Pers De Pers over de Troonrede, Stel steeds één vraag DAR 0 LFARGUHARS NACHTWANDELING 72sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 16 September 1931 Derde Blad No. 21931 bij den aankoop van Uw zeep! 20 ct. RADIO-PROGRAMMA. FEIMLLETON. De „N. R. C t." herinnert aan de Troon rede van verleden jaar, die, ofschoon ook toen reeds de toestand hoogst dreigend was, ernstig teleurstelde. Uit niets bleek, dat wij een regeering hadden, die zich eenig denkbeeld gevormd had van de abnormale taak. die op haar schouders was komen te rusten. Geen krachtig geluid, geen leidend beginsel, geen klank die vertrouwen kon wekken, kwam er in uit Komende tot een bespreking van de Troonrede van gisteren merkt de „N.R.Ct." op, dat zij gelukkig zeer is meegevallen. Het besef van den ernst van den tijd komt er terdege in uit al blijft hier en daar ruimte voor de vraag, of de regeering zich in alle onderdeden den toestand geheel gerealiseerd heeft. Zoo trekt het b.v. de aandacht, dat de regee ring noch in den aanvang, waar zij de takken van volkswelvaart opsomt, die het zwaarst van de crisis hebben te lijden, noch ook verder in de Troonrede, ook maar eenmaal het woord Scheepvaart ge bruikt. Ten aanzien van de landsfinanciën wordt in de Troonrede gesproken van „buitengewone ingetogenheid en offerzin" Indien wij die „buitengewone ingetogen heid" aldus mogen verstaan, dat nu ein delijk ook in regeeringskring zich de over tuiging gevestigd heeft, dat voor alles naar vereenvoudiging van het overheids bestuur, inkrimping van omslachtige ad ministratie, zeer sterke bezuiniging op alle terrein, waarop de overheid zich beweegt, en naar beperking van dat terrein zelf, gestreefd worden moet, dan hebben wij van de eenigszins ongewone uitdrukking met genoegen kennis genomen. Bedoelt de regeering slechts te kennen te geven, dat niet opnieuw op luxe-subsidies, als die voor de Kon. Holl. Lloyd, mag worden ge rekend, dan missen wij in de Troonrede zelfs elke aanduiding van hetgeen wij in de aangehaalde woorden zouden willen lezen Waarvan thans eer dan ooit afstand inoet worden gedaan is de partijpolitiek, de genoegdoening van partijverlangens, party-stokpaardjes, die wel misschien in een beginsel zoowat ingepast kunnen wor den. doch die toch overigens weinig of niets principieels hebben. Jammer is daar om, dat onder de enkele wetteiyke maat regelen, die aangekondigd worden, er één is, die in deze Troonrede den indruk maakt aan Roomsche party politiek uiting te geven. Terecht wordt de bindendverkla ring van de collectieve arbeidsovereen komst terzyde geschoven; was nu echter daartegenover aankondiging van de wen- schelijkheid eener wettelijke bedrijfsorga- nisatie noodzakeiyk? Wij zien er slechts een aanduiding in, dat de regeering niet stevig in de schoenen der eensgezindheid staat. m Het „Alg. Handelsblad" spreekt van een onbehagelijken indruk van tekort aan actie. „Wie mocht hebben verwacht, dat men naast de diagnose van den crisistoestand j ook het remedie zou vinden, dat de regee- j ring binnen haar bereik meent te hebben, i zal wel zeer teleurgesteld zijn. Het meest opmerkelijke van deze Troonrede dunkt ons de stilte er van, het zwijgen over wat de regeering denkt te doen. Wij vernemen alleen, dat er weer iets ver- schikt zal worden in de indeeling der De- j partementen, dat het bindend-verklaren i der collectieve arbeidsovereenkomst niet 1 meer urgent kan worden geacht en dat er I een nieuwe Veiligheidswet en een Huis- I industriewet is te wachten. Maar welke crisismaatregelen? Deze Troonrede is, uiteraard, somber van toon maar voorts ook vooral veront rustend stil. Zou de heer Kortenhorst ge lijk hebben, die in het laatste nummer van de „R.-K. Werkgever" schreef: „De Nederlandsche regeering staat tegenover deze crisis onvoorbereid en met leege handen" Laat ons de Millioenennota afwachten voor wij dit oordeel overnemen. Voorloo- pig krijgt men uit deze Troonrede wel een onbehagelijken indruk van tekort aan actie. Dit is wel een ouverture zonder opera, zonder werken. En ook in dien zin, dat men geen enkel motief uit het werk- in-aantocht te hooren krijgt. Wij moeten dus maar hopen, dat de re geering meer zal doen dan ze aankon digt. Hetgeen zeker beter ware dan het omgekeerde." Het „Vaderland" schrijft: Thans is het ons aller plicht achter de regeering te gaan staan, waar het geldt onze financieele positie te versterken en onzen gulden veilig te blijven stellen Is daarmede gezegd, dat de Volksvertegen woordiging blindelings zou hebben te aan vaarden wat de Regeering zal voorstellen? Het tegendeel is waar, want wij zijn geen fascisten of communisten of andere gees telijke slaven aan wie zelfs het nadenken over regeeringsvoorstellen verboden is En rust de plicht op de Volksvertegenwoor diging om de verbetering van den econo- mischen toestand als No. 1 op haar pro gram te brengen, onverschillig of ze in de politiek naast of tegenover de Regeering staat, omgekeerd rust op deze de plicht in overleg met de Volksvertegenwoordiging te zoeken naar het beste en minst pijnlijke remedie voor de kwaal, waaraan op dit cogenblik de gemeenschap lijdt. De Maasbode (R.-Kath.) „De sombere toon van het, vooral in den aanhef ook stylistisch forsch gestelde Staatsstuk, doet denken aan den donke ren oorlogstijd en de vrees schijnt gewet tigd, dat de moeilijkheden, welke ons wachten, althans in den eerstvolgenden tijd, niet veel minder zullen zijn dan die der zeer booze jaren. Indien de Regeering naast tariefver- hooging, naast benzinebelasting, naast beperking van de uitgaven voor defensie, en met inachtneming van de belangen der kleinste inkomens en der gezinnen, werkelijk geen kans ziet de begrooting sluitend te maken tenzij door zulk een verlaging van de ambtenaren-salarissen, als door de daling van zekere levensmid- delenprijzen niet onrechtvaardig schijnt, dan zouden wij deze verlaging, hoezeer wij haar uiteraard voor de belanghebben den betreuren, niet a priori durven afwij zen. Overigens gelooven wij niet, dat een dergelijke verlaging heel veel gewicht in de schaal zou werpen. Zij kan zeker geen 10 millioen opbrengen! In dit verband zal menigeen echter met ons de vraag stellen, of de vroeger door ons steeds voorspelde en hardnekkig te- rugkeerende overschotten thans niet tot haar recht kunnen komen. Minister de Geer heeft wel herhaaldelijk betoogd: „zij zijn opgesoupeerd", maar met prof. van Gijn meenen wij toch, dat deze over schotten wel ergens als stille reserve zul len schuil gaan."' O De Nederlander (Christ.-Hist.) spreekt van een staatsstuk van beteekenis. „In de naaste toekomst zal het niet ge makkelijk gaan den bouw van nieuwe dingen tot stand te brengen. Om te be- i houden wat verkregen werd, zullen reeds I alle krachten moeten worden ingespan- nen. Er spreekt kloekheid en vertrouwen uit de ernstige wijze, waarop de crisis wordt tegemoet getreden. In den aanvang der Troonrede wordt gewag gemaakt van „plannen, welke Re geering aanvankelijk had gevormd, die wijziging zullen moeten ondergaan'". Hierbij denkt de lezer onwillekeurig aan de voornemens tot aanvulling van artikel 24 der Ouderdomswet. Er bestond een plan, waarvoor de jaarlijksche stor ting in het Ouderdomsfonds met onge- - veer zes millioen moest worden verhoogd. Van verwezenlijking van dit plan zal i uiteraard, onder de bestaande omstandig- j heden, voorloopig moeten worden af- j gezien. Echter ook meer beperkte maatregel, met zeer geringe financieele eischen voor den Staat, laat zich denken. Wellicht be- hoort deze aangelegenheid tot de plan- nen, die niet opgegeven maar gewijzigd j werden." De Standaard heeft in zyn artikel I in hoofdzaak een paraphrase op de troonrede. Zy legt den nadruk op het j sympathiek beroep van de Koningin op 1 de natie en teekent daarbij aan: Inderdaad, het moet het zyn. Meer dan ooit behoort ons volk. behooren de leiders van het volk te beseffen, dat het natio naal belang in den eerstvolgenden tyd domineeren moet. Dat behoeft aan de critiek niet het zwygen op te leggen, maar het moet wel den parlementairen strijd beheerschen." „Men zou deze sombere Troonrede even goed een crisis-rede kunnen noemen", meent De Tijd, en verder: „de aller zwartste schriftuur van deze Troonrede is op de departementen wel met Chineeschen inkt geschreven". Zeker beteekent deze Troonrede, dat de nieuw geld vragende sociale wetgeving stop wordt gezet, zonder dat echter de bestaande wordt afgebroken. Dat „de plannen, welke de Regeering aanvanke lijk had gevormd, wijziging moeten on dergaan", slaat onmiddellijk op de bin dendverklaring der collectieve arbeids overeenkomsten, het vorig jaar aange kondigd, en al wat voor ouderdom en ziekte even wenschelijk blijft als de be- drijfsgewijze organisatie in de lijn van het Katholieke program. Maar minister Verschuur zal van de inleiding der wette lijke bedrijfsorganisatie tenminste niet aflaten. Zijn woord op het R.K. congres te Utrecht had in de Troonrede gerust wat „versterkt" mogen worden. Ongetwij feld zal hij niet beginnen met bedrijfs- raden, die ten doode zijn opgeschreven. Maar als zijn initiatief, rekening houdend met de bedrijfsrijpheid, de zaak vast op gang brengt, zal zij na den eersten aan loop wel verder geraken. Een „dorre troonrede", schrijft „Het Volk": „De omstandigheid, dat de regeering thans het staatshoofd niet veel meer dan wat hollen klinkklank in den mond ge legd heeft en zij haar belangrijkste plan nen weg laat uit het staatsstuk, dat zij de koningin laat voordragen, geeft geen hoogen dunk van de innerlijke achting die zij heeft voor het monarchale stelsel, dat zij zoo gaarne in hooggestemde taal pleegt te belijden. Evenmin geeft de thans gekozen methode een indruk van veel respect bij de regeering voor het parlementaire stelsel, voor de gekozenen des volks. Dezen en de openbare meening hebben er recht op in het stuk, dat ter inleiding van het parlementaire jaar dient, een aaneengeschakeld en zoo volledig mogelijk overzicht van de regeeringsvoor- nemens te ontvangen. Zooals het thans gaat, zou men, nadat de Tweede Kamer het adres van antwoord op de troonrede heeft afgeschaft, ook de heele troonrede zelf wel kunnen afschaffen." Slechts dit kan het soc.-dem. orgaan uit de Troonrede opmaken, dat financiën meer dan ooit de leiding heeft. „De Geer regeert. De arbeidersbeweging houde het zich voor gezegd. Of de bezuinigingsma niak Colijn of De Geer heet, doet niet ter zake. De hoogste strijdvaardigheid is het parool." In de „Voorwaarts" (S. D. A. P.) schrijft het Tweede-Kamerlid de heer Vliegen „Dit is wel de totaal-indruk van dit 1 merkwaardig inhoudlooze staatsstuk, dat j het de vraagstukken, die aangeroerd wor- den, enkel aanstipt, zonder eenige preci- seering. Zelfs over de benzinebelasting, die 1 door den heer De Geer is aangekondigd, staat er geen woord in. Ook niets over andere financieele maatregelen." Dat de S. D. A.P. nog niet afkeerig is van het dragen van regeeringsverantwoor- delijkheid zou men uit de volgende passage kunnen afleiden: „De man, die de Regeering tot nu toe de hand boven het hoofd hield, maar dik wijls met duidelijken tegenzin, mgr. No- lens, is ten grave gedaald. Hij zal in de Kamer met eerbied wórden herdacht. Niet ten onrechte. Maar een van de dingen, die men niet van hem zeggen kan, is, dat hij zijn groots macht heeft gebruikt om het land de regeering te geven, die het in tijden als deze behoeft. De forsche daad, die binnen zijn bereik lag, de vorming van een regeering van de daad, die de moei lijkheden van dezen tijd niet tegemoet treedt met bangelijk geklaag, maar met j krachtdadig hervormingswerk, heeft hij achterwege gelaten. „Is zijn opvolger de man om deze fout goed te maken?" BATAVIA. 15 Sept. *Aneta>. De tiladen leverden de volgende commentaren op de Troonrede: Het „Bat. Nieuwsblad" merkt op: „In jaren heeft geen Troonrede een zoo diepen indruk op ons in het verre Indië gemaakt. Het beroep op de natie is vervat in bewoordingen die iederen Nederlander verstaat naar letter en geest. Uit de woor den van H. M. de Koningin klinkt ver trouwen zonder lichtvaardigheid, en ernst zonder somberheid". Het blad hoopt, ja het is er zeker van, dat nogmaals zal blij ken hoe de inwendige verdeeldheid slechts schijn is en hoe het politiek gekrakeel slechts een tijdverdrijf is geweest gedu rende de goede tijden. Het „Nieuws v. d. Dag v. Ned.- Indië" schrijft dat de spreuk Luctor et Emergo ons volkskarakter typeert en schrijft: „Wij hier in Indië willen de tan- RECLAME. 507 Indien U wenscht dat Uw zeep de huid ten goede komt, vraagt dan steeds: „welke bestanddeelen bevat deze zeep?" Groot is het aantal zeepsoorten, dat voorgeeft Uw huid te kunnen verjongen en verfraaien. Tevergeefs zoekt U echter in de reclame daar voor naar een mededeeling over haar samenstelling. Wij vertellen U gaarne dat Palmolive zeep alléén olijf- en palmoliën bevat, en voegen er nadrukkelijk aan toe dat noch verfstoffen, noch zwaar mas- keerende parfums worden gebruikt. Stelt Uw teint niet bloot aan gevaren, die steeds gemakkelijk te voorkomen zijn. Gebruikt uitsluitend Palmolive: de zeep die door duizenden wereldberoemde ex perts warm wordt aanbevolen. Gebruik alléén Palmoliveié zeep die uic geen andere dan plantenollén Is samengesteld.'' zegt Marguerite Hoore» 19, South IVolton St.. Londen per stuk den op elkaar zetten, vooral nu wij ervan overtuigd zijn, dat het der Regeering ernst gaat worden met de bezuinigingen." De „J a v abode" schrijft, dat voor velen die de groote, het economische leven bedreigende bezwaren nog steeds niet wil len zien, het goed kan zijn te hooren hoe men in Holland dat zijn deel krijgt van de wereldcrisis ervan overtuigd is dat acht zal moeten worden geslagen op hetgeen dat buiten de landsgrenzen geschiedt. Het blad ziet in de passage betreffende de noodzakelijkheid tot het betrachten van offerzin een aanduiding dat salarisverla ging voor de ambtenaren in het voorne men ligt en besluit met de woorden: „In dien de woorden van H. M. de Koningin het vertrouwen in de toekomst verder zul len dragen, dan zou het resultaat van deze redevoering zijn een sterkere werking dan mogelijk in jaren het geval is geweest. VOOR DONDERDAG 17 SEPTEMBER. Hilversum, 1875 M. Uitsl. AVRO-Uitzen- ding 8.0010.00: Gramofoonpl. 10.00 Morgenwijding 10.15: Gramofoonpl. 10.3011.30: Orgelconcert Fr. Hasselaar. Boris Lensky (viool) 11.30: Voorlezing van Over-Betuwsche novellen van Cremer 12.002.00: Kovacs Lajos en orkest. - Draaiorgelmuziek 2.303.G0: Gramo- foonplaten 3.00: Modepraatje door me vrouw I. de Leeuw-Van Rees 3.30: Gra- mofoonplaten 4.00: Ziekenuurtje door mevr. A. van Dijk 5.006 00: Omroep orkest o.l.v. W. Knikker 6.00: Sport- praatje H. Hollander 7.30: Dr. P. H. Rit- ter Jr.: Klassieke voordracht 8.00: Gramofoonplaten. Praatje door mevr. I. de LeeuwVan Rees 8.1510.30: Aansl. Concertgebouw Amsterdam. Concertge bouw-orkest o. 1. v. N. Treep. Soliste: Cec. Hansen (viool) 10.30: Vaz Dias 10.45 12.00: Gramofoonplaten. Huizen, 298 M 8.00—9.15: KRO. 10.00: NCRV. 11.00—2 00 KRO. Daarna NCRV. 8.009.15: Gramofoonpl. 10.0010.15: dito 10.15—10.45: Ziekendiest 10.45— 11.30: Gramofoonpl. 11.30: Godsd. Half uurtje door Pater Lector J. Dito O.P. 12.00: Politieber. 12 15: Concert KRO- Trio o. 1. v. P. Lustenhouwer 1.45: Gra mofoonpl. 2.00: Handwerkcursus 3.00 Vrouwenhalfuurtje 4.00: Ziekenuurtje - 5.00: Handenarbeidcursus voor de jeugd 5.45: Dick Vos (viool), Mieke Scager (viola d'amore en altviool), Anny Moret (cello) 6.45: Gramofoonpl. 7.00: Vragenhalf- uurtje 7.30: Politieber. 7.45: 2de Uitz. Persberichten van het Ned. Chrr. Pers bureau 3 00 Concert Charlois' Chr. Man nenkoor o. 1. v. J. P. A. Kriek 8.40—9.10: mr. C. Zevenbergen: „De Staatstheorie v. het Fascisme" 10.05: Vaz Dias 10.15 11.30: Gramofoonplatenconcert. Daventry, 1554,4 M. 10.35: Morgen wijding 11.0511.20: Lezing 12.20: Orgelspel door R. Foort 2.202.50: Gra mofoonpl. 3.20: Kerkdienst 4.05: Dansmuziek 4.50: Orkestconcert 5.35: Kinderuurtje 6.20: Berichten 6.50: Zang door Evelyn Arden en George Parker 7.107.40: Lezing 7.50: Lezing 8.20 Concert. Orkest. D. Labbette (sopraan) Or- rea Pernel (viool), Katharina Goodson (piano) 10.00: Berichten 10.15: Be richten 10.20: Lezing 10.40: Concert-. Instrumentaal kwintet 11.2012.20: Dansmuziek 12.2012.25: Televisie. Parijs „Radio Paris", 1725 M. 8.05: Gramofoonpl. 12.50: Gramofoonpl. I.25: Gramofoonpl. 4.50: Concert 6.50: Gramofoonpl. 9.05: Concert J 9 50: Gramofoonpl., viool-soli, viool en piano. Langenberg, 473 M. 7.258.20: Gra mofoonplaten 10.3512.15: Gramofoon platen 12.30: Gramofoonpl. 1.252.50 Orkestconcert 2.50: Gramofoonpl. 5.206.20: Orkestconcert en soli 8.20: Orkestconcert. Daarna: Berichten en tot II.20: Orkestconcert 11.2012.20: Gra mofoonplaten. Kalundborg, 1153 M. 12.25—2.20: Or kestconcert 3.205.20: Orkestconcerten zang 8.3510.35: Concert. Orkest en solisten 11.2012.50: Dansmuziek. Brussel, 508,5 en 338,2 M. 508,5 M.: 5.20: Orkestconcert 6.50: Gramofoonpl. 8.20: Orkestconcert 9.05: Causerie. Orkestconcert en viool. 338,2 M.- 5.20: Orkestconcert 6.50: Gramofoonpl. 8.20: Koorzang 9.20: Gramofoonpl. Zeesen, 1635 M. Circa 7.007.50: Gramofoonpl. 9.20 en 10.30: Schooluitz. 10.55 en 12.20: Berichten 12.25: Gra mofoonpl. 1.152 20: Berichten 2.20 3.20: Gramofoonpl. 3.204.50: Le zingen 4.505.50: Concert 5.50—8.20: Lezingen 8.20: Blaasconcert 10.20: Berichten en daarna tot 12.50 Dansmuziek, Naar het Engelsch van BERTA RUCK door Mr. G. KELLER. 60) Van afscheid nemen was geen sprake geweest, ze had zelfs geen af scheidsgroet kunnen wisselen met haar zilverharige Beschermengel, mevrouw Po wer. Het was een toomelooze haast om weg te komen, een wilde vlucht ten slotte. Maar haar vlucht had niets uitstaande, noch met de beschuldiging van den vori- gen morgen, noch met die akelige slaap- wandelgeschidenis van den afgeloopen nacht. Het was enkel en eenvoudig het gevolg van een brief, dien Sheila nog bui ten adem in een hoekje van haar coupé in de hand had. Nog maar half wakker keek zy naar den brief. In den afgeloopen nacht had zy bepeinsd, dat het zoo lang was geleden, dat zy iets uit Indië had gehoord en vlak daarop, den anderen ochtend, had zij dezen brief ontvangen, uit het land, waaraan zy had gedacht. De inhoud van dien brief was oorzaak ge weest, dat zy haastig had gepakt en naar den trein was gesneld. Ja, ze moest heengaan, juist op het oogenblik, dat ze een wondermooie ont knooping mocht verwachten. Juist op het moment, dat het zeker scheen, dat zy en Darol elkander zouden ontmoeten om alle misverstand uit den weg te ruimen, dat hen van elkaar had vervreemd. Dat had dezen morgen kunnen gebeuren. Dezen morgenjawel! Sheila was zoo gauw teruggeroepen, dat zy niet eens haar vrienden, hoe vluchtig ook, vaarwel had kunnen zeggen. Maar zoo is nu eenmaal het leven! Van een brief, dien Sheila nog in de handen had. Het leven, bepeinsde Sheila in den trein, die haar naar huls bracht, is een tamelyk ingewikkelde geschiedenis, maar wat zou deze betrekkelyk eenvoudig ver- loopen als een mensch geen familie had. De familie Curtis had altyd veel fami liezwak gehad. Het was een der families, die, hoevelen er ook uit treden en hoeveel nieuwe leden er door huwelyk ook by mochten komen, toch als klitten aan elkaar bleef hangen. Er kan niets met een der leden ervan gebeuren, of de familie werd erby gehaald, bemoeide zich er mede. Zoodat toen Sheila van haar zuster Chloc een brief ontving, waarin deze mededeelde, dat haar man uit het berg land van Indië was overgepiaatst naar Perzië, dat zy nu met haar dochtertje l Sheila naar Engeland moest terugkee- ren en dat Sheila zelt nu van juffrouw I Woffington verlof moest vragen om naar Southampton te gaan ten einde haar eenige zuster af te halen. Sheila begreep dat haar ook werkelyk niets anders te doen stond. Bovendien was de brief, die haar achterna was gezonden, zoo lang onderweg geweest, dat zy had nagere kend, dat als zij den eerstvolgenden trein nam, van Parys onmlddeliyk doorreisde en de eerstvolgende boot naar Engeland nam zy nog juist op tyd te Southampton zou kunnen zijn. In gedrukte stemming zat Sheila te peinzen; Ik zal Zwitserland zeker nooit terugzien. Vaarwel Alpen, vaarwel be sneeuwde bosschen en bevroren water vallen! en ze staarde met een somber ge laat naar buiten. Ze dacht aan de vrien den, die ze daar had achtergelaten, haar nieuwe vrienden: mevrouw Power, den Franschen graaf, de Russen, haar lijf wacht van Engelsche studenten.... ze dwong zich aan die allen in de eerste plaats te denken, interessante hoofdstuk ken uit haar levensboek, die ze echter nooit zou uitlezen: de menschen beloven altyd te zullen schryven en doen het nooitMaar intusschen liet zich de ge dachte niet langer terugdringen, die eigenlyk gansch haar ziel vervulde; maar dat ik Darol Farquhar nimmer zal terug zien, gevoel ik als een ondraaglijkheid. Dat houd ik eenvoudig niet uit. Terwyi Shella mistroostig haar oogen afwendde van het landschap en de mede reizigers eens opnam, waarby zy consta teerde dat het een stel oude juffrouwen was, dat geen oog had voor het land schap, maar zich het liefst verdiepte in den reisgids, wierp zy toevallig een blik in den zygang van haar wagen en wie kwam daar toegesneld? Darol Farquhar m eigen persoon! Zou het mogelyk zyn, dat hy het zelf was en niet een of andere slankgebouwde Engelschman in een lee- ren jas en met een pet over de oogen? I Juffrouw Curtis! Sheila was niet voornemens geweest op te staan, maar ze had den klank van zyn stem nog niet gehoord of ze stond op en vóór ze er om dacht, stond zij naast hem in den zygang. Hy was niet van plan ge weest haar by de hand te nemen, maar hy deed het toch en haar hand rustte in de zyne, terwül hy zeide: Juffrouw Curtis, ik moet u iets laten zien. Hoe komt u, vroeg Sheila verlegen en verward, in dezen trein? Ik wist niet, dat u weg zou gaan! En ik wist dat ook van u niet. Ik was vroeg in den trein ges'apt, ik zag u nog juist op het nippertje er in wippen en ik ben u gaan opzoeken. Zy trok haar hand uit de zyne terug en omklemde de leuning langs het raam Zij staarde naar buiten in de hoop, dat haar gelaat niet de vreugde zou verraden, die haar vervulde. Hij was bij haar! Waarom? Dat was byzaak! Farquhar reikte haar iets toe. Lees dat eens. Het gaat u ook aan. Een telegram. Ja, het is me van ik weet niet hoe veel plaatsen achterna gezonden vóór ik het in handen kreeg. Lees het het betreft u. Sheila nam het papier aan en las over eenkomstig veler gewoonten, eerst de on- derteekening. Deze luidde in drukletters: FARQUHAR en, eveneens in drukletters, berichtte het telegram: Parels terug, omstandigheden onver klaarbaar. Keer dadeiyk terug. HOOFDSTUK XXIX. Op reis. Gedurende het overige deel van de reis maakten deze beide passagiers slechts schaars gebruik van de plaatsen, welke op het laatste oogenblik met veel moeite voor ze gereserveerd waren, zy waren ln verschillende coupé's. Dat was toch te mal en zy versperden samen den zygang, in eindelooze gesprekken verdiept. Later heeft Sheila, terugdenkend aan die eerste gezameniyke reis in den Grand Express Europién, geprobeerd eenige lyn in dat gekeuvel te ontdekken. Maar dat was onmogeiyk, in bonte mengeling dron gen de onderwerpen van gesprek naar voren en er werd geen onderscheid ge maakt tusschen wat meer belangrijk was. Ongetwijfeld moest wel het belangrijkste onderwerp van gesprek voor hen zyn dat telegram van den ouden Kei. Natuurlyk kwamen zy daarop terug, doch gedurende het eerste deel van zyn reis hield Sheila het telegram in de hand zonder er om te denken. Zy verkreukelde het, liet het zon der er om te denken in den gang vallen en dan moest hy het voor haar oprapen. Maar het tweetal vond één omstandigheid blijkbaar het gewichtigst. Waren ze niet verliefd op elkaar, en tenslotte weer hereenigd? Uit den toon van Farquhar klonk het als een liefdesverklaring, toen hij tot haar zeide Ik had gedacht, dat ik nooit meer de kans zou hebben u te ontmoeten. En had je daar toch verlangst naar? vroeg Sheila met een gelukkig gelaat. Hij gaf daar geen antwoord op. keek haar alleen eens aan. Terwyi de D-trein voortsnelde door Zwitserland duurde het langen tyd eer een van beiden weer iets zeide. Zy ston den daar. steunende op de koperen .eu- ning van het raam, te kyken naar het voorbysnellende panorama. Maar hy zag niets anders dan een slanke levendige nimf in luipaardbont. en zy een forsch gebouwde gebruinden jager met goud bruine kuif. In den nauwen doorgang pas seerden hen reizigers met een woord van verontschuldiging. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9