DAROL FARGUHAR'S
NACHTWANDELING
728te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 27 Augustus 1931
Derde Blad
No. 21914
GEMEENTEZAKEN.
RECHTZAKEN.
DE STERRENHEMEL IN NEDERLAND IN DE WEEK VAN
26 AUG.—2. SEPT., 22 u. M. T. 23 u. Z. T.
Jeugdig en wel verzorgd.
BURG. STAND VAN LEIDEN
FEUILLETON.
BENOEMING EN ONTSLAG.
Als leden der commissie van De Laken
hal moeten aftreden de heeren ir. A. G.
Bosman, prof. dr. J. A. J. Barge, W. J. J.
C. Bijleveld en B. J. Huurman. Behalve de
aftredenden worden resp. voorgedragen
de heeren mr. A. J. Romijn, prof. dr. J.
Huizinga, A. Krantz en mr. D. A. v. Eek.
In de vacature Heringa werden voorge
dragen als lid van het Bestuur der Sted.
Werkinrichting: 1. de heer J. Heringa en
2. de heer A. de Koster.
In de vacature Bon als lid der Com
missie van Toezicht op het M. O. worden
voorgedragen: 1. de heer M. G. Bon, 2. de
heer B. Moolenburgh.
In de 1.1. gehouden vergadering van den
gemeenteraad werd besloten het getal le
den van de commissie voor het oud
archief met twee uit te breiden. Hiervoor
hebben B. en W. thans de volgende aan
bevelingen bij den raad ingediend1prof.
dl'. H. T. Colenbrander, 2. A. Krantz; 1.
W. J. J. C. Bijleveld, 2. mr. J. Slagter.
Ter vervulling van de vacature van
stadsgeneesheer, ontstaan tengevolge van
het aan den heer A. Kist als zoodanig ver
leend eervol ontslag bevelen B. en W. al
hier aan den heer A. J. B. Poortman, arts
alhier.
B. en W. stellen den raad voor aan ir.
Chr. Bronkhorst op diens verzoek eervol
ontslag te verleenen uit zijn betrekking
van adj-directeur der gemeentewerken.
De heer Bronkhorst is tot onder-directeur
van gemeentewerken in Utrecht benoemd.
Als commissarissen van de Bank van
Leening moeten aftreden de heeren Wil-
mer, de Reede en Groeneveld. Met hen
worden voorgedragen de heeren Huur
man, J. P. Mulder en Verweij.
Als leden der Commissie van de Ge
stichten moeten aftreden de heeren
Huurman, Wilmer, Meijnen en Kooistra.
Met hen worden voorgedragen de heeren
van Es, Bergers, de Reede en Groeneveld.
Curatoren van het Gymnasium doen
den raad de volgende, niet-alphabetische
aanbevelingen:
Voor de betrekking van tijdelijk leeraar
in het Nederlandsch: 1. A. van Slooten,
doctorandus in de Nederlandsche letteren
te 's Gravenhage; 2. dr. B. Hunnigher,
doctor in de Nederlandsche letteren te
Amsterdam;
voor de betrekking van tijdelijk leeraar
in de wiskunde: 1. ir. A. A. Lagaay, elec-
trotechnisch ingenieur, leeraar in de wis
kunde aan de rijks-H.B.S. te Roermond
2. dr. P. W. Steenbergen, doctor in de wis-
en natuurkunde te 's Gravenhage;
voor de betrekking van leerares in de
lichamelijke oefening: 1. mej. G. H. Los,
leerares in de lichamelijke oefening te
Amsterdam; 2. mej. A. B. Collins, te
Oegstgeest.
B. en W. geven den raad in overweging:
mej. L. C. J. Wery en den heer dr. J. D.
A Boks voor den duur van den cursus
19311932 te benoemen tot resp. tijdelijk
leerares in Duitsch en tijdelijk leeraar in
wiskunde aan de H.B.S. voor meisjes;
mevr. W. H. van Dam-Nederhoed, mej. L.
C. J. Wery en den heer drs. J. Kamerbeek
roor den duur van den cursus 1931/1932
opnieuw te benoemen tot resp. tijdelijk
leerares in Engelsch, tijdelijk leerares in
Duitsch en tijdelijk leeraar in Neder
landsch, en geschiedenis aan de H.B.S.
met 5-jarigen cursus; den heer D. G.
Magé, leeraar aan de Gem. Kweekschool
voor onderwijzers en onderwijzeressen
voor den duur van den cursus 1931/1932
te benoemen tot tijdelijk leeraar in aard
rijkskunde aan de H.B.S. met 5-jarigen
cursus; in te trekken het raadsbesluit van
6 Juli j.l. houdende benoeming van den
heer dr. J. D. A. Boks tot tijdelijk leeraar
in wiskunde aan het Gymnasium voorden
duur van den cursus 1931/1932.
KANTONGERECHT TE ALPHEN.
Ter zitting van het kantongerecht
stonden 68 zaken ter rolle, waaronder een
6-tal kinderzaken. De behandeling der
talrijke zaken vorderde zooveel tijd, dat
de zitting tot groot ongerief van vele
verdachten, die reeds vanaf des morgens
10 uur hadden staan wachten tusschen
den middag van half twee tot 2 uur door
den kantonrechter we I'd geschorst. Als
kantonrechter fungeerde Mr. A. H. J.
Nicolai. Na behandeling der kinderzaken
kwamen allereerst aan de orde de uitge
stelde zaken.
Door den dienstdoenden deurwaarder
werd het eerst uitgeroepen de zaak van
het Openbaar Ministerie tegen H. B. te
Hazerswoude, die zich had te verantwoor
den wegens overtreding der visscherijwet.
Verdachte had aan zekeren heer M. H. uit
den Haag thans ook als getuige gehoord
het hem in eigendom toebehoorend
vischrecht verkocht van de Westeinder-
vaart, persoonlijk had hij zich echter het
recht voorbehouden om gedurende zijn ge-
heele verder leven in deze vaart te mogen
visschen op paling en zeelt.
Verdachte had zich echter te verant
woorden omdat hij thans in dit visch-
water had gevischt met een z.g. „Gebbe"
op aasvischjes. Blijkens het tusschen par
tijen opgemaakt contract mocht hij wel op
paling en zeelt visschen. In het contract
werd echter niet gesproken met welke
vischtuigen hij al of niet mocht visschen.
Allereerst ontspon zich een discussie tus
schen verdachte en den verbalisant den
gemeenteveldwachter A. PI. van Hazers
woude, omtrent de benaming der vaart.
Verdachte beweerde te hebben gevischt in
de Westeindervaart terwijl verbalisant
volhield dat deze vaart in de volksmond
bekend staat als de Dorpsvaart. Aan de
hand van een teekening en kaart toonde
de verdediger van verdachte mr. A. Kor-
ver te Alphen echter aan dat de bewuste
vaart staat aangegeven als Westeinder
vaart. Alleen een z.g. Molentocht staat
aldus verd., bekend als de Dorpsvaart. Hoe
het echter ook zij, op slot waren partijen
het wel eens over de plaats, doch niet
over de benaming, wat als slot weinig ter
zake deed.
Het tweede punt van verweer van ver
dachte was dat hij wel degelijk gerech
tigd was aasvischjes te vangen met een
„Gebbe" daarin het contract niet staat
vermeld welke vischtuigen hij niet of wel
mag gebruiken. En voor het vangen van
paling had hij deze noodig. Verbalisant
ontkende dat, volgens deze waren aas
vischjes overbodig en koïi men ook paling
vangen met fuiken, met dobbers door ge
bruik van wormen en kleine kikvorschjes.
Verdachte gaf dit wel gedeeltelijk toe,
maar zette uiteen dat men met het ge
bruik van ieder vischtuig slechts een be
paalde soort paling vangt, en men met
aasvischjes een ander soort z.g. „Kees
koppen" vangt als in een fuik of met dob
bers. Verbalisant merkte nog op dat hij
verdachte had verbaliseerd op verzoek van
getuige H. Deze laatste verklaarde dat in
derdaad in het contract niet wordt ge
sproken van welke vischtuigen doch wel
van alleen paling en zeelt te mogen van
gen, doch hij achtte zich in verd. bedro
gen, wiens doel het blijkbaar was, alle
visch te vangen. Verdachte protesteerde
hier heftig tegen.
De ambtenaar O. M., requisitoir nemende,
achtte de plaats waar was gevischt, vol
doende duidelijk. Het vischrecht staat vol
doende vast volgens het contract, doch
volgens de Visscherijwet had verdachte
bovendien een schriftelijk bewijs of ver
gunning v. d. eigenaar H. moeten hebben,
zoodat hij verdachte daarom reeds straf
baar acht. Bovendien was hij, volgens het
contract, niet gerechtigd aasvischjes te
vangen, en vond de ambtenaar 't optreden
RECLAME.
van verdachte niet sympathiek, daar hij
trachtte te visschen naar alle visch.
Eisch f. 10 subs. 5 d. Mr. A. Korver sprak
in de eerste plaats zijn spijt uit, dat de
ambtenaar verdachte als persoonlijk ele
ment in het geding heeft gebracht. Ver
dachte is volgens zijn meening volkomen
te goeder trouw. Volgens art. 13 der Vis
scherijwet mag men met alle geoorloofde
vischtuigen visschen. De dagvaarding
spreekt niet van overtreding betreffende
het vangen van een zekere vischsoort.
Mocht hij andere visch vangen als in het
contract vastgelegd, dan kan H. zijn civiel
recht tegen verdachte doen gelden. Vol
gens verdediger heeft en had verdachte
geen andere vergunning noodig. Krachtens
eigen recht heeft hij gevischt met een
geoorloofd vischtuig. Als slot van deze
langdurige vischles bepaalde de kanton
rechter zijn schriftelijk vonnis op 2 Sep
tember a.s.
Een tweetal autobestuurders, zekere v.
d. H. te Boskoop en J. P. N. uit Gouda, had
gezondigd tegen het in de gemeente Bos
koop bestaande parkeerverbod voor auto's,
door hun auto's respectievelijk te plaatsen
op een plaats als niet door B. en W. dier
gemeente voor parkeerplaats aangewezen.
Beide verdachten beriepen zich op onwe
tendheid en de onduidelijkheid van de
aangebrachte borden, daar deze borden,
zooals in elke andere plaats wel, niet aan
geven aan welke zijde van den weg men
dan wel moet parkeeren.
De verbalisant, in deze als getuige ge
hoord, bevestigde zijn verbaal en gaf toe,
dat de borden niet bijzonder duidelijk
waren. De ambtenaar achtte de ten laste
legging strafbaar, doch van gering belang,
temeer daar de borden niet bijzonder han
dig zijn aangebracht, zoodat de autobe
stuurders er feitelijk invliegen. Hij achtte
beiden schuldig, doch wenschte geen straf
op te leggen. De kantonrechter, het ten
laste gelegde niet geheel wettig en over
tuigend bewezen achtende, sprak beiden
vrij. J. M.. te Rijnzaterwoude, stond
terecht wegens overtreding der arbeids
wet, doch werd vrijgesproken, nadat als
getuige was gehoord een controleur der
arbeidswet, waaruit bleek, dat verdachte
was verbaliseerd, hoewel niet den beheer
der zijnde van de onderneming, waarin de
overtreding was gepleegd.
I J. de G. had zich te verantwoorden we
gens het veroorzaken van een aanrijding
met een hem toebehoorende auto op den
Rijksstraatweg in deze gemeente. Als ge
tuigen werden gehoord de verbalisant en
zekere M. alhier. Uit de verschillende ver
klaringen bleek, dat verdachte grooten-
deels het linkergedeelte van den weg had
bereden, mede een gevolg doordat hij een
ander voertuig was gepasseerd, terwijl fei
telijk gelijktijdig van tegenovergestelde
richting een andere vrachtauto naderde,
die verdachte niet vroegtijdig had gezien,
omdat het uitzicht ter plaatse wordt be
lemmerd. De ambtenaar was van mee
ning. dat deze laatste auto te snel had
gereden en het uitzicht voor verdachte
was belemmerd, doch de kantonrechter
achtte het ten laste gelegde wettig en
overtuigend bewezen en merkte op. dat
verdachte niet had mogen passeeren? Ver-
eordeeling: f.7 subs. 3 dagen.
A v. d. Kn., die niet was verschenen,
werd na het hooren van getuige v. d. Zw
wegens overtreding der ongevallenwet, bij
verstek veroordeeld tot f. 10 subs. 4 dagen.
De bestuurder J. had met zijn motor
rijwiel de veiligheid van het verkeer in
gevaar gebracht. Bij het inrijden der
Bruggestraat was hij links het trottoir op
gereden om ten eerste van een perceel van
H. een afvoerpijp af te rijden en vervolgens
een aldaar 2-tal loopende meisjes met
kinderwagen aan te rijden. Gelukkig bleek
het ongeval voor verdachte goed te zijn
afgeloopen en bedoelde meisjes geen zwaar
lichamelijk letsel te hebben bekomen. Als
getuige werd gehoord de verbalisant, de
agent van politie v. G„ die zijn verbaal
bevestigde. Verdachte wist zelf feitelijk
niet veel te berde te brengen en zeide met
geen groote snelheid te hebben gereden,
maar dat hij de moeilijke bocht niet goed
had kunnen nemen en zijn motor plotse-
984
CEERSTE kw
©VOUE maan
1aatste kwartier
Onieuwe maan
ZUID
VENUS W
MARS
JUPITER
SATURNUS
Drie maantjes op deze kaart: de volle
maan 26 in den Steenbok en 2 nabij de
Visschen; het L.K. van den len Septem
ber laag in het Oosten.
Men dient er rekening mede te houden,
dat in werkelijkheid het Oosten rechts en
Westen links van den toeschouwer is,
wanneer deze met den rug naar 't Zuiden
en het gelaat naar 't Noorden gewend
staat; men pleegt echter bij sterrekaarten
dit om te keeren, om geen spiegelbeeld
van den hemel te krijgen. Wil men nu
b.v. de sterrebeelden aan den Oosthemel
opzoeken, dan neme men dat deel vaK
den kaarthorizon, waar OOST staat, voor
zich, zoo, dat de Poolster (aan het einde
van den Kleinen Beer) van den toeschou
wer is afgewend: men zal dan voor het
NO-lijke vierdepart van de kaart de
sterrenbeelden zien, Juist zoo, als zij aan
den hemel staan.
De sterren in bovenstaand kaartje, die
een gekartelden rand hebben, zijn van de
le grootte of helderder; de dikke ronde
stippen zijn sterren van de 2e grootte en
al de andere, kleinere, stippen zijn sterren
van de 3e of van een lagere grootteklasse.
een voorwaarde voor elke moderne vrouw. Spelend bereikt
door Pfeilring-lanolin-Crême, welke onmiddellijk in de huid
doordringt en geen vetten glom achterlaat. Een crème
voor allo aelegenheden een Crème voor dag en nacht.
ling was vooruitgevlogen. De kantonrech
ter was van meening, dat verdachte dan
feitelijk zijn motor niet goed meester was.
Verdachte beweerde echter reeds 2 jaar te
hebben gereden. Eisch f. 30 subs. 10 dagen.
Uitspraak f. 15 subs. 6 dagen.
J., die de veiligheid van het verkeer niet
in acht had genomen, werd na het hooren
van den brigadier der rijksveldwacht K.
veroordeeld- tot f. 12 subs. 4 dagen.
A. St. had in het café van B. op 23 Mei
j.l. eenige krachttoeren vertoond en daar
bij wat baldadig opgetreden, waardoor o a.
een leuning van een stoel was gebroken.
Vervolgens had verdachte den caféhouder
uitgedaagd tot een gevecht Deze laatste
als getuige gehoord, antwoordde op een
desbetreffende vraag, dat verdachte 2 fles
jes bier en 6 eieren had gebruikt, waarop
de kantonreenter opmerkte, dat verdachte
daarom blijkbaar zoo'n kracht had gehad.
Verdachte beweerde, dat alleen een stukje
van den stoel was geweest en hij niet bal
dadig had opgetreden. Eisch en uitspraak
voor deze vertooning f. 6 subs. 3 dagen.
A. Q landbouwer te Benthuizen, had
niet voldaan aan de desbetreffende ge
meentelijke voorschriften om zijn perceel
op het daarvoor aangegeven tijdstip van
waterleiding te voorzien en aan te laten
sluiten. De verbalisant bevestigde een en
ander. Verdachte beweerde een en ander
niet te kunnen betalen wegens de te hooge
bedrijfslasten. De kantonrechter gaf ver
dachte in overweging zich dan te verstaan
met B. en W. zijner gemeente. Verdachte
vroeg of hij geen gratis waterleiding zou
kunnen krijgen Veroordeeling f.4 subs.
2 dagen.
Mej. B. v. d. H„ uit Zoetermeer-Zeg-
waard, had met haar auto onder de ge
meente Benthuizen de luxe-auto van
zekeren J. L. aangereden, waardoor beide
auto's waren beschadigd. In deze zaak
werden verschillende getuigen gehoord en
ontspon zich tusschen verdachte en ge
tuigen een langdurige discussie. De juf
frouw beweerde in haar recht te staan,
omdat zij niet meer dan de helft van den
weg had bereden. Kortom verdachte achtte
zich geheel onschuldig. Uit de getuigen
verklaringen bleek echter wel anders, zoo
dat de eisch luidde f. 10 subs. 5 dagen. Uit
spraak f. 7 subs. 3 dagen met toewijzing
der civiele vordering van getuige L. ad
f. 11.65.
Overtreding der veewet, het verkoopen
en inkoopen van vee van een besmette
hoeve en het vervoeren van een rund van
een besmette hoeve, was de aanleiding dat
de landbouwer N. A. H., uit Hazerswoude,
terecht moest staan. Na het hooren van
een tweetal getuigen eischte de ambtenaar
O. M. een geldboete van f.25 of 10 d. en f. 75
I subs. 25 d. Uitspraak f. 25 subs. 10 d. en
f .20 subs. 8 dagen. Verdachte gaf blijk van
zijn goede trouw en met de betreffende
wettelijke voorschriften niet bijster goed
op de hoogte te zijn., redenen waarom de
kantonrechter hem slechts tot deze boeten
subsidiair hechtenis veroordeelde. In de
andere zaken werd verstek en aanhouding
verleend. Waar geen woonplaats is ver
meld is deze Alphen a. d. Rijn.
GEBOREN:
Joseph, z. van G. J. Debacker en S. H. L.
van der Maat Anna, d. van A. J. Weber
en H. Frese Cornelia, d. van C. Rusman
.en M. E. Vermeij Antonie, z. van A.
i Kant en A. C. van Halewijn Alida
Johanna, d. van H. den Ouden en C. van
der Goes.
ONDERTROUWD.
I C. van der Burg, jm. 25 j. en S. E. Wijs
man jd. 20 j. J. Vermaak jm. 24 j. en
H. Weeber, jd. 24 j. W. J. Mensen, jm. en
P. A. Franken jd.
GEHUWD.
J. Flaman, jm. en M. A. van Schagen, jd.
J. Chr. Huisman, jm. en M. W. Bakker
jd. Chr. de Laaf, jm. en J. P. de Bruyn,
jd. A A. M. Martijn, jm. en C. J.
Devilee, jd. W. Neuteboom, jm. en J. J.
van Leeuwen, jd. T. Struik, jm. en M.
A. Oudshoorn, jd. W. Verhoeff, jm. en
H. F. Rauckes, jd. M. L. Ouwerkerk, jm.
en E. Bleijie, jd. M. Vlasblom jm. en M.
G. van Ingen Schenau, jd. A. Glasber
gen. jm. en P. Velthuijzen, jd. H. B.
Slinger, jm. en S. M. Kooreman, jd.
OVERLEDEN
J. BaltenPlomp, vr. 59 j.
Naar het Engelsch van BERTA RUCK
door Mr. G. KELLER.
33)
Er sneed Farquhar iets door de ziel, toen
hij waarnam hoe Sheila met dien blozen
den, aardigen jongen naar de danszaal
stapte.
Er sneed Farquhar iets door de ziel.
Het gevolg was, dat toen kort daarop
Mevrouw Power en de graaf uit die zaal
terugkeerden, een beetje nieuwsgierig
hoe het den beiden jongelui gevaren was
na een half uur aan zich zelf te zijn over
gelaten, de ledige koffiekopjes op een
rommelige tafel vonden. Waar was het
meisje gebleven? De heer, in wiens gezel
schap zij haar hadden achtergelaten, zat
aan de tafel, die ongeveer den ganschen
avond was gereserveerd gebleven, met.
Neen maar! Wat is er nu aan de
hand? riep de kleine mevrouw Power in
de grootste verbazing uit. Inez!
In gezelschap van den graaf snelde zij
naar de nog zoo laat dineerende.
Mijn lieve Inez! Wat is er gebeurd?
Met haar champagneglas, dat zij juist
aan haar lippen wilde brengen, in de
hand, vroeg Inez Cottrell kalm: Waar
om zou er iets gebeurd zijn?
Maar ik dacht, dat je op weg was
naar Egypte? Hoe komt dat? Wij ver
keerden allen in de heilige overtuiging,
dat je in je Isotto was gestapt en dat je
goed en wel op weg was naar Marseille,
met het plan naar Cairo door te reizen!
Na een slokje champagne te hebben ge
nomen. zette madame Cottrell haar glas
weer neer en keek haar vroegere school
vriendin met een onverschilligen blik aan.
Alvorens haar blik weer naar Farquhar
te wenden zeide zij op nonchalanten
toon
Ja, ik ben wel vertrokken, maar ben
ten slotte hierheen gegaan Ik was van
plan veranderd, anders niet!
Sheila danste intusschen met den jon
gen student, die haar had aangesproken,
daarna met een anderen, vervolgens met
den graaf, en ten slotte met vele anderen.
Alleen niet met kapitein Farquhar; dien
zag zij met madame Cottrell dansen en
aan haar tafel zitten, om later weer met
haar ten dans te gaan. Nu zij hem een
maal weer binnen haar bereik had, liet
madame Cottrell hem niet meer los. Zij
had haar klauwen diep in haar prooi ge
slagen! Maar trots zij dit ook constateer
de, was Sheila toch van één ding diep
overtuigd: haar vijand keek woedend en
was woedend en zijn oogen waren niet
van haar af. En terwijl zij zich met den
jongen Ultimus liet wiegen op de tonen
van een „blue", overpeinsde zijik had
gevreesd dat het een vreeselijke avond
voor me zou worden, maar zooals de za
ken nu loopen, ben ik van ganscher harte
verheugd dat ik mijn ouden vijand hier
heb ontmoet en ik ben verrukt over wat
ik zie gebeuren. Ik vind het begin van
mijn vacantie eenvoudig goddelijk.
Intusschen overpeinsde Farquhar, ter
wijl hij naar de tafel ging om mevrouw
Cottrells waaier te halen: Maar bij alle
goden! Wie heeft dan toch die parels ge
stolen9 Zij kan het niet gedaan hebben,
hoewel het niemand anders kan gedaan
hebbenHoe kom ik er achter? Ik zou
mijn verdiensten voor een heel seizoen
er voor over heben om de waarheid te
weten.
HOOFDSTUK XX.
De man, die nooit werd opgemerkt.
Den volgenden morgen gebeurde er iets,
dat aan Darol Farquhar de absolute
zekerheid gaf, ten minste voor het oogen-
blik, dat Sheila Curtis de dievegge van
de parels was.
Laten we in het kort vertellen wat tot
die zekerheid aanleiding gaf.
Van den kant van de ijsbaan, waar hij
van des morgens tien uur tot zonsonder
gang druk in de weer was om de eerste
schreden op het gladde vlak te leiden
van leerlingen, die misschien nooit meer
zouden schaatsenrijden, hoorde hij on
verwachts zijn naam roepen:
Hallo. Farquhar!
Hij bleef staan op het pad van platge
treden sneeuw, dat naar den ingang van
de kleedkamers voerde, waar de bezoe
kers hun schaatsen aandeden en keek
naar de richting vanwaar de stem was ge
komen. Daar stond een kleine, volkomen
onopvallende man. die hem toewuifde.
Ken je me nog?
Ik zou je niet meer kennen! Natuur
lijk herinner ik je me best! antwoordde
Farquhar, die zich onmiddellijk dat ko
mische ventje herinnerde, dat met hem
bij hetzelfde bataljon had gediend en zijn
luitenant was geweest. Ik zal Winkley
niet gauw vergeten.
Zij drukten elkander hartelijk de hand.
Farquhar had altijd wat gevoeld voor
luitenant Winkley, die door zijn uiterlijk
aanleiding gaf hem „een klein onder
kruipsel" te noemen. Hij behoorde tot dat
slag van lui, die zich liefst op den achter
grond houden en zich zoo onzichtbaar1
weten te maken als de vlinder, die in een
beukenbosch sprekend gelijkt op den on
derkant van een beukenblad. Hij drong
zich nooit op en als hij aan anderen werd
voorgesteld, dan vergaten deze onmiddel
lijk zijn aanwezigheid. Ware hij niet aan
£e voorgesteld, dan zouden zij zich ook
nooit bewust zijn geweest, dat hij in hun
tegenwoordigheid was geweest. Men
noemde hem een onschuldig mannetje en
de vrouwen letten heelemaal niet op hem.
Winkley. die Farquhar beschouwde als
het toppunt van volmaaktheid op het stuk
van sport en lichamelijke ontwikkeling,
had zich in den ouden tijd als het ware
vastgeklampt aan zijn knappen kapitein,
gelijk de verschoppelingen in de natuur
zich vaak hechten aan hun beter toege
ruste broeders.
Ja, ik was er zeker van, dat jij het
waart, zeide hij. Men heeft me medege
deeld, dat je hier optrad als leermeester
in het schaatsenrijden. Ik heb je eenige
malen naar de baan zien gaan en er van
daan zien komen.
Maar waarom heb je me dan niet
eens aangeklamp?
Nu, je leek het me nog al druk te
hebben met de gastenGisteravond UC
het galamaal in de groote zaal goed ge
slaagd. vindt je niet heb ik je zien
dansen.
Bij alle goden, heb jij me toen ge
zien? En ik heb je tot op dit oogenblik
nooit in de gaten gekregen!
Vriendelijk merkte Winkley op: Niemand
merkt me ooit op.
Och kom! was het eenige antwoord
van Farquhar.
Winkley liet zijn oogen gaan over de
ijsbaan. Deze was op dit oogenblik, een
half uurtje voor de lunch vrijwel ledig.
Alleen liepen er eenige baanvegers over
het ijs, die de poedersneeuw van de baan
wegveegden. En dan krabbelde de Engel-
sche schooljongen Teddie achter een ouden
stoel als steun, over het ijs, onvermoeid in
het oefenen.
Daar heb je een van mijn slachtof
fers, merkte Farquhar op, met een knik
in de richting van den knaap.
Zoo? Hoe vindt je je positie? Is het
een aardig leven?
't Kon slechter.
Aan het eind van den oorlog hadt je,
meen ik, me verteld, dat je je zou asso-
cieeren met een familielid van je?
Dat heb ik ook gedaan, maar op den
duur leek het me toch niet
En wat heb jij om handen?
Ik? Na een oogenblik zwijgens: och,
niet veel zaaks.
Ik begrijp je, zei Farquhar, zonder
van eenige verwondering over dit ant
woord blijk te geven, je hebt je vroeger
baantje weer ter hand genomen.
Inderdaad, antwoordde Winkley.
Toen hij bij het bataljon werd ingelijfd,
was aan kapitein Farquhar medegedeeld,
dat hij een beroemdheid in zijn vak was.
(Wordt vervolgd.)