De vluchteling uit Loevestein.
Tweede Blad
No. 21911
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 24 Augustus 1931
In de inleiding tot zijn boek, schreef
hij o.m.: „Ik was er reeds lang van over
tuigd, dat er voor alle volkeren een ver
bindend recht is; dit geldt, zoowel ten
aanzien van, als in den oorlog. Ik heb het
overal in de Christelijke wereld waarge
nomen: zulk een toomelooze vrijheid ten
aanzien van den oorlog, dat de meest bar-
baarsche volken er zich over zouden moe
ten schamen. Men grijpt naar de wapens,
hetzij zonder redenen, hetzij om onbedui
dende quaesties en als eenmaal het
zwaard is getrokken, treedt men ieder
Goddelijk of menschelijk recht met de
voeten, alsof men van het oogenblik af
gerechtigd is en ook vast besloten elk
soort van misdrijf op onbeperkte schaal
te bedrijven".
En wat verder schrijft hij:
„Oorlog is een zaak van het allerern
stigste gewicht omdat zoo vele rampen
tot zijn gevolg behooren, ook ten koste
van den onschuldige".
En aan het slot van zijn werk merkt
hij op:
„Maar hoe stiptelijk men ook tegenover
den vijand zich gedurende den oorlog
houdt aan het gegeven woord, men moest
nimmer een gerust geweten hebben, noch
vol vertrouwen zijn in de bescherming des
hemels indien men niet, bij alles wat men
in den oorlog doet, onafgebroken den
vrede voor oogen houdt".
De grondlegger van de wetenschap
van het volkerenrecht.
Te recht is Grotius, zooals de wereld
hem kent, de grondlegger van de weten
schap van het volkenrecht genoemd. Hij
wilde de grondslagen leggen, waarop,
naar hij hoopte, anderen zouden voort
bouwen.
„Zijn werk belette niet, wel is waar, zoo
schreef de reeds aangehaalde Fransch-
man Grégoire, den brand van de Palts,
niet het bombardement van Kopenhagen,
niet de verdeeling van Polen, maar het
gaf het aanzien aan de wijsbegeerte van
het recht, aan alle moderne theoriën van
het recht".
Het boek sloeg in. Men zag in den Hol
lander den man van den vrede, die, in
zijn groot verlangen om de menschheid
tot een betere gemeenschap te brengen,
zijn boek had geschreven.
Grotius wordt ons beschreven als een
man, klein van gestalte, met een prettig
en innemend gelaat, met een adelaars
neus, met een levendigen blik.
Als mensch had hij de noogheid van de
schoone karakters der oudheid. Groot
moedig van karakter, onverzettelijk van
wil, belangeloos, met liefde voor zijn land.
Zijn boek had de aandacht van koning
Gustaaf Adolf van Zweden op hem ge
vestigd. Van den koning was het bekend,
dat hij het werk altijd bij zich droeg. Toen
hij, 6 November 1632, bij Lutzen stierf,
vond men ale Groot's boek in zijn tent.
Twee jaar daarna, in 1634, werd Grotius
aangezocht om Zweedsch gezant te Parijs
te worden, een functie, die hij aannam,
om ook in het belang van zijn vaderland
te kunnen werken.
In 1631 had De Groot het gewaagd naar
Rotterdam, waar het ambt van pensionaris
onvervuld was gebleven, terug te keeren.
Hij meende, dat de strijd, waardoor hij
was veroordeeld, wat geluwd was, en dat
men hem weer in het land zou dulden.
Maar het duurde niet lang of hij vond
het raadzaam om Holland weer te verla
ten, omdat de Staten een prijs van 2000
gulden op het hoofd van De Groot hadden
gesteld, zoo deze nog langer in Holland
bleef en met een boete van 500 gulden
een ieder bedreigde, die hem verborgen
hield. Toen verliet hij. April 1632 Holland,
met weinig kans om ooit weer terug te
mogen keeren.
Januari 1634 schreeft hij aan de Staten
een brief waarin hij verzocht naar Neder
land te mogen komen. Hij luidt als volgt;
Grootmogende Heeren,
Over twee jaeren was ick gecomen in
de landen van uwer Grootmogenheit ge-
biet, om mijne hoochbedaeghde ouders
ende vrunden te besoecken, op hoope,
dat sulcx niet quaelijck genomen en
zoude werden. Dan alsoo ick daernae
verstond, dat sulcx onlust veroorsaecte
in uwer Grootmogenheid vergadering,
heb ick mij van daer vertrocken. Doch
alsoo de gelegentheit van de mijnen
lichtelijck bij eenige occasie mijne pre
sentie zoude mogen vereischen, soo heb
ick goed gevonden andermaal te ver-
soecken, off ick met goed behagen van
uwe Grootmogenheit in de landen van
haer gebiet nevens anderen sal mogen
bidden Godt almachtigh.
Grootmogende heeren, voor Uwer
Grootmogenheit geluckige regieringe.
Uwer Grootmogenheit onderdaenigste
dienaar,
H. DE GROOT.
De Groot kreeg nul op het request. Hij
mocht niet terugkeeren en zoo bleef, door
kleinzieligheid, uit Nederland weg. een
man, op wien ieder land trotsch zou zijn
geweest en die door velen werd vereerd.
Diep verontwaardigd schreef dan ook zijn
vrouw, zijn getrouwe Maria aan haar
broer: „Wij zullen dit ondankbare Holland
wel vereeten, dat niet waard is, dat God
het zulk een man geeft. Allen, die hem
kennen, hebben hem lief: hij is veel te
deugdelijk voor hen."
Omdat hij een betrekking moest vinden
om te kunnen leven en om voor hem en
zijn gezin te kunnen zorgen nam hij, zoo
als wij hierboven reeds schreven, het ambt
van gezant van Zweden aan.
Hij had hier met vele moeilijkheden te
Hugo de Groot: door het vaderland miskend,
door het buitenland geëerd.
i gen, werd hij uit Loevestein naar Gorkum
gebracht in het huis van zijn vriend
Daetselaar, van waar hij, in metselaars-
kleeren, over de Merwede werd vervoerd
en gelukkig Antwerpen wist te bereiken,
vanwaar hij naar Parijs ging, de stad
die hem niet onbekend was.
Vóór hij de gevangenis van Loevestein
betrad, had hij reeds een leven van hard
werken achter den rug.
Op 10 April 1583 te Delft geboren, kwam
hij reeds op elfjarigen leeftijd op de
Leidsche Hoogeschool en op zijn veertiende
jaar vergezelde hij Justinus van Nassau
en Johan van Oldenbarnevelt bij een di
plomatieke zending naar Parijs met het
doel Frankrijk af te houden van het
sluiten van een afzonderlijken vrede met
Spanje. Het doel werd niet bereikt, want
in Frankrijk kostte de strijd tegen de
Ligue heel veel geld, zoodat men blij was,
een eervollen vrede met Spanje te kunnen
sluiten. Koning Hendrik de Vierde van
Frankrijk had echter plezier in den jeug
digen diplomaat en gaf hem een mooi
geschenk. De Groot keerde niet dadelijk
naar Nederland terug, na zijn zending;
hij bleef nog een jaar in Frankrijk en
promoveerde in de rechtswetenschappen
aan de Hoogeschool te Orleans.
Nu te Delft een gedenkraam ter eere
ïan Hugo de Groot wordt onthuld nu
moge een artikel worden gewijd aan den
man, die niet alleen een sieraad was van
het land waar hij werd geboren, maar die
een eer was voor heel de menschheid.
Een nobele figuur, door het vaderland
miskend, maar altijd vaderlander blij
kende, door het buitenland geëerd, als een
'er grootste en edelste mannen van de
iistorie.
Bij de groote massa ontleende Hugo de
Groot zijn bekendheid, door de ontvluch
ting uit de gevangenis te Loevestein, door
middel van een boekenkist.
De strijd tusschen de Remonstranten en
de Contra-Remonstranten, waarbij poli
tiek zich met den godsdienst vermengde,
is niet een verkwikkend beeld van het
vaderland in die dagen
Van Oldenbarneveld eindigde zijn leven
op het schavot de Groot werd, 18 Mei 1619
tot levenslange gevangenisstraf veroor
deeld. Zijn uitmuntende vrouw. Maria van
Reigersberg, met wie hij in 1609 was ge
huwd, wist hem over te halen, zich in een
boekenkist te verbergen en met behulp
yan de dienstmaagd, Elsje van Houwerün-
De zestien-jarige advocaat.
Teruggekeerd naar Nederland werd hij
advocaat aan het Hof van Holland. Voor
den Hoogen Raad pleitte hij reeds op
zestienjarigen leeftijd met talent. In 1607
zien wij hem optreden als Advocaat-Fis
caal van den Hove van Holland en hij
werd in 1613 Pensionaris van Rotterdam,
waardoor hij veel in aanraking kwam
met Johan van Oldenbarnevelt, die zelf
Pensionaris van Rotterdam was geweest.
Het was in die dagen, dat de Portugee-
zen in Nederlandsch-Indië, zooveel moge
lijk poogden Nederlanders, den Nederland-
schen handel en scheepvaart te benadee-
len. Zij stookten de Inlandsche hoofden
tegen ons op, zóólang tot de Hollanders
op tegenweer waren bedacht. In 1603 had
Heemskerk een Portugeesch schip, Santa
Catarina vermeesterd met een lading ter
waarde van f. 3.300.000. Ofschoon men in
Holland wel verheugd was over deze ver
overing, was men, in Europa algemeen
van oordeel, dat een dergelijke vermees
tering niet te pas kwam. Grotius schreef
daarop op een-en-twintig-jarigen leeftijd,
een werk „de jure praerae", waarin hij
een dergelijken roof verdedigde, omdat de
Portugeezen ons ook niet hadden behan
deld zooals het behoorde. Dit werk is
nooit uitgegeven, maar wel een deel ervan,
„Mare liberum" getiteld en wel naar aan
leiding van den eisch van Spanje, dat de
Nederlanders zouden afzien van de vrije
vaart op Indiq
Zij; „Mare liberum" werd in zijn dagen
bestreden, omdat het indruischte tegen
de groote belangen der mogendheden, die
een vrije zee liever niet zagen.
Toen kwamen de godsdiensttwisten met
het bekende gevolg.
De Fransche schrijver Erneste Gre-
goire, haalt, bij de herinnering aan de
Groot's vlucht uit Loevestefn de woorden
van Bayle aan: „Zulk een vrouw (Maria
Reigersberg) verdient een standbeeld in
de republiek der letteren, het is aan haar
heldhaftige strategie te danken, dat de
uitnemende werken van Grotius het dag
licht zagen en niet bleven in de duister
nis van Loevestein, waartoe de Groot le
venslang was veroordeeld. Het is mis
schien weinig bekend, dat de Duitsche
schrijver Kotzebue een drama heeft ge
schreven, „Hugo Grotius", waarin de ont
vluchting uit het slot Loevestein wordt
behandeld, maar met zooveel fantasie,
dat van de eigenlijke historie weinig of
niet overblijft).
In ballingschap.
Na zijn ontvluchting kwam Hugo de
Groot 13 April te Parijs aan, waar de
moeilijkheden voor hem begonnen. Als hij
Franschman had willen worden, als hij
het Roomsch Katholieke geloof had wil-
j len omhelzen, was zijn fortuin gemaakt
geweest. Hij wilde noch het een, noch het
andere, „indien ik mijn vaderland zou
vergeten en mij geheel en al aan Frank
rijk zou willen geven, dan zou er niets
zijn, dat ik niet zou kunnen verwachten",
zoo schreef hij. „De Groot had" zoo
schrijft prof. dr. H. C. Rogge, in zijn be
kend Gids-artikel, „na zijn ontvluchting
uit den Loevesteinschen kerker, zich niet
te Parijs nedergezet dan met den wensch
in het hart, dat de dag eens zou aanbre
ken, waarop hij, in zijn eer hersteld, in
Holland, weder welkom zou worden ge-
j heeten".
Maar dat welkom kwam niet. En in zijn
I ballingschap schreef hij het werk, dat
hem beroemd zou maken voor alle tijden.
Zijn boek, „de Jure belli ac pacis", is van
groote beteekenis geweest om de volkeren
de oogen te openen voor de gewelddadig
heden van den oorlog, voor de verschrik
kingen van den krijg.
In zijn „Van het recht van oorlog en
van vrede" heeft men een poging te zien
om de onderlinge verdraagzaamheid ook
tusschen de volken te bevorderen.
OP DE KEMPERHEIDE TE ARNHEM werden gisteren vliegdemonstraties gegeven.
Een aantal leden der Zuld-West-Duitsche Sportvliegvereeniging verleende haar
medewerking. Georg Rasche met valscherm na zijn prachtig geslaagden sprong
vanaf een hoogte van circa 1000 meter.
K. HENSEN UIT ARNHEM in SDrong
op „Hasso" tijdens het jaarlijksche
concours Hlppique, dat Zaterdag te
Bussum gehouden werd.
BINNENKORT is de benoeming te
verwachten vkn Mr. J. D. Ketwich-
Verschuur, thans Ned. Gezant te
Buenos Aires tot flcd. Gezant te
Angora.
VAN DE HELLING der N.V. Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Am
sterdam werd Zaterdagmiddag het Motor-Tankschip „Manvantara"
met goed gevolg te water gelaten. Het schip is bestemd voor de Ko
ninklijke Shell-groep.
DE KABINETSCRISIS IN ENGELAND. Links: Minister-president Ram
say Mac Donald; rechts: Baldwin, leider van de conservatieve partij.