DAGBLAD 72ste Jaargang Donderdag 10 September 1931 No. 36 HET NEEFJE UIT INDIE. ZIJ ONTHIELD HET WEL, MAAR BEGREEP HET NIET. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 2) Hoofdstuk II Toebereidselen. In den tijd, welke nu aanbrak, werd de kleine logeerkamer voor het neefje uit Indië in orde gebracht. Dit vertrek lag ',r tusschen die der tweelingen in en had evenals deze een mooi uitzicht op den grooten tuin achter het huis. Mevrouw van Gangelen, de moeder van Paula en Pim, had geen moeite gespaard om van de kamer van Jaap een echte jon genskamer te maken. Aardige platen werden aan de muren opgehangen en een leuk boekenkastje, waarin Pim eenige van zijn veel gelezen lievelingsboeken een plaatsje had gegeven, trok onmiddellijk de aandacht wanneer men binnenkwam. Toen alles klaar was had Pim het schip zijn mooie driemaster, waarop hij zoo trotsch was. aan een opwelling van edel moedigheid gehoor gevend, op het tafel tje vóór het schip neergezet, om zijn els- jarig neefje te verwelkomen. Moeder knikte goedkeurend, toen zij dit zag, al vond Pim zelf dit de natuurlijkste zaak der wereld. Alleen Paula vond het dwaas, maar zij wachtte zich er. wel voor haar meening te zeggen. Zij dacht er niet over, ook maar het geringste er toe bij te dragen om de kamer voor het neefje uit Indië gezellig te maken Hij kwam nu eenmaal! Daar was natuurlijk niets aan v te doen en zij nam zich voor niet onaardig tegen hem te zijn. Dat was al mooi ge noeg! Maar hij moest niet denken, dat ze blij was met zijn komst, 't Zou alles mis- 3 schïen nog wel meevallen. Als hij nu maar 5 niet dadelijk dikke vrienden met Pim 2 werd en ze haar links lieten liggen. Dat 9 verdroeg ze natuurlijk niet en 't zou maar 't beste zijn, hem dadelijk aan het ver- ■3 srano te brengen, dat zij zich door nie- mand in een hoekje duwen liet en zeker kJ. niet door haar neefje uit Indië. Daar zij geen jongensboeken of -speel goed bezat, verwonderde het niemand, dat zij geer c-nkel steentje bijdroeg tot versie ring van Jaap's kamer Afkeurend sloeg ze Pim's bedrijvigheid gade er zii was in die dagen prikkelbaar en gauwer in tranen dan gewoonlijk. Moeder schreef het aan de warmte toe het was midden Augustus en erg heet! en zoo kwam het. dat niemand eigenlijk besefte, wat er in Paula omving Als een berg zag zij tegen de komst van Jaap op, als een hoogen berg, die ze graag met inspanning van al haar krachten opzij had willen schuiven, iets, dat natuurlijk vruchtelooze moeite geweest zou zijn. „Er niet aan denken!" hield zij zich voor, maar het was geen gemakkelijke raad, dien zij zlehzelve gaf. Zoo naderde de dag, waarop Jaap van Heuven met gemengde gevoelens in Hol land verwacht werd. e Op een zonnigen middag, omringd door allerlei mooie bloemen en weelderig 1 groeiende planten zaten mevrouw van Heuven en Jaap in de voorgalerij van het groote Indische huis. „Moeder, hebt u hoofdpijn? U ziet zoo bleek", zei de jongen, terwijl hij zijn moe der bezorgd aankeek. „Neen Jaap. dat niet, maar ik wilde eens ernstig met je spreken vandaag. Ik weet-, dat je een flinke jongen bent Jaap knikte, al begreep hij niet, waar Moeder heen wilde. En mevrouw van Heu ven ging voort: „Ik heb je verteld, dat Vader weldra naar de binnenlanden moet." „Ja, Moeder, en wij gaan immers mee?" „Nee, lieve jongen, dat is juist mijn groote teleurstelling. Even keek Jaap bedroefd. Wat had hij zich veel van die reis en het verblijf in de binnenlanden voorgesteld! En zou Vader nu alleen gaan? Wat jammer! Ook voor Vader natuurlijk, maar.Vader zou waarschijnlijk allerlei avonturen beleven, terwijl hij thuis moest blijven! Plotseling trof hem de bedroefde- blik van zijn moeder en in een behoefte haar te troosten sloeg hij zijn arm om Moeders hals en zei. dapper zijn eigen verdriet wegslikkend „Ik blijf bij u, Moeder!" Mevrouw van Heuven beet zich op de lippen. Nu kwam het er op aan zich flink te houden en nauw hoorbaar fluisterde zij: „Dat kan helaas niet, lieveling!" „W wat, Moeder!?" riep Jaap ver schrikt uit, vaag begrijpend, dat hem iets vreeselijks boven het hoofd hing „Jaap. jongen, ik zal probeeren het je uit le leggen." antwoordde zijn moeder. „De streek, waar Vader heen gaat, is diep de binnenlanden in. Er zullen weken, mis schien zelfs maanden zijn. dat Vader geen enkelen Europeaan spreekt en hun stem slechts door de radio hoort. Vader zou er ziek kunnen worden en alle verpleging missen Dat kan toch niet! En daarom mag Vader niet alleen gaan Jaap's gezicht klaarde nu geheel op, ter wijl hij uitriep: „Maar dan is immers alles goed. Moe der? Dan eaan we samen met Vader mee!" Even was het heel stil in de voorgalerij Daarna deed een onderdrukte snik Jaap angstig naar ziin moeder opzien. Haar stem klonk ver-af. terwijl ze zei: „Nee, Jaap, dat kan niet! De dokter heeft gezegd, dat het klimaat voor jou daar heel ongezond is en je naar Holland moet „Moeder! Moeder!" klonk het nu diep bedroefd en samen snikten zij het uit bij de gedachte aan de naderende scheiding. Het was mevrouw van Heuven. die het eerst haar tranen droogde en zei: „Jaap, jongen! zullen wij het als helden dragen? Ik weet, dat het je liefste wensch is je later door dapperheid te onderschei den. Nu kun je toonen, dat je reeds een kleine held bent, door je verdriet moedig te dragen. Zullen wij de enkele weken, welke wij nog samen zijn, zoo goed mo gelijk trachten door te komen? Wat zou het een heerlijke gedachte voor Vader en mij zijn, als wij wisten dat onze Jaap een held was." „Ikik zal mijn best doen," pre velde Jaap, „maar Moeder, 0 Moeder, het zal zoo vreeselijk moeilijk zijn!" „Heeft een held het niet altijd moeilijk Jaap?" vroeg mevrouw van Heuven nu flauw glimlachend. Jaap knikte. Moeder had gelijk. En hij zou zijn best doen! Terwijl de jongen streed tegen zijn op nieuw opkomende tranen vertelde Moeder hem, dat hij bij Tante Rita en Oom Leo hartelijk welkom zou zijn, dat hij nu op eens een broertje en een zusje van zijn eigen leeftijd krijgen zou en zij elkaar heel veel lange brieven schrijven zouden Jaap hoorde het allemaal vertellen, maaï 't was net, of 't hem maar half aanging 't Was alles ook zoo verbijsterend voor hem! Dien avond ging hij vroeg naar bed en toen Moeder hem goedennacht zei, fluis terde hij haar In het oor: „Ik wil probeeren een echte held te worden Moeder drukte hem stijf tegen zich aan en zei- .Jk hoop. aai we altijd trotsch op je kunnen zijn. m'n jongen!" Od rustig woelde Jaap heen en weer, vóór hij den slaap kon vatten. Hij had ook zoo heel, heel veel te denken en dan waren er die lastige tranen achter zijn oogen, die een held immers wegduwen moest! In de volgende dagen waren er allerlei toebereidselen te maken en dat was eigen lijk maar goed: het leidde de gedachten af. Zoo naderde don weldra de dag, waar op Jaap met de familie van der Hoop. die hij heel goed kende, naar Holland reizen zou. Moeder had hem veel over dat land verteld en hij herinnerde het zich nog vaag uit den ti.id, toen hij er met Vader en Moeder een half jaar geweest was. Toen echter was alles zoo heel anders geweest. Wordt vervolgd (Nadruk verboden.) 't Is eind Augustus en overal in de stad worden toebereidselen gemaakt voor de viering van Koningin's verjaardag. Er zal groot feest zijn! Langs den vijver in het park worden al palen gezet, welke door ijzerdraad verbonden zijn en aan dit ijzer- draad komen fraaie, gekleurde lampions te hangen Wat zal het mooi zijn, als daarin de lichtjes branden! ,,'t Is te hopen, dat het overmorgen 31 Augustus mooi weer Is", zegt Vader, want anders valt het heele feest in het water en heeft niemand er wat aan!" Loekie hoort het Vader zeggen en al be grijpt ze niet, wat Vader er mee bedoelt, ze onthoudt die uitdrukking toch heel goed. Den 30sten Augustus, als alle lampions reeds zoo feestelijk om den vijver hangen, gaan Vader en Loekie er samen naar kijken. Prachtig vindt het kleine ding al die gekleurde lampions en ze kijkt er vol be wondering naar. Plotseling gaat haar blik echter naar het water en roept ze teleurgesteld uit, als zij daarin de lampions ziet weerkaat sen: „O Pappie, kijk toch eens! 't Heele feest ligt al in het water! Wat jammer!" Glimlachend herinnert Vader zich nu, wat hij den vorigen dag in tegenwoordig heid van zijn dochtertje gezegd heeft. Zijn kleine meid had zijn woorden v/el onthou den, maarof zij ze ook begrepen had? CARLA HOOG. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 11