Uit den Leidschen Raad. 72«te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 9 Juni 1931 Derde Blad No. 21846 De Leidsche Stadhuisbouw. FEUILLETON. De Blauwe Diamanten van Mijnheer Merchison Het voorstel der rechtsche raadsfracties om praeadvies naar B. en W. gezonden tegen den wensch van het college. De verdere behandeling van het Stadhuisvraagstuk aangehouden. Vadat alle vorige agendapunten en ook I fe later toegevoegde punten z. h. st. waren jangenomen, werd begonnen aan DE STADHUISBOUW. llo. Voorstel ln zake de plaats voor den I jouw van een nieuw Raadhuis en tot be- I ïhikba ars telling van gelden, teneinde I Burgemeester en Wethouders ln de gele- I eenheid te stellen deskundig advies ln te Isinnen over het door architect Dudok Ingediende plan voor den bouw van een I nieuw Raadhuis. (129) I De heer WILMER herinnert allereerst I lortelings aan den gang van zaken in- I [lie den stadhuisbouw. Aan den heer I Dudok werden 2 plannen opgedragen, doch I ;oen het eerste gereed was, werd het 2e I plan uitgesteld om eerst het eerste te I doen bezien. Er is toen gezegd, dat de I bedoeling was den ouden gevel een pré te I «ven, doch al leek het er toen op, dit was I niet zoo. Er ontstonden echter 2 moge- I ijjkheden: le dat het plan Dudok alge- J neen zou voldoen; 2e dat de critiek richt lijnen zou geven voor een anderen gang tan zaken. Die 2e mogelijkheid ls werke- I lijkheid geworden. De ontvangst van het I eerste plan was niet zoo gunstig, dat do I raad het zou aandurven zonder meer het teaecepteeren. Zoo althans is zijn meening Is hij verkeerd, dan blijkt dat wel bij de temming over het voorstel van B. en W. I sub a. Wordt dit aanvaard, dan is z.i. het I p!an Dudok aangenomen. In die commis- I ie zouden wij ons toch kiezen een advi- I «ur, dien wij zullen moeten volgen. Luidt I tet advies gunstig, dan is toch de moge- I ikheid zeer gering, dat nog daarvan al worden afgeweken. Dit alle stemmen van buiten den raad mvan raadsleden meent hij, dat men dit |[ljn-Dudok niet wil aanvaarden zonder luidere plannen te hebben gezien. Dan ligt lil, het voorstel der rechtsche fracties voor lis hand, om eerst den heer Dudok zijn lüe plan te doen maken en daarnevens Innige andere architecten uit te noodigen lioor een of twee plannen. De raad zou die lindere architecten moeten aanwijzen, li en W. zouden het voorstel dan in prae- lidvies kunnen nemen. Men kan zeggen: gij had dit voorstel jannen doen den dag na den brand, doch feit verwijt wijst hij af. Hij had ook zoo'n I vorstel willen doen, doch er bleek dat de I ludsmeerderheid op 'n ander standpunt Isond. Hij verwijt den raad ook niets in line, doch het feit is er nu eenmaal, dat Ide raad destijds één architect koos. Hij I reent echter, dat duidelijk is gebleken lie wenschelijkheid van het kennen van Izeerdere architecten. I Spr. licht dan de vier punten van 't voor- I stel der rechtsche fracties kort nader toe. IHij gelooft daarbij, dat de oude plaats de I loorkeur verdient en dat de raad 't daar- I mede ln meerderheid eens is. Volgens den lieer Dudok is de plaats voor een nieuw I Stadhuis in de Breestraat echter te klein. I Mogelijk zullen anderen er ook zoo over lienken, vandaar zijn opmerking: met mo- I lelijkheid tot uitbreiding tot de Koorn- I Inigsteeg. 1 Zooals gezegd, ziet hij deze voorstellen I siarne in handen van B, en W. voor prae- I advies. Uitstel beteekent dit z.i. niet, liant B. en W. zouden het bij aannemen lloch moeten uitwerken. Dit kunnen B. en IW. echter beter doen in een praeadvies en lündaar zijn gedachtengang in dezen, 1 Herhalen wil hij, dat de commissie van B en W. den raad zou vastleggen bij een puistig advies, Z.i. zou de raad dan zich moeilijk meer kunnen terugtrekken. De heer PARMENTIER meent, dat wij inzake het Stadhuisvraagstuk in een moe- :as zijn terecht gekomen. (Geroep: Door wie') De VOORZITTER vraagt niet te Inter- I rumpeeren. De heer PARMENTIER wijst er op. hoe B. en W. eerst het plan Dudok gelukkig noemden, doch daarvan later zijn terug gekomen. De critiek is nu losgekomen! Eerst iets over de plaats. Besloten werd voor nieuw-bouw een plaats nader aan te wijzen. Dat kan dus overal zijn. Twee plannen zijn aan bod geweest buiten de Breestraat. le. aan de Lammermarkt, die B. en W. verwerpen, steunend op den heer Dudok en den heer De Blaauw. Spr is het daar mede eens. De omgeving is z.i. derderangs en verandering is vooreerst niet te ver wachten. Los van het bezwaar van de verwijde ring van de molen de Valk en van Amicitia. Na behandeling dezer laatste kwestie in de C. v. F. is hij het ermee eens, dat aan Amicitia geen bouwvergunning is te wei geren. Men zou de erfpacht kunnen af- koopen, doch dat zou zeer lang duren, waarvoor hij niet voelt, te minder, waar z.i. de Breestraat dé voorkeur heeft en vooral als men den ouden gevel wil, waar voor hij wel voelt, al wil hij zich nog niet vastleggen. Spr. haalt dan het adres der S.D.A.P. aan van 3 Juni. Er staat op .vertrouwelijk" doch de hoofdzaak was reeds lang bekend gemaakt in de pers. Dat vindt hij vreemd. De VOORZITTER zegt, dat het college van B. en W. er het woord vertrouwelijk opdrukten. De heer PARMENTIER trekt dit dan in. De S.D.AP. verwijt het college gebrek aan eerbied voor haar voorstel doch spr. begrijpt dit niet. Het plan is geenszins genegeerd. Het is uitvoerig gepubliceerd, o a. in het L. D.! Dan iets over het voorstel der rechtsche fracties. Bevreemden zal het geenszins, dat hij daarvoor warm voelt. Spr. schetst eerst nog even in 't kort hoe men gekomen is aan de enkelvoudige opdracht. Had de heer Dudok gewild aan een meervoudige opdracht, dan zou de enkelvoudige op dracht er niet zijn gekomen. Dat zou zijn aan te toonen uit allerlei aanhalingen uit de stukken. Spr. citeert in dezen, hoe ook wethouder Splinter er aldus over dacht. Tot 2-maal toe erkende deze feitelijk voor meervoudige opdracht te zijn. De heer Dudok verklaarde zich tegen, niet in dit speciale geval doch omdat zijn ervaringen met meervoudige opdrachten te slecht wa ren, dus in het algemeen, Ook de voorzit ter liet dit duidelijk uitkomen. Zonder dit bezwaar van den heer Dudok zou ook hier zijn gekomen een meervoudige opdracht.' Doch zie nu naar Den Haag! Daar doet hü wel aan een meervoudige opdracht B. en W. hadden z.i. nu zelf kunnen ko men met een meervoudige opdracht. De heer Dudok is steeds geprezen, als de man, die Leiden zoo goed kende en zich zoo goed kon aanpassen aan de omstan digheden, ook door den voorzitter, die sprak over een goed aanpassingsvermogen. Nu kan men van smaak verschillen, doch dit gepubliceerde plan past toch niet in dc omgeving, oordeelt spr. De heer Dudok erkent dat zelf ook, waar hij zich de om geving wii doen aanpassen aan zijn eigen ontwerp. Gezien de sfeer ter plaatse, was van den heer Dudok p-ct t v u-wachten een volgen zonder meer, dcch wel een zooveel mogelijk aanpassen. Maar dit laatste zelfs is niet het geval, gelet op de bruggen bij Hoog straat en Korenbeurs etc. En aanpassing daarvan aan Dudoks plan is z.i. niet te eischen. Spr. had verwacht, dat het college nu de heer Dudok het aanpassen heeft, losge laten (de zaken omdraaiend) zelf gezegd zou hebben: dat gaat niet, nu vragen wij een paar anderen erbij. Bij een meervoudige opdracht behoeft het plan Dudok niet weggelegd te worden, het blijft bestaan. De heer Dudok zelf er kende, dat de Raad altijd nog een ander kon hooren. als onverhoopt de Raad zijn plan niet wilde. Er is dus ten aanzien van den heer Dudok geen enkel bezwaar. Als spr. nu den toren wil bespreken, vraagt de VOORZITTER zich zakelijk te houden en niet in details af te dalen. De heer PARMENTIER meent ook hier bij zakelijk te zijn. De "heer Dudok zeide, dat de toren niet tegelijk te zien was met het oude gedeelte, doch dit is van de Bree straat af wel degelijk het geval, Is dat eerlijk in de bouwkunst, ja dan neen? Er zijn er, die den toren verdedigden, doch spr verwijst naar den heer Gerstel uit Rotterdam, die het oordeel van wijlen dr. Overvoorde aanhaalde. Spr. citeert. Een toren ln ouden trant is z.i. dan ook zeer wel moeelijk. Ook Den Haag besloot, gelijk gezegd, tot meervoudige opdracht. Spr. wijst dan op de adressen van totaal 282 personen, waartegenover een adres van 22 staat. Spr. haalt uit die 282 personen dan een reeks bij uitstek des kundigen aan, wo Cornells Veth, die zoo juist zeide, dat de heer Dudok deze op dracht niet had moeten aanvaarden. Spr. wijst vervolgens op de enquête van het L D die hem zooveel zegt. Als de L, Crt. en N L Crt. hetzelfde hadden gedaan, zou de stemming tegen Dudok fabelachtig zijn geweest. Nu kan men zeggen: wat zegt de volks- meening. doch z.i. is die wel degelijk van belang. Hu is blij dat het .,L. D" de enauête hield. Spr. doet een ernstig beroep op het College om 't voorstel der rechtsche frac ties over te nemen of hierover praeadvies uit te brengen. (Reeds geplaatst in een gedeelte van onze vorige oplaag). De heer BOSMAN heeft met bevreem ding het rechtsche voorstel gezien, onder teekend door de leiders dezer drie partijen. Hij betreurt dit, omdat z.i. de Stadhuis bouw zoodoende een politieke zaak wordt, daar hij aanneemt, dat de leiders de partij achter zich hebben. Bovendien vindt hij het een groote onbeleefdheid tegenover B. en W Het college heeft steeds de lei ding gehad, nu nemen de leiders der drie rechtsche fracties de teugels over. En dit Juist tegen eigen wethouders. Het voorstel zelf besprekend, oordeelt hij punt 1 overbodig, gelet op 2 en 3. Een 2e plan Dudok zonder ouden gevel lijkt hem niet meer noodig, wanneer men ande ren kennen wil. De heer PARMENTIER: Het Is toch be sloten, 2 plannen Dudok. De heer BOSMAN: Zeker, doch laat men dan op dat voorstel terugkomen. Voorts heeft spr. bezwaar tegen sub 4. Hij oordeelt de Breestraat verkeerd, zijnde veel te smal. Over 100 jaren zal men wel licht spreken van een steeg. Neemt men dan toch meer deskundigen, dwing ze dan niet. Iaat ze zelf vrij in de keuze der piaats etc. De heer v. ECK erkent, dat de Stadhuis bouw een lijdensgeschiedenis is geworden; de natuurlijke oorzaak daarvan is," dat moeilijk eenstemmigheid is te verkrijgen en daarnevens staat de neiging van den raad terug te komen op genomen beslui ten. Zie b.v., hoe het 2e plan Dudok is ge traineerd door een rechts voorstel. Nu weer een rechts voorstel om terug te komen op de enkelvoudige opdracht en te nemen een meervoudige opdracht. Dat had bij de eerste behandeling moeten zijn gebeurd. De heer HUURMAN: Dat is toch voor gesteld. De heer v. ECK: Ja. doch verworpen! Nu heeft een tegenstander van toen dit voorstel mede onderteekend. Heeft hij bezwaar tegen terugkomen op het voorstel, des te meer, nu op de agenda n=gt staat het voornemen op een besluit terug te komen, zoodat volgens het regle ment van orde dit voorstel thans niet be handeld worden kan. Gewoonlijk hand haaft de voorzitter dit reglement van orde streng, hij hoopt, dat dit nu ook zoo zal zijn. Het voorstel moet z.i. gaan naar B. en W. voor praeadvies. De heer SCHÜLLER zal na deze verkla ring van den leider zijner fractie, eerst nog even zwijgen, want anders zou hij de zelfde fout maken als de heer Parmentier en buiten de orde gaan. De heer HUURMAN wil antwoorden op de opmerking van den heer Bosman, die hem al zeer vreemd voorkomt. Gewoonlijk zijn diens opmerkingen nog al raak, doch nu zijn ze buiten de zaak om. Van het maken van deze kwestie tot een politieke is geen sprake. Het Is toch heel gewoon, dat ook de raadsleden elkaar wel eens spreken, ook in deze materie en dan komen tot een gemeenschappelijk voorstel. Dat men B. en W. het beleid uit handen zou willen nemen, is even onjuist, spr. heeft juist altijd verdedigd het tegenoverge stelde. Doch zie de adressen der 186 e. a. Dat zegt toch wel Iets. Zijn al die men- schen dan onbeleefd? De voorzitter wilde zelf critiek. Welnu, deze ls afgekomen, doch heeft het college nog niet gebracht op het z.i. aangewezen pad. Want als zoo danig beschouwt spr. niet dit voorstel over een commissie, die veel heeft van een jury, hetgeen B. en W. destijds weigerden. Als B. en W. nu zelf voorlichting nog noodig oordeelen, is het dan zoo vreemd, dat nu een drietal rechtsche raadsleden hetzelfde vragen in den vorm van hun voorstel? De heer BOSMAN: Het is geen verzoek, doch een voorstel De heer HUURMAN: Wij zijn met prae advies al tevreden; bedoeld wordt natuur lijk een verzoek. Voldoet het Stadhuis van den heer Dudok in Hilversum uitstekend, hier ls dat z I. niet het geval door de om geving, hoezeer hij overigens indeeling etc. toejuicht. Het college ls ook niet zoo una niem het eens. De VOORZITTER: Het college heeft zijn oordeel nog niet gegeven. De heer HUURMAN: Toch durf ik wel zeggen, dat B. en W. ook niet enthousiast zijn en als reddingsplank wordt B. en W. nu het rechtsche voorstel toegestoken. De commissie, die B. en W. voorstellen, bestaat hoofdzakelijk bovendien uit per sonen, die Dudok's stijl onvoorwaardelijk steunen. Dat is toch verkeerd voor een vol komen objectief oordeel. Mede ook daar door het voorstel van rechts, Dudok latend de 2e opdracht en voldoende tevens aan den wensch Dudok grooter terrein be schikbaar te stellen voor nieuwbouw zon der ouden gevel De drie onderteekenaren willen B. en W. niet de leiding uit handen nemen, die lei ding Is goed. behalve dan in de Stadhuis- bouw-kwestie. (Gelach). De heer WILBRINK heett het voorstel Wilmer en Huurman mede onderteekend en zal zeggen waarom. De heer SCHÜLLER: Dat wil ik graag weten. Wat voor salto-mortale volgt nu weer? De heer WILBRINK ziet met vreugde, dat men naar zijn opinie belangstellend is. Spr. is destijds met enkelvoudige op dracht meegegaan omdat deze volgens het betoog van den voorzitter ten zeerste in het belang zou zijn van de stad. daar meervoudige opdracht niet het beste zou geven. Spr. gaat nader op dit betoog in en hij is daardoor overtuigd. Bovendien bleef de raad volledig vrij als de heer Dudok niet zou voldoen, tegen de verwachting In De heer D. zou zich volledig aanpassen, ook aan Leidsche toestanden. Dit plan-Dudok heeft echter geenszins algemeene bevrediging gewekt, al is mis schien een kleine meerderheid in dezen raad er voor te verwerven. Aan de Visch- markt is echter niet voldoende rekening gehouden met de omstandigheden. Spr. schaart zich vrijmoedig achter de critiek daarover geuit, gelet op wie deze uitte. Spr. citeert ook den heer Dudok zelf hierover, zooals reeds is gedaan. Wie zich eerst achter B. en W. schaarde, is toch volledig bevoegd zich nu af te scheiden. De heer Dudok heeft een goede indeeling gevonden, een goede oplossing voor den ouden gevel, economisch een goed verzorgd plan gegeven, doch de ach tergevel aan de Vischmarkt bevredigt geenszins en dat zal nooit gebeuren. Niet uit onbeleefdheid tegenover B. en W. on dersteunde hij het voorstel-Wilmer en Huurman, doch omdat hij meende, dat I teruggekomen moest worden op de enkel voudige opdracht, nu de resultaten van enkelvoudige opdracht hebben gesproken. Gaarne neemt hij een terugkomen op ccn raadsbesluit in deze kwestie op zijn verantwoording. Zelfs niet aan den kun- stenaarsnaam van den heer Dudok mag het belang der stad worden geofferd. Zijn naam halen wij bovendien niet naar be neden. De commissie van B. en W. geeft niet voldoende dekking. Ook gevoelsargumen ten spreken hier mee. De burgerij moet het „stadshuis" even eens vinden een mooi gebouw. Het moet meer zijn dan een kantoorgebouw: het huis der burgerij, waarop de bevolking met trots kan wijzen. Dat kan de burgerij niet op dit plan-Dudok, dat niet geeft een beeld van een „huis der burgerij", zooals spr. dit ziet. Er is nu nog gelegenheid voor verbe tering en daarom wil spr. deze benutten. De VOORZITTER zegt, dat nog bijkans niemand iets heeft gezegd over sub b van B. en W. (de plaats). De heer VAN ECK doet het voorstel punt 11 aan te houden tot het praeadvies er is over het voorstel der rechtsche fracties. De VOORZITTER: wij hebben toch geen praeadvies toegezegd De heer VAN ECK: er mag volgens het reglement van orde toch niet over het voorstel zelf gesproken worden, alleen over de wijze van behandeling. De heer WILMER is het niet eens met den heer Van Eek, dat het voorstel is in strijd met het reglement van orde, doch hij vindt het uitstekend als het voorstel gaat naar B en W. voor praeadvies en daar mede voor vandaag te besluiten. De VOORZITTER wil dan aan de orde stellen de wfjze van behandeling van het rechtsche voorstel. De heer ROMIJN had zelf een motie ge reed tot uitstel tot Sept. en tevens dan een commissie uit den raad ad hoe te benoe men om B. en W. terzijde te staan, doch hij zal deze nu maar laten rusten. De heeren SCHÜLLER. GROENEVELD en VAN ECK doen een voorstel tot uitstel tot het praeadvies Van B. en W. er is over het rechtsche voorstel. Wethouder SPLINTER zet uiteen, waar om B. en W zijn gekomen met het voorstel van een commissie, ter hunner voorlich ting. Het eerste plan-Dudok is aan de critiek overgegeven, de critiek is losgeko men voor en tegen. Naar aanleiding van die critiek hebben B. en W. een onpar tijdige commissie van advies gevraagd. Die onpartijdigheid is wel aangetast, doch dat betwist spr.. die even gaarne anderen had aanvaard, zoo die waren voorgesteld Wat betreft het niet eenstemmig zijn van B. en W„ het college is dit in Ieder geval wel ln het voorstel tot deze com missie, dat con amore is gedaan. Wat het voorstel Wilmer-Huurman-Wll- brink betreft, de zaak ls nog niet af. B. en W. hebben immers nog niet gepraeadvi- seerd over het plan-Dudok. Na dit prae advies (spr. erkent eerst te zijn geweest voor meervoudige opdracht) is men nog altijd vrij voor zoo'n meervoudige op dracht. Laat men nu eerst dit praeadvies afwachten De heer Dudok wenscht geen detailcritiek, doch hij zal niet halsstarrig verbetering weigeren. De raad. hij her haalt het, blijft ten allen tijde vrij. Spr. ziet niet in, waarom B. en W. de gelden te onthouden om voorlichting te krijgen: bovendien vindt hij het niet bil lijk tegenover den heer Dudok aldus terug te komen op een genomen raadsbesluit. Den heer D. moeten wij geven het volle pond en dientengevolge wil hij eerst des kundig advies inwinnen en zijn B. en W. tegen praeadvies over het voorstel der rechtsche fractieleiders, dat te vroegtijdig is. Laat men dit voorstel terugnemen, an ders stellen B. en W. voor aanhouden tot het advies over het plan D. is behandeld. De VOORZITTER releveert alle voorstel len die ter tafel zijn, die dus alle be handeld kunnen worden. Nu is gekomen een voorste] van orde over het rechtsche vGorstel. Wethouder Splinter heeft zich wethouder volledig. Waarom f. 3000 ge weigerd voor een deskundigen advies verzet tegen praeadvies en spr. steunt den aan B. en W. gewenscht opdat het college praeadvies kan uitbrengen aan den raad? Deze blijft toch steeds vrij. Het college heeft nog geen meening over het plan D alles wat daarover ls gezegd, is onjuist. Het Is praematuur te spreken van een oordeel van het college over het plan D. Spr. dringt dan ook aan op intrekken van het rechtsche voorstel tot B. en W. hun praeadvies hebben gegeven. Nu is het voorbarig, nu is het een terugkomen op een raadsbesluit. Straks kunnen de heeren er mee terugkeeren. zoo zij dit willen. De heer GROENEVELD oordeelt, dat het rechtsche voorstel buitengewoon wel willend wordt behandeld. De heeren doen staand de vergadering een voorstel terug te komen op een genomen besluit en dat kan volgens het reglement van orde alleen, als het uitdrukkelijk op de agenda heeft gestaan. De voorzitter had daarover dus niet mogen laten praten. Als met 't regle ment van orde aldus wordt omgesprongen, is dat. zeer gevaarlijk voor de toekomst, waarschuwt spr. De VOORZITTER wijst er op, dat eenige maanden terug hij een adres van de j andere zijde over verschillende werken I ter bestrijding der werkloosheid zeven S.D.A.P.'ers gesproken hebben over de wijze I van behandeling. Dus ook voor die zijde is hij dus wel zeer coulant. De heer WILBRINK is het er niet mee eens, dat het voorstel van rechts voorba- rig is. Bij enkelvoudige opdracht heette een commissie onnoodig en waarom vra gen B. en W. dan nu pas zoo'n commissie, nadat zoovele maanden zijn verstreken, sinds het plan D. bekend is? Daarvoor moeten wel zeer bijzondere redenen zijn, doch die worden niet gegeven. Men kan bevroeden niet overeenstemming in B. en W. al ls hun oordeel dan niet gevormd, naar het heet. Bestond er toch wel homo geniteit, waarom dan zoo'n commissie? Z.i. was die dan heelemaal niet noodig. daar B. en W. immers beschikken over deskun digen in eigen gemeente-krachten' Moet er toch een commissie zijn, dan is het voorstel van rechts bovendien beter [Geautoriseerde vert. uit het Engelsch van S. FLETCHER door Jhr. C. A. L. v. d. W. (Nadruk verboden). 1) De heer Elphinstone legde zijn herin- teringen ter zijde, nam zijn bril af, ging ontbijten en na 'n slokje thee te hebben Women wendde hij zich tot zijn stief- dochter. - Als wij eens navraag deden op High «P Lodge? stelde hij voor. Misschien 'tet het werkvolk van Verner iets. Ik ge bot dat hij nachtwakers heeft. -Goed! zei Sheila. Dan zal ik mijnheer ™lt daarheen brengen. Dat ls mijn neef «einer Courthope. Uw vriend kan daar oisschien geweest zijn. We zullen hem han zoeken. WIJ ontbeten haastig en vertrokken. I Jevrouw Elphinstone gaf ons eenige nut- J'e wenken en mijnheer Elphinstone ver- jxnt mij, om zoo spoedig als ik Mazaroff gevonden (zijn verdwijnen scheen -'o niet bijzonder te verontrusten) terug "temen om zijn boeken en foto's te be tten. -Mijn neef heeft eenige jachtvrienden ■t'Ogeerd, deelde Sheila mede, toen wij Plaats van bestemming, een laag ge- te midden van dennenhout, nader- j?1- Behalve hij en zijn directeur de Wrthopes zijn bankiers, weet u, in de ril is er een dokter uit Londen, JJC'eshare, die ik eveneens verfoei! Zij den geheelen dag op jacht en ik ge loof dat zij den geheelen nacht door kaartspelen of biljarten. Zij zullen nu wei aan het ontbijt zitten Zij was blijkbaar goed thuis op High Cap Lodge, want ze bracht mij onmiddel lijk in de hall, een gang door en maakte een deur open, die uitzicht gaf op de heide. De drie heeren. die aan de ontbijt tafel zaten, keken verwonderd op bij onze binnenkomst. Ik nam hen een voor een goed op, want ik kreeg een ingeving; ik was achter dochtig Ik herinnerde mij, dat Mazaroff mij dien eersten dag had te kennen ge geven, dat hij iemand over zaken wenschte te spreken. En daarom achtte ik het niet onmogelijk, dat hij toen een dezer Londensche heeren bedoelde; twee van hen waren in ieder geval bankier. Mijn oppervlakkig onderzoek dezer hee ren bracht mij niets verder. Een van hen, blijkbaar de gastheer, was een jong- mensch met een zwaarmoedig en norsch uiterlijk, vrij knap. maar met te zware kaken en met een boosaardlgen blik in zijn oogen; ik begreep dadelijk dat het hem niet beviel om mij in Sheila's gezel schap te zien. De tweede was een sluw uitziend man van middelbaren leeftijd, met een keurig onderhouden baard en eer. verwaand uiterlijk; dat bleek de directeur te zijn. En de derde was een groote, zware kerel, met gladgeschoren gezicht, groote neus, dikke lippen, wier fréttenoogen zich dadelijk op mijn metgezel richten op een wijze, die mij, hoewel ik hier vreemd was, prikkelde. Sheila schonk weinig aandacht aan de beide gasten; zij ging rechtstreeks naar Courthope. Verner, zeide zij, dit is mijnheer Holt, wiens vader een oud vriend is van mijn vader. Mijnheer Holt kwam een paar da gen geleden per auto met een vriend, mijnheer Mazaroff, in „De Houtsnip". Gisteravond ging mijnheer Mazaroff wandelen en hij keerde niet terug. Heb jij of iemand hier, iets van hem gehoord of gezien? Verner Courthope was zoo beleefd om eenige belangstelling te toonen. Noen1 hij, noch een zijner gasten wist echter iets mede te deelen. Courthope ging daarna met ons naar een schuur aan den achter kant van het huis, waar wij een paar jachtopzieners en eenige andere mannen aantroffen. Ook zij konden geen berich ten geven. Hij beloofde echter, dat hij ge durende de jacht goed zou laten uitkij ken. Tot mij maakte hij slechts een op merking. U is alleen voor een paar dagen hier? vroeg hij eenigszins nieuwsgierig. Niet om te blijven? Wij zouden een korten tijd hier blij ven antwoordde ik. Hij knikte en Sheila en ik gingen terug in de richting van Marrasdale Tower. Wij hadden nog maar korten tijd gewandeld, toen zij mij plotseling aankeek met een blik, die bewees dat zij er zeker van was dat ik zou begrijpen wat zij ging zeggen. Als men iemand wil leeren kennen door zijn gezelschap, zeide zij bitter, wat dan te zeggen van mijnheer Verner? Zag u ooit twee verachtelijker menschen dan Armintrade en Eccleshare? Ik walg ervan om naar hen te kijken! En en toch wil moeder, dat ik met Verner trouw; daar staat zij op! Ik doe het in geen geval! HOOFDSTUK V. Mijn geheim. Ik was zoo verbluft door dezen vertrou- welijken uitval, dat ik geen woord wist te zeggen en mijn metgezel aankeek als een verlegen sukkel. Zij bloosde, maar werd nog vertrouwelijker. U vindt het zeker heel gek, dat ik zoo Iets zeg. Zou u gedwongen willen wor den om Iets te doen, waar u niets voor voelt? Ik keek haar strak in het gezicht, zoo dat zij nog sterker bloosde. Voor zoover ik u heb leeren kennen, zeide ik, geloof ik niet, dat er iemand is, die u zou kunnen dwingen om iets te doen wat u niet bevalt! Ik zou willen dat mijn eigen moeder dat begreep! Zij is al twaalf maanden bezig met Verner Courthope aan mij op te dringen enIk wil niet! Houdt u niet van hem? Neen! Je kunt met hem praten over honden en paarden en hij heeft ook veel goeds, maar met hem trouwen neen! Dat nooit! Waarom is mevrouw Elphinstone daar zoo op gesteld? O, dat weet ik niet. Zij en zijn moe der bedisselen dat onder elkaar. Verner ls na den dood van zijn vader in naam di recteur der bank geworden en hij is ont zettend rijk. En ik geloof, dat moeder dol is op iedereen die er warmpjes in zit. En uw vader? Aan mijn vader heb ik evenveel als aan de boeken in zijn bibliotheek. Hij leeft in een andere wereld dat zult u wel zien. Behalve met zijn boeken en zijn ver zamelingen bemoeit hij zich alleen maar met iets als moeder het hem zegt. Wat is u dan van plan te doen? Zij keek mij schalksch aan en daarbij vlei mij op, dat haar linkeroog loenschte, evenals, maar duidelijker, dat van Maza roff. Daardoor kwam ik weer tot het be sef. dat ik met zijn dochter sprak. Be halve deze zwakke gelijkenis zag ik geen andere. Wat ik ga doen? vroeg zij. Mijn moeder en Verner schaakmat zetten. Waarom? Omdat ik met iemand anders wil trouwen! Wij keken elkaar aan. Is ls er iemand anders? Neen! Ik wist niet wat lk toen moest zeggen. Ik had haar gaarne verteld, dat lk van het eerste oogenblik af, dat ik haar zag, verliefd op haar was geworden; daar voor had ik geen gelegenheid want, wij ontmoetten den heer Elphinstone, die wederom met zijn gedachten in hoogere sferen verkeerde. Toen hij ons zag, keerde hij tot de werkelijkheid terug. Dat is waar ook! riep hij uit. Ik was geloof ik juist van plan u tegemoet te loopen. Holt je moet bij ons komen lunchen. Ik moet je vele herinneringen aan je vader laten zien. Hij en ik. Dat is bijzonder vriendelijk van u, mijnheer Elphinstone, maar ik kan dat niet doen vóór ik iets weet van mijnheer Mazaroff. Ik moet alle mogelijke moeite doen om hem te vinden. Hij knikte eenige malen met zijn hoofd O, juist, de vermiste vriend! riep hij uit. Dat is waar! Ik was dat vergeten. Treurig! En heeft u nog iets gehoord? Niets, en daaróm moet ik maat regelen gaan nemen. Wat is u van plan? vroeg Sheila. De politie in den arm nemen en het geheele district laten doorzoeken. Er is geen tijd meer te verliezen; daarom zult u mij wel willen toestaan om verder (e gaan, niet waar? Zonder meer iets te zeggen ging ik heen; ik begreep zeer goed, dat ik Sheiia nog vele malen zou ontmoeten. Elphin stone riep mij na: Als gij niet komt lunchen, kom dan dineeren Breng uw vriend mee het zal mij aangenaam zijn hem te ontmoeten. Als antwoord wuifde ik met de hand en ging naar de herberg. Webster stond bij de deur. Iets gehoord? vroeg ik. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9