor stapels paperassen;
startnummers, controle-lijsten, opgaven
van deelnemers, brieven en briefkaarten,
die alle behandeling en tijd vroegen. Niet
temin vonden wij hem gistervoormiddag
bereid ons te helpen voor de krant aan
een plaatje en een gemoedelijk praatje...
En de heer Zwart vertelde: Hoewel ver
leden week de inschrijving reeds officieel
gesloten werd, zijn er toch nog weer
nieuwe deelnemers bijgekomen. Wij tel
len er thans 320, waaronder bijna dertig
dames, mAar nu moet het uit zijn. Die
late aanmeldingen waarschijnlijk als
gevolg van het mooie weer zouden ten
slotte de geheele regeling in de war stu
ren. en daarom houden we er verder mee
op. Een aantal opgaven, den vorigen
avond binnengekomen, zijn dan ook af
gewezen. Van politie-zijde nemen deel de
sportvereenigingen uit Leiden, Utrecht,
Den Haag, Wassenaar en Bloemendaal.
Dan zijn er de plaatselijke vereenigingen:
Leidsche padvinders (Leeuwkengroep),
Donar, N. R. M. (Rotogravure), T. O. P.
(belastingambtenaren). De Bataven,
Rood-Wit, D. O. S-, Jahn, Brunhilde, Chr.
J. M. V. (afdeeling Sport), de Leidsche
Kracht-Sportvereeniging en een groep van
het 6e Reg. Veldartillerie. Uit Leiderdorp:
Tona (Touwfabrieken)uit Oegstgeest:
de sportver. „Oegstgeest" en de „Oegst-
geester Gymn. en Athletiekver." en ten
slotte uit Den Haag: Ned. Jongeren-Ver-
bond en de Haagsche burgerwacht. In
totaal zijn er dat ongeveer 170. Daarbij
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
51)
Een Franschman had zelfs zoo'n
omvang, dat Sheila terugdeinsde in
haar coupé om hem voorbij te laten
gaan; een kinderjuffrouw kwam telkens
met een paar kinderen langs hen. Daarna
hadden ze een oogenblik verademing.
Darol duwde het bankje, dat tegen den
kant was opgeklapt, omlaag en met be
hulp van zijn handkoffer verschafte hij
zich een zitje daarnaast Hij zette zich
vlak bij Sheila, die zich rustig en kalm
hield maar inwendig gnuifde van vreugde,
dat zij hem vlak bij zich had. zij het ook
onder gansch anders omstandigheden dan
voorheen.
Zoo langs haar neus weg vroeg ze hem:
Herkende je me dien Zondag op
het ijs?
Jou herkennen? Wel natuurlijk her
kende ik je dadelijk. Maar jij negeerde me!
Nogal natuurlijk!
Ze keken elkander glimlachend aan.
Weer zoo langs haar neus weg vroeg zij;
Wat dacht je wel, dat ik deed?
Waar In Zauerberg? In het hotel?
Ja.
Kalmweg antwoordde hij:
Weet je dat heusch niet? Nu, het
spijt me het te moeten zeggen, maar ik
heb dat waarlijk gedacht.
Dat Ik op de opbrengst van die pa
rels teerde?
Ja, en dat je jacht maakte op nieu
wen buit.
Wat een vriendelijke opinie had je
toch van me.
Nu ja. maar ik heb je al gezegd; dat
lk daarover spijt gevoel. Maar
Ja, je begrijpt niet recht, hoe ik in
dat hotel verzeild was geraakt en hoe lk
er op zulk een voet kon leven? Nu, dat
dankte ik niet aan parels, maar aan voet
balsport.
Malle gesprekken, met? Maar een heer
lijke malle reis! Het was de malste en
toch tevens de genoeglijkste reis, die
Sheila ooit in haar leven had gemaakt.
Plotseling bekentenissen, half uitgespro
ken liefdesverklaringenja was niet
alles wat zij deden en dachten door liefde
gedrenkt? In den restauratiewagen zorgde
hij voor alles. Zij had slechts te gaan zit
ten om bediend en bedorven te worden als
een jong vrouwtje op haar huwelijksreis.
Aan tafel dachten zij eindelijk weer eens
aan die parels en dat veelbeteekenende
telegram Zij haalde het uit het brood
mandje, waarin het was terechtgekomen
en vroeg:
Wat zou er gebeurd zijn, denk je?
Kan je je voorstellen, waar je oom dat
collier heeft teruggevonden?
Hij haalde de schouders op.
Ik heb er niet het minste idee van.
We zullen moeten afwachten.
Darol, ik moet je nog eens wat anders
vragen.
En dat is?
Heb je ooit wel eens geslaapwandeld?
Ze had die vraag niet ovet de lippen, of
zij kon het antwoord reeds lezen op zijn
gelaat, dat onmiddellijk betrok, zich ver-
strekte
Jawel, ik erken dat me dat wel eens
is overkomen. Maar je moet me niet kwa
lijk nemen, dat Ik daar liever niet over
spreek.
Wat zei hij dit beslist en kortaf!
Maar hij moest toch begrijpen, dacht
Sheila, dat lk dat niet zoo maar eens
vraag, dat het van gewicht kan zijn mij
dat mede te deelen!
Zenuwachtig, gevoelend dat zij op hét
punt stond iets belangrijks te ontdekken,
vervolgde zij stamelend:
Het spijt me ontzettend en ik vind
het zeer onplezierig je iets te vragen, wat
je onaangenaam is. Maar, Darol, als goede
vrienden vraag ik je dat.
Haar toon kalmeerde hem, zijn gelaat
werd weer vriendelijker en van den gun-
stigen indruk gauw gebruik makende,
zeide zij:
Ik zal er nooit weer ovzr praten,
maai' als je me wilde mededeelen.
Nu, ik wil je het antwoord niet schul
dig blijven. Ga door.
Mag ik dan vragen hoe vaak je dat
overkomen is?
Niet meer dan tweemaal, antwoordde
hij haastig, met tegenzin en met een af
wijzend gebaar. Eens toen ik nog een
klein kind was. Toen mijn moeder gestor
ven was heeft men mij, die tot nog toe al
tijd op haar kamer had geslapen, een
andere kamer gegeven. Op een nacht
heeft men mij op de trap gevonden, blijk
baar wilde ik probeeren naar moeders
kamer te gaanmaar ik herinner me
er niets van. Men heeft me later verteld,
wat er met mij was gebeurd.
Ik vind dat heel belangrijk, Darol.
Maar ik blijf verder vragen. Wanneer is
het de tweede keer gebeurd?
Toen ik krijgsgevangene was in
Duitschland. Ik was, zooals ik je heb
medegedeeld, vervuld met de gedachte te
ontsnappen Het was een obcessie voor
me! Niemand was er tot nog toe in ge
slaagd weg te komenIn mijn slaap
wandelde ik op een nacht uit een der ba
rakken, waarin we waren gehuisvest. Toen
ik wakker werd, stond ik met mijn neus
tegen het prikkeldraad, terwijl de punt
van de bajonet van den schildwacht me
in mijn lenden prikte. Ik heb nooit gewe
ten, hoe ik daar was gekomen. Dat was de
tweede keer.
En nu de derde keer. zei Sheila met
een lachje op haar trillende lippen.
Voor zoover ik weet, is het ook een
derde maal gebeurd!
Dat begrijp ik niet!
-\i7
In mijn slaap wandelde ik op
een nacht....
Laat ik je dan iets mededeelen, dat
je nog niet weet. Je hebt in den afgeloo-
pen nacht ook geslaapwandeld, Darol.
Wat heb ik nu aan de hand?
Nu deelde zij hem het gebeurde mede;
haastig beschreef zij hem, hoe zij hem
had zien verschijnen op zijn balcon. hoe
ze mevrouw Power en de anderen te hulp
had geroepen en wat er tenslotte in den
tuin voor het hotel was gebeurd.
Je vriend bracht je tenslotte in de
hal terug en met je open oogen zag je
blijkbaar niets. Alleen toen je voorbij ons
kwaamt, zag je even iets, je zag mij. Je
bleef stil staan, keek me recht in het ge
zicht en we waren al bang, dat je wak
ker zou worden! Maar neen, je ging weer
verder. Je vriend verzekerde mij, dat je je
den volgenden morgen niets er van zouctt
herinneren, misschien zou je alleen een
vage herinnering hebben van een droom.
Bij Joost, zei Farquhar peinzend, bij
Joost, zou het dat geweest zijn?
Hij ontmoette haar blik en hij kon ra
den, wat zij dacht.
Lieve hemel! zei hij met blijkbare op
luchting, zou je denken
Ja, wat bedoel je? Of ik denk.
Vermoed je misschien, dat mijn
slaapwandelen iets te maken heeft met
die parels, die mijn oom heeft terug
gekregen?
O, Darol! zei ze ontroerd, ik weet
werkelijk niet, wat ik er van denken moet.
Maar zou jij dat niet een oplossing
achten?
Wacht eens. kind, dat is een idee!
Maar we weten nog niet eens waar de
duivelsche parels zijn gevonden.
Ik wilde je juist vragenZeg, laat
je het me weten, zoo gauw je zekerheid
hebt? Ik zal je mijn adres geven
Daar kom ik niet in! Hoor eens,
Sheila, zoo gauw we uit den trein zijn ge
stapt, moet je aan je zuster een telegram
zenden, dat ze ontvangt vóór ze van boord
gaat. Je kunt haar nu onmogelijk gaan
afhalen.
Maar
Neen, dat gaat niet. Je gaat met mij
naar Londen. Je moet meehelpen de zaak
tot klaarheid te brengen. Ja gaat met me
mee naar mijn oom. Destijds heeft hij je
verdacht
(Wordt vervolgd).