TOMMY EN DE POES
VAN DE BUREN.
GOEDE OPLOSSINGEN.
OPLOSSINGEN.
PRIJSRAADSELS.
was Eindelijk zag mijnheer de jongen de
winkel uitkomen.
Toen Karei vlak bij mijnheer van der
Helm was, deed deze alsof de ontmoetiing
heel toevallig was.
Zoo Karei, zie ik je nu alweer? En
hoe is het afgeloopen? Heb je het geld
nog teruggekregen?"
,Nee mijnheer, 't is niet op het bureau
gebracht en bij ons thuis ook niet. Nu
komt het vast niet meer. Vader is bij
mijnheer v. d. Goes geweest, en nu heeft
mijnheer gezegd dat we het niet ineens be
hoeve te betalen, iedere week zal mijnheer
een gulden van mij afhouden. Maar dat
helpt niet veel, want moeder kan mijn
r'eld niet missen nu vader zonder werk is'
>(Ja jongen, dat begrijp ik. Maar kom
ik'moet nu verder. Mocht ik soms iets te
hoeren krijgen, dat er ergens een plekje
open komt, dan zal ik je vader wel komen
waarschuwen hoor. 'k Weet jullie adres'".
„O, alstublieft mijnheer. Als dat toch eens
waar was, wat zou vader dan blij zijn en
ik ook. Dag mijnheer'
Met zijn pet in zijn hand bleef Karei
mijnheer van der Helm nakijken zoolang
hij hem zien kon. Toen spoedde hij zich
naar huis en vertelde opgewonden van de
ontmoeting met den hoofdonderwijzer. „En
vader, mijnheer heeft beloofd als hij een
baantje voor u wist, dan zou hij om u
denken. Vindt u het niet aardig van mijn
heer?"
Vader van Dam zuchtte.
„Ja jongen, heel aardig. Maar meestal
komt er niet veel van die belofte terecht.
„Maar van mijnheer wel, dat zult u zien",
hield Karei vol.
Den volgenden avond werd er bij de
familie van Dam aan de bel getrokken.
„Ben ik hier terecht bij van Dam?" vroeg
een dame aan Karei, die haar opendeed.
„Ja mevrouw", antwoordde Karei.
Óp 't geluid der vreemde damesstem was
Karel's vader ook reeds de gang ingekomen.
„Ik ben van Dam, mevrouw", zei hij
beleefd.
,,'k Wilde u graag even spreken", hernam
mevrouw van der Helm (want die was het).
„Komt u dan binnen, mevrouw'' en van
Dam ging zijn bezoekster voor naar de
huiskamer.
Nadat mevrouw plaats genomen had op
den stoel die haar aangeboden werd, opende
zij haar tasch en zei: „Ik kom u die twintig
gulden brengen, die uw zoontje verloren
heeft".
Sprakeloos zagen vader en moeder van
Dam haar aan. Waar ze ook opgerekend
hadden, op deze verrassing stellig niet.
't Was immers al te lang geleden, hadden
ze vandaag nog tegen elkander gezegd.
Moeder sprongen de tranen in de oogen.
„O mevrouw", zei ze „wat ben ik daar
blij om. We moesten dat geld vergoeden
en ziet u.ziet u.omdat mijn man
zonder werk is
Hartelijk schudde mevrouw van der Helm
de dankbare vrouw de hand. Haar man
har! gelijk, deze menschen waren waard
geholpen te worden.
Een poosje bleef ze nog met hen praten.
Niemand scheen het vreemd te vinden dat
mevrouw zoolang gewacht had met het
geld terug te brengen. Ze waren vast en
zeker overtuigd dat mevrouw het geld ge
vonden had.
„Op de belooning maak ik geen han-
sj.raak hoor", lachte mevrouw toen ze
opstond, om heen te gaan. Uw blijdschap is
al belooning genoeg voor mij".
Met een verheugd gezicht luisterde mijn
heel van der Helm naar alles wat zijn
vrouw hem bij haar thuiskomst vertelde.
,,'k Ben blij, dat we het gedaan hebben,
vrouw", zei hij. „Het is alvast een kleine
verlichting van hun zorgen. En ik heb
hoop dat het andere ook nog ^n orde
komt".
En ja, het kwam in orde. Ruim een week
later was mijnheer er in geslaagd voor van
Dam een plaats als magazijnknecht te ver
krijgen bij een zijner vrienden, die een
groote kruidenierszaak dreef.
Zelf zou mijnheer het hem gaan zeggen.
,,'t Spijt me dat ik je niet meenemen kan
vrouw" zei hij. „Maar dat gaat niet. Dan
zou onze list met de twintig gulden uit
komen".
„O, zei mevrouw, ik heb toen ik hun
dat geld bracht, al van hun blijdschap
genoten, nu is het jouw beurt".
't Was een goede beurt die mijnheer
maakte. De blijdschap en dankbaarheid van
de familie, toen zij hoorde dat mijnheer
er ingeslaagd was werk voor van Dam te
vinden, was niet te beschrijven.
,,'k Zal het nooit vergeten mijnheer",
stamelde van Dam, „wat u voor ons gedaan
heeft. Moge God er u voor zegenen.
FRANCINA.
Wat maakt Tommy toch 'n leven!" zei
Noortje op zekeren dag tegen haar broer
tje „Waarom zou hij zoo blaffen?"
Pim liep nu naar de tuindeur en liep
even later lachend uit-
„O, Noortje! Kom eens gauw kijken!"
Noortje kwam bij haar broertje in den
tuin. En daar stond Tommy, de deugniet,
midden in het gras met gespitste ooren en
zijn korte rugharen recht overeind, terwijl
Mies, de sneeuwwitte poes van de buren,
rustig over het muurtje liep, dat de beide
tuinen van elkaar scheidde. Hoewel Mies
haar vijand geen oogenblik uit het oog
verloor, bleef zij uitdagend kalm en liep
ze langzaam in de richting der schuur.
Eindelijk was zij verdwenen en knorde
Tommy van voldoening. Hij had zijn
vijandin maar wat netjes op de vlucht ge-
jaagd!
Plotseling kwam het poesenkopje echter
weer boven de schutting uit en keek Mies
naar den hond, die van woede in het rond
sprong en-opnieuw een vervaarlijk geblaf
deed hooren.
Wee verdween de kat en weer verscheen
zij even later, zoodat Tommy 't zijn plicht
achtte de oogen steeds op het dak der
schuur gericht te houden. Hij raakte ge
heel buiten zichzelf van woede!
Noortje en Pim moesten om het tooneel-
tje lachen.
Plotseling greep het meisje echter den
arm van haar broertje angstig beet, want
Mies liep weer over het muurtje en.
sprong aan hun kant in het gras. Zij hield
iets in haar bek.een heel klein poesje!
„O, Pim! Tom zal het dood bijten!" riep
Noortje verschrikt uit.
Maar Tommy scheen plotseling verstomd
Zijn heele houding drukte verbazing uit.
Aandachtig luisterde hij naar het trotsche
gespin der moederpoes en keek hij naai
het kleine ding, dat in het gras spartelde.
Langzaam naderde hij het. besnuffelde het
van alle kanten en likte het zoowaar!
Blijkbaar had de poes der buren een ge
voelige plek in zijn hondenhart getroffen.
Mies was hierdoor zóó verteederd, dat ze
Tommy kopjes gaf en de vrede was ge
sloten.
„O, wat is Tommy toch een lieve hond!"
riep Noortje opgetogen uit. „Ik ben blij, dat
ze nu goede vrienden zijn!"
„Ja, ik ook!" stemde haar broertje in.
Vanaf dit oogenblik liet Mies haar kind
telkens aan Tommy zien. Het duurde nu
niet lang, of deze begon er mee te spelen.
En wee dengene, die het poesje durfde
aanraken, als Tommy in de nabijheid
was!
Een vijandig gebrom diende als waar
schuwing.
(Nadruk verboden).
GOEDE OPLOSSINGEN DER RAADSELS
ONTVANGEN VAN:
Jo Gussekloo, Ploni van den Eykhoff,
Betsy van den Eykhoff, Jansje Bedeker,
Maartje Verdoes, Maartje van de Marei,
Jan Wassenaar, Eempien Wassenaar, Arie
de Graaff, Willy C. Mulder (mooie an
sicht in dank ontvangen), Geesje Oelinsen
Neeltje Bervoets (beiden vergeten je naam
onder den brief te zetten ik vond dien
alleen op het couvert), Willy de Neys,
Marie v. d. Wolff, Leny Oostvven, Dirkje
Hopman, Marietje Latervee, Marietje v. d.
Mey, Hennie de l'Ecluse, Francina Brussee,
Johan Ouwersloot Clara Ouwersloot, Nellie
Ouwersloot, Annie Zaalberg, Bram Las-
schuit, Jo de Wekker, Wim Kruit, Henk
Boom, Abram Nicolaas Wijnnobel, Jan
Vlasveld. Lydia Slootweg, Jan van der
Born, Tinus van der Born, Agnes Louise
Planje, Jo de Josselin de Jong, Gerharda
Eggink, Christiaan Eggink, Jacobus Lau
rier, Suze van Polanen, Johan Mulder,
Hendrik Mulder, Nel Hagoort, Jannie Hag-
goort, Reinier den Hertog, Annie den
Hertog, Eduard de Roo, Frans van der
Nat, Annie van Woudenberg, Tonnie Wit,
Corrie Wit, Annie Brouwer, Rie van Dijk,
Bas v. Dijk Klaas Vonk, Henk Vonk, Abra
ham v. Es, Anje de Gelder, Hendrik West,
Karei West. Joh. v. Nood, Maurits v. Nood,
Adri van Nood (Leiden), Willy Blaauw-
broek, Piet Nieboer, Betsy Marcelis, Wil
ly Wielinga, Jan Geenjaar, Lena Geenjaar,
Willy Constance Mulder, Leo van Veen.
o
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT HET VORIGE NUMMER:
1. Een vliegmachine.
2. Een ei.
3. 52 weken ieder met 7 dagen.
4. Inktstel, kit, Tiel, steel, nest.
5. Vieze varkens worden niet vet.
6. Ze zijn belden midden In water.
7. Siberië.
8. De neus van je schoen.
Prijsraadsel voor de grooteren.
Dit versje moet netjes opgeschreven
worden. Van ieder woord staan de letters
in verkeerde volgorde, maak er goede woor
den van.
Ni ,ed weeuns.
Witte weeuns glit po ned dnogr
Iez ed lablen uistnev dnor
Nigred si nee daglde naab,
Raaw ijw trepgit ijglned naag,
Nojsneg, seimsej po nee ijr
Reehkijl! eh taw uischnev ijw!
Lavnel ijw nee neeknel reek,,
Cho ijw noed sno chot neeg reez
Nizneg raam nav poh poh poh,
Auklnetr oespgid nad reew po.
Seew tien gnab, tad ki smos weeuschr
'k kischr tien waug xoov tiwet weeusn.
Kastrsej mawk nee kidek reeh
led liev po sno naabjet reen,
Taw dede uibnet nad ied nam
Sla ijh chot tien gijlned nak!
Nene nijmreeh, fijlb raam ni suih,
Naabsejt nijz roov u tien suipl!
Mok. un amnek ijw nee pop,
Tem nee kidnek tiwnet pok,
Tem nee pijjpe ni ned dnom,
Tem nee kuibej tev ne donr,
Ne nee koktrek nav nee seun,
Sla nee oorget. liwed seur.
Ne nijz goonen, taw nee looj,
Amnek ijw nav kustsej look,
Ne nijz naleg tiwet saj,
Toem ned nevt erpsiec nav sap
Iez ej, tnaw ied trijkg ijh naa
IJh toem misrem uibnet naast.
Tiwet weeusn glit po ned ndogr
Iez ed labnel uistnev dnor
Noze nahned oeiglne la
Raam tad nihtred iennemlad
Tnaw, iew aardmo vegen ouz
Si nee eumkler ni ed ouk.
Naam en leeftijd onder het vers schrij
ven.
Allen tijdig inzenden. Maandags vóór
9 uur aan het Bureau Leidsch Dagblad of
per post naar Kloosterzande (Zeeland).
De brieven moeten dan op zijn laatst
Maandagsmorgens bijtijds op de post ge
daan worden. Doet allen je best bedenkt
er zijn veel kansen, 16 boeken worden er
verloot.
Prijsraadsel voor de kleineren van 711
jaar. Dit versje moet netjes opgeschreven
worden. Van elk woord staan de letters In
verkeerde volgorde, maak er dus goede
woorden van
Rana Troogome.
'k heb smos nijm sebet kapej naa
Nad gam ki rana nijm Troogome naag
Raad tee ki kelker tlonksej
Ne leesp ki tem ed ndohsej
Tem eilken Pom en eilken Kif
Weet enklxset, o, ooz, tev ne kid!
Ki kkij taw ni nee nerpnetkoeb,
Ne Iem ed deim kabt napnekoke
Nijm Troogmoe steel ed tranksje
Ed nohned rijkneg ndastsej.
Ied chevnot mo nee kelrek neeb,
Ne lornel rood ed akrem neeh.
Sed dinsdasg tee ki kelrek eem
Taw alret tomk nee top tem eeth
Nad taag ed wouvr tam uileren
Nad taag ed wouvr taw uileren
Taw alret si teh: „eilkne nam,
Skastr toem ej rééw po eomder na!"
Ki grijk nee kidke obretmah
Tem strow re po, raad douh ki nav
'k Noez Troogoem, iaa nad Pomej
Leestr Kifej po nijz pokje,
Ne sla teh kolkej fijvlaam taais
Nad ast ki reew ijb sno po staart.
Naam en leeftijd duidelijk onder het
versje schrijven.