KLEUR- EN KNIPPLAATJE. LUCHTKASTEELEN. RAADSELS. OPLOSSINGEN. Den olifant en zijn oppasser evenals de beide driehoekjes overtrekken. Daarna op dun karton plakken De plaatjes kleuren Plaatjes en driehoekjes uitknippen. Driehoekjes op stippellijnen omvouwen. Smalle reepjes met lijm of gluton be strijken. Het groote driehoekje achter tegen den olifant plakken, het kleintje tegen den oppasser. (Nadruk verboden). Jantje loopt met Moeder in het groote bosch Het is najaar en de bladeren, die in den zomer groen waren, hebben nu de fraaiste tinten: geel, bruin en zelfs rood. Toch is dit het niet, wat Jantje het mooiste vindt op zijn wandeling. Wat dan wel? Het zijn de eikels, die overal op den grond liggen Hij raapt ze op en stopt ze in z'n zakken, tot deze heelemaal gevuld zijn; ja zelfs Moeders tasch puilt van de eikels uit. Eindelijk vindt Moeder, dat Jantje er nu meer dan genoeg heeft en zegt: „Maar Jantje, wat moet je toch met al die eikels doen?" „Verkoopen, Moeder!" iuidt 't antwoord. „Verkoopen?!" „Ja Moeder. Dirk, de tuinman, zegt, dat hij er mij geld voor geven zal, want hij heeft een varken -en dat houdt evenveel van eikels als ik van chocola." „Zoo, zoo!" zegt Moeder, die schik in het gebabbel van haar baasje heeft. „En wat wil je met dat geld doen, Jantje?" „Eieren voor koopen!" „Om op te eten?" „Och welnee, Moeder!" klinkt het ver ontwaardigd. Ik vraag aan onze groote, bruine kip, of die ze alsjeblieft wil uitbroe den. Dan komen er kuikentjes uit, hè Moeder?" Moeder knikt. „En als die kuikentjes dan grooter wor den," gaat Jantje voort, „worden het kip pen en hanen, wel honderd misschien en die ga ik dan verkoopen voor een heele- boel geld." „En wat wil je dan met dat geld doen?" vraagt Moeder weer. ,,'n Auto voor koopen, Moeder," ant woordt Jantje, terwijl zijn gezicht straalt. „En dan rijd ik jou de heele wereld door! Dat wil je wel graag, hè?" „Nou, dolgraag!" roept Moeder uit, „Weet je, hoe ze zooiets noemen, wat jij op het oogenblik doet, Jantje?" „Nee Moeder, hoe dan?" vraagt het ventje. „Luchtkasteelen bouwen," antwoordt Moeder. Jantje zet een peinzend gezichtje en her haalt het moeilijke woord in zichzelf. Thuis gekomen, bergt hij zijn eikelvoor- raad in een groote leege ton, die in een hoek der schuur staat. Er gaat nu geen mooie dag voorbij, of Jantje zoekt eikels, zoodat als de tuinman eindelijk komt, de heele ton vol is en Jantje de eikels aan zijn vriend Dirk verkoopt. O, wat voelt de kleine koopman zich ge wichtig! Gewichtig en rijk! Met het geld stevig in zijn vuistje geklemd, loopt hij naar Moeder, die zijn schat bewondert. Maar nu wacht den kleinen baas een teleurstelling! Want eieren, waar kuiken tjes uit komen „broedeieren" noemt Moeder ze zijn er pas tegen het volgend voorjaar en Jantje moet dus den heelen langen winter wachten met ze te koopen. Het is wel vreeselijk jammer, dat hij zóó lang wachten moet, maar er is nu eenmaal niets aan te doen en Jantje legt er zich bij neer. Moeder heeft het geld in een doosje gedaan en achter in zijn kast gezet Daar weet hij zijn schat veilig geborgen en al duurt het ook nog zoo'n tijd, vóór het ein delijk voorjaar wordt, Jantje's „eigen ver diende geld" blijft in het doosje liggen, tot dat hij er broedeieren voor koopen kan Wat zei Moeder ook weer, dat hij deed? O ja, luchtkasteelen bouwen. Hij weet het nog precies! Op een middag in December, als het al zoo heel vroeg donker wordt, laat Moeder hem mooie platen uit de portefeuille zien. Dol is Jantje op dit gezellige uurtje bij de schemerlamp Hij is nooit uitgevraagd en wil alles haarfijn weten van die mooie platen, welke hem niet zelden naar vreem de landen voeren In een groot tijdschrift laat Moeder hem verbazend hooge huizen zien. Een heele rij ramen boven elkaar hoeveel zijn het er wel? En elk raam, zegt Moeder, is een verdieping. Of dat dus hooge huizen zijn! Hoog als een toren steken ze ln de lucht! Plotseling roept Jantje met een ernstig gezichtje uit: Zijn dat ook luchtkasteelen, Moeder?" „Luchtkasteelen?" herhaalt Moeder ver baasd. „Wat bedoel je eigenlijk?" „Wél, u hebt toch zelf gezegd, dat je luchtkasteelen bouwde, als je deedt zooals ik en een massa geld verdiende met eikels zoeken en eieren laten uitbroeden," legt Jantje nu uit. Plotseling herinnert Moeder zich dien herfstmiddag in het bosch en hetgeen zij toen gezegd heeft. Jantje vraagt nu: „Moeder zou de meneer, die die groote huizen heeft laten bouwen, ook begonnen zijn met eikels te zoeken?" Lachend zegt Moeder dan: „Wie weet!" Het ventje is met dit antwoord tevreden en gaat voort met luchtkasteelen te bou wen. Dat die ook wel eens in duigen kun nen vallen, is iets, waaraan hij nog niet denkt. In zijn verbeelding zit hij reeds achter het stuur van zijn auto, waarin hij Moeder, zooals hij het uitdrukt, „de heele wereld laat zien." CARLA HOOG. (Nadruk verboden). RAADSELS VOOR ALLEN, OM HIT TE KIEZEN, DE GROOTEREN DE KLEINEREN 3. Ingezonden door Frans v. d. Nat. Ik ben niet in het bezit van 2 beenen, Ik heb er één maar zonder teenen, Ik heb wel een hoofd maar geen haar. Eén oog slechts, is dat niet raar9 II. Ingezonden door Leny Oostveen. Waarom is een molenpaard gelijk aan een nachtwacht? III. Ingezonden door Marietje van der Mey. Welk dier heeft een geheel nutteloos lichaamsdeel? IV. Ingezonden door Jannie en Frans de Water Een dorp in Zeeland van 11 letters. 1, 2, 3, 4 is een woudstreek. 5, 6, 7, 8, 9 ziet men 's zomers veel rond fladderen. 10, 11, 3, moet geleerd. V. Ingezonden door Jansje Bedeker. Hoe komt een kraai in zijn nest? VI. Ingezonden door Marietje en Fientje Simons Wat is het luiste beest van de wereld? VH. Ingezonden door Marietje Laterveer. De beginletters van de volgende 9 ge vraagde woorden vormen den naam van een heel beroemd schilder. 1. een heerlijk ruikende bloem. 2. een zwemvogel. 3. een groote rivier in Nederland. 4. een land naast ons land, waar die rivier ook door stroomt. 5. een knaagdier. 6. een vrucht met pitjes, die of zuur of zoet is. 7. een lichaamsdeel. 8. bovengedeelte van een huis. 9. een metaal. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER: 1. Enschedé, en, den, Ede, esch. 2. Lepel. 3. Vroeg geleerd, oud gedaan. 4. Geen van drieen, hij kraait kukeleku. 5. Stal, stoel, steel, stil. 6. Beestenmarkt, mees, net, beek, kar, tam, steen. 7. Radiokast, rad, dik, tor, kast. 8. Arnhem, Herman. Oplossing van den rebus uit 't vorige nummer. Ons kleine poesje, zat voor de radio te luisteren. (Nadruk verboden). FOUTEN-ZOEKPLAATJE. De zeven fouten in het plaatje van de vorige week waren: 1. Foto-statief heeft maar twee pooten. 2. Linkervoorpoot van de bank ontbreekt. 3. Poppenwagen heeft maar drie wielen. 4. Rechtsche jongen heeft geen voeten. 5. Aan een kastanjeboom groeien geen peren. 6. De zwaan heeft een te lange snavel. 7. Rechtsche jongen heeft pet achterste voren op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 13