DE ACHTERDEUR.
ZE GAVEN ZE NIET!
RAADSELS.
't Was de eerste week van de groote
zomervacantie. Moeder Huysrna had er wel
een beetje tegenop gezien. Want van de
acht kinderen die er in het gezin waren,
gingen er nog vijf op school. En die alle
maal zoo'n tijd thuis te hebben, dat zou
aardig wat drukte geven. Doch op 't oogen-
blik dacht moeder daar nog niet aan.
Want de twee kleinsten, Frans en Mies
waren nog niet thuis omdat de fröbel
school pas een week later dan de andere
scholen vacantie kreeg. Bovendien had
Rina, die acht jaar was, en dus nog niet
zoo heel lang van de fröbelschool af was,
gevraagd of ze dit eerste week je van de
vacantie met de kleintjes mee mocht. En
juffrouw van der Pool, had het heel best
gevonden.
„Kom jij maar, mciske", had ze gezegd,
„dat vind ik maar wat aardig dat mijn
vroegere leerlingen me weer eens op komen
zoeken."
Zoo had moeder dan deze week de han
den nog al ruim, want de drie grooten, Jan,
Gretha en Eduard, gingen naar de zaak
waar zij werkten, en alleen Rien en Willy,
twee jongens van dertien en twaalf jaar,
waren dus thuis.
En dat kwam maar wat goed uit, want
tante Sien kwam juist deze week bij de
familie Huysman logeeren.
Tante had haar fiets meegebracht, en
maakte nu met moeder, en Rien en Wil,
mooie fietstochten door de bosschen.
,,'s Is hier heerlijk" zei tante telkens als
ze de versterkende dennenlucht rook.
Op zekeren middag was het nogal regen
achtig.
Moeder keek met een twijfelachtig ge
zicht naar buiten.
„Wat zullen we doen?" zei ze. ,,'s Is geen
weer voor het bosch."
„Nee, zei tante, „dat is het niet."
Dus blijven we vanmiddag maar gezellig
thuis."
't Komt mij eigenlijk wel goed uit," be
kende moeder, „want omdat jij Zus mee
neemt, heb ik nog wel wat voor haar te
naaien."
Rina. wier naam zooveel op die van
haar broer Marinus geleek, werd meestal
Zus genoemd.
„Tante had een laag stoeltje gekregen
en was daar in gaan zitten.
„Prachtig, zei ze, „ik zal je helpen met
naaien. Wat moet ik doen?"
Moeder gaf haar een paar jurkjes van
Zus die een beetje nagekeken moesten
worden en kwam toen bij haar zitten.
„Zoo'n middagje in huis is ook wel fijn
hoor", lachte tante, „dan rusten we weer
eens een beetje uit."
,,'t Is bijna droog moe" kwam Rien nu
vertellen. Mogen Willy en ik naar buiten?"
Moeder keek het raam eens uit.
„Ja jongens, gaan jullie maar," zei ze
toen, „van zoo'n paar druppels zullen
jullie niet smelten."
Toen de jongens weg waren, haalde moe
der haar machine voor den dag. Nu tante
de kleinere werkjes deed, kon zijzelf fijn
opschieten aan het nieuwe jurkje dat ze
voor Zus onderhanden had.
Maar nauwelijks was moeder goed en wel
begonnen, of daar ging de bel.
„Als er maar geen bezoek is", zei moeder
terwijl ze opstond om open te doen.
't Was echter geen visite, maar Rien die
even terug kwam om een bal te halen.
Een poosje later, moeder was juist bezig
om een kopje thee te schenken, werd er
weer gebeld. Nu was het Willy, die een tol
kwam zoeken.
Toen moeder en tante thee gedronken
hadden, en weer druk aan het naaien
waren, ging de bel weer over.
„Nu zal ik eens opendoen" zei tante, ter
wijl ze opsprong.
Ditmaal waren het Rina, die met de
kleintjes uit de fröbelschool kwam.
„Nu is 't gauw uit met onze rust", zuchtte
moeder. „Over een half uurtje moet ik naar
de keuken om voor het eten te zorgen."
,,'k Zal je wel een beetje helpen," troostte
tante. „Dan ruim ik onderhand op en dek
de tafel."
„Fijn" zei moeder lachend, „alle beetjes
helpen."
Om kwart voor vijf ging moeder werke
lijk naar de keuken en tante begon het
naaiwerk op te ruimen, de theekopjes af
te wasschen en de tafel te dekken.
Doch telkens werd ze gestoord.
Ze had aan moeder beloofd om op de
bel te zullen letten dan behoefde moeder
immers niet telkens uit de keuken te
komen?
„O, dat is prettig" had moeder gezegd
„want om dezen tijd werd er nog al druk
gebeld".
Nu, dat ondervond tante ook. Want be
halve dat Rien en Willy, telkens om het
een of ander stuk speelgoed aan kwamen
bellen, kwam eerst Jan, toen Eduard, en
eindelijk ook Gretha thuis. En natuurlijk
moesten ze allen opengedaan worden, 't
Laatst van allen kwam ook vader thuis.
Maar hoewel vader geen huissleutel bij zich
had, behoefde tante hem niet open te
doen. Want vader was de eenige die er
aan dacht, dat er behalve een voordeur
ook nog een achterdeur aan hun huis was.
Een achterdeur, die altijd openstond, en
waar men dus zonder bellen kon binnen
gaan.
Toen eindelijk het heele gezin om de
tafel zat geschaard, zei tante Sien tot de
kinderen: „Nu, jullie hebt me vanmiddag
wat laten loopen. 'k Heb wel tien keer de
deur opengedaan. Waarom loopen jullie
toch niet om naar de achterdeur? Dat is
toch veel gemakkelijker? Nu vanmiddag
heb ik open gedaan, maar anders moet
moeder het doen, die het toch al zoo druk
heeft."
„De kleintjes zeiden niet veel, en de
grooten keken strak in hun bord. Alleen
Jan, de oudste zei: „Ja tante, u hebt gelijk.
Maar we denken er nooit aan, ziet u, dat
we nog een achterdeur hebben."
„Nee" stemde moeder zuchtend toe, „dat
is zoo. 'k Ben er wel eens boos om, als ik
aan het werk ben of aan het koken, en ik
moet dan voor een van de kinderen open
doen, die toch even goed om kunnen loo
pen. Maar zóó heb ik het gezegd, en dan
doen ze het een of twee keer, en daarna
zijn ze het weer vergeten."
„Maar ik zou er wel een middeltje op
weten, zoodat ze er wel om denken moes
ten," lachte tante.
Alle kinderen keken nieuwsgierig op en
Gretha vroeg: „Wat dan tante?"
„Wel", zei tante, „ik heb gezien dat er
in jullie voordeur een raampje is, dat je
open kunt zetten. Nu zou ik als er ge
beld werd door dat raampje kijken.
Als er dan visite was of iemand die iets
moest brengen, zou ik de deur open ma
ken, maar als het een van jullie was, dan
liet ik de deur netjes dicht en zei alleen
door het raampje: „Omloopen Rien, of
Gre, of Jan, of wie 't anders wezen mocht.
De grooten keken een beetje sip voor
zich. Maar vader zei: „Ik vind het een
prachtig plan. En wat zeg jij ervan moe
der?"
„Ja, stemde moeder weifelend toe, ,,'k a
geloof wel dat het helpen zou."
„Dat zou het zeker", zei vader. „Maar
natuurlijk moet je het niet voor een of
twee keer doen, maar volhouden."
„En dus jongelui," met een grappig ern
stig gezicht keerde vader zich tot de kin
deren, „en dus jongelui, heb ik je mee te
deelen, dat het voorstel van tante Sien is
aangenomen. Voortaan worden jullie niet
meer door de voordeur binnen gelaten."
„Begrepen?"
„O, o," lachte tante Sien, 't is maar goed
dat ik gauw wegga. Ze zijn allemaal even
boos op me".
„Nee hoor tante, wij niet" haastte Gre
tha zich te zeggen. 't Is heusch alleen
omdat we er niet aan denken. Maar de
kleintjes.
„Als jullie door de achterdeur gaan,
doen de kleintjes het vanzelf", viel vader
haar in de rede.
„En weet je", zei moeder, „deze week
zullen we de maatregel nog niet toepassen
Zoolang tante er nog is, zal ik nog een
beetje door de vingers zien. Maar Maan?
dag beginnen we er mee. En dan blijft
ieder die belt zonder pardon voor de deur
staan".
„Intusschen hebben jullie nog een paar
dagen om je vrijwillig te oefenen", lachte
tante. „Dan gaat het Maandag misschien
al vanzelf."
Nu, vanzelf ging het nog niet. 's Maan
dagsmorgens hadden Rien en Willy tante
naar den trein mogen brengen. Moeder
zelf kon niet mee, omdat de twee kleintjes
nu ook thuis waren.
En werkelijk toen die twee van het sta
tion terug kwamen, vergaten ze dadelijk
de afspraak en trokken aan de bel.
Moeder kwam in de gang, keek door het
raampje en riep: „Omloopen jongens, denk
om de achterdeur."
„Denk om de achterdeur!" Dit moest
moeder de eerste paar weken nog dikwijls
zeggen. Maar ze hield voet bij stuk.
En toen goed en wel de vacantie voorbij
was, gebeurde het bijna nooit meer, dat
iemand van de grootere of kleinere kinde
ren zich vergistte, en aan de bel trok.
Tante kreeg een hartelijke brief van
vader en moeder, waarin ze haar vertel
den dat haar maatregel uitstekend gehol
pen had.
„En niemand bromt er meer van",
schreef moeder aan het slot, want nu ze
er eenmaal aan gewend zijn vinden ze het
allemaal prettig."
FRANCINA.
Pim mag een boodschap voor Moeder
doen. Dat is op zichzelf niets bijzonders:
Pim is al een groote jongen en hij doet
dikwijls boodschappen voor Moeder. Maar
vandaag mag hij zoute bollen halen, om
dat Oom Henk komt logeeren en Oom dol
op die traktatie is.
Moeder geeft Pim geld en zegt:
„Breng maar een heele bus mee."
„Ja, Moeder," antwoordt de jongen
glunder. Hij zal zijn boodschap netjes doen
Als hij een kwartiertje later met de
zoute bollen thuis komt, zet hij ze op het
buffet. Moeder is echter niet in de huis
kamer. Daar hoort Pim haar stem in den
tuin. Met een onschuldig gezicLt gaat hij
naar Moeder toe en zegt:
„Ze gaven ze vandaag niet. Moeder!"
Moeder is druk bezig met tuinieren en
vraagt min of meer verstrooid:
„Wat gaven ze niet ,Pim?"
„De zoute bollen, Moeder!" klinkt het
ernstige antwoord.
„Hè, wat jammer! Juist nu Oom Henk
komt!" roept Moeder teleurgesteld uit.
Plotseling barst Pim in lachen uit. Dan
zegt hij:
„Nee, natuurlijk gaven ze ze niet! Ik
moest er toch voor betalen, Moeder!"
Nu lacht Moeder ook. Die Pim is een
echte grappenmaker.
CARLA HOOG
(Nadruk verboden.)
RAADSELS VOOR ALLEN, OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I
Ingezonden door Nel Nagtegaal.
Daar staat een juffertje in de deur
Ze heeft een glad wit boezeltje veur
Hoe meer ze daar staat
Hoe meer ze vergaat.
II.
Ingezonden door Mijntje Dekker.
Ik besta uit 13 letters, ik ben iets heer
lijks waar we allen naar verlangd hebben.
11, 12, 4, 10 is een getal.
3, 7, 9, 10 een hemellichaam.
8, 2, 5 een jongens- of meisjesnaam.
6, 7, 1, 4, 10 staan op tafel, kast of
schoorsteenmantel.
III.
Ingezonden door Tinus v. d. Born.
Een getal iets dat bij graan hoort,
vormen samen een plaats in Gelderland.
IV.
Ingezonden door Johan en Hendrik
Mulder.
Welke bloemennaam kan je niet uit
spreken, zonder iets over je zelf te zeggen?
V.
Ingezonden door Bram Lasschuit.
Voor wie doet. iedereen zijn oogen toe?
VI.
Ingezonden door Agnes Plan je.
Verborgen plaatsnamen.
Piet ging oesters koopen voor Oom Jan.
Jan en Piet liepen hard naar den
trein (2).
Koos kreeg een snee koek.
De politie liep drie landloopers ach
terna (2).
VIL
Ingezonden door Jaantje van der Laken
en Annie Brouwer.
Maak uit deze letters een spreekwoord
van vier woorden., het begint met een G
en eindigt op n.
e, e, e, e, e, o, o, o, o, g, n, n, n,
n, n, r, r, r, z, z, d, d.
vni.
Ingezonden door N. N.
Mijn geheel van 12 letters wordt door
jonge kinderen op school gebruikt.
10, 9, 8 werkt in keukens.
7, 11, 3 kan je opschrijven.
1, 6, 6, 7 is een kleur.
2, 9, 10 een kleedingstuk.
8, 9, 7, 4 zit aan een geweer.
Op een 11, 12, 5 loopen kippen.