De Pers over de Millioenen-Nota. DAROL FARGUHAR S NACHTWANDELING 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 17 September 1931 Derde Blad No. 21932 SPORT. I V 1 j-H- !:;fü i FEUILLETON. Het „Handelsblad" (Liberaal) consta teert dat de Millioenennota geen sprookje is. Eerder lijkt ze een benauwden droom. Niet zoozeer omdat er in wordt aangekon digd, dat de begrooting met een tekort sluit. Dat begrepen we al lang. Maar de toon en de pogingen tot wegwerking van het tekort, geven blijk van een geest, waarvan wij verwachten, dat hij ons land duur te staan zal komen en in stede van ons een schrede verder te brengen uit het economisch moeras, ons eerder nog verder in de verkeerde richting zal laten gaan. Gebrek aan doortastendheid en ver keerd economisch inzicht, dit zijn de karakteristieken van dit staatsstuk, van deze begrooting a la Churchill of a la Snowden. Overal is de lijn van den minsten weer stand gevolgd. De staat moet, opdat het Invaliditeitsfonds aan zijn verplichtingen t.o. de thans verzekerden kan voldoen, een bijdrage geven, welke wiskundig is bere kend en van 1928 af f. 17.623.000 per jaar bedraagt. Als we dit dus thans weglaten, moeten we het later toch weer bijstorten. Het stemt onaangenaam, dat min. De Geer een dergelijk middel te baat neemt. Door de regeling der spoorwegpensioenen was onze financieele dienst eindelijk ge heel gesaneerd en waren er geen „gaten" meer, geen ongedekte verplichtingen als vroeger uit pensioenen enz. En nu gaat hij het werk, begonnen door dr. van Gijn en door hemzelf met volle kracht weer aan tasten. Struisvogelpolitiek! De verhooging van het tarief van in voerrechten is eenvoudig verbijsterend. Dezen misgreep kan men slechts verkla ren uit politiek oogmerk; om bij de recht- sche protectionisten in 't gevlei te komen. Dit gaat dwars in tegen de lijn van Ge- nève, van het verdrag van Oslo en tegen een gezonde economische politiek. Wij zullen hier niet twisten over de vraag of 10 pet. nu wel een fiscaal tarief is of niet, al zal het thans t.o. 9 jaar geleden ver dubbeld zijn. Een feit is, dat de strekking dezer verhooging is het leven hier duurder te maken. En dat in een tijd, waarin alle krachten zich inspannen om het economisch leven zoo snel en zoo goed mogelijk naar het lagere prijsniveau te voegen. Bij dezen maatregel is iedere economische bezin ning zoek. Hij gaat dwars in tegen den draad, dien wij moeten volgen, maar dien de regeering blijkbaar nog niet te pakken heeft. En hier gaat het inderdaad om de „vitale belangen" van ons volk. „Wij rijden op 't oogenblik economisch en fiscaal in een nevel, waarin niet al te ver vooruit kan worden gezien", zoo drukt de minister zich symbolisch uit. Juist, maar dan dient men te rijden op een kompas. Men mag dan niet vertrouwen op de nevelgestalten, die zich bedriegelijk voordoen en omtrent welker ware ge daante men zich geen juist beeld kan vor men. Dan moet men handelen volgens de economische wetten, die men ten slotte toch niet kan trotseeren. Uit de Millioenennota blijkt ons niet, dat de regeering thans reeds tot dit in zicht is gekomen. Dit zal leergeld kosten, dat wij, belastingbetalers, moeten neer tellen. En daarom biedt deze begrooting geen perspectief. Minister De Geer staat daar met leege handen.... De N. R. Ct. (liberaal): Het nieuwe systeem, dat bij deze be grooting, naar 's ministers plannen, zal worden ingeluid, komt hierop neer, dat in het vervolg niet meer, gelijk tot nu toe, naar een landsbestuur zal worden ge streefd, waarbij de gewone uitgaven jaar lijks binnen het raam der gewone inkom sten worden gehouden, doch waarbij naar zulk een uitkomst zal worden gestreefd in perioden van vier jaar. Als systeem is dit, dunkt ons. onverde digbaar. Het is een pis-aller, een redmid- deltje, waartegen principieel zeer zeker veel valt te zeggen, en dat nu toevallig kan toegepast worden, omdat 1928, het laatste hausse jaar, zulk een groot over schot op de gewone inkomsten en uitga ven heeft opgeleverd. Wat de minister voorstelt, komt feitelijk er op neer, niet, dat we zoo 's ministers toekomstver wachtingen niet teleur stellen; de mi nister wijst er zelf op, dat in al zijn rede neeringen en becijferingen een sterk spe culatief element is in de aanstaande vier jaar sluitende begrootingen zullen hebben, doch dat wij met een jaarlijksch tekort zullen genoegen nemen. Hetgeen zuiver financieel uitgedrukt om dit te genover de boekhoudkundige oppoetserij te stellen wil zeggen, dat er in de ko mende jaren per jaar 18 millioen meer zal moeten worden geleend, dan bij sluitende begrooting van gewone uitgaven en in komsten het geval zou geweest zijn. M.a.w. we gaan drie jaar lang het tekort op de gewone uitgaven en inkomsten uit lee- ninggeld aanzuiveren. We willen gaarne gelooven, dat er niet anders op zit. We willen daarbij aanne men, dat er de laatste jaren zooveel bui tengewone uitgaven feitelijk uit gewone inkomsten bestreden zijn, dat de leenin gen economisch kunnen worden verant woord, doch het lijkt ons toch gewenscht, dat men zich van de feitelijke beteekenis van 's ministers voorstellen goed reken schap geeft. Er dreigt daarbij tweeërlei gevaar, in dien 's ministers verwachtingen omtrent den loop der economische omstandigheden in 1935 zouden blijken niet uit te komen. Het eerste is dit. De minister begint nu met zijn nieuwe systeem bij 1929, omdat toen gelukkigerwijze de nieuwe Compta biliteitswet in werking is getreden. Wie waarborgt, dat in 1935 een opvolger van minister De Geer er niets op zal vinden, om naar het overschot op den gewonen dienst van 1923 terug te grijpen, om daar mee weer eenige jaren tekorten op de begrooting goed te praten en feitelijk open te laten staan? Om er maar niet van te spreken, tot welke gevolgen het thans voor gestelde systeem in jaren van voorspoed kan leiden. Het gevaar is groot, dat dan df overschotten reeds dadelijk zullen wor den opgesoupeerd. Het andere risico is dit, dat, zoo men per se met deze manipulatie niet verder dan 1929 wil gaan, 1935 tot een financieel débacle kan leiden. Er zit ontegenzegge lijk in 'sministers plannen iets van: „wie dan leeft, wie dan zorgt". Dit alles spreekt nog te sterker, zoo men in aanmerking neemt, dat het tekort in het Invaliditeitsfonds, dat door verminde ring van de bijdrage ontstaan moet, toch eenmaal aangezuiverd zal behooren te worden; en dat bij alle becijferingen en bespiegelingen van den minister, de van het jaar afzonderlijk ingestelde crisisdienst met zijn crisisuitgaven, welke „een om vang dreigen aan te nemen, die vèr uit gaat boven het bedrag, dat ten vorige jare geraamd is als opbrengst van de nieuwe hiervoor ingestelde heffing", buiten be schouwing is gelaten. Ook daar zal dus op den duur nog een groot gat te stoppen blijven. Tegenover dit alles kan echter bij her haling de vraag worden gedaan: wie weet voor van het jaar, in de tegenwoordige ellendige economische omstandigheden, iets beters? Het Vaderland (liberaal) schrijft over de voorgestelde salarisverlaging: De zaak wordt voor de Rijksambtenaren dubbel hard, waar de gemeente-ambte naren, toch ook gemeenschapsdienaren, in die gemeenten waar de leef-er-maar-op- los-politiek wordt gehuldigd, vrij uitgaan. De regeering heeft bij deze salarisver mindering in zekeren zin progressie in acht genomen, waar de 5 procent tot 2 l/t wordt gereduceerd voor de tweede f1000, als de ambtenaar gehuwd is. Toch schatte men die f50 van de f2000 naast de reeds bestaande lasten niet gering. Een ambte naar, die f. 2000 salaris heeft is, om het volkswoord maar te bezigen een mijnheer, en moet als zoodanig voor den dag komen, waardoor f. 40 in de week voor hem heel wat minder is dan voor den arbeider. Wij stellen dan ook de vraag, of uit onderling overleg niet nog die progressie zou kunnen geboren worden, die de druk voor de lagere ambtenaren zou kunnen verminderen. Voor het overige wijzen wij er op, dat duizenden in het particulier bedrijf in hun salaris zijn gekort, en velen zelfs zonder iets op de keien zijn komen te staan en dat de ambtenaar het voorbeeld moet geven van offerzin, waar hij feitelijk deel uitmaakt van de regeering; de ambtenaren "vormen toch gezamenlijk het apparaat, waardoor regeeren mogelijk is. In dit verband spreken wij onze verwon dering uit. dat de pensioenen vrij uitgaan, salaris is loon, en pensioen is uitgesteld loon. Natuurlijk zouden wij niet willen korten op een armelijk pensioen, maar op ruim pensioen; als daarnaast nog inkom sten uit andere bron worden genoten, kan makkelijk wat gemist worden. De tijdelijke heffing op benzine lijkt het blad uitnemend; het zou de heffing wel blijvend en hooger willen hebben, met afschaffing van de wegenbelasting, waar door de controle zeer zou worden vereen voudigd, en tal van onbillijkheden worden weggenomen. Voorts meent het blad, dat men het niet genoeg kan betreuren, dat de regeering tot verhooging van de invoerrechten heeft besloten. Financieel-technisch gezien, en alléén van dat standpunt uit sprekend, noemt de Maasbode (R.K.) de nota een knap stuk regeeringswerk, beheerscht door den ernst van den tijd. En op dit gebied geldt het „beter voorkomen dan genezen" wel in hooge mate. Uitgesproken op het terrein van de financieele techniek liggen maat regelen als b.v. de reductie der bijdrage voor het Invaliditeitsfonds. Zijn er vol doende reserves, om dezen maatregel te rechtvaardigen? Kunnen de Zuiderzee werken zoo in één ruk worden opgeschort? Is de vertraagde verliesafschrijving te rechtvaardigen? Er rijzen bergen van vragen. Algemeen-staatkundig gezien, de doel matigheid der maatregelen beoordeelend, zijn wij ervan overtuigd, dat critiek, felle critiek zal loskomen. Op het verhoogde fiscale invoerrecht, op de tijdelijke ben- zine-belasting, op de ambtenaarssalaris sen-korting allermeest. Met een aux grands maux, grands remèdes is deze laatste zaak niet op te lossen. Al is de wijze waarop die korting der salarissen van rijksambtenaren, gelijk deze door de Regeering wordt toegepast, een zeer duidelijk ernstig gemitigeerde; deze korting treft een bepaalde categorie van staatsburgers als categorie, zonder eenigen waarborg dat andere publiekrech telijke organen in gelijken zin de salaris verhoudingen zullen wijzigen. En de vraag dringt zich als van zelf naar voren, of deze bron van onrust (want daarover make men zich geen illusie!) per se moet worden aangeboord. Zou het niet de overweging waard zijn, de abnormaal lage benzineprijs hier te lande geeft er als vanzelf aanleiding toe die belasting, thans op 3 cent per liter voorgesteld, tot 5 of 6 cent te verhoogen? De normale basis van onkostenberekening voor het bedrijfsleven is immers geen 8 cents-literprijs, doch veeleer het dubbele En deze belasting treft in ieder geval een categorie van personen, die juist van de crisis profiteeren. Een anderen weg op dit onderdeel zoe ken, zou wellicht een verbetering kunnen zijn van het geheele complex maatregelen die zoo aan algemeene fundeering in ons volk zouden winnen. Wij herhalen, alleen wanneer de Regeering werkelijk geen kans ziet op andere wijze de begrooting sluitend te maken, kunnen wij ons bij een tijdelijke salarisvermindering neerleggen. Uit het geen wij boven betoogden blijkt, dat wij nog niet ten volle overtuigd zijn, dat het niet anders kan. „De Tijd" (R.-K.) zegt: Ook minister De Geer behoudt de hoop op een betere toekomst, als den laatsten sluitpost van de sombere begrooting, die hij heeft becijferd. Maar wij moeten de moeilijke tijden doorkomen met zuinig be heer. Daarom worden ,de staatsuitgaven geducht besnoeid, de bijdrage aan het In- validiteits-fonds verminderd, de nieuw bouw voor de vloot vertraagd en de ver dere Zuiderzee-werken opgeschort. Al deze maatregelen zullen bij de belastingbetalers niet onsympathiek worden besproken. En van al de onprettige belastingen, die in ons land het leven duur helpen maken, is de aangekondigde van drie cent per liter benzine wel de minst onaangename. In Duitschland bedraagt dezelfde belasting 10 cent meer dan in ons land. waar de benzine bovendien goedkooper is dan hier. Ook de verhooging der invoerrechten van 8 tot 10 procent zal wel geen trommel stokken van alarm in beweging brengen, nu de directe belastingen geen verhoogin gen meer kunnen lijden. Al wordt het fis cale karakter van de verhoogde invoer rechten langzamerhand bedenkelijk. Maar de korting op de salarissen zal pijnlijk worden gevoeld. Vergeleken bij de salarisverlagingen in Engeland. Duitsch land en andere landen, is de hier voorge stelde inderdaad bescheiden te noemen. Maar toch heeft de Millioenen-nota dit jaar in vele gezinnen een bittere bood schap gebracht. m „Een slechte begrooting", zegt „Het Volk" (S.D.A.P.) „Volstrekt onaannemelijk zijn de voor gestelde bezuinigingen op het volksonder wijs en op de ambtenaarssalarissen. Wat de eerste betreft, het is kortweg gruwelijk, dat er geen crisis kan zijn, zon der dat een aanval op het onderwijs ge daan wordt. Werd de vorige maal het zevende leerjaar geschrapt en de school opgescheept met ongestudeerde en voor een fooi werkende leerkrachten, thans heeft de regeering het op de grootte der schoolklassen voorzien, ten einde onder wijzers uit te sparen. Dat van het onder wijs der kinderen daardoor minder terecht kan komen, is duidelijk. Niet minder erg is de voorgestelde sala risverlaging van het rijkspersoneel. Ook dit personeel moest onder de bezuiniging- Colijn schrikkelijk bloeden. Ingehaald is dat nog lang niet. Twee jaar geleden stel de minister De Geer 6 millioen beschik baar om de aangebrachte kortingen voor een klein deel in te halen. Thans wordt een korting van 7 millioen toegepast. Dat wil zeggen, dat de salarissen nog verder omlaag gedrukt worden dan zij vóór de leniging van twee jaar geleden waren. Het is wel brutaal. De minister schrijft in zijn nota, dat nu velen in inkomsten zijn achteruitgegaan, het billijk is. dat ook de ambtenaren wat meedragen. Dit is misleiding. De arbei dersbeweging heeft het loonpeil tijdens de crisis vrij wel weten te handhaven. Er is dus geen enkele reden, waarom de rijks loontrekkers zouden hebben te lijden, te minder, terwijl de rijksloonen toch reeds bij het algemeene loonpeil ten achter waren. Men heeft hierin een aanslag op het algemeene loonpeil te zien. De voorgestelde verhooging van het tarief van invoerrechten gaat dwars tegen de voor de crisis-oplossing dringend noo- dige verlaging der tariefmuren in. Het is een internationale wandaad. En het is voor een handelsland het slechtst denk bare. Het strekt tot verscherping der crisis. Inderdaad, een door-en-door slechte be grooting. Zij zal ter bestrijding, ter af weer van de aanslagen op de arbeiders klasse en op het bedrijfsleven, cr.ze sterk ste inspanning vereischen." De „Standaard" (A.-R.) geeft weinig eigen oordeel. Zij schrijft: „Wie overwegende bezwaren tegen de reeds genomen en in uitzicht gestelde maatregelen, of een deel daarvan, heeft, kan niet volstaan met het uitbrengen van negatieve critiek. Hij moet opbouwend te werk gaan, en in het licht stellen, dat op andere, minder bezwarende, wijze kan worden te werk gegaan om het sympa thieke. in deze omstandigheden noodzake lijke, resultaat der financieele politiek te bereiken. Natuurlijk is thans het tijdstip nog niet gekomen om de gedragslijn der Regeering in alle onderdeelen nauwkeurig te beoor- deelen. en eigen standpunt te dezer zake nauwkeurig vast te stellen. Daarvoor be hoort eerst ook geluisterd te worden naar de ernstige stemmen, welke in de eerst volgende dagen ongetwijfeld uit het volks leven zullen opklinken. De Regeering zal de eerste zijn om toe te stemmen, dat dit plicht is, maar voor het overige heeft zij gelijk, als zij een be roep doet op allen, die verantwoordelijk heid dragen, welke politieke of maat schappelijke idealen zij ook koesteren, om haar in haar moeilijke werk te steunen. Wij wenschen haar dien steun te geven, omdat zij daarop recht heeft." De „Nederlander" (C.-H.): De belasting van de benzine met f.4 per 100 K.G. is niet prettig. Maar. gezien den bestaanden zeer lagen prijs, zal hiertegen wel niet veel bezwaar rijzen. Ernstiger is het met de verhooging van het tarief van invoerrechten van 8°/o tot 10°/o. Vraagt men ons, of van deze belas- tingverhooging de verbruiker veel zullen bemerken, dan zeggen wij ronduit neen! Van de nieuwe 2wordt licht 1% betaald door den buitenlandschen fabrikant of handelaar, om zijn goede Nederlandsche afnemers te behouden. De andere 1% zal geen schokkende beteekenis hebben. Toch is de maatregel pijnlijk; niet alleen voor menigen koopman, wiens zaken nu een maal op grooten invoer en op de bestaan de verhoudingen zijn ingericht: maar ook om politieke redenen. Dat Nederland, het land van de vrije vrachtvaart, zijn invoer recht verhoogt op een oogenblik dat 'alle krachten worden ingespannen om de ta riefmuren omlaag te halen, is een ernstig feit. Dat minister De Geer, de vrijhandelaar, dezen maatregel voorstelt, is het beste bewijs van den diepen indruk, welken de bestaande crisis op hem maakt. DE AFSTANDSMARSCH DER L. P. S. V. Een belangrijke sportgebeurtenis voor Leiden en omgeving. Wacht ons in 1932 een „Tweedaagsche"? De afstandsmarsch der Leidsche Politie- Sport-vereenlging wordt een evenement voor de Sleutelstad! De aanvankelijk wat i schuchtere aankondiging door middel van enkele raambiljetten en een simpel kran tenberichtje heeft geleid tot een stroom van inschrijvingen, die de organisatoren als het ware heeft overstelpt en die ook naar buiten de verwachtingen mateloos heeft overtroffen. De L. P. S. V.-marsch is thans het gesprek van den dag en hoe gróót, hoe overweldigend gróót, de inte resse is van het Leidsche publiek zal aan staanden Zaterdagmiddag wel duidelijk worden. Opgewekt door het toenemend aantal deelnemers is zij gaandeweg gegroeid door de vele oefenmarschen, waarbij tientallen wandelaars bij dag en bij avond, weer of geen weer, in de meest genoeglijke stem ming de omgeving van Leiden doorkruis ten en het schijnt wel of nu zoo langza merhand deze afstandsmarsch het geheele plaatselijke gebeuren is gaan beheer- schen! Daarom en mede om een ant woord te krijgen op velerlei vragen, die met dit sportfeest in nauw verband staan vroegen wij dezer dagen den secretaris der L. P. S. V., den heer Zwart, om een kort onderhoud. Want de heer Zwart is hier de spil, waar het al om draait, de organisator, die alle touwtjes in handen heeft en wiens rusteloos arbeiden voor deze zaak naar het zich laat aanzien oorzaak zal zijn dat de geheele rege ling tot in de puntjes zal kloppen. - De heer J. Zwart. Terwijl buiten de zonnewarmte tus- schen de huizen hing en heel de fiatuur op dezen wonderen Septemberdag tot uit gaan noodde, zat de heer Zwart in zijn vriendelijke woning aan de Atjehstraat met een collega voor stapels paperassen; startnummers, controle-lijsten, opgaven van deelnemers, brieven en briefkaarten, die alle behandeling en tijd vroegen. Niet temin vonden wij hem gistervoormiddag bereid ons te helpen voor de krant aan een plaatje en een gemoedelijk praatje... En de heer Zwart vertelde: Hoewel ver leden week de inschrijving reeds officieel gesloten werd, zijn er toch nog weer nieuwe deelnemers bijgekomen. Wij tel len er thans 320, waaronder bijna dertig dames, mAar nu moet het uit zijn. Die late aanmeldingen waarschijnlijk als gevolg van het mooie weer zouden ten slotte de geheele regeling in de war stu ren. en daarom houden we er verder mee op. Een aantal opgaven, den vorigen avond binnengekomen, zijn dan ook af gewezen. Van politie-zijde nemen deel de sportvereenigingen uit Leiden, Utrecht, Den Haag, Wassenaar en Bloemendaal. Dan zijn er de plaatselijke vereenigingen: Leidsche padvinders (Leeuwkengroep), Donar, N. R. M. (Rotogravure), T. O. P. (belastingambtenaren). De Bataven, Rood-Wit, D. O. S-, Jahn, Brunhilde, Chr. J. M. V. (afdeeling Sport), de Leidsche Kracht-Sportvereeniging en een groep van het 6e Reg. Veldartillerie. Uit Leiderdorp: Tona (Touwfabrieken)uit Oegstgeest: de sportver. „Oegstgeest" en de „Oegst- geester Gymn. en Athletiekver." en ten slotte uit Den Haag: Ned. Jongeren-Ver- bond en de Haagsche burgerwacht. In totaal zijn er dat ongeveer 170. Daarbij Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 51) Een Franschman had zelfs zoo'n omvang, dat Sheila terugdeinsde in haar coupé om hem voorbij te laten gaan; een kinderjuffrouw kwam telkens met een paar kinderen langs hen. Daarna hadden ze een oogenblik verademing. Darol duwde het bankje, dat tegen den kant was opgeklapt, omlaag en met be hulp van zijn handkoffer verschafte hij zich een zitje daarnaast Hij zette zich vlak bij Sheila, die zich rustig en kalm hield maar inwendig gnuifde van vreugde, dat zij hem vlak bij zich had. zij het ook onder gansch anders omstandigheden dan voorheen. Zoo langs haar neus weg vroeg ze hem: Herkende je me dien Zondag op het ijs? Jou herkennen? Wel natuurlijk her kende ik je dadelijk. Maar jij negeerde me! Nogal natuurlijk! Ze keken elkander glimlachend aan. Weer zoo langs haar neus weg vroeg zij; Wat dacht je wel, dat ik deed? Waar In Zauerberg? In het hotel? Ja. Kalmweg antwoordde hij: Weet je dat heusch niet? Nu, het spijt me het te moeten zeggen, maar ik heb dat waarlijk gedacht. Dat Ik op de opbrengst van die pa rels teerde? Ja, en dat je jacht maakte op nieu wen buit. Wat een vriendelijke opinie had je toch van me. Nu ja. maar ik heb je al gezegd; dat lk daarover spijt gevoel. Maar Ja, je begrijpt niet recht, hoe ik in dat hotel verzeild was geraakt en hoe lk er op zulk een voet kon leven? Nu, dat dankte ik niet aan parels, maar aan voet balsport. Malle gesprekken, met? Maar een heer lijke malle reis! Het was de malste en toch tevens de genoeglijkste reis, die Sheila ooit in haar leven had gemaakt. Plotseling bekentenissen, half uitgespro ken liefdesverklaringenja was niet alles wat zij deden en dachten door liefde gedrenkt? In den restauratiewagen zorgde hij voor alles. Zij had slechts te gaan zit ten om bediend en bedorven te worden als een jong vrouwtje op haar huwelijksreis. Aan tafel dachten zij eindelijk weer eens aan die parels en dat veelbeteekenende telegram Zij haalde het uit het brood mandje, waarin het was terechtgekomen en vroeg: Wat zou er gebeurd zijn, denk je? Kan je je voorstellen, waar je oom dat collier heeft teruggevonden? Hij haalde de schouders op. Ik heb er niet het minste idee van. We zullen moeten afwachten. Darol, ik moet je nog eens wat anders vragen. En dat is? Heb je ooit wel eens geslaapwandeld? Ze had die vraag niet ovet de lippen, of zij kon het antwoord reeds lezen op zijn gelaat, dat onmiddellijk betrok, zich ver- strekte Jawel, ik erken dat me dat wel eens is overkomen. Maar je moet me niet kwa lijk nemen, dat Ik daar liever niet over spreek. Wat zei hij dit beslist en kortaf! Maar hij moest toch begrijpen, dacht Sheila, dat lk dat niet zoo maar eens vraag, dat het van gewicht kan zijn mij dat mede te deelen! Zenuwachtig, gevoelend dat zij op hét punt stond iets belangrijks te ontdekken, vervolgde zij stamelend: Het spijt me ontzettend en ik vind het zeer onplezierig je iets te vragen, wat je onaangenaam is. Maar, Darol, als goede vrienden vraag ik je dat. Haar toon kalmeerde hem, zijn gelaat werd weer vriendelijker en van den gun- stigen indruk gauw gebruik makende, zeide zij: Ik zal er nooit weer ovzr praten, maai' als je me wilde mededeelen. Nu, ik wil je het antwoord niet schul dig blijven. Ga door. Mag ik dan vragen hoe vaak je dat overkomen is? Niet meer dan tweemaal, antwoordde hij haastig, met tegenzin en met een af wijzend gebaar. Eens toen ik nog een klein kind was. Toen mijn moeder gestor ven was heeft men mij, die tot nog toe al tijd op haar kamer had geslapen, een andere kamer gegeven. Op een nacht heeft men mij op de trap gevonden, blijk baar wilde ik probeeren naar moeders kamer te gaanmaar ik herinner me er niets van. Men heeft me later verteld, wat er met mij was gebeurd. Ik vind dat heel belangrijk, Darol. Maar ik blijf verder vragen. Wanneer is het de tweede keer gebeurd? Toen ik krijgsgevangene was in Duitschland. Ik was, zooals ik je heb medegedeeld, vervuld met de gedachte te ontsnappen Het was een obcessie voor me! Niemand was er tot nog toe in ge slaagd weg te komenIn mijn slaap wandelde ik op een nacht uit een der ba rakken, waarin we waren gehuisvest. Toen ik wakker werd, stond ik met mijn neus tegen het prikkeldraad, terwijl de punt van de bajonet van den schildwacht me in mijn lenden prikte. Ik heb nooit gewe ten, hoe ik daar was gekomen. Dat was de tweede keer. En nu de derde keer. zei Sheila met een lachje op haar trillende lippen. Voor zoover ik weet, is het ook een derde maal gebeurd! Dat begrijp ik niet! -\i7 In mijn slaap wandelde ik op een nacht.... Laat ik je dan iets mededeelen, dat je nog niet weet. Je hebt in den afgeloo- pen nacht ook geslaapwandeld, Darol. Wat heb ik nu aan de hand? Nu deelde zij hem het gebeurde mede; haastig beschreef zij hem, hoe zij hem had zien verschijnen op zijn balcon. hoe ze mevrouw Power en de anderen te hulp had geroepen en wat er tenslotte in den tuin voor het hotel was gebeurd. Je vriend bracht je tenslotte in de hal terug en met je open oogen zag je blijkbaar niets. Alleen toen je voorbij ons kwaamt, zag je even iets, je zag mij. Je bleef stil staan, keek me recht in het ge zicht en we waren al bang, dat je wak ker zou worden! Maar neen, je ging weer verder. Je vriend verzekerde mij, dat je je den volgenden morgen niets er van zouctt herinneren, misschien zou je alleen een vage herinnering hebben van een droom. Bij Joost, zei Farquhar peinzend, bij Joost, zou het dat geweest zijn? Hij ontmoette haar blik en hij kon ra den, wat zij dacht. Lieve hemel! zei hij met blijkbare op luchting, zou je denken Ja, wat bedoel je? Of ik denk. Vermoed je misschien, dat mijn slaapwandelen iets te maken heeft met die parels, die mijn oom heeft terug gekregen? O, Darol! zei ze ontroerd, ik weet werkelijk niet, wat ik er van denken moet. Maar zou jij dat niet een oplossing achten? Wacht eens. kind, dat is een idee! Maar we weten nog niet eens waar de duivelsche parels zijn gevonden. Ik wilde je juist vragenZeg, laat je het me weten, zoo gauw je zekerheid hebt? Ik zal je mijn adres geven Daar kom ik niet in! Hoor eens, Sheila, zoo gauw we uit den trein zijn ge stapt, moet je aan je zuster een telegram zenden, dat ze ontvangt vóór ze van boord gaat. Je kunt haar nu onmogelijk gaan afhalen. Maar Neen, dat gaat niet. Je gaat met mij naar Londen. Je moet meehelpen de zaak tot klaarheid te brengen. Ja gaat met me mee naar mijn oom. Destijds heeft hij je verdacht (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9