DEZE ERNSTIGE
WAARSCHUWING
e gezonken schaT
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 11 Mei 1931
Derde Blad
No. 21823
Koloniale Tentoonstelling 1931 te Parijs.
KERK- EN SCHQQLNIEUWS.
RADIO-PROGRAMMA.
FAILLISSEMENTEN.
FEUILLETON.
„Daar is wat schoons te zien".
was de groote dag, dat de Pre-
de Republiek, onze minzame
zijn
beminlijken glimlach
tuiden over a> dat schoons, dat in
i maanden tijds te Vincennes werd
Ewken dat al wat in Parijs telt, zich
en hooge hoed naar het
£,1 Museum had opgemaakt om te
m ilaar de wijze woorden van den
rhalk Lyautey. naar den Castellane,
resident van de Conseil Municipal.
Jen prins di Scaiea, den oudste der
wreerd Commissarissen en „last not
„aar den mondainen Paul Reynaud,
ongen Minister van Koloniën, wiens
h een lange rij van lofliederen was op
en veel, en niet het minste op eigen
Paul Reynaud was de groote man,
lof voor Gaston Doumergue een rui-'
weerklank vond in de tot berstens
!™]de zaal. Castonnet lachte bemin-
óan ooit en het moet hem inderdaad
„vallen zijn zelfs na de hulde, die
namelde menigte hem bracht zijn
i om een verlenging van zijn Presi-
[hap niet te aanvaarden, te hand
dag was Nederland aan de beurt,
u officieel, doch het Comité Géné-
cln afwijking met den Gedelegeerd
muis er blijkbaar wel prijs op
jü de Pers het publiek van voor-
ia tót. over wat Nederland gepres-
jjell. had een beminnelijke uitnoo-
an de vertegenwoordigers van
Kf,; tn Hollandsche Pers gezonden
Tfuriijoen te komen bezichtigen en
I as jfloop aan een lunch te veree-
leelukkigerwijze was de voorzitter van
Hollandsche Comité, Exc. dr. D. Fock,
Jnderd deze bijeenkomst bij te wonen,
(i de heer Swart hem vertegenwoor-
De heer Swart. namens dr Fock,
jen hartelijk welkom toe aan allen.
Langename redevoering, die ongeluk-
wijze hier en daar een kleine recht-
ig behoeft In de allereerste plaats
wees de heer Swart er op, dat het
erend Comité er steeds op uit was
ist de Pers, Fransch, zoowel als Hol-
ch, op de hoogte te houden van de
ringen, plannen en uitvoering van
(ederlandsche participatie. Het mag
zijn. dat het Uitvoerend Comité
ip is uit geweest, doch het kan niet
nd worden, dat het te Parijs geves
lid van het Comité deze taak al zeer
doende heeft uitgevoerd. Doch afge-
tan dit feit, hetwelk op zichzelf be
id niet sympathiek is, zijn er'an
alen die zwaarder wegen
land heeft te Vincennes schoon werk
ït: daar is een complex van ge'oou-
opgericht, dat niet alleen de trots
•ns, Groot-Nederlanders, zal zijn,
dat tevens de bewondering en eer-
zal afdwingen van elkeen, die deze
onstelling zal bezoeken. En de man,
ontwerpen in de prijsvraag werden j
en boven alle ontwerpen In het duis- I
houden. £ijn naam wordt gesteld op i
Ifden rang als de artisten, die onder-
j verzorgd hebben, verzorgd hebben
n wijze, die ongetwijfeld meer dan
"dient, doch die toch slechts details
verzorgd van een reuzenarbeid,
elkeen, die weet, wat daar te Vin-
Is gedaan, voor een ieder, die deze
nstelling zal bezoeken, mag de naam
én architect, den ontwerper en uit-
er en speciaal op het laatste woord
den nadruk leggen, niet in het duis-
a zelfs niet in de schemering blijven
Ofschoon we allen ons glas heb-
pgeheven, toen de heer Swart zijn
enschen aan den heer Moojen. den
egeerd commissaris van het Uitvoe-
Comité, aanbood, willen we toch niet
ten dat het ontwerp van het hoofd-
w dat is van den architect Zweedijk.
èm de uitvoering was toevertrouwd
at het grootste gedeelte van de eer
én heer Moojen bewezen, aan Zwee-
den bescheidene, toekomt,
wenschen niets af te doen aan de
wijfeld zeer groote verdiensten en
van den heer Moojen, die van het
'1 een kunstwerk heeft gemaakt in
olmaakte harmonie, die een waarde-
leiding heeft gegeven aan een
tsch werk, dat inderdaad niet te on-
hatten valt, doch, eere wien eere
"mt en voor het hoofdgebouw, dat
in ieder geval den toon van het ge
heel aangeeft, hadden wij gaarne den
naam van Zweedijk een meer importante
plaats hooren doen inruimen
Zweedijk is nog jong doch niettemin
heef hij zijne sporen in Indië verdiend.
In Soerabaija toch heeft hij niet minder
dan 175 moderne huizen gebouwd ais
architect, waarvan zelfs een vijftigtal in
eigen uitvoering tot stand kwam Daar
naast nog verschillende grootere gebou
wen als bioscopen enz. en voor een elk,
die weet welke eischen tegenwoordig in
Indie worden gesteld, moet dit tellen.
Zweedijk, die uit velen werd verkozen
met het ontwerp voor het Paviljoen der
Nederlandsche deelname, heeft een schep
ping tot stand gebracht, die er wezen
mag. Zij het ook, dat zijn oorspronke
lijk plan dat slechts 3000 vierkante meter
besloeg, verschillende malen door drang
van plaatselijke omstandigheden werd ge
wijzigd, tot het ten slotte het dubbele
grondoppervlak innam, is het hem gelukt
voet bij stuk te houden en een geheel te
geven, dat in principe vrijwel het origi
neel gelijk bleef. Een uitgesproken stijl
daarin is niet aan te treffen, het is een
mengeling van Balische, Sumatraansche
en Javaansche kunst. Het lijkt onwaar
schijnlijk uit dit mengelmoes een harmo
nisch geheel samen te bouwen, doch het
is Zweedijk op treffende wijze gelukt. De
imposante facade, die niet minder dan
110 meter meet, wordt geflankt door twee
pagoden, die tot een hoogte van circa 150
meter naar den hemel optorenen.
Binnenkomende in de groote hall, waar
voor de kostbare inhoud nog uit Indie
moet arriveeren, vinden we wandschilde
ringen van de Nederlandsche schilders
Sayers en Pollides. Sayers, bekend door
zijn werk uit Ball, heeft zich op het in-
landsche leven van vrpeger dagen en het
heden geworpen. Zijn doeken, die een
groote ruimte bestrijken, zijn schoon van
conceptie zoowel als van kleur en geven
een goed beeld van wat de Indische cul
tuur is. Zij geven den indruk van oude
tempelfriezen, in de strenge harmonische
lijnen, waarin hij de vormen van zijn
onderwerpen heeft weten te gieten.
Pollides daarentegen toont ons eenige
staaltjes uit de oude geschiedenis van de
Westersche kolonisatie. Wij zien Cornells
Houtman zijne opwachting maken bij een
Indisch vorst, wij zien de stichting van
Batavia en ofschoon wij, voor ons, wel
licht de kleuren iets intensiever en ster
ker zouden hebben gewenscht, blijft het
feit, dat ook deze wandschilderingen het
zeer goed doen.
In de rond uitgebouwde vleugels van
de hall vinden we twee diorama's van
den schilder Eland, voor een ieder, die
coit voet aan wal gezet heeft in onze
overzeesche gewesten, zeer zeker geen on
bekende. Eland blijft zijn roem trouw.
Eland, die ons Oosten door zijn geboorte,
door zijn jarenlang verblijf zoo door en
door kent, geeft, ons eersten een gezicht
op Bali, waar de hooge bergtoppen door
een ondergaande zon als in vuur worden
gedompeld. Diep grijnst het dal ons toe
en op den voorgrond zijn nog in vredige
rust van laten avond enkele inlanders
aan den arbeid. Als sterk contrast vindt
men in den anderen vleugel een zonge-
teisterd Preanger landschap. Eland heeft
hier alle Westersche cultuur verre gehou
den; op den stoffigen weg, die zich
langzaam tegen den berg opslingert, snort
geen Europeesch. vervoermiddel, geen
Westersch huis is te bekennen, doch de
lompe wagen, getrokken door een stel
apathische ossen, rolt voort, terwijl de
zachtblauwe kronkelende rook van een
vuurtje uit het dal ten hemel stijgt.
De hall met het verdere hoofdgebouw
is geheel Ingenomen door inzendingen
van het Gouvernement van Oost- en
West-Indië. Door verschillende diorama's,
eveneens van Eland, krijgen de oninge-
wijden een goeden blik op de verschillen
de hoofdcultures van de Nederlandsche
overzeesche gewesten.
Aanschouwelijk zien wij voorgesteld hoe
de thee, de kinine, de rubber, suiker,
peper, rijst en andere voor Oost-Ir.dië
zoo belangrijke producten worden ge
kweekt, Door grafische voorstellingen
kunnen wij aanschouwen van welk belang
deze artikelen voor die gewesten zijn en
hoe deze, in Europa aangekomen, verder
behandeld werden.
Zeer leerrijk is de buitengewoon grijp
bare vorm waarin 't comité aanschouwelijk
wist voor te stellen, waaraan de inkomsten
van den Indischen schatkist zijn te dan
ken. In de eerste plaats is de straal gouden
en zilveren munten, die in den vergaarbak
valt en waarboven het opschrift „Belas
tingen" staat, opvallend. Wij, die in Indié
gewoond hebben, weten dat maar al te
goed uit ervaring, aan den lijve ondervon
den. Dan zijn er zwakkere, doch toch nog
steeds krachtige stralen, die de volgende
opschriften dragen Gouvernements
producten, gouvernements-monopolie's,
Gouvernementsbedrijven en ten slotte
Moederland, een bron, waaruit niets vloeit.
Een prachtige vorm om te bewijzen, dat
Oost-Indië geheel zichzelf bedruipt.
Eén van de schoonste gedeelten van het
Nederlandsche paviljoen is wel de opbouw
van de Mendoet. den bekenden kleinen
tempel, die vlak bij de Boroboedoer is ge
legen. Minitieus zuiver heeft men dit
gereconstrueerd, totdat men waant in den
werkelijken Mendoet te vertoeven. Tot
zelfs de aangetaste steenen, die door inge
zogen vocht langzaam aan van kleur zijn
gewijzigd, heeft men in dezelfde patine
weten te kleuren en de groote Boedha,
geflankt door de beide Boudhisatwas, ge
lijken daar reeds eeuwen en eeuwen te
zitten.
Verderop weer krijgen we een klein in
zicht van wat de gouvernementsbemoeiing
voor den inlander heeft weten te doen,
hoe het gouvernement als een waakzame
moeder den inlandschen broeder bijstaat
in geval van ziekte, in geval van geldnood
en in geval hij voor lichting noodig mocht
hebben over zijn veeteelt of zijn cultures.
Daar is een groote verzameling bijeenge
bracht van de Indische Flora en Fauna,
die ons wederom dat romantische tropen-
land in een ander licht, het licht der
wildernis doen zien, doch verderop als
schril contrast wacht weer een beeld van
de luchtverbindingen. die in Indië tot
stand zijn gebracht.
Geheel Indië Oost en West krijgen we
voor ons, doch om dit paviljoen grondig
te bestudeeren zijn enkele dagen noodig.
Na bezichtiging vereenigde het Comité
de leden der Pers aan een aangename
lunch, waarbij uitkwam dat Holland een
goed kolonisateur mag zijn, doch dat de
Hollandsche keuken er ook één is, waar
van verschillende andere nationaliteiten
nog iets kunnen leeren. De arme Fransche
collega's, gewend aan de bankets, waar een
schotel verdwijnt voordat ze opgediend is,
zuchtten en steunden, maar zij vonden
het niettemin lekker.
Parijs, 7 Mei 1931. A. P.
NED. HERV. KERK.
I Beroepen: Te Axel (toez.) ds. A. F. W.
de Bres te Serooskerke; Te Dinteloord ds.
I J. de Bres te St. Maartensdijk; Te Dom
burg ds. H. K. Querè te Nijbroek; te Hein-
kenszand de heer A. de Willigen, cand. te
Utrecht: Te Ooltgensplaat. E. Schimmel,
te Ameide en Tienhoven; Te Rhenen, B.
Tuinstra. te Soesterberg; Te Wierden. E.
Schimmel, te Ameide-Tienhoven.
Bedankt: Voor Lopikerkapel, D. van
Lutterveld, em. pred. te Zeist.
GEREF. GEM.
BeroepenTe Middëlharnis ds. J. Fraanje
te Barneveld
GEREF. KEKKEN.
Aangenomen: Naar Rhoon (2de maal),
H. H. van Kapel, te Kooten.
Bedankt: Voor Ierseke, P de Feijter, te
Zwartsluis.
VOOR DINSDAG 12 MEI.
Hilversum, 298 M. Uitsl. AVRO-Uit-
zending 8.009.50: Gramofoonpl.
10.0010.15: Morgenwijding 10.3011.00
Gramofoonpl 11.0012.00: Concert. A.
de Ridder (piano), Jo Meeuwse (viool),
M. Olsen (zang) 12.002.00: AVRO-
kwartet o. 1. v. D. Groeneveld 2.002.30
A. Radix: „De Nederlandsche Vereeniging
voor Hulp aan Zieken van Geest" 3.00
4.00. Knipcursus 4.004.30: Piano-
studie-muziek door Eg. Veen en Louis
Schmidt 4.305.00: Radio Kinderkoor
zang o. 1. v. J. Hamel 5.005.15: Gra
mofoonpl. 5.156.30: Omroeporkest o. 1.
v. N. Treep. M. m. v. Max Dekker (zang)
6.307.00: Muziekhalf uurtje door W.
Pijper. M. m. v. G. v. Renesse (piano). J.
Stotijn (hobo), Fr. Schuurman (piano)
7.00—7 30: Engelsche les Fred Fry 7.30—
7 45: Gramofoonpl. 7.458.15: Inleiding
Beethoven-programma door A. de Wal
8.1510.30: Aansluiting Concertgebouw
Amsterdam. In de pauze voordracht door
RECLAME.
5771
is ool{ van belang
voor U, Mevrouw!
Ongetwijfeld behoort U tot de millioenen
vrouwen, die prijs stellen op t bezit van een
gezonde, frissche gelaatstcint.
De ervaring beeft U dan ook stellig reeds iang
geleerd, dat slechts één van de tallooze zecp-
soorten welke Uw aandacht vragen, in staat is
tril vol Ir aan Uw verwachtingen te voldoen.
Die eene zeep is de wereldberoemde Palmolive,
uit louter olijf- en palmoliën samengesteld.
De Parijsche vrouw, wier kennis en goede
smaak op het gebied der huidverzorging spreck-
n, neemt zich zeer in acht voor alle als „palm-en
olijf'-zeep verkochte imitaties. U dient zich evenmin te laten misleiden
door deze nabootsingen, die reeds door haar kleur aanzienlijk van
Palmolive verschillen. Palmolive zeep is zachtgroen: de natuurlijke tint
der olijf- en palmoliën. De imitaties echter zijn meestal hardgroen
van kleur, door de bijmenging van andere vetten en verfstoffen.
In het belang van Uw teint en voor 't behoud van het jeugdige,
gezonde uiterlijk, waarop U terecht trotsch is - vergeet niet, dat:
....geen enkele andere zeep Palmolive-resultaten kan geven;
....het woordPalmolive steeds aaneen wordt geschreven;
....Palmolive zeep uitsluitend in
den handel wordt gebracht ver
pakt in groen crêpe papier, om
geven door een zwarten banderol,
met in gouden letters:
PALMOLIVE
Uitsluitend uit olijf~ en
palmoliën vervaardigd.
ordelijk zi
zijn gewo
cent per stuk
\(jL£jp ijruuJr QcrnJJliirfjio-ny
M.u.oea (7 n]
5><gg>@£Kagxaj>Qg>Qg)<3g><Sexgg)Qg><3gxa£i(
dr. P. H. Ritter Jr. 10.30: Vaz Dias
10.40—12.00: Kovacs Lajos en zijn orkest.
Zang door Bob Scholte.
Huizen, 1875 M. Uitsl. KRO-Uitzending
8.009.15: Gramofoonpl. 10 0011.30:
Gramofoonpl. 11.3012.00: Godsd. Half
uurtje Pastoor Perquin 12.00: Politie-
ber. 12.15: Concert KRO-Trio o. 1. v.
P. Lustenhouwer 1.452.00: Gramo
foonpl. 2.003.00: Vrouwenuurtje
3.003.30: Gramofoonpl. 4.004.30:
Gramofoonpl. 4.306.00: Concert KRO
Kunst Ensemble o. 1. v. P. Lustenhouwer
6.00—6.30: Onderwijsfonds voor de
Binnenvaart 6.307 00 Schriftverbete-
ringscursus door mevr ReiberNan 7.00
7.30: Causerie 7.30: Politieber. 7.45
Verbondskwartiertje 8.00: Concert KRO
orkest o. 1. v. Joh Gerritsen m. m. v. Ko
van Dijk (declamatiei Circa 9.00: Vaz
Dias 11.3012.00. Gramofoonpl.
Daventr.v, 1554,4 M. 9.35: Morgenwij
ding 10.05: Lezing 11.20: Orgelspel
door E. O. Henry 12.20: Orkestconcert
I.15: Televisie 1.25: Uitz. voor scholen
3.50: Orkestconcert 4 35: Kinder
uurtje 5.20: Lezing 5.35: Berichten
6.00: Trio concert 6.20: Lezing
6.45: Lezing 7.05: Orkestconcert 7.20:
Lezing 7.50: Vervolg concert 8.20:
Berichten 8.35: Berichten 8.40 Lezing
9.00: Concert Licco Amar Iviooli. Ph.
Jarnach (piano) 10.1011.20: Dans
muziek.
Parijs „Radio Paris", 1725 M. 7.05:
Gramofoonpl. 11.50: Gramofoonpl.
12,25: Gramofoonpl. 5.20: Gramofoonpl.
7.20: Concert. Orkest en viool 8.05:
Zang 8 50: Concert. Orkest en zang.
Langenberg, 473 M. 6.257.20: Gra
mofoonpl. 9.3510.20: Gramofoonpl.
II.30: Gramofoonpl 12.25—1.50: Orkest
concert en zang 4.20—5.20: Orkestcon
cert 7.207.50: Gewijd concert 7.50:
„Der Prinz von Homburg", Tooneelspel v.
H. von Kleist.
Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20: Or
kestconcert 2.204.20: Orkestconcert en
declamatie 7.5011.20: Radio-Bal.
Brussel, 508,5 en 338,2 M. 508,5 M.:
4.20: Orkestconcert 5.05: Kinderuurtje
5.50: Gramofoonpl. 7.20: Solisten
concert 8.50: Gramofoonpl. 338,2 M.:
4.20. Orkestconcert 5.05: Kinderuurtje
5.50: Gramofoonpl. 7.20: Orkestcon
cert en causerie.
Zeesen, 1635 M. 5.05: Tijlsein 5.50:
Tijdsein 5.5Q; Gymnastiek en Gramo
foonpl. 9.3011.50: Lezingen 11.50
12.15: Gramofoonpl. 12.151.20: Be
richten 1.202.20: Gramofoonpl. 2.20
3.50Lezingen 3.50—4.50: Concert
4.507.20: Lezingen 7.20: Concert. Or
kest en solisten 8.50: Lezing 9.20:
Berichten en lezing 9.50—11.20: Populair
concert.
Uitgesproken: J. C. Bos, gescheiden echt-
genoote van P. J. Heugens, pensionhoud
ster, Alphen a. d. Rijn, Zaalbergstraat 21.
R.-c. Mr. G. Scholten. Cur. mr. L. Spreij,
Leiden.
J. C. Vermeulen, brandstoffenhandelaar,
Boskoop, Voorkade 79. R.-c. inr. P. J. A.
Hijink. Gur. mr. L. Spreij, Leiden.
In de week van 4—9 Mei zijn in Neder
land uitgesproken 67 faillissementen.
het Engelsch van LEO WALMSLEY.
j we hebben een Fortnum en Mason-
0 hij ons! Met allerlei lekkere din-
Gebraden kuiken en hem en soda-
f„en !ï°°Pen ös om den boel koud te
n aardbeien met slagroom
™p. protesteerde ik. „Dat wordt me
Laten we dan maar liever doen of
,P exPeditie naar de Zuidpool zijn."
tl?' warempei niet," ging zij onbarm-
«6 voort, „Groote, rijpe aardbeien en
?en vol slagroomvoor ieder een
ti! P°rt,e en het kan ons geen zier
«en of we ons er wel of niet ziek aan
wa' 2ul'en we straks doen, als de
en het wordt op het water
uil Gaan dineeren bij Romano.
eten*1 kan n'et 200 gauw weer
Als 't moet den heelen nacht,
e. 18 bedoel den heelen dag door.
1 *e dan naar een schouwburg
??'»fNaar óén waar ze iets goeds
hen'' r ie moet er hij kunnen
je wel", zei ik. „Ik houd niet
te ia,!hUwe din2en, waarbij het publiek
c"en Geef mij maar iets grieze-
-ld een realistisch drama, bijvoor-
1 staan'"'k waart3Ü ie haar overeind
Zoo bleven we wel een uur aan den
n tmn Jhet ons niet altijd, om
iedt 16 houden zoo nu en dan
ons gefantaseer in een discussie
over realiteitsonderwerpen over te slaan
toch dwongen we onze stemming er mee
naar den optimistischen kant. Toen onze
verbeeldingskracht uitgeput begon te ra
ken. v/as Thunder Island achter den ge
zichtseinder verdwenen. De wind was
gaan liggen, de zee was zoo kalm als we
maar wenschen konden. Geen enkele kop,
niets dan de gewone deining.
„We zitten nu midden in de Dar-es-
Salam Mafia route", zei ik. terwijl ik om
me heen keek. „Jammer dat de heeren
Arabieren gewoonlijk niet bij nacht reizen.
Maar u zult wel moe zijn. Zou u niet wat
gaan liggen? Als u onze zwemgordel
onder uw hoofd legt!'k Wed, dat het
een ideaal-kussen is."
„Neeik doe het niet. U heeft na
die zwempartij veel meer behoefte aan
rust dan ik."
.Dat is overdreven.Weet u wat?
Laten we om de beurt gaan slapen. U
begint."
„Nee, ik denk er niet aan." zei ze gede
cideerd."
„Goed, dan blijven we allebei, op
kaarsrecht overeind mekaar aankijken.
En tegen den ochtend succumbeer ik door
zenuw-uitputing."
„Hè, wat een onzin!"
,,'t Is geen onzin! U bent degeen, die
niet doet wat moet. Want ten slotte ben ik
de kapitein van het schip en u de beman
ning En als zoodanig heeft u te gehoor
zamen
Ze begon te lachen.
„Mocht u willen, hè, dat u kapitein
was. Maar dat bent u niet: U staat op de
ziekenlijst Als u niet gewond bent, moet
u op verschillende plaatsen gekneusd zijn.
Per se! Ga liggen, onmiddellijk."
„Laten wij er dan om opgooien", stelde
ik voor. „Of er om loten. Doet u het, als u
verliest?"
„Ja.als u eerlijk te werk gaat."
„Natuurlijk! Wat een veronderstelling!
Neem dat doosje sigaretten in een van uw
handen en hou ze, allebei op uw rug...
Klaar? In uw linkerhand."
„Dat is niet eerlijk," protesteerde ze...
„U keek te gauw."
„Niet waar! Pas nadat u geen antwooid
op „klaar" gaf. Kom, wees redelijk en ga
liggen. als een zoete, gehoorzame
matroos."
„Een half uurtje dan", gaf ze toe...
„en alleen omdat ik beloofd heb gehoor
zaam te zijn. Hier, neem mijn horloge
't Is nu tien voor drieom precies tien
voor half vier moet u me roepen. Ais u het
niet doet
Ze nam den gordel en ging liggen. Ik
ging op haar plaats bij het roer zitten.
Maar van slapen kwam niets. We ble
ven aan het praten tot het half uur ver
streken was. En daarna rustte ze niet
voordat we van plaats verwisseld waren.
Maar terwijl ik ging liggen, nam ik me
vast voor om me, net als zij, strikt aan
onze afspraak te houden. Een half uur
rusten meer niet. En dan kwam zij weer
aan de beurt... niet voor een onnoozel
half uurtje, maar tot het klare dag was.
't Bleef echter, helaas, bij een goed voor
nemen Want geen minuut nadat ik mijn
hoofd op ons geïmproviseerd kussen neer
gelegd had, vielen mijn oogen dicht en
sliep ik als een mol.
HOOFDSTUK XVI.
Het geluid in de lucht.
't Was laat op den middag van den dag,
die op mijn zwempartij en onze sensatio-
neele ontsnapping van de M. L. gevolgd
was. Patricia lag op den bodem van de
sloep rustig te slapen Ik was op de doft
van den achtersteven geklommen en ver
kende den omtrek.
Mijn voorspelling, dat we na zonsopgang
binnen een paar uur opgepikt zouden
worden, was niet uitgekomen. Hoe had ik
ook kunnen voorzien, dat het plotseling
volkomen wtad-stil zou worden, een toe
stand, die den geheelen verderen dag
voortgeduurd had. Behalve even na zons
opgang, toen een onweersbui iets ten zui
den van ons een paar rukwinden gepro
duceerd had, hadden we den geheelen
dag geen zuchtje gevoeld. En daarom was
het misschien maar gelukkig, dat er geen
enkele dhow in zicht gekomen was. Dat
had ons de ergernis bespaard van het we
ten, dat zij even hulpeloos aan het rond
dobberen waren als wij en wachten op
den bries, die ons uit dien toestand ver
lossen zou.
Die onweersbul was in zeker opzicht
een uitkomst geweest. We waren erdoor in
het bezit gekomen van een kleinen voor
raad lauw-warm drinkwater. Natuurlijk
was deze binnen een paar uur weer uit
geput geweest, maar zonder dit buiten
kansje zou ik niet geweten hebben hoe
we den dag doorgekomen waren. Want we
hadden niets eetbaars aan boord en de
hitte was door den reflex van de zonne
stralen op de oppervlakte van de zee nog
ondragelijker dan gewoonlijk.
Maar Patricia's humeur was tegen al die
onaangename dingen bestand gebleken.
Om te beginnen had ze mij tot zonsop
gang laten slapen en toen was ze alléén
door een quasi-verontwaardigde houding
van mijn kant ertoe te bewegen geweest
om zelf een paar uur te gaan rusten.
Daarna was ze me zooals zij het noem
de op onzen uitkijk gezelschap komen
houden en had ze den heelen ochtend zit
ten praten en schertsen, of ons ronddob
beren in die sloep een pleiziertochtje was
en niet een avontuur, waarvan we geen
van beiden wisten hoe het zou eindigen.
Nu. achteraf, begrijp ik nog niet, hoe ik
die camaraderie-houding zoo goed heb
kunnen volhouden, hoe het mij gelukt is
me te beheerschen, om niet, allen goeden
voornemens ten spijt, haar handen vast te
grijpen en haar te zeggen, dat ik van haar
hield, dat ik haar aanbad! Want behalve
haar schoonheid en charme, had ze eigen
schappen, die iederen man aangetrokken
zouden hebben, eigenschappen, die haar
tot een ideaal-levensgezellin maakten.
Moed en onzelfzuchtigheid, het vermogen
om een ander te begrijpen, de behoefte om
liefde te geven, om te steunen, waren er
een paar van. Niet één keer had ik haar
hooren klagen. Als ik haar zin gedaan
had, zou ik, met den zwemgordel als kus
sen, den heelen nacht en een groot deel
van den dag zijn blijven liggen, zou ik
haar het werk voortdurend den omtrek
verkennen, hebben laten doen.
En ten slotte had ik het maar voor
een klein deel aan mezelf te danken, dat
ik mijn besluit trouw bleef. Ais ze me door
één blik, één gebaar, hoe klein ook, had
laten merken, dat ze van gedachte ver
anderd was, dat haar wantrouwen voor
iets anders het veld geruimd had, dan
was het mijn heroïsche houding van
plichtgetrouw man wel geweest, dan zou
ik me voor haar op de knieën hebben laten
vallen, dan zou de bekentenis, dat ik van
haar hield, me naar de lippen gedrongen
zijn, dan zou ik het uitgestameld hebben,
dat ik haar aanbad, verafgoodde, dat een
leven zonder haar geen waarde voor
me had.
Nu dwong ze me door haar houding tot
zelfbeheersching. En tot analyseeren van
die houding. Want ik kon niet gelooven
dat ze werkelijk een zekere antipathie ten
opzichte van mij voelde. En evenmin wilde
het er bij me in, dat haar trots, het steeds
weer realiseeren van den misstap van haar
broei, er de oorzaak van was.
Maar een feit was het, dat die gereser
veerdheid, die houding van voortdurend
op haar hoede te zijn, er was. En dat ze
me ermee op een afstand hield.
(Wordt vervolgd).