EEN NEDERLANDSCHE RAMP TE PARIJS. DEZE ERNSTIGE WAARSCHUWING 72ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 29 Juni 1931 Derde Blad No. 21863 Het Hollandsche Paviljoen ter Internationale Koloniale Tentoonstelling afgebrand. EEN SCHADE VAN MILLIOENEN. WH FEUILLET0N. De Blauwe Diamanten van Mijnheer Merchison Ken nationale ramp heeft ons land te Parijs getroffen. Met ontzetting hebben wij gistermiddag per bulletin onze stad deelgenoot gemaakt van de ramp, die ons land daar op de Koloniale Tentoonstelling te Parijs zoo onverwacht heeft getroffen. Hoe vorstelijk waren wij, als 2e ko loniale mogendheid, daar voor den dag gekomen. Geen kosten waren ontzien, om daar in de Ville Lumière onzen naam als zoodanig hoog te houden en hoe wonder wel geslaagd was onze vertegenwoordiging Daar was iets groots gewrocht! Helaas, het is niet meer. Het niets ont ziende vuur heeft alles, alles vernietigd. Een geweldige brand heeft Zondag ochtend omstreeks kwart voor vijf het Ne- derlandsche paviljoen op de tentoonstel ling in het Bois de Vincennes totaal ver woest. Op dat uur kwam de nachtwaker der tentoonstelling in de vestiaire nabij den hoofdingang van het groote paviljoen. Toen hij de deur opende, sloegen hem de vlammen tegemoet. De nachtwaker sloeg de deur weer dicht en holde naar den brandmelder op de tentoonstelling. Daar na snelde hij naar de woning van den heer Moojen, den Nederlandsche gedele geerde op de tentoonstelling, die op korten afstand van het Nederlandsche paviljoen is gelegen. Daar wekte hij den heer Moojen en de overige bewoners van het huis om hun het verschrikkelijke nieuws van den brand mede te deelen. De brandweer der tentoonstelling was binnen zes a zeven minuten ter plaatse. Toen stond het echter reeds vast, dat er weinig of niets te redden viel. De brandweer trachtte te doen, wat zij kon, doch kon niet voorkomen, dat het geheele Nederlandsche paviljoen tot den grond toe afbrandde. Te half zeven was de vernieling vol tooid en was van het eenmaal zoo trot- sche Nederlandsche paviljoen niet anders dan een puinhoop die door de brandweer werd nat gehouden, over. Wat er verwoest is. Het Hoofdpaviljoen van de Nederland sche inzending met al zijn schatten en niet te vervangen kunstvoorwerpen is ge heel een prooi der vlammen geworden. Ook eenige kleinere gebouwen zijn door het vuur verwoest. Het Batak-huis, het kleine Minang-kabausch huis ,de Duiven til met inhoud en eenige andere buiten het Hoofdpaviljoen staande inzendingen zijn eveneens hier onder ten offer gevallen. Behouden gebleven zijn het Balinee- sche dorp, waarvan de bewoners op het laatste moment werden gewaarschuwd, toen ook deze huisjes gevaar liepen. Gelukkig was de wind in andere richting en zijn deze behouden. Ook de beide groote poorten naar het dorp zijn niet verwoest, terwijl ook de belde restaurants, die bij de Nederlandsche Inzending behooren, be houden zijn. Het vuur vond gretig voedsel in het grootendeels van hout opgetrokken pavil joen. De brandweer had bovendien tot taak de in de nabijheid gelegen andere paviljoens te beschermen. Tegen zes uur arriveerde de inmiddels telefonisch gewaarschuwde Nederland sche gezant te Parijs, jhr. Loudon. Ook de Fransche minister van Koloniën, Rey- naud, maarschalk Lyautey en vele andere Fransche autoriteiten verschenen op de plaats des onheils. De brand is vooral voor den heer P. A. J. Moojen, den Nederlandschen gedele geerde, die zoo ontzettend veel gedaan heeft voor het tot stand komen van de Nederlandsche uizending, een geweldige slag. Niet alleen dat zijn werk is verwoest, doch ook zijn vele persoonlijke bezittingen, kunstschatten, schrifturen, een gedeelte van een belangrijk boek, dat hij bezig is te schrijven, zijn comptabiliteit en overigs bezittingen, die in het Paviljoen onderge bracht waren, zijn verloren gegaan. De door den brand aangerichte schade wordt op tien millioen gulden geschat. Alleen het hoofdgebouw heeft reeds f. 1.200.000 gekost. Vele kunstschatten, die niet te vervangen zijn, zijn vernietigd, zoodat men van een onherstelbaar verlies kan spreken. Men neemt aan, dat de oorzaak van den brand kortsluiting is. Hoe de ramp zich voltrok. Groote verslagenheid heerscht in het kamp van de Nederlanders, zoowel onder hen, die bij den bouw en de inrichting van het Nederlandsche paviljoen de leiding gehad hebben, als onder degenen, die slechts als belangstellende toeschouwers de prachtige Nederlandsche inzending hebben bewonderd. Onherstelbaar Is het verlies, een verlies, dat in de eerste plaats den heer P. A. J. Moojen, den Neder landschen architect en Nederlandsche gedelegeerde ,die het paviljoen gebouwd heeft, treft. Zijn woning te Parijs lag achter het thans afgebrande paviljoen en had door zijn bureaux verbinding met het hoofdpaviljoen. Toen de heer Moojen en zijn echtgenoote gewekt werden, had de brand reeds zoo'n omvang aangenomen dat hij zijn huis niet meer langs den nor malen weg kon verlaten. In nachtgewaad moesten de heer en mevr. Moojen uit het venster vluchten alles achterlatende! Toen de heer Moojen den omvang van de ramp overzag dacht hij in de eerste plaats aan de menschenlevens, die in ge vaar konden komen. Hij spoedde zich naar het Balineesche dorp om de Balineesche dansers en danseressen te wekken. Men vreesde toen, dat ook de hutten, waarin deze zijn ondergebracht, een prooi der vlammen zouden worden. Zij zijn echter behoudeneen waardeloos bezit ver geleken met de schatten, die verloren ge gaan zijn. Hoog laaiden de vlammen op, toen de heer Moojen terugkeerde naar het hoofd paviljoen.machteloos stond de brand weer tegenover deze vuurzee. Snel greep het vuur om zich heen, gretig voedsel vin dende in het nagenoeg geheel uit hout opgetrokken gebouw. De vlammen loeiden om de vele torentjes, totdat deze in vlam men gehuld instortten. Redding was niet mogelijk. Met tranen in de oogen stonden de heer Moojen en onze gezant te Parijs, jhr. dr. J. Loudon, die spoedig ter plaatse was, het vreeselijk schouwspel gade te slaan. De brandweer werkte, steeds meer stra len op de vuurzee werpend, doch niet voordat alles vernield was, verminderde het vuur. Groot was het gevaar voor het Italiaansche paviljoen, dat nabij het Ne derlandsche staat. Reeds sprongen de rui ten van het Italiaansche restaurant, be gon dit vlam te vattenDe brandweer had toen als hoofdtaak uitbreiding te voorkomen. Zij is daarin geslaagd: de ramp heeft alleen de Nederlandsche in zending getroffen, het vuur wist men bin nen de Nederlandsche grenzen op Fransch grondgebied te houden. Niet alleen het hoofdpaviljoen is ver woest. Ook vier kleine paviljoens vielen ten offer aan het vernielende vuur. Deze stonden tegenover het Nederlandsche pa viljoen. Daartegenover, echter op groote ren afstand, is als eerste gedeelte van de Nederlandsche inzending gespaard geble ven het paviljoen van de Gulden Vlies sigarenfabriek uit Tilburg. De wind was gunstig; anders had er nog meer verwoest geworden. Thans zijn nog behouden gebleven het Javaansche en Ne derlandsche restaurant, de inzending van Bouatan en het industrieele paviljoen, dat 25 Meter links van het hoofdpaviljoen ligt. Hoe groot het gevaar voor uitbreiding van den brand was. moge blijken uit het feit. dat vonken zijn overgeslagen naar een op ongeveer 2 K.M. afstand van het Nederlandsche hoofdpaviljoen gelegen res taurant „De hut van oom Tom". Dit res taurant is eveneens verwoest. Onmiddellijk nadat het bericht van den brand bij de Parijsche politie-autoriteiten bekend was geworden, werd een groote politiemacht naar het terrein der tentoon stelling gezonden. In auto's arriveerde een groote afdeeling der Garde Republicain, die het geheele terrein rond de Nederland sche inzending afzette. De politie plaatste om een gebied van ongeveer 500 M. lengte en breedte hekken bij wijze van afraste ring, zoodat niemand, die niets op „Neder - landsch gebied" te maken had, op het terrein van den brand kon komen. Den geheelen Zondag heeft de Parijsche brandweer doorgewerkt. In den loop van den dag werd het materiaal verminderd en tenslotte rukten alle brandweerwagens in, doch tot Zondagavond zes uur duurde het spuiten met slangen gekoppeld op de waterleiding, nog voort. De puinhoop, eens het prachtige Nederlandsche paviljoen, dat duizenden bezoekers trok, een dei- grootste inzendingen van de Internatio nale Koloniale Tentoonstelling, smeulde nog steeds. Het geheel bood een trooste- loozen aanblik.Om te huilen! In den loop van den dag zijn zeker meer dan honderd duizend personen naar het terrein der verwoesting komen kijken. Explosies waargenomen. Omtrent de ontdekking van den brand in het Nederlandsche Paviljoen op de In ternationale Koloniale Tentoonstelling in het Bois de Vincennes vernemen wij nog: Toen de nachtwaker de vestiaire open de en daar binnen den brand ontdekte, toen deze juist naar buiten sloeg, hoorde hij verschelden knallen, welke naar het schijnt van explosies afkomstig zijn. Toen de brandweer op de plaats van den brand verscheen, vormde het paviljoen reeds één vuurzee. Het alarm voor den brand luidde: „groote brand, menschenlevens in ge vaar." Met zeer veel materiaal verscheen de brandweer ter plaatse en spoedig werd met ongeveer 20 stralen water gegeven. Zooals gemeld, kon de brandweer nage noeg niets uitrichten en moest zij er voor zorg dragen, dat het vuur niet naar an dere paviljoens oversloeg. Steeds hooger sloegen de vlammen. Met donderend gekraak stortten de vele kleine torentjes van het prachtige paviljoen in. Dan laaiden de vlammen weer op, totdat eindelijk alles een rookende puinhoop was geworden, die door de brandweer werd nat gehouden. Te tien uur in den ochtend kon de brand als gebluscht worden be schouwd. Bezoek van H.K.H. Prinses Juliana. H.K.H. Prinses Juliana, die nog steeds in Chevreuse woont, heeft zich gehaast naar het terrein van den brand. Toen H.K.H. het bericht van de ramp, die de Neder landsche inzending had getroffen en dat per telefoon naar Les Tilleuls was over gebracht, ontving, liet zij onmiddellijk den Nederlandschen gezant, jhr Loudon, tele- j fonisch weten, dat zij naar het tentoon- j stellingsterrein zou gaan. Nog voor elf uur arriveerde Prinses Ju liana bij de hier en daar nog smeulende puinhoop van het Nederlandsche paviljoen dat niet langer dan ruim een week geleden nog in het middenpunt der belangstelling stond voor een veel vroolijker gebeurtenis: het bezoek der Koninklijke familie. Nu was ook de algemeene belangstelling ge richt op de Nederlandsche inzending, doch de oorzaak ervan was een ramp voor ons land! H.K.H. Prinses Juliana werd vergezeld door haar Kamerheer mr. J. C. Baron Baud en de echtgenoote van den Nederland schen gezant mevr. Loudon. Op het terrein was ook aanwezig de heer mr. Swart van het Nederlandsch comité, die als vice- voorzitter H K.H. begroette. Prinses Juliana wendde zich allereerst tot den heer en mevr. Moojen, aan wie RECLAME. 5771 is ooJ( van belang voor U, Mevrouw! tj"! Ongetwijfeld behoort U tot de milliocnen vrouwen, die prijs stellen op 't bezit van een gezonde, fri^sebe gelaatsteint. De ervaring beeft U dan ook stellig reeds lang geleerd, dat slecbts 11n van de talloozc zeep- soorten welke Uw aandaebt vragen, in staat is ten volle aan Uw verwachtingen te voldoen. Die eene zeep is de wereldberoemde Palmolive, uit louter olijf- en palmoliën samengesteld. De Parijsche vrouw, wier kennis en goede smaak op het gebied der huidverzorging spreek woordelijk zijn geworden, neemt zich zeer in acht voor alle als „palm- en olijf'-zeep verkochte imitaties. U dient zich evenmin te laten misleiden door deze nabootsingen, die reeds door baar kleur aanzienlijk van Palmolive verschillen. Palmolive zeep is zachtgroen: de natuurlijke tint der olijf- en palmoliën. De imitaties echter zijn meestal hardgroen van kleur, door de bijmenging van andere vetten en verfstoffen. In bet belang van Uw teint en voor 't behoud van het jeugdige, gezonde uiterlijk, waarop U terecht trotscb is - vergeet niet, dat: ....geen enkele andere zeep Palmolivc-resultaten kan geven; ....het woord Palmolive steeds aaneen wordt geschreven; ....Palmolive zeep uitsluitend in den handel wordt gebracht ver pakt in groen erfpe papier, om geven door een zwarten banderol, met in gouden letters: PALMOLIVE Uitsluitend uit olijf- en palmoliën vervaardigd. cent per stuk \JLoJp civoxr^xuAJle (QorciAdliu/jLo^ HJ1-25A jxggxa^iggxggKSgxaexagxSgxgSxasxSSxggx zij haar groote deelneming met het zware verlies, dat hun getroffen heeft, betuigde. Met ontzetting nam de Prinses de groote verwoesting waar. Met trillende stem zeide zij„Wat ben ik blij, dat ik gisteren nog hier ben ge weest en al die mooie dingen gezien heb, voor zij voorgoed verdwenen. Ik hoop, dat wij allen diep de herinnering zullen be houden aan wat wij hier voor prachtigs hebben gehad." Daarna begaf zij zich naar het Bali neesche dorp. De Balineesche dansers en danseressen waren intusschen in hun woningen teruggekeerd, daar elk gevaar voor uitbreiding reeds te tien uur als ge weken kon worden beschouwd. Hier be tuigde de Prinses haar deelneming aan den heer Raden Soekawatti. Ruim een half uur bleef H.K.H. Prinses Juliana op de plaats van de ramp. Toen keerde zij naar Chevreuse terug, diep onder den indruk van het gebeurde. De Prinses, die in de loge van president Doumer, de rennen om den Grand Prix te Longchamps zou bijwonen heeft doen weten, dat zij in verband met den brand in het Nederlandsch Paviljoen niet aan wezig kon zijn. Zooals ook reeds gemeld, waren de Fransche minister .van Koloniën, de heer Paul Reynaud, en de organisator van de Internationale Koloniale Tentoonstelling maarschalk Lyautey reeds zeer vroeg op het terrein van den brand. Ook de Parij sche politie-perfect en vele andere Fran sche autoriteiten en vertegenwoordigers van de andere nationale inzendingen kwa men in den loop van den ochtend naar de overblijfselen van de Nederlandsche in zending. Allen, zonder uitzondering, waren diep cnóer den indruk en voelden mede het groote ongeluk, dat Nederland door dezen tiund heeft getroffen. De Nederlandsche gezant jhr. Loudon is een groot gedeelte van den dag op het terrein geweest. Er werden voorloopige besprekingen gevoerd ovpr hetgeen zou moeten gebeuren. Nog gisteravond zijn de voorzitter van het Ne derlandsch comité mr. D. Fock, prof. De Bussy, de tweede architect, de heer Van der Valk. die juist in Nederland vertoefde, naar Parijs vertrokken. Eerst daarna zul len zoo mogelijk besluiten worden ge nomen. Voorloopig gesloten. Het Nederlandsche gebied bleef gister voor het publiek gesloten. Ook het ge spaard gebleven industrieele paviljoen mocht niet worden betreden. Tengevolge van den brand is de stroomvoorziening vernield. Weliswaar is het transformator huisje, dat in de nabijheid van het hoofd paviljoen staat, intact gebleven, doch de geleidingen zijn op vele plaatsen vernield. Gistermiddag was men bezig een noodver lichting aan te brengen. Het Javaansche restaurant is gistermid dag te vijf uur gesloten. Een onderhoud met Jhr. Loudon. Gisterochtend hebben wij in verband met de ramp, die de Nederlandsche in zending op de Internationale Koloniale Tentoonstelling heeft getroffen, een on derhoud gehad met den Nederlandschen gezant te Parijs, jhr. dr. J. Loudon. Deze vertelde, dat hij Zondagochtend te half zes telefonisch gewaarschuwd werd. De gezant begaf zich zoo spoedig mogelijk naar het tentoonstelingsterrein. Nog voor half zeven was hij daar. „Toen ik aan- Geautoriseerde vert. uit het Engelsch van J. S. FLETCHER door Jhr. C. A. L. V. d. W. (Nadruk verboden). 24) Hoe onaangenaam dat ook voor mij is, ik voel mij verplicht u iets van mijn moeder te vertellen. Ik heb dat testament vanmorgen van haar gestolen, omdat ik wist dat zij daarop geen recht had, en toen ik het had ben ik op mijn rijwiel ge sprongen en naar Black Gill Junction ge reden. Daar nam ik den eersten trein naar hier om het u te brengen. Als ik dat niet had gedaan, wie weet wat er mee gebeurd zou zijn. Maythorne knikte eenige malen met zijn hoofd. Ik zat als een sukkel te kijken en kon van verbazing geen woord uit brengen. Juist, zeide Maythorne Maar u weet veel meer, juffrouw Merchison! Zij at nog een biscuit, dronk haar glas leeg en vouwde haar handen in haar schoot; zij beefde. Ja, antwoordde zij, ik weet veel meer en dat zal ik u vertellen. Luister! Ik wist van het oogenblik af, dat wij gedurende het onderzoek van het testament hadden gehoord, dat mijn moeder ontzettend ver langend was naar andere berichten daar over, maar, daar het vermist werd, had ik geen vermoeden dat zij het misschien in handen zou kunnen krijgen. Laat ik u eerlijk bekennen, mijn moeder is iemand die van geld houdt; geld is voor haar in één woord alles. Ik begreep dadelijk, dat toen oij haar opkwam dat Mazaroff wel eens Merchison zou kunnen zijn, zij zou probeeren om dat fortuin machtig te worden. Mervyn! dit was de eerste maal, dat zij mij bij mijn voornaam noem de Mervyn, heb ik niet gezegd, dat ik niet wilde dat je de nalatenschap uit handen gaf? Dat ik niet wilde dat wij dat geld kregen? Heb ik je dat niet op het hart gedrukt? Ik kon slechts bevestigend knikken; er was iets in haar toon, dat mij den mond snoerde; ik begreep ook de bedoeling van haar woorden niet. Ik wist niet, ging zij voort, wat mijn moeder van plan was: ik wist ook niet wat zij gedaan heeft; ik weet alleen dat zij op de een of andere wijze in het be zit kwam van het testament en dat ik het van haar heb gestolen. Dat is zoo gebeurd. Eergisteravond deed mijn moeder iets voor haar doen zeer bijzonders. Na het eten ging zij uit. om, zooals zij vertelde, een ouden man in het dorp te gaan be zoeken, die ziek lag. Nu is mijn moeder niet iemand, die zich veel met zieken in het dorp bemoeit en ik was verbaasd, dat zij zich in dit bijzondere geval zooveel moeite gaf Zij ging en bleef lang weg, zoo lang dat mijn stiefvader, die over het algemeen weinig opmerkt, mij voorstelde om naar het huisje van den zieken man te gaan en met haar terug te wandelen. Ik ging en hoorde dat mijn moeder daar slechts een oogenblik geweest was. Op den terugweg ontmoette ik haar bij ons huis; zij vertelde dat zij, nu zij toch uit was, nog andere oudjes had opgezocht. Dat klonk zeer onwaarschijnlijk, omdat die menschen gewoonlijk al om acht uur naar bed gaan. Ik vond daarin iets ver dachts, maar wist niet, wat ik er van moest denken! Gaat u verder, zeide Maythorne. Ver tel ons alles wat u weet. Gisteravond gebeurde weer hetzelfde, ging Sheila verder. Zij ging met dezelfde verontschuldiging uit en bleef nog langer weg. Mijn vader, die licht verkouden was, ging naar bed; daarom ging ik ook naar mijn kamer. Eindelijk hoorde ik haar te rugkomen; ik ging naar beneden in mijn peignoir en op pantoffels om te hooren of ik iets voor haar kon doen. Toen ontdekte ik iets. Denkt u nu niet, dat ik aan het spionnceren was. dat ik luistervinkje speelde, dat deed ik heusch niet; het was alles toevallig. Zij was in de kleine biblio theek; ik zag haar door de half gesloten gordijnen van de groote bibliotheek. Op de tafel in het midden stond een lamp; daarbij stond zij een stuk papier te lezen. Als bij intuïtie flitste het door mijn hoofd, dat zij daar het vermiste testament m handen had! Toen, dat beken ik eerlijk, heb ik haar beloerd. Nadat zij het papier had gelezen, vouwde zij het op, keek rond en ging naar een van de boekenkasten en stopte het papier in een dik boek Drake's Eboracum in een hoek van de kast. Ik liep weg, doch sliep niet. Ik wist dat er iets niet in den haak was. Ik was er vast van overtuigd, dat dit papier het testament was. Midden in den nacht stond ik op en ging naar beneden en haalde het papier uit het boek; het was het testament. Ik deed het weer op zijn plaats en ging naar bed, doch sliep niet meer. Ik voelde.... O, ik wist niet meer wat ik voelde! Er gebeurde hier iets slechts. Wat had mijn moeder met het testament te maken? Hoe kwam zij er aan? Op welke wijze? Was zij er bij be trokken? Maar het kon mij niet schelen op welke manier zij er bij betrokken was. Wat ik wel besefte was dit: de mogelijk heid bestond, dat als 't testament in haar bezit bleef, zij dat stuk zou vernietigen en dan dan zouden allerlei dingen kunnen gebeuren, die ik niet wenschte dat zouden gebeuren. Daarom besloot ik te handelen. Ik stond vroeg op voordat zelfs iemand van de bedienden bij de hand was. Ik maakte mij reisklaar, haal de het testament en ging op mijn rijwiel naar Black Gill Junction; het was nog donker, toen ik vertrok. Ik ging over Carlisle naar hier. En daar heeft u dus het testament. Maythorne, wiens whisky-soda nog on aangeroerd naast hem stond, nam plotse ling zijn glas en maakte een buiging voor Sheila. U is bijzonder flink, zeide hij, met bewondering. U weet in ieder geval hoe u zonder aarzeling moet handelen. Het is een rare geschiedenis, Holt. Wat vindt gij er van? Gedurende het laatste gedeelte van het verhaal van Sheila had ik aan allerlei dingen gedacht. Mijn denkbeelden waren misschien ouderwetsch, maar ik zeide wat ik dacht. Het kan zijn, antwoordde ik, dat mevrouw Elphinstone een goede en aan neembare verklaring kan geven over de wijze waarop zij aan het testament kwam. Sheila keek mij aan met flikkerende ocgen. Mervyn! riep zij uit, ik geloof dat jij vindt, dat ik haar dat eerst had moeten vragen, voor ik het stal en er vandoor ging naar jou! Neen, neen! riep ik uit. Ik Ik geloof toch, dat jij dat vindt, riep zij uit. Ik zou toch een ezel zijn geweest als ik haar had gezegd, dat ik wist waar het testament was. Dan weet ik wel wat er gebeurd zou zijn. Zij zou het voor mijn oogen verbrand hebben. Neen, er stond maar één ding te doen en dat was om het in veiligheid te brengen. Juffrouw Merchison heeft gelijk, zeide Maythorne. Het was het eenige wat zij kon doen. Hier is het en morgen zal ik het aan Crole geven. Weet u, juffrouw Merchison, uw moeder kan, zooals Holt veronderstelt, een aannemelijke verkla ring geven hoe zij aan het testament kwam. Maar onder de gegeven omstandig heden deed u het beste wat u kon doen. Wij hebben nu het testament veilig in onze handen. Sheila sprong op en begon haar mantel dicht te knoopen. Dan is het in orde, zeide zij. Ik heb mijn werk gedaan en nu ga ik weg; van nacht zal ik wel slapen. Waar ga je heen? vroeg ik. Waar je ook heen gaat, je moet mij toestaan je daar te brengen. O, dat mag je doen, antwoordde zij. Ik ga naar mijn oude schoolvriendin, Rhoda Apperly. Zij woont in een flat in Ashington Mansions in Malde Vale. Ik telegrafeerde haar uit Carlisle, dat ik vanavond zou komen. Ik voel mij best, maar je kunt wel een taxi voor me laten komen en mij wegbrengen. En morgen? zei Maythorne, met een vragenden blik. Morgen? Daarover zal ik morgenochtend wel eens nadenken, zeide Sheila. Laat Holt u morgenochtend komen halen en u naar mijn kantoor brengen, vervolgde Maythorne. Crole komt om tien uur en dan zullen wij een bespreking hou den. waarin u belang zult stellen. En tusschen twee haakjes, juffrouw Mer chison, voor u vertrekt wil ik u iets laten zien dat ik in mijn zak heb. Uit zijn binnenzak haalde hij een ouderwetsche broche met granaten, gezet in zilver, en legde die op tafel. Hij keek mij veelbeteekenend aan en nam daarna Sheila nauwlettend op. Heeft u die broche ooit meer gezien? vroeg hij. Denk eens na. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9