BINNENLAND.
Donderdag 2 Juli 1931 Tweede Blad No. 21866
72sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD,
VERKEERS-VEILIGHEID.
Nieuwe plannen van den A.N.W.B.
De toeneming van het aantal verkeers
ongevallen heeft van allen kant een aan
drang doen ontstaan tot beteugeling van
de verkeersgevaren.
Een belangrijke factor daarbij is dever-
keersopvoeding van de jeugd. Wanneer de
kinderen al zoo vroeg mogelijk bekend
vrorden gemaakt met de gevaren van den
weg, met de regels van het verkeer en
met alles wat zij in acht moeten nemen
om veilig op de steeds drukker wordende
wegen te kunnen verkeeren, dan kan
daardoor veel leed worden voorkomen en
zal het aantal ongelukken, waardoor zoo
menig gezin in rouw wordt gedompeld,
kunnen verminderen.
De A.N W.B. Toeristenbond voor Neder
land houdt zich al sinds vele jaren bezig
met de propaganda voor de verkeers-vei-
ligheid onder de jeugd. Gedachtig aan de
spreuk: „Jong geleerd, oud gedaan", heeft
de Bond ten behoeve van het verkeers-
onderricht een reeks gekleurde school
platen laten maken, die in honderden
scholen van ons land bij het onderwijs
worden gebruikt: hij heeft een Verkeers-
spel uitgegeven, in den trant van het al
oude en geliefde „ganzenbord", dat de
kinderen al spelende onderricht in het
geen ze van de verkeersregels moeten
weten en hij heeft een boekje verspreid
JJeRegels voor den Weg", dat het pu-
bliek met de regelen en voorschriften van
het verkeer vertrouwd maakt.
Bij dit propagandawerk heeft de Bond
ue medewerking ondervonden van de
«egeenng en van tal van gemeentebestu-
en, onderwijs-autoriteiten, schoolbestu
ren. enz.
AN W£. bereidt thans nieuwe, veel
S' j Ptennen voor op dit gebied,
weiae oij den aanvang van het nieuwe
rPi?™0 i?r' September a.s., tot uitvoe
ring zullen komen, doch waarvoor nog
eeruge gegevens ontbreken, welke de Bond
aoor de medewerking van de gemeente
besturen hoopt te ontvangen.
ïoiT heeft de A.N.W.B. een circu-
r!eJ6hJ san alle gemeentebesturen
met verzoek om opgaaf van
leerlingen van de openbare en
leeft.üd81^ scho'en gerangschikt naar
u 'v) klassen ten einde te kunnen
hoeveel drukwerken e.dwelke
vfrsPreld zullen worden, noodig
om in tedere gemeente alle
.j" eren van een bepaalden leeftijd
iv i„^nJesemplaar te kunnen voorzien.
7an, deze verkeerspropaganda-
geschriften zal worden vastgesteld in
overleg met onderwijs-autoriteiten en
voor de verspreiding zal een beroep wor
den gedaan op de medewerking en de be
middeling der gemeentebesturen.
In verband met deze plannen voor een
doeltreffende verkeers-propaganda wor
den de schoolplaten herzien, het boekje
„Regels voor den Weg" wordt uitgebreid
en bovendien wordt een handleiding
samengesteld, die den onderwijzer van
dienst zal kunnen zijn, wanneer hij met
zijn leerlingen de schoolplaten, de gevaren
van het verkeer en de verkeersregels
behandelt.
Verwacht mag worden, dat deze propa
ganda onder de jeugd er toe zal bijdra
gen, de veiligheid op den weg te bevorde
ren. Een groot algemeen belang zal daar
mede worden gediend.
ECONOMISCHE TOENADERING.
Het Verdrag van Oslo.
Verschenen is het voorloopig Verslag
van de Tweede Kamer over het wetsont
werp tot goedkeuring van het op 22 Dec.
1930 te Oslo gesloten verdrag tot econo
mische toenadering met bijbehoorend pro
tocol.
Algemeen wordt daarin betreurd, dat
blijkbaar nog geen middel is gevonden om
de raadpleging van den Volksraad met
dusdanigen spoed te doen geschieden, dat
noodelooze vertraging wordt voorkomen.
Men drong aan er voor zorg te dragen,
dat geen vertraging in de afdoening van
internationale overeenkomsten plaats
vindt. De Staten-Generaal staan tegen
over dit verdrag als tegenover een voldon
gen feit.
Algemeen sprak men voldoening uit over
de totstandkoming van dit Verdrag. Het
is een eerste stap in de goede richting.
Al waren de verwachtingen van ver
scheidene leden niet hoog gespannen, zoo
kan toch niet worden ontkend dat het
samengaan van een 5-tal kleine mogend
heden, die tezamen 'n economische kracht
van beteekenis kunnen ontwikkelen, uit
velerlei oogpunt beschouwd, van nut kan
zijn.
Sommige leden vragen, of het verdrag
reeds tot eenig concreet resultaat heeft
geleid. Ook zouden zij gaarne worden in
gelicht omtrent de verwachtingen, welke
de Regeering voor de naaste toekomst
koestert.
Verscheidene leden stelden de vraag of
thans definitief kan worden aangenomen,
dat de Handelsconventie van Genève tot
het verleden behoort.
Gevraagd werd of van de Regeering
spoedig een mededeeling kan worden te
gemoet gezien van het standpunt, dat de
Regeering heeft ingenomen t.a.v. de vraag
stukken, welke in de Meivergadering der
Europeesche commissie zijn besproken.
Gevraagd werd ook, of de Regeering be
reid is, haar gebondenheid aan de con
ventie inzake de in- en uitvoerverboden
te beëindigen.
Sommige leden stelden de vraag, of de
Regeering niet van oordeel is, dat de
wijze, waarop getracht wordt aan den
agrarischen nood der Zuid-Oostelijke
Europeesche Staten tegemoet te komen,
een nieuwe ernstige bedreiging vormt voor
de meestbegunstigingsclausule.
Sommige leden achtten het gelukkig,
dat ook België tot de verdragsluitende
partijen behoort. In verband hiermede
werd gevraagd, of de Regeering zich reeds
een meening heeft gevormd omtrent het
herhaaldelijk geopperde denkbeeld voor
een geheele of gedeeltelijke tol-unie tus-
schen beide landen. Wellicht, zoo meen
den sommige leden, zou het aanbeveling
verdienen, dit vraagstuk voor een ge
mengde commissie uit beide landen in stu
die te doen nemen.
van verscheidene leden niet geheel be
vredigend zijn uitgevallen, behoort in de
eerste plaats het gebrek aan voldoende
sancties op de naleving van het tractaat
en de mogelijkheid om het tractaat op
allerlei wijzen te ontduiken.
Sommige leden achtten het gewenscht,
ook nationaal maatregelen te treffen
tegen het tentoonstellingseuvel.
Enkele leden stelden de vraag, wat de
reden is, dat ook het Internationaal Ten
toonstellingsbureau weder te Parijs is ge
vestigd. Zij vroegen of het, ook naar de
meening der regeering, geen bezwaar op
levert, dat één land op Internationaal ge
bied een te overwegende positie krijgt,
die wel eens ten nadeele kan zijn van den
zoo hoog noodigen vrede op economisch
en ander gebied.
INTERNAT. TENTOONSTELLINGEN.
In het Voorloopig Verslag van de
Tweede Kamer over het wetsontwerp tot
goedkeuring van het verdrag met bijbe-
hoorende protocollen betreffende inter
nationale tentoonstellingen van 22 No
vember 1928 wordt er algemeen de Re
geering een grief van gemaakt, dat een
zoo lange tijd is verloopen tusschen het
sluiten van het verdrag en de indiening
van het wetsontwerp ter goedkeuring
daarvan. Men zou gaarne de reden hier
van vernemen. In verband hiermede
achtte men het eigenaardig dat niets
wordt medegedeeld omtrent het feit, dat
het verdrag reeds 17 Januari j.l. in wer
king is getreden. Dientengevolge is reeds
een vertegenwoordiger van de Nederland-
sche regeering aangewezen in den Raad
van Beheer van het Int. Tentoonstellings
bureau. Men was van meening, dat de re
geering deze feiten niet aan de Kamer
had mogen onthouden.
Algemeen werd hulde gebracht aan de
regeeringsgedelegeerden, de heeren F. H.
Fentener v. Vlissingen en E. Krelage,
voor het belangrijke aandeel, dat zij aan
de totstandkoming van dit verdrag hebben
gehad.
Verscheidene leden betuigden hun in
stemming met het doel van het verdrag
om het aantal tentoonstellingen met net
oog op de aanzienlijke kosten van deel
neming, waartoe de Staten en bedrijven
vaak practisch genoopt worden, te be
perken.
Enkele leden verklaarden, dat zij zich
hun stem over dit ontwerp wenschten
voor te behouden omdat zij van de nood
zakelijkheid van eenige regeling op dit
gebied niet overtuigd waren.
Tot de punten, die naar het oordeel
BEVOEGDHEID DER VROEDVROUWEN.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot vervanging van de arti
kelen 1517 van de wet van 1 Juli 1865
regelende de uitoefening der geneeskunst.
In de Memorie van Toelicnting merkt
de Minister van Arbeid op, dat het ge
wenscht is de desbetreffende regeling op
nieuw aan een herziening te onderwerpen.
Aan de opleiding van de vroedvrouwen
werd in den laatsten tijd veel zorg be
steed. Het is uiteraard gewenscht, zegt de
Minister, dat de vroedvrouwen de theore
tische en practische bekwaamheden, die
zij bij haar opleiding deelachtig worden,
ook in de practijk mogen toepassen.
Op dit oogenblik evenwel zijn de be
voegdheden der vroedvrouwen te beperkt.
Zoo gaat het geldende artikel 15 van de
gedachte uit, dat zij alleen verloskundi
gen raad of bijstand verleent gedurende
baring. In werkelijkheid behoort een
vroedvrouw, die haar taak op de juiste
wijze opvat, tijdens de zwangerschap toe
zicht te houden op de zwangere, die zij
straks bij de bevalling hulp zal verleenen,
ten einde zoo mogelijk te voorkomen, dat
afwijkingen, die zich in dit tijdperk moch
ten voordoen en die nadeel zouden kun
nen veroorzaken voor de moeder, even
tueel ook voor het kind, niet tijdig zou
den worden opgemerkt en uit den weg
geruimd. Intusschen zal daarbij aan de
vroedvrouw niet de vrije hand kunnen
worden gelaten. Met name zullen bij het
waarnemen van afwijkingen alleen die
maatregelen moeten kunnen worden ge
nomen, die bij ministerieel besluit zijn
aangegeven. Zijn andere maatregelen
noodzakelijk dan zal de hulp van een ge
neeskundige moeten worden ingeroepen.
Het voorgestelde artikel 15 gaat van die
gedachte uit.
Heeft artikel 15 betrekking op de pe
riode voorafgaande aan de baring, de
artikelen 16 en 16a regelen de bevoegd-
heid en de verplichtingen der vroedvrouw
bij de bevalling. Daarbij wordt onderscheid
I gemaakt tusschen het verleenen van ver-
j loskundigen raad en bijstand in het al-
gemeen (art. 16) en het toedienen van
een geneesmiddel (art. 16a).
Het voorgestelde artikel 16 b verruimt
de taak der vroedvrouw. Zooals het ge
wenscht is dat een vroedvrouw haar zor
gen over de zwangere vrouw gedurende
eenige weken vóór de baring uitstrekt, zoo
is het ook van belang, dat zij ook de
kraamvrouw behandelt, totdat deze weder
geheel is hersteld.
Bij het waarnemen van afwijkingen zal
ook hier de medewerking van een genees
kundige moeten worden ingeroepen.
Het voorgestelde artikel 17 omschrijft
eenigszins anuwkeuriger dan het thans
geldende artikel, welke verplichtingen tot
het geven van inlichtingen de vroedvrouw
tegenover den inspecteur heeft. Nu de
bevoegdheid van de vroedvrouw is ver
ruimd, is er aanleiding haar voor te
schrijven een dagboek bij te houden, op
dat het uitoefenen van toezicht door den
inspecteur wordt vergemakkelijkt.
VOLKSBOND TEGEN DRANKMISBRUIK.
Vergadering te Arnhem.
Na de openingsrede van den voorzitter
werd het jaarverslag uitgebracht. Terwijl
vóór den oorlog het aantal leden ruim
20.000 was, is het thans gedaald tot
15.000.
De rekening en verantwoording over
1930 werd goedgekeurd met een eindcijfer
van f. 16.497.
In plaats van de heeren dr. J. C. J.
Bierens de Haan en C. P. E. van Veeren,
die niet herkiesbaar waren, werden tot
leden van het hoofdbestuur gekozen mevr,
R. de Voogd-de Vogel te Heemstede en dr.
R. de Boer te Deventer.
Besloten werd, dat de volgende algem.
vergadering zal worden gehouden te
's-Gravenhage.
ONBEWAAKTE OVERWEGEN.
Een comité van actie.
Opgericht is een comité van actie voor
opheffing van de onbewaakte overwegen.
Leden zijn de heeren mr. G. W. van Ever-
dingen, G. Lampetje, mr. L. D. Staal, allen
Amsterdam; A. J. ten Hope, Rotterdam
en W de Ruyter, Hilversum.
Het comité zal o.a. een petionnement
voorbereiden. Het adres is: mr. G. W. van
Everdingen, Weesperzijde 122, Amsterdam,
telefoon 52107.
DE DEVENTER SCHIPBRUG UIT DE LUCHT GEZIEN. Het verkeer op de Deventer
Schipbrug wordt steeds drukker, zoodat het daar dikwijls vast loopt. Mettertijd
zal men er dan ook toe moeten overgaan een betere verbinding tusschen beide
oevers te maken.
DE VERKIEZINGEN IN SPANJE hadden een rustig verloop. De republikeinen be
haalden een beslissende overwinning. President Zamora brengt zijn stem uit.
DUITSCHLAND EERT ZIJN GROOTE MANNEN. Het gedenkteeken voor den over
leden minister van Buitenlandsche Zaken van Duitschland, Stresemann, nadert zijn
voltooiing. 5 Juli zal in tegenwoordigheid van vele hooggeplaatste autoriteiten de
plechtige inwijding te Mainz plaats hebben.
Links:
De Kroonprins
van Deli heeft
gistermiddag een
Bezoek gebracht
aan de Amstel-
Bierbrouwerij te
Amsterdam. V. 1.
n. r. de heeren:
M. van Marwijk-
Kooy, die de
hooge gasten
rondleidde;
Tengkoe Mahkota
Otteman (kroon
prins van Deli),
zijn broer Teng-
koe Amiroedin en
Tengkoe Radjih
Anwar (kroon
prins v. Serdang)