De mode in vroegere tijden,
DAROL FARGUHAR'S
NACHTWANDELING
72"« Jaargan. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 29 Augustus 1931 Vierde Blad No. 21916
VOOR OE HUISVROUW.
FEMSLLETON.
No. XXIV 1858.
ËEN INLEIDING TOT DE HERFSTMODE
zijn de nieuwe bontgarneeringen die men
reeds nu op de nieuwe creaties te zien
krijgt; wel doen de toonaangevende zaken
hun best de nieuwe modellen nog zooveel
mogelijk verborgen te houden, want ieder
op zijn beurt laat zich niet graag „in de
kaart kijken", doch het gelukt de elegante
vrouw toch altijd wel weer ergens een
gaatje te vinden en zij, die tot het perso
neel Van een vooraanstaande zaak behoo-
rcn, laten zich over de nieuwe ontwerpen
uit met een zekerheid, die ervan getuigt,
dat men het over de komende noviteiten
in groote trekken reeds eens is.
Het is een vaststaand feit, dat bontgar
neeringen in de nieuwe mode een belang
rijke rol zullen vervullen en dat komt na
tuurlijk doordat bont buitengewoon flat
teert en elegant kleedt.
Om in deze maatschappelijk zoo moei
lijke tijden erg rijke en pompeuze garnee
ringen voor te schrijven, zou natuurlijk
een onmogelijkheid zijn en met deze om
standigheid schijnen de heeren scheppers
der mode wel rekening gehouden te heb
ben Een doorslaand succes is alleen dan
verzekerd, wanneer de bontgarneeringen
in zeer bescheiden omvang aangebracht
'ijn.
De wijze, waarop het bont te verwerken,
hangt natuurlijk heelemaal van den
smaak van de draagster af en in eerste
instantie wordt dit natuurlijk heelemaal
overgelaten aan de gave van combineeren
der verschillende ateliers.
Men is algemeen van meening. dat de
verschillende platte bontsoorten, zooals
persianer en breitschwanz, nutria, seal en
bizam, die dit voorjaar steeds meer en
meer op den achtergrond geraakt waren,
haar oude plaats weer moeten gaan inne
men, waarnaast echter langharig bont Un
de eerste plaats vos en de imitaties daar
van i en vogue blijft.
Verder houdt men bij de keuze van het
bont rekening met het doel waarvoor het
toilet, waarop het verwerkt wordt, dienst
moet doen: zoo b.v. kiest men breitschwanz
en zijn imitaties veel voor middagtoiletten,
terwijl vos- en dergelijke garneeringen op
elk uur van den dag gedragen kunnen
worden. Nutria en bisam blijven beperkt
tot het wandeltoilet, daar deze soorten de
hiervoor vereischte soliditeit bezitten.
Het wandeltoilet voor dezen herfst ver
raadt, voorzoover tenminste de eerste crea
ties een oordeel toelaten, naast allen een
voud een zeer bijzondere rijkdom aan fan-
tasiën: of er nu sprake is van een japon,
een costuum of een mantel, bij beide en
tot in de kleinste onderdeelen zul je iets
aparts kunnen ontdekken en juist dat is
het. wat een mode altijd tot succes moet
leiden.
De stoffen zijn eenvoudig, soepel en
prettig in 't dragen. Hierdoor krijgen we
toilatten die werkelijk aan de behoeften
des tijds voldoen en die niet zooals dit
met een overgangsmode maar al te dik
wijls het geval is, niet anders dan enkele
experimenten zijn. welke pas later meer of
minder geslaagd blijken te zijn (de vrouw
van heden wier garderobe-budget tot op
't noodzakelijkste beperkt blijft, kan zich
deze luxe tegenwoordig ook niet meer ver
oorloven
Snoezig zijn de eenvoudige wandel
jurkjes, die alle iets aparts hebben en
welke effecten door een of andere bont-
i garneering nog verhoogd wqrden.
De tweede afbeelding is de reproductie
i van een nieuw model van een modernen
nopjesstof. Het bovenstuk is dichtgeknoopt
en verder wordt de jurk door een wildlee-
I ren ceintuur gesloten. Klokken opzij, die
l naar beneden toe wijder worden, geven er
een elegante lijn aan. Smalle velletjes
bont zijn hierop aangebracht ter afwerking
van hals en polsen. Het bont hiervoor is in
I de kleur van den stof van de japon ge-
verfd.
Tot een geheel nieuwe richting behooien
i de 3 4 lange klokkende costuummantels.
1 die we deze herfst veel zullen zien. Van
I onderen worden deze met een rand bont
afgezet (afb. 1). Om het effect van den
j mantel beter tot zijn recht te doen komen
is dan de rok vanzelfsprekend heelemaal
recht.
j De nieuwe mantels vertoonen van voren
klokkende stukken: de origineele gestrikte
ceintuur staat vlot en ongedwongen: heel
i elegant zijn de revers van bont en de aan
den pols overblousende bontmouwen
(voorlaatste schetst
Het „eenvoudige jurkje" schijnt aan het
„geplooide model" vast te houden, dat het
voordeel heeft voor elk figuur in aanmer
king te komen. Hierop ziet men als eenige
garneering een smal leeren ceintuurtje en
een geknoopt bont-shawltje, (in een dunne
soort) effecten, die alle, gezien hun origi
naliteit, zeker veel succes zullen hebben.
CEINTUURS
tellen reeds sedert vele seizoens tot een der
onontbeerlijke attributen van de wandel
garderobe. en behalve hierin hebben ze
bovendien ook haar intrede gedaan in de
middag- en avondmode. Dit komt mis
schien doordat de toonaangevende zaken
de verschillende garneeringen zooveel mo
gelijk achterwege laten en als vergoeding
daarvoor de origineele ceintuurs gaan toe
passen.
De nieuwe ceintuurs zoeken het niet in
vorm of materiaal, doch in de kleuren en
niet in het minst in de bijzondere en
aparte sluitingen.
De mantelceintuur wordt van lak of
effen zeemleer gemaakt en ls van een nik
kelen gesp voorzien.
De ceintuur bij het middagtoilet zou heel
geschikt van fluweel gemaakt kunnen zijn
Een lezeres vroeg mij om een patroon
I voor een gebreid capeje voor een oude
dame, die liggen moet; ik heb gezocht,
gespeurd, gevraagd, maar ik kan alleen
maar gehaakte capejes of doeken vinden.
Nu hoop ik dat dit ook voldoet. Kan een
vin de lezeressen mij anders soms aan een
bveipatroon voor zoo Iets helpen? Hier
heeft u een capeje, dat zonder franje
1.90 lang is en 60 c.M. breed.
U heeft er 300 gram wol voor noodig en
100 gram veelkleurige frottézijde. U zet
hel werk op met een aantal lossen, dat
door dertien deelbaar is en haakt heen en
weer met dübbelstokjes tdubbel-lange
stokjes), steeds in beide lussen van hel
stokje van den vorigen toer stekend. Ieder
stokje moet 1.7 c.M lang zijn! Eiken nieu-
wen toer behoort u te beginnen met vijf
1 lessen, die tezamen het 'eerste stokje
j vormen.
i Alzoo hier is 't patroon: le toer in wol: 1
losse overslaan van den opzettoer, dan a.
vijf maal een dubbelstokje in een losse
j van den opzettoer, in de volgende losse
drie stokjes; dan weer een stokje in iedere
losse (5 maal); b. Vervolgens in de derde,
vierde, vijfde, zesde, en zevende volgende
lossen: ieder 1 stokje in de achtste drie
stokjes en in de daarop volgende vijf los
sen ieder 1 stokje, c. Nu 2 lossen overs'aan
en vanaf a. steeds herhalen. Ten slotte
nog eenmaal het halve patroon van b
tot c. haken. Aan het einde van den toer
nog 1 losse overslaan en nog 1 stokje ha
ken. Denk er om: ik herhaalde dat niet
steeds, maar de stokjes zijn alle lange
of dübbelstokjes.
Tweede toer; ook in wol: 5 lossen als
lste stokje. Het eerste stokje van de 5
uit den vorigen toer overslaan en D. in
de volgende 5 stokjes van den vorigen toer
lederen keer één stokje opnemen. In het
middelste stokje van de onderste drie
3 stokjes haken. Dan weer 5 aparte stokjes.
E Nu het laatste en eerste stokje van de
5 uit den vorigen toer overslaan en de
i volgende stokjesgroep met zijde haken (in
I een andere kleur Dan wederom het laat-
ste en eerste stokje van de 5 uit den vo-
j rigen toer overslaan en afwisselend een
I groep met wol of zijde werken. Ten slotte
I 2 steken overslaan en op het halve pa-
troon van den vorigen toer nog eens in
wol van D tot E herhalen. De 3de en 4de
toer worden als de 2de gewerkt. In de 5de
en 6de moet u de kleuren verwisselen.
zoodat de zijde op de wol valt en de wol
op de zijde, in plaats van wol boven wol
en zijde boven zijde. De 7de toer is
dan weer aan de 2de gelijk, dan haakt u
met wit door tot het einde De afwer
king van de cape aan den anderen kant is
gelijk aan het begin, maar alleen tegen
over gesteld. Als de sjaal af is, moet u
beide smalle jijden langs haken met een
toer van 1 vaste drie lossen 1 vaste. Daar
na haakt u langs eene lange zijde met wit
één toer vasten en eén toer picotjes; die
maakt u door in één vaste van den vorigen
toer. 1 vaste 4 lossen, 1 vaste in de eerste
losse te haken
Daarna slaat u 1 vaste van den vorigen
toer over en haakt zoo langs de heele
lengte picotjes
Nu moet de cape afgewerkt worden met
lange franje, die u langs de beide smalle
kanten knoopt, en langs de ééne breede,
niet met picots bezette zijde. De franje
moet 25 c.M. lang zijn. Knip 50 c.M. lange
draden van de wol, leg die dubbel en rijg
den gesloten kant of lus van die draden
van boven naar beneden door het haak
werk Haal de uiteinden door de lus en
trek stevig aan dan is de franjedraad ge
reed. Bij de lange zijde rijgt u de franje
steeds door het eerste stokje van iederen
stokjestoer. voor den smallen kant knooot
u ze door ieder lossen-boogje. Als de
gansche franje af is. moet u haar wat bij
knippen, zoodat zij overal even lang
hangt.
Nog een andere doek, die ook bij zieken
in den smaak valt; noodig: 150 gr. witte
fichuwol en 30 gram frotté-zijde. Boven
dien een reepje karton, 3 cM. breed om
de stokjes overheen te haken. U moet
dubbeldradige wol gebruiken en in het
midden van den doek beginnen met een
ring van wollen lossen, waarin u 10-maal
1 los en 1 stokje over het kartonnetje
haakt. Haak nu verder heen- en weer
gaand 1 stokje. 1 losse, 1 stokje, 1 losse enz.
Zet steeds 2 stokjes in dezelfde losse van
den vorigen .toer. Uw patroon wordt dan
dus V-vormig. In het midden van den
doek moet u om den kant te vormen steeds
5 stokjes in één losse haken. Zoo haakt u
17 toeren. Op den laatsten volgt l toer
vasten.
Daarna haakt u met frotté-zijde 3 toe
ren lossen-boogjes: drie lossen één vaste;
bij den eersten toer moet iedere vaste
steeds in de 3de steek van den vorigen toer
vallen; bij den 2den en 3den toer grijpt de
vaste in het lossen-boogje van de voor
gaande toeren.
Haak vervolgens den kant met witte
wol. Eerste toer: afwisselende groepen
(waaiervormige) van om den ander l
stokje 1 losse; iedere groep bestaat uit 4
lossen en 5 dübbelstokjes; de groepen zijn
steeds gescheiden door 1 lossen boogje uit
den voorgaanden toer, de 2e, 3e 4e en 5e
toer net zoo, maar op de lossen boogjes
van de vorige toeren vallen weer lossen
boogjes en om de lossen tusschen de stok
jes komen stokjes. De waaiertjes worden
steeds wijder; in de 2de toer zijn voor
ieder waaiertje: 7, in de 3de: 10, in de 4de:
16, in de 5de 22 stokjes noodig. U werkt de
kant af met 2 toeren lossenboogjes in zijde
en de doek van boven met 1 toer lossen
boogjes. Langs de onderste rand zet u dan
sen 30 c.M. lange franje van 10 draden
dikdeze moet in om het andere boogje
i) worden geknoopt.
daar dit op de dunne stoffen, waar de mid
dagjaponnen meestal van gemaakt zijn,
voordeelig uitkomt.
De nieuwe avondmode brengt leuke, van
rolletjes georgette gevlochten ceintuurs,
waarvan het gedeelte enkele gladde stof
in 't midden zich gemakkelijk laat knoo-
pen. Een dergelijke ceintuur is altijd ge
maakt in een tint, die bij de hoofdkleur
van het betreffende toilet, waarop ze ge
dragen moet worden, afsteekt. Zóo ziet men
b.v op zwart, veel cerise of knalgroen; op
bruin een mooie zwavelgele tint: op groen
een lichtere tint van dezelfde kleur.
De allernieuwste types, die we juist be
spraken zijn hier ook afgebeeld.
I EEN SLACHTOFFER VAN ZIJN BEROEP
I
Baljapon van rozenroode taffetas-zijde met een weerschijngloed erover van zilver
grijs; lange grijs fluweelen linten vormen hier de eenige garneering; in de hand
een waaier, (klein model) van ingelegd ivoor.
Een. voor dien tijd!, eenvoudig, doch zeer gracieus toilet! C. V.
is de modekunstenaar, die in de heetste
zonneschijn de nieuwe sensaties voor den
winter moet ontwerpen.
W. U.
GEREED VOOR HET BAL.
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
35)
Nu, ze ziet ergezond uit, erkende
Inez. Ze heeft een goed figuur, naar En-
gelsche opvatting vermoedelijk. Maar hee
lemaal niet aantrekkelijk. Ik kan me niet
begrijpen wat de mannen er in zien.
Waarop haar metgezel maar het ant
woord schuldig bleef.
Hemzelf verbaasde het. dat sommige
heeren van zijn kennis deze Spaansche
brunette buitengewoon kna'p konden vin
den. Ze was te kort van beenen en tamelijk
gezet, daarbij onmiskenbaar bruin van
huid. Ze had moedervlekken in het gelaat
en het begin van een snor. Daarbij was
zij opzichtig gekleed, dat vond hij ten
minste van haar wit costuum van onbe
rispelijke snit, 'twelk Patou had gelevero
en dat met hermelijn was afgezet, terwijl
haar hoofd das getooid met een klein wit
hoedje met een aigrette, een tooi, ontroofd
aan een vogel. Farquhar griezelde bij het
gezicht er van: die vrouw had geen hart,
geen verbeelding.
Farquhar, die omtrent dit uur van den
dag altijd eetlust had, verorberde zwijgend
zijn petitfour Maar toen vroeg madame
Cottrell in eens:
U geeft dus niets om parels, kapitein?
Zonder zich te bedenken antwoordde
Farquhar onmiddellijk:
Neen mevrouw, daar geef ik niets om
En beiden dachten aan die parel, die zij
nem zoo boutweg cadeau had willen doen
en hij even brutaal had teruggezonden.
Toen zwegen beiden weer en gedurende
die oogenblikken formuleerde Farquhar
allerlei onmogelijke wenschen: dat er hee
lemaal geen parels op de wereld bestonden
dat hij nooit deelgenoot van zijn oom
had moeten worden dat hij nooit naar
Zwitserland had moeten reizen dat hij
nooit had geboren moeten worden. Parels.
duizendmaal vervloekt zijn die dingen!
Met een onverstoorbaar gelaat wendde
hij zich tot zijn dame en vroeg zoo onver
schillig mogelijk:
Houdt u van parels?
Ik ken eigenlijk geen moderne juwee-
len.
Gisteravond had u een buitengewoon
mooi parelsnoer aan. ging hij voort,
„waarom draagt u het vanmiddag niet
weer?
Ik draag het snoer niet altijd, ant
woordde zij onverschillig, blijkbaar niet
voelende dat hij haar door zijn vraag bij
na een terechtwijzing gaf. Dat behoort tot
mijn galakleedij.
Plotseling kwam er een martelende ge
dachte bij hem op. Haar parels! Moest hij
die vrouw niet waarschuwen, dat iemand
aasde op haar galavcersiering? Ja, dat
mocht hij niet laten. Maar toen hij het
gesprek vervolgde was het niet in de
eerste plaats om de belangen van ma
dame Cottrell dat hij dacht!
Ik hoop toch. dat u er erg zorgvul
dig op past?
Mijn dienstbode zegt altijd, dat ik
onbegrijpelijk slordig ben, antwoordde zij
met een glimlach. Als zij maar dorst, zou
ze mij er soms standjes voor geven.
Maar als ik niet onbescheiden ben,
mag ik dan eens vragen, waar u uw pa
rels opbergt?
Nu, natuurlijk in een doos!
En de doos?
In een juweelenkistje; daarin be-
hooren ze, meen ik.
En natuurlijk geeft u uw kistje aan
den gérant om het in zijn safe op te
bergen'
Ja, dat doe ik wel eens. Maar dik
wijls vind ik het lastig, daar ik het snoer
nu en dan wil dragen. Maar ik sluit mijn
juweelenkistje altijd goed.
En dan heeft u den sleutel altijd bij
u, nietwaar? Dat is zoo de gewoonte bij
de dames.
Ja, dat moest ik altijd doen, dat
erken ik. Maar kapitein Farquhar, u doet
me er aan denken, dat ik weer eens ge
weldig slordig ben geweest. Ik heb
na het feest van gisteravond mijn snoer
niet behoorlijk opgeborgen
Lieve hemel! dacht Farquhar met
een angstig voorgevoel.
Neen, ik heb het snoer wel in de doos
gelegd en deze geschoven onder de bont
jassen in de lade van mijn kleerkast. Maar
op stuk van zaken is het toch niet zoo
erg. Pareldieven rekenen er niet op, dat
er menschen zijn. die zoo onverschillig
omgaan met hun juweelen als ik. Boven
dien is het snoer verzekerd, flink verze
kerd, verklaarde madame Cottrell, wat
voor Farquhar maar een matige gerust
stelling was. Want al waren de parels ook
flink verzekerd, dan was dit nog geen
waarborg, dat ze niet konden gestolen
worden. En gestolen zouden ze worden,
daarvan was hij wel verzekerd Dat
meisje deed haar uiterste best zich mees
ter te maken van dat snoer, waarmee,
vergeleken het snoer Van Mackenzie en
Moss niet veel meer was dan een kralen
ketting. Deze vrouw vroeg er om bestolen
te worden! Parels in de lade van een
kleerkast! Het was bepaald misdadig
vrouwen als deze in het bezit te laten van
geld of juweelen. Hij herinnerde zich
Winkley's woorden: een pracht van een
jachtterrein. vrouwen, die haar parels
verstoppen onder haar hoofdkussen, haar
ringen op de waschtafel laten liggen en
dan naar beneden gaan zonder haar ka
mer op slot te doen Dit meisje zou
de kamer van deze vrouw binnen gaan.
Met de kamenier en het kamermeisje zou
zij gemakkelijk spel hebben. Misschien
had zij ze beiden wel omgekocht!
Farquhar haalde zijn zakdoek voor den
dag uit een zijner manchetten om zijn
voorhoofd af te vegen en bleef achterover
geleund in zijn stoel zitten, oogenschijn-
lijk zich verdiepend in de aanschouwing
van nieuwe bezoekers van het café. Maar
in werkelijkheid zag hij slechts één too-
neel voor zijn geestesoog. Hij zag Sheila
Curtis met het parelsnoer In de hand ver
stijfd van schrik staan, terwijl dat kleine
ventje, dat nooit door iemand werd opge
merkt. haar had vastgegrepen De detec-
tieve Winkley had het goede oogenblik
afgewacht om zijn slag te slaan
Achter hem stond een lange gestalte...
Sheila zou denkelijk onder politiebewa
king naar Engeland teruggebracht wor
den Dan zou voor de rechtbank de
heele zaak weer opgehaald worden
Farquhar wist reeds wat de rechter zou
vragenhij zag madame Cottrell met
haar aigrette getuigenis afleggen.. Op
dat oogenblik zei hij tot zich zeiven' dat
mag niet gebeuren voorzoover het van mij
afhangt.
Hardop zeide hij: Madame Cottrell, ik
moet mij verontschuldigen, maar ik mag
niet langer blijven. Gelukkig zie ik daar
mevrouw Power alleen binnenkomen en
zij zal zich zeker bij u voegenHet
spijt mij erg, dat ik zoo onbeleefd moet
zijn om op te stappen, maar ik zie daar
die Russen staan, die met mij over lessen
willen spreken en dit is het eenige oogen
blik waarop ik ze rustig te woord kan
6taan. Ik zou ze niet graag missen.
Ga gerust! Uw geld is er mee ge
moeid, dat begrijp ik volkomen. Ik neem
het u niets kwalijk. U heeft voor uw bo
terham te zorgen. Maar het is toch wel
verdrietig voor u om den kost te moeten
verdienen met zulk een baantje, liet zij
er veelbeteekenend op volgen en peinzen
de keek zij hem na.
In allerijl verliet Farquhar het café en
zoo gauw zijn voeten hem dragen konden
snelde hij naar zijn hotel. Hij wist nu
wat hem te doen stond. Hij mocht het
niet werkeloos toezien, dat Sheila Curtis
zonder ook maar met een enkel woord ge
waarschuwd te zijn, haar ongeluk tege
moet ging. En daar niemand anders haar
dat woord zou kunnen zeggen, schoot
hem wel niets anders over. Hij moest
haar opzoeken en haar zelf dat waar
schuwende woord doen hooren.
HOOFDSTUK XXI.
Een waarschuwing.
Zonder het minste vermoeden van wat
haar te wachten stond, was Sheila voor
haar spiegelkast bezig om haar wollen
muts te verwisselen voor haar zwarte
hoedje. Er werd aan haar deur geklopt
en een boodschappertje van drie turven
hoog bracht haar een kaartje. Sheila nam
het aan en zag. dat het van kapitein
Farquhar kwam. Op de achterzijde had
hij met potlood geschreven: Mag ik u
even spreken? Het betreft een zeer drin
gende zaak.
(Wordt vervolgd,).