:hets.
burg. stand van i
728te Jaargang
No. 21897
EEN VREEMDE OOGST.
Het voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
Hoera! Het is vacantie:
Drie week gaan wij naar zee!
De grooten en de kleintjes,
We mogen allen mee.
We gaan daar heerlijk baden,
Ravotten in het zand,
De duinen hard af loopen,
Wij allen, hand aan hand.
En Vader zal ons helpen:
We bouwen een kasteel,
Met torens en met grachten.
Elk onzer krijgt zijn deel.
Van 't bouwwerk en van 't graven,
Zelfs kleine Piet doet mee.
Hij heeft zijn eigen schopje
En emmertje aan zee.
Paps huurd' een aardig huisje.
Óns is het niet te klein,
Omdat we aan de zee toch
Steeds buiten zullen zijn!
En o, de zee is groot, hoor
Dat is een reuze-plas.
't Zou heel wat erger wezen,
Als die zoo klein maar was.
Moes heeft een berg te pakken
En zucht: 't Valt lang niet mee.
Toch zegt Moes eind'lijk lachend:
Hoera! We gaan naar zee!
We vragen een logée ook.
Wie 't is? De lieve zon.
Hè, als die eens drie weken
Bij ons logeeren kon!
We komen dan als nikkers
Na drie week' weer in stad
En zijn niet te herkennen.
Je vriendje vraagt: Wie 's dat?
Hoera! Het is vacantie:
En wij gaan fijn naar zee!
'k Nam jullie als het kon, hoor,
Vast allemaal wel mee!
(Nadruk verboden).
Vele eeuwen gelecfèn,- zoo vertelt de over
levering, woonde in een der welvarendste
dorpen van Rusland een landbouwer, die
Fedor Fedorowitch heette, en wiens graan
velden steeds een overvloedigen oogst ga
ven, zoodat zijn graanschuren nimmer ledig
waren.
Doch Fedor was hardvochtig en wreed, en
daarbij zóó gierig, dat hij den armen uit
het dorp zelfs de korenhalmen niet gunde,
die na het oogsten op de velden achter^
bleven. Hij zelf verzamelde deze halmen en
droeg ze naar de schuur. En kwam soms
een der armsten hem om een stuk brood of
een aalmoes smeeken, dan werd hij door
zweepslagen wreed verjaagd. Geen der
dorpslieden, hoe arm ook, durfde dan ook
aan Fedor's deur kloppen.
Maar op een dag, kort vóórdat de oogst
tijd aanbrak, kwam een arm weesje, dat
met haar zieke grootmoeder in een veraf
gelegen gehucht woonde,, moe en hongerig
voorbij Fedor's huis. Ze was naar de stad
geweest om kruiden, die zij op de velden
had gezocht, te verkoopen, en van het wei
nige geld, dat men haar daarvoor had
gegeven, durfde zij niets afnemen om brood
te koopen.
Uitgeput zette zij zich op den drempel
voor het groote huis néér, en denkende, dat
de menschen, die in zulk een gebouw woon
den, haar geen boterham zouden weigeren,
klopte zij aan de deur.
Op haar geklop opende Fedor een der
vensters en vroeg barsch: „Wie ben je?
•Waarom zit je hier op mijn drempel?'
„Wees niet boos, goéde heer' stamelde
het meisje, verschrikt door den ruwen toon,
„Ik wilde u slechts een stukje brood
vragen.
„Jij, bedelkind, durf jij om een stuk brood
vragen?" bulderde Fedor hét meisje toe.
„.Cra.dadelijk heen, of.
„Ach, vadertje' klonk het schreiende, „ik
smeek u alleen om één stukje brood! Een
broodkorst! 'k Heb zoo'n honger en 'k ben
zoo moe! 'k Kan van uitputting bijna niet
meer voort en mijn hut ligt zoo ver.
Wreed en ongevoelig, als de gierige man
was, raapte hij een steen op en wierp haar
dien toe met de spottende woorden: „Stil je
honger met dit brood!*'
„Ach, vadertje, spot toch niet met mijn
armoede!" riep het meisje schreiende uit.
♦.O, ik zal heengaan en u geen brood ineer
vragen.maar werp mij niet met dien
steen.
Alsof hij deze droef-uitgesproken woor
den niet hoorde, wierp de wreede man haar
steen op steen na, en bij iederen steenworp
klonk zijn sarrende stem: „Je vraagt toch
om brood? Stil daarom met deze steenen
ie honger! 't Is het brood, dat ik aan
bedelaars geeft!'
Angstig, en zonder iets meer te durven
zeggen, strompelde net uitgeputte meisje
verder, totdat zij niet meer voort kon en
neerviel op den landweg.
Juist op dit oogenblik kwam een boer
met zijn kar aan. De man, die niet zoo rijk
en lang niet zoo wreed was als Fedor Fe-
dorowitch, droeg haar naar de kar en
bracht haar naar zijn heel klein huisje.
Veel grooter dan dit huisje was echter het
medelijden van dezen man, en groot was
ook de liefde, waarmee zijn vrouw het uit
geputte meisje, in haar huisje ontving en
haar eten gaf, zooveel zij verlangde.
Uit haar verhaal hadden ook reeds dade
lijk de boer en de boerin begrepen, dat het
Fedor was geweest, die haar zoo wreed had
verjaagd.
De vrouw fluisterde daarop haar man toe:
„Voor het werpen met steenen naar dit
arme kind en de spottende woorden haar
toegeroepen, aal die wreede man nog eens
door God gestraft worden.
„Dat zal hij", antwoordde de boer.
Uitgerust en verzadigd, kon een paar
uren later het meisje weer haar weg naar
grootmoeders hutje vervolgen. Met een
brood, haar door de boerin meegegeven,
verliet zij de braven menschen met de
woorden: „Ik dank u beiden voor uw
menschlievendheid. En eens zal Onze Vader
in den Hemel er u beiden voor beloonen"
Lachende om den schrik, dien hij het
arme meise ihad aangejaagd, was Fedor
weer zijn huis binnengegaan.
Lachende vertelde hij zijn wreede daad
aan zijn vrouw.
„Als ze honger heeft, moet ze maar op de
steenen kauwen, die ik haar nawierp',
zei hij.
Doch de vrouw lachte niet. Ook zij dacht
aan de straf, die eens op zulk een harte-
looze wreedheid zou kunnen volgen.
„Waar denk je aan, vrouw?' vroeg hij,
toen zij zoo, in gepeins over het gebeurde,
vóór zich uitstaarde.
„Ik denk aan den graanoogst", was het
antwoord. „En aan het vele brood, dat
'daarvan zal bereid worden. Hadt gij dus
niet één stukje brood aan dat meisje kun
nen ge^en?"
„Ik geef niet aan bedelvolk!' klonk het
barsch. „Zelfs al helooft het dit jaar weer
een rijke oogst te worden'
Den volgenden morgen liep Fedor door
zijn velden en keek met welgevallen naar
de goudgele korenaren, die zich r -eds diep
naar de aarde bogen. Hij woog een der
volste aren op zijn hand en mompelde
vergenoegd: ,',Wel wel, wat zijn die dit
jaar bijzonder zwaar! Veel zwaarder dan
ik ooit bij vorige oogsten opmer :t Wat
een oogst zal dat geven!"
Eenige dagen later begon het maaien. En
toen daarna het zetten der korenschooven
begon, verbaasden zich ook Fedor's knechts
over de ongewone zwaarte der bijeenge
bonden halmen. Ja, zelfs voor de ossen, die
weldra met de schooven gevulde karren
naar de schuur moesten trekken, s; h en de
vracht bijna te zwaar. Ze liepen zóó lang
zaam en moeizaam voort, alsof zij karren
met steenen, in plaats van met graan,
voorttrokken. Ook zag Fedor, hoe op den
dag, nadat de laaiste vracht was binnenge
bracht, de knechts, die de graanschooven in
de schuur tot aan den nok hadden opge
stapeld, eenigszins geheimzinnig met el
kander stonden te fluisteren, en hoe ook
enkelen, die bij het op- en afladen der
schooven hadden geholpen, hem verschrikt
aanstaarden.
Hij, Fedor, vond dit alles wél wat vreemd.
Maar toch deed hij, alsof hij van hun
angstig doen en gefluister niets b3inerkte.
Heel gewoon liep hij langs de mannen de
schuur uit, en lachende ging hij zijn huis
binnen. Doch ging dit lachen niet van
harte Het ging gepaard met een gevoel
van onrust, iets, dat hij zelf niet begreep,
't Was als een soort voorgevoel van iets
vreeselijks, dat hem stond te wachten.
„Wat beteekende toch dat gefluister der
knechts?" vroeg hij zich telkens af. Was
er iets niet in orde met het graan? Maar
wat kon dat zijn?
Dien nacht, toen juist de maan vol en
rond aan het uitspansel stond, besloot
Fedor naar de graanschuur te gaan. Hij
kon 't in bed niet meer uithouden! Weten
moest hij, wat het gefluister der knechts
beteekende. Op zijn kousen sloop hij het
huis uit. Door niemand opgemerkt bereikte
hij de schuur en toen hij deze had geopend
bescheen de maan de hoog-opgestapelde
halmen en gaf dezen 'n spookachtige kleur
Fedor, die niets en niemand vreesde,
werd nu plotseling bevangen door een ang
stig en beklemd gevoel. Met bevende hand
trok hij uit den stapel eenige halmen, open
de de zeer zware aren en... kletterend als
steentjes rolden toen de harde korrels op
den vloer!
Maar waren dit graankorrels, die zoo
vreemd kletterden? Dit zich afvragende,
trachtte Fedor eenige der gevallen korrels
tusschen zijn vingers fijn te wrijven. Dit
gelukte hem echfer niet. Boos over zijn
onmacht in dit geval, greep hij een ijzeren
bout, die tegen den muur stond, op en sloeg
daarmee woest op de neergevallen korrels,
die echter hard als steentjes bleven Toen
rukte hij in zijn blinde woede handen vol
halmen uit, ODende driftig de aren, maar
dc korrels, me neerkletterden, waren als
versteend
„Ben ik misschien gek geworden van
geluk over mijn prachtigen oogst?'" vroeg
hij zich weer af.
Doch daór herinnerde hij zich plotseling
het meisje, dat eens, moe en hongerig, hem.
om een stuk brood had gesmeekt, en dat hij
toen met steenen had verjaagd. En hij
meende weer te hooren de spottende woor
den, die hij zelf haar had toegeroepen: „Je
vraagt toch om brood? Stil daarom met
deze steenen je hanger! 't Is het brood, dat
ik aan bedelaars geef!" Ja, hij hoorde weer
zijn eigen stem, die deze woorden, sprak,
Maar hij hoorde daarna een andere stem,
die steeds hem toeriep: „Ja, het is de sUaf
voor je liefdeloosheid, dat je steenen hebt
geoogst, jij hardvochtig mensch! Armoede
zul je lijden, omdat je spotte met een arme
en haar, die om brood vroeg, steenen
toewierp
Deze stem was Fedor's eigen geweten, dat
steeds luider tot hem sprak. Doch de man,
dit niet begrijpend, werd nog boozer. Hij
schopte en trapte en sloeg met den ijzeren
bout zóó geweldig tegen de halmen, dat
alle aren, aan dieto kant, plotseling open
barstten. Toen daalde er een regen van
kleine, scherpe steenen op hem neer met
zulk een felle kracht, dat hij onder den
steen-regen werd bedolven!
„Zoo eindigde de wreede, gierige Fedoï
Fedorowitch zign leven!" zegt de sage.
PRIJS DEZER COURANT:
lden per 3 maanden 1.2.35. per week 1.0.18
Lelden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18
per post 1.2.35 4- portokosten.
(Nadruk vevboden).
TANTE JOH.
OP DEN BON.
Ingezonden door J. BARLO te Leiden.
.AIU.U Ai, auurnairuE,!.
Nieuwe inschrijving:
A. A. van Reyzen, Van Limburg Stirum-
straat 10, Noordwijk-Binnen. Handel in
Radio-toestellen en electrische artikelen.
Eigenaar: Albertus Antonius van Reyzen,
Noordwij k-Binnen.
Opheffing:
C. Vink Jzn„ Douzastraat 15, Noordwijk-
Binnen. Groentenkweekerlj en handel.
Wijzigingen:
Radiovox, Van Limburg Stirumstraat 18,
Noordwijk-Binnen. Radiohandel en elec
trische ornamenten. Wijziging handels
naam: A. A. van Reyzen.
J. W. Roodenrijs, Kerkstraat 7. Noord
wijk-Binnen. Bakkerij tevens winkelier.
Uittredende Eigenaar: J. W. Roodenrijs,
per 1 Juni 1931, Wijziging Handelsnaam
thans: C. M. Roodenrijs. Nieuwe eigenaar:
C. M. Roodenrijs, Noordwijk.
T HOOFD
en Scheve-
Noordwijk,
Leiden
■en maand
161.769 en
JUT
irs telling.
n en haar
ngekondigd
Hingen van
voordat hij
de laatste
De eerste
de gegeven
ndsche en
feit, dat
ivang aan-
artistieke
gebied be-
r., Arnhem,
etc. deelde
;clame van
,ies is, zoo-
verwach-
worden.
leze gewel-
:n-landen-
België door
Italië en
wordt het
t door het
>a de gast-
uurden en
i, schreef
medewer-
een voor
eter arena
pen, waar-
t afwisten,
et geheele
in het, op
i zeer ver
had ge-
:en bijzon
en. is, dat
0 jaar ge-
als straat
ede zullen
,e, de heer
morgen,
eekuur te
arnizoens-
,nel G. Ie
pensioen
er, hoofd-
art. wordt
kolonel en
ps.
3 geslaagd
erken.
Mej. M. H Veersens en de heer M. C.
J. van Veelen alhier zijn geslaagd voor het
examen Engelsch L.O.
Mej. H. F. G. Conen alhier is geslaagd
voor het examen Fransch L.O.
Aan de dienstplichtigen, die in Sep
tember a.s voor herhalings-oefeningen
onder de wapenen moeten komen, wordt
in herinnering gebracht, dat, indien zij
buiten de kazerne wenschen te overnach
ten en (of) niet wenschen deel te nemen
aan de soldaten-menage, zij uiterlijk een
maand voor de datum van opkomst een
daartoe strekkend verzoek moeten indie
nen bij hun Regimentscommandant,
waarbij voor ongehuwden een bewijs van
hun ouders of voogd moet worden over
gelegd, waarin deze verklaren met het
verzoek in te stemmen.
Voor de infanterie verstrijkt deze ter
mijn op 10 Augustus e.k.
BINNENLAND.
Een onderhoud met den Directeur van
den Arbeid. Sombere geluiden. (Uit de
Pers, 2e Blad.)
Afschuwelijke moord te Nijmegen. (Laat
ste Berichten, le Blad).
Hevige brand in Noord-Brabant. (Laat
ste Berichten, le Blad).
Ernstig ongeluk met doodelijken afloop
te Hillegom. (Omstreken, 3e Blad).
BUITENLAND.
De Duitsche ministers te Rome. (Buiten
land le Blad).
Nieuw Zuid-Wales kan geen salarissen
uitbetalen. (Tel.. le Blad).
HOOGLEERAARSBENOEMING.
Bij K. B is benoemd tot gewoon hoog
leeraar in de faculteit der godgeleerdheid
aan de Universiteit alhier om onderwijs
te geven in de encyclopaedie der godge
leerdheid. de wijsbegeerte van den gods
dienst en de redekunde dr. L. J. van
Holk, predikant der Remonstr. Gemeente
te Utrecht.
Dr. Van Holk werd te Amsterdam gebo
ren op 16 October 1893. Na theologie ge
studeerd te hebben aan de universiteit
alhier, werd hij in 1918 als predikant be
noemd te Schoonhoven, welk ambt hij
vervulde tot 1922. Daarna werd hij secre
taris van den Vrijz. Chr. Jongerenbond en
vestigde zich te Utrecht. In 1923 aan
vaardde hij een beroep naar Gouda, waar
hij bleef tot 1925. In dat jaar volgde hij
ds. Mackenzie te Utrecht als predikant
op. Tal van boeken en geschriften zijn van
de hand van ds. Van Holk verschenen.
Dr. L. J. van Holk.
Gisteravond te ongeveer 6 uur kwam
in het Noordeinde een groentebrik uit
Voorschoten in botsing met een auto, met
het gevolg, dat de veer van de brik brak
en de wagen kantelde. Ook de auto werd
aan de voorzijde beschadigd. Het paard
bekwam geen letsel.
Hedenmorgen is de 7-jarige J. K.. uit
Amsterdam, die bij zijn grootmoeder in de
Koornbrugsteeg logeerde, van de trap ge
vallen, waardoor hij een diepe snijwond
in het achterhoofd bekwam.
Na door den dokter van den Eerste-
Hulpdienst te zijn verbonden, is de jongen
nü:ar Academisch Ziekenhuis over
gebracht.
GEBOREN:
Petrus Gerardus, Z. v. J. H. Vink en
C. Th. Roos. Abraham, Z v. A Fasel en
C. S. J. G. van Leeuwen. Jannetje
Catharina Geertrui, D. v H. van der Lin
den en W. Lardé. Franciscus Johannes.
Z. v. H. Flippo en J. M. Straathof.
ONDERTROUWD.
J. H. A. Ras jm. 21 j. en L Mieremet id.
20 j. W. F. Colpa jm. 25 j. en S. van
der Wilk jd. 30 j. - J. J. Ouwerkerk jm.
30 j en C. J. M. Vreeburg jd. 22 j. J van
Hooven jm. 24 j. en S. Kanbier jd. 23 j.
OVERLEDEN
A. C. Reede—Noort, Vr„ 64 j.
J. Meijer, Wedn., 60 j. G ten Brug-
gencate, M„ 67 j. j. w. Harteveld—
d» Boer. Vr., 37 j.