DEZE ERNSTIGE WAARSCHUWING e gezonken schaT Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 11 Mei 1931 Derde Blad No. 21823 Koloniale Tentoonstelling 1931 te Parijs. KERK- EN SCHQQLNIEUWS. RADIO-PROGRAMMA. FAILLISSEMENTEN. FEUILLETON. „Daar is wat schoons te zien". was de groote dag, dat de Pre- de Republiek, onze minzame zijn beminlijken glimlach tuiden over a> dat schoons, dat in i maanden tijds te Vincennes werd Ewken dat al wat in Parijs telt, zich en hooge hoed naar het £,1 Museum had opgemaakt om te m ilaar de wijze woorden van den rhalk Lyautey. naar den Castellane, resident van de Conseil Municipal. Jen prins di Scaiea, den oudste der wreerd Commissarissen en „last not „aar den mondainen Paul Reynaud, ongen Minister van Koloniën, wiens h een lange rij van lofliederen was op en veel, en niet het minste op eigen Paul Reynaud was de groote man, lof voor Gaston Doumergue een rui-' weerklank vond in de tot berstens !™]de zaal. Castonnet lachte bemin- óan ooit en het moet hem inderdaad „vallen zijn zelfs na de hulde, die namelde menigte hem bracht zijn i om een verlenging van zijn Presi- [hap niet te aanvaarden, te hand dag was Nederland aan de beurt, u officieel, doch het Comité Géné- cln afwijking met den Gedelegeerd muis er blijkbaar wel prijs op jü de Pers het publiek van voor- ia tót. over wat Nederland gepres- jjell. had een beminnelijke uitnoo- an de vertegenwoordigers van Kf,; tn Hollandsche Pers gezonden Tfuriijoen te komen bezichtigen en I as jfloop aan een lunch te veree- leelukkigerwijze was de voorzitter van Hollandsche Comité, Exc. dr. D. Fock, Jnderd deze bijeenkomst bij te wonen, (i de heer Swart hem vertegenwoor- De heer Swart. namens dr Fock, jen hartelijk welkom toe aan allen. Langename redevoering, die ongeluk- wijze hier en daar een kleine recht- ig behoeft In de allereerste plaats wees de heer Swart er op, dat het erend Comité er steeds op uit was ist de Pers, Fransch, zoowel als Hol- ch, op de hoogte te houden van de ringen, plannen en uitvoering van (ederlandsche participatie. Het mag zijn. dat het Uitvoerend Comité ip is uit geweest, doch het kan niet nd worden, dat het te Parijs geves lid van het Comité deze taak al zeer doende heeft uitgevoerd. Doch afge- tan dit feit, hetwelk op zichzelf be id niet sympathiek is, zijn er'an alen die zwaarder wegen land heeft te Vincennes schoon werk ït: daar is een complex van ge'oou- opgericht, dat niet alleen de trots •ns, Groot-Nederlanders, zal zijn, dat tevens de bewondering en eer- zal afdwingen van elkeen, die deze onstelling zal bezoeken. En de man, ontwerpen in de prijsvraag werden j en boven alle ontwerpen In het duis- I houden. £ijn naam wordt gesteld op i Ifden rang als de artisten, die onder- j verzorgd hebben, verzorgd hebben n wijze, die ongetwijfeld meer dan "dient, doch die toch slechts details verzorgd van een reuzenarbeid, elkeen, die weet, wat daar te Vin- Is gedaan, voor een ieder, die deze nstelling zal bezoeken, mag de naam én architect, den ontwerper en uit- er en speciaal op het laatste woord den nadruk leggen, niet in het duis- a zelfs niet in de schemering blijven Ofschoon we allen ons glas heb- pgeheven, toen de heer Swart zijn enschen aan den heer Moojen. den egeerd commissaris van het Uitvoe- Comité, aanbood, willen we toch niet ten dat het ontwerp van het hoofd- w dat is van den architect Zweedijk. èm de uitvoering was toevertrouwd at het grootste gedeelte van de eer én heer Moojen bewezen, aan Zwee- den bescheidene, toekomt, wenschen niets af te doen aan de wijfeld zeer groote verdiensten en van den heer Moojen, die van het '1 een kunstwerk heeft gemaakt in olmaakte harmonie, die een waarde- leiding heeft gegeven aan een tsch werk, dat inderdaad niet te on- hatten valt, doch, eere wien eere "mt en voor het hoofdgebouw, dat in ieder geval den toon van het ge heel aangeeft, hadden wij gaarne den naam van Zweedijk een meer importante plaats hooren doen inruimen Zweedijk is nog jong doch niettemin heef hij zijne sporen in Indië verdiend. In Soerabaija toch heeft hij niet minder dan 175 moderne huizen gebouwd ais architect, waarvan zelfs een vijftigtal in eigen uitvoering tot stand kwam Daar naast nog verschillende grootere gebou wen als bioscopen enz. en voor een elk, die weet welke eischen tegenwoordig in Indie worden gesteld, moet dit tellen. Zweedijk, die uit velen werd verkozen met het ontwerp voor het Paviljoen der Nederlandsche deelname, heeft een schep ping tot stand gebracht, die er wezen mag. Zij het ook, dat zijn oorspronke lijk plan dat slechts 3000 vierkante meter besloeg, verschillende malen door drang van plaatselijke omstandigheden werd ge wijzigd, tot het ten slotte het dubbele grondoppervlak innam, is het hem gelukt voet bij stuk te houden en een geheel te geven, dat in principe vrijwel het origi neel gelijk bleef. Een uitgesproken stijl daarin is niet aan te treffen, het is een mengeling van Balische, Sumatraansche en Javaansche kunst. Het lijkt onwaar schijnlijk uit dit mengelmoes een harmo nisch geheel samen te bouwen, doch het is Zweedijk op treffende wijze gelukt. De imposante facade, die niet minder dan 110 meter meet, wordt geflankt door twee pagoden, die tot een hoogte van circa 150 meter naar den hemel optorenen. Binnenkomende in de groote hall, waar voor de kostbare inhoud nog uit Indie moet arriveeren, vinden we wandschilde ringen van de Nederlandsche schilders Sayers en Pollides. Sayers, bekend door zijn werk uit Ball, heeft zich op het in- landsche leven van vrpeger dagen en het heden geworpen. Zijn doeken, die een groote ruimte bestrijken, zijn schoon van conceptie zoowel als van kleur en geven een goed beeld van wat de Indische cul tuur is. Zij geven den indruk van oude tempelfriezen, in de strenge harmonische lijnen, waarin hij de vormen van zijn onderwerpen heeft weten te gieten. Pollides daarentegen toont ons eenige staaltjes uit de oude geschiedenis van de Westersche kolonisatie. Wij zien Cornells Houtman zijne opwachting maken bij een Indisch vorst, wij zien de stichting van Batavia en ofschoon wij, voor ons, wel licht de kleuren iets intensiever en ster ker zouden hebben gewenscht, blijft het feit, dat ook deze wandschilderingen het zeer goed doen. In de rond uitgebouwde vleugels van de hall vinden we twee diorama's van den schilder Eland, voor een ieder, die coit voet aan wal gezet heeft in onze overzeesche gewesten, zeer zeker geen on bekende. Eland blijft zijn roem trouw. Eland, die ons Oosten door zijn geboorte, door zijn jarenlang verblijf zoo door en door kent, geeft, ons eersten een gezicht op Bali, waar de hooge bergtoppen door een ondergaande zon als in vuur worden gedompeld. Diep grijnst het dal ons toe en op den voorgrond zijn nog in vredige rust van laten avond enkele inlanders aan den arbeid. Als sterk contrast vindt men in den anderen vleugel een zonge- teisterd Preanger landschap. Eland heeft hier alle Westersche cultuur verre gehou den; op den stoffigen weg, die zich langzaam tegen den berg opslingert, snort geen Europeesch. vervoermiddel, geen Westersch huis is te bekennen, doch de lompe wagen, getrokken door een stel apathische ossen, rolt voort, terwijl de zachtblauwe kronkelende rook van een vuurtje uit het dal ten hemel stijgt. De hall met het verdere hoofdgebouw is geheel Ingenomen door inzendingen van het Gouvernement van Oost- en West-Indië. Door verschillende diorama's, eveneens van Eland, krijgen de oninge- wijden een goeden blik op de verschillen de hoofdcultures van de Nederlandsche overzeesche gewesten. Aanschouwelijk zien wij voorgesteld hoe de thee, de kinine, de rubber, suiker, peper, rijst en andere voor Oost-Ir.dië zoo belangrijke producten worden ge kweekt, Door grafische voorstellingen kunnen wij aanschouwen van welk belang deze artikelen voor die gewesten zijn en hoe deze, in Europa aangekomen, verder behandeld werden. Zeer leerrijk is de buitengewoon grijp bare vorm waarin 't comité aanschouwelijk wist voor te stellen, waaraan de inkomsten van den Indischen schatkist zijn te dan ken. In de eerste plaats is de straal gouden en zilveren munten, die in den vergaarbak valt en waarboven het opschrift „Belas tingen" staat, opvallend. Wij, die in Indié gewoond hebben, weten dat maar al te goed uit ervaring, aan den lijve ondervon den. Dan zijn er zwakkere, doch toch nog steeds krachtige stralen, die de volgende opschriften dragen Gouvernements producten, gouvernements-monopolie's, Gouvernementsbedrijven en ten slotte Moederland, een bron, waaruit niets vloeit. Een prachtige vorm om te bewijzen, dat Oost-Indië geheel zichzelf bedruipt. Eén van de schoonste gedeelten van het Nederlandsche paviljoen is wel de opbouw van de Mendoet. den bekenden kleinen tempel, die vlak bij de Boroboedoer is ge legen. Minitieus zuiver heeft men dit gereconstrueerd, totdat men waant in den werkelijken Mendoet te vertoeven. Tot zelfs de aangetaste steenen, die door inge zogen vocht langzaam aan van kleur zijn gewijzigd, heeft men in dezelfde patine weten te kleuren en de groote Boedha, geflankt door de beide Boudhisatwas, ge lijken daar reeds eeuwen en eeuwen te zitten. Verderop weer krijgen we een klein in zicht van wat de gouvernementsbemoeiing voor den inlander heeft weten te doen, hoe het gouvernement als een waakzame moeder den inlandschen broeder bijstaat in geval van ziekte, in geval van geldnood en in geval hij voor lichting noodig mocht hebben over zijn veeteelt of zijn cultures. Daar is een groote verzameling bijeenge bracht van de Indische Flora en Fauna, die ons wederom dat romantische tropen- land in een ander licht, het licht der wildernis doen zien, doch verderop als schril contrast wacht weer een beeld van de luchtverbindingen. die in Indië tot stand zijn gebracht. Geheel Indië Oost en West krijgen we voor ons, doch om dit paviljoen grondig te bestudeeren zijn enkele dagen noodig. Na bezichtiging vereenigde het Comité de leden der Pers aan een aangename lunch, waarbij uitkwam dat Holland een goed kolonisateur mag zijn, doch dat de Hollandsche keuken er ook één is, waar van verschillende andere nationaliteiten nog iets kunnen leeren. De arme Fransche collega's, gewend aan de bankets, waar een schotel verdwijnt voordat ze opgediend is, zuchtten en steunden, maar zij vonden het niettemin lekker. Parijs, 7 Mei 1931. A. P. NED. HERV. KERK. I Beroepen: Te Axel (toez.) ds. A. F. W. de Bres te Serooskerke; Te Dinteloord ds. I J. de Bres te St. Maartensdijk; Te Dom burg ds. H. K. Querè te Nijbroek; te Hein- kenszand de heer A. de Willigen, cand. te Utrecht: Te Ooltgensplaat. E. Schimmel, te Ameide en Tienhoven; Te Rhenen, B. Tuinstra. te Soesterberg; Te Wierden. E. Schimmel, te Ameide-Tienhoven. Bedankt: Voor Lopikerkapel, D. van Lutterveld, em. pred. te Zeist. GEREF. GEM. BeroepenTe Middëlharnis ds. J. Fraanje te Barneveld GEREF. KEKKEN. Aangenomen: Naar Rhoon (2de maal), H. H. van Kapel, te Kooten. Bedankt: Voor Ierseke, P de Feijter, te Zwartsluis. VOOR DINSDAG 12 MEI. Hilversum, 298 M. Uitsl. AVRO-Uit- zending 8.009.50: Gramofoonpl. 10.0010.15: Morgenwijding 10.3011.00 Gramofoonpl 11.0012.00: Concert. A. de Ridder (piano), Jo Meeuwse (viool), M. Olsen (zang) 12.002.00: AVRO- kwartet o. 1. v. D. Groeneveld 2.002.30 A. Radix: „De Nederlandsche Vereeniging voor Hulp aan Zieken van Geest" 3.00 4.00. Knipcursus 4.004.30: Piano- studie-muziek door Eg. Veen en Louis Schmidt 4.305.00: Radio Kinderkoor zang o. 1. v. J. Hamel 5.005.15: Gra mofoonpl. 5.156.30: Omroeporkest o. 1. v. N. Treep. M. m. v. Max Dekker (zang) 6.307.00: Muziekhalf uurtje door W. Pijper. M. m. v. G. v. Renesse (piano). J. Stotijn (hobo), Fr. Schuurman (piano) 7.00—7 30: Engelsche les Fred Fry 7.30— 7 45: Gramofoonpl. 7.458.15: Inleiding Beethoven-programma door A. de Wal 8.1510.30: Aansluiting Concertgebouw Amsterdam. In de pauze voordracht door RECLAME. 5771 is ool{ van belang voor U, Mevrouw! Ongetwijfeld behoort U tot de millioenen vrouwen, die prijs stellen op t bezit van een gezonde, frissche gelaatstcint. De ervaring beeft U dan ook stellig reeds iang geleerd, dat slechts één van de tallooze zecp- soorten welke Uw aandacht vragen, in staat is tril vol Ir aan Uw verwachtingen te voldoen. Die eene zeep is de wereldberoemde Palmolive, uit louter olijf- en palmoliën samengesteld. De Parijsche vrouw, wier kennis en goede smaak op het gebied der huidverzorging spreck- n, neemt zich zeer in acht voor alle als „palm-en olijf'-zeep verkochte imitaties. U dient zich evenmin te laten misleiden door deze nabootsingen, die reeds door haar kleur aanzienlijk van Palmolive verschillen. Palmolive zeep is zachtgroen: de natuurlijke tint der olijf- en palmoliën. De imitaties echter zijn meestal hardgroen van kleur, door de bijmenging van andere vetten en verfstoffen. In het belang van Uw teint en voor 't behoud van het jeugdige, gezonde uiterlijk, waarop U terecht trotsch is - vergeet niet, dat: ....geen enkele andere zeep Palmolive-resultaten kan geven; ....het woordPalmolive steeds aaneen wordt geschreven; ....Palmolive zeep uitsluitend in den handel wordt gebracht ver pakt in groen crêpe papier, om geven door een zwarten banderol, met in gouden letters: PALMOLIVE Uitsluitend uit olijf~ en palmoliën vervaardigd. ordelijk zi zijn gewo cent per stuk \(jL£jp ijruuJr QcrnJJliirfjio-ny M.u.oea (7 n] 5><gg>@£Kagxaj>Qg>Qg)<3g><Sexgg)Qg><3gxa£i( dr. P. H. Ritter Jr. 10.30: Vaz Dias 10.40—12.00: Kovacs Lajos en zijn orkest. Zang door Bob Scholte. Huizen, 1875 M. Uitsl. KRO-Uitzending 8.009.15: Gramofoonpl. 10 0011.30: Gramofoonpl. 11.3012.00: Godsd. Half uurtje Pastoor Perquin 12.00: Politie- ber. 12.15: Concert KRO-Trio o. 1. v. P. Lustenhouwer 1.452.00: Gramo foonpl. 2.003.00: Vrouwenuurtje 3.003.30: Gramofoonpl. 4.004.30: Gramofoonpl. 4.306.00: Concert KRO Kunst Ensemble o. 1. v. P. Lustenhouwer 6.00—6.30: Onderwijsfonds voor de Binnenvaart 6.307 00 Schriftverbete- ringscursus door mevr ReiberNan 7.00 7.30: Causerie 7.30: Politieber. 7.45 Verbondskwartiertje 8.00: Concert KRO orkest o. 1. v. Joh Gerritsen m. m. v. Ko van Dijk (declamatiei Circa 9.00: Vaz Dias 11.3012.00. Gramofoonpl. Daventr.v, 1554,4 M. 9.35: Morgenwij ding 10.05: Lezing 11.20: Orgelspel door E. O. Henry 12.20: Orkestconcert I.15: Televisie 1.25: Uitz. voor scholen 3.50: Orkestconcert 4 35: Kinder uurtje 5.20: Lezing 5.35: Berichten 6.00: Trio concert 6.20: Lezing 6.45: Lezing 7.05: Orkestconcert 7.20: Lezing 7.50: Vervolg concert 8.20: Berichten 8.35: Berichten 8.40 Lezing 9.00: Concert Licco Amar Iviooli. Ph. Jarnach (piano) 10.1011.20: Dans muziek. Parijs „Radio Paris", 1725 M. 7.05: Gramofoonpl. 11.50: Gramofoonpl. 12,25: Gramofoonpl. 5.20: Gramofoonpl. 7.20: Concert. Orkest en viool 8.05: Zang 8 50: Concert. Orkest en zang. Langenberg, 473 M. 6.257.20: Gra mofoonpl. 9.3510.20: Gramofoonpl. II.30: Gramofoonpl 12.25—1.50: Orkest concert en zang 4.20—5.20: Orkestcon cert 7.207.50: Gewijd concert 7.50: „Der Prinz von Homburg", Tooneelspel v. H. von Kleist. Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20: Or kestconcert 2.204.20: Orkestconcert en declamatie 7.5011.20: Radio-Bal. Brussel, 508,5 en 338,2 M. 508,5 M.: 4.20: Orkestconcert 5.05: Kinderuurtje 5.50: Gramofoonpl. 7.20: Solisten concert 8.50: Gramofoonpl. 338,2 M.: 4.20. Orkestconcert 5.05: Kinderuurtje 5.50: Gramofoonpl. 7.20: Orkestcon cert en causerie. Zeesen, 1635 M. 5.05: Tijlsein 5.50: Tijdsein 5.5Q; Gymnastiek en Gramo foonpl. 9.3011.50: Lezingen 11.50 12.15: Gramofoonpl. 12.151.20: Be richten 1.202.20: Gramofoonpl. 2.20 3.50Lezingen 3.50—4.50: Concert 4.507.20: Lezingen 7.20: Concert. Or kest en solisten 8.50: Lezing 9.20: Berichten en lezing 9.50—11.20: Populair concert. Uitgesproken: J. C. Bos, gescheiden echt- genoote van P. J. Heugens, pensionhoud ster, Alphen a. d. Rijn, Zaalbergstraat 21. R.-c. Mr. G. Scholten. Cur. mr. L. Spreij, Leiden. J. C. Vermeulen, brandstoffenhandelaar, Boskoop, Voorkade 79. R.-c. inr. P. J. A. Hijink. Gur. mr. L. Spreij, Leiden. In de week van 4—9 Mei zijn in Neder land uitgesproken 67 faillissementen. het Engelsch van LEO WALMSLEY. j we hebben een Fortnum en Mason- 0 hij ons! Met allerlei lekkere din- Gebraden kuiken en hem en soda- f„en !ï°°Pen ös om den boel koud te n aardbeien met slagroom ™p. protesteerde ik. „Dat wordt me Laten we dan maar liever doen of ,P exPeditie naar de Zuidpool zijn." tl?' warempei niet," ging zij onbarm- «6 voort, „Groote, rijpe aardbeien en ?en vol slagroomvoor ieder een ti! P°rt,e en het kan ons geen zier «en of we ons er wel of niet ziek aan wa' 2ul'en we straks doen, als de en het wordt op het water uil Gaan dineeren bij Romano. eten*1 kan n'et 200 gauw weer Als 't moet den heelen nacht, e. 18 bedoel den heelen dag door. 1 *e dan naar een schouwburg ??'»fNaar óén waar ze iets goeds hen'' r ie moet er hij kunnen je wel", zei ik. „Ik houd niet te ia,!hUwe din2en, waarbij het publiek c"en Geef mij maar iets grieze- -ld een realistisch drama, bijvoor- 1 staan'"'k waart3Ü ie haar overeind Zoo bleven we wel een uur aan den n tmn Jhet ons niet altijd, om iedt 16 houden zoo nu en dan ons gefantaseer in een discussie over realiteitsonderwerpen over te slaan toch dwongen we onze stemming er mee naar den optimistischen kant. Toen onze verbeeldingskracht uitgeput begon te ra ken. v/as Thunder Island achter den ge zichtseinder verdwenen. De wind was gaan liggen, de zee was zoo kalm als we maar wenschen konden. Geen enkele kop, niets dan de gewone deining. „We zitten nu midden in de Dar-es- Salam Mafia route", zei ik. terwijl ik om me heen keek. „Jammer dat de heeren Arabieren gewoonlijk niet bij nacht reizen. Maar u zult wel moe zijn. Zou u niet wat gaan liggen? Als u onze zwemgordel onder uw hoofd legt!'k Wed, dat het een ideaal-kussen is." „Neeik doe het niet. U heeft na die zwempartij veel meer behoefte aan rust dan ik." .Dat is overdreven.Weet u wat? Laten we om de beurt gaan slapen. U begint." „Nee, ik denk er niet aan." zei ze gede cideerd." „Goed, dan blijven we allebei, op kaarsrecht overeind mekaar aankijken. En tegen den ochtend succumbeer ik door zenuw-uitputing." „Hè, wat een onzin!" ,,'t Is geen onzin! U bent degeen, die niet doet wat moet. Want ten slotte ben ik de kapitein van het schip en u de beman ning En als zoodanig heeft u te gehoor zamen Ze begon te lachen. „Mocht u willen, hè, dat u kapitein was. Maar dat bent u niet: U staat op de ziekenlijst Als u niet gewond bent, moet u op verschillende plaatsen gekneusd zijn. Per se! Ga liggen, onmiddellijk." „Laten wij er dan om opgooien", stelde ik voor. „Of er om loten. Doet u het, als u verliest?" „Ja.als u eerlijk te werk gaat." „Natuurlijk! Wat een veronderstelling! Neem dat doosje sigaretten in een van uw handen en hou ze, allebei op uw rug... Klaar? In uw linkerhand." „Dat is niet eerlijk," protesteerde ze... „U keek te gauw." „Niet waar! Pas nadat u geen antwooid op „klaar" gaf. Kom, wees redelijk en ga liggen. als een zoete, gehoorzame matroos." „Een half uurtje dan", gaf ze toe... „en alleen omdat ik beloofd heb gehoor zaam te zijn. Hier, neem mijn horloge 't Is nu tien voor drieom precies tien voor half vier moet u me roepen. Ais u het niet doet Ze nam den gordel en ging liggen. Ik ging op haar plaats bij het roer zitten. Maar van slapen kwam niets. We ble ven aan het praten tot het half uur ver streken was. En daarna rustte ze niet voordat we van plaats verwisseld waren. Maar terwijl ik ging liggen, nam ik me vast voor om me, net als zij, strikt aan onze afspraak te houden. Een half uur rusten meer niet. En dan kwam zij weer aan de beurt... niet voor een onnoozel half uurtje, maar tot het klare dag was. 't Bleef echter, helaas, bij een goed voor nemen Want geen minuut nadat ik mijn hoofd op ons geïmproviseerd kussen neer gelegd had, vielen mijn oogen dicht en sliep ik als een mol. HOOFDSTUK XVI. Het geluid in de lucht. 't Was laat op den middag van den dag, die op mijn zwempartij en onze sensatio- neele ontsnapping van de M. L. gevolgd was. Patricia lag op den bodem van de sloep rustig te slapen Ik was op de doft van den achtersteven geklommen en ver kende den omtrek. Mijn voorspelling, dat we na zonsopgang binnen een paar uur opgepikt zouden worden, was niet uitgekomen. Hoe had ik ook kunnen voorzien, dat het plotseling volkomen wtad-stil zou worden, een toe stand, die den geheelen verderen dag voortgeduurd had. Behalve even na zons opgang, toen een onweersbui iets ten zui den van ons een paar rukwinden gepro duceerd had, hadden we den geheelen dag geen zuchtje gevoeld. En daarom was het misschien maar gelukkig, dat er geen enkele dhow in zicht gekomen was. Dat had ons de ergernis bespaard van het we ten, dat zij even hulpeloos aan het rond dobberen waren als wij en wachten op den bries, die ons uit dien toestand ver lossen zou. Die onweersbul was in zeker opzicht een uitkomst geweest. We waren erdoor in het bezit gekomen van een kleinen voor raad lauw-warm drinkwater. Natuurlijk was deze binnen een paar uur weer uit geput geweest, maar zonder dit buiten kansje zou ik niet geweten hebben hoe we den dag doorgekomen waren. Want we hadden niets eetbaars aan boord en de hitte was door den reflex van de zonne stralen op de oppervlakte van de zee nog ondragelijker dan gewoonlijk. Maar Patricia's humeur was tegen al die onaangename dingen bestand gebleken. Om te beginnen had ze mij tot zonsop gang laten slapen en toen was ze alléén door een quasi-verontwaardigde houding van mijn kant ertoe te bewegen geweest om zelf een paar uur te gaan rusten. Daarna was ze me zooals zij het noem de op onzen uitkijk gezelschap komen houden en had ze den heelen ochtend zit ten praten en schertsen, of ons ronddob beren in die sloep een pleiziertochtje was en niet een avontuur, waarvan we geen van beiden wisten hoe het zou eindigen. Nu. achteraf, begrijp ik nog niet, hoe ik die camaraderie-houding zoo goed heb kunnen volhouden, hoe het mij gelukt is me te beheerschen, om niet, allen goeden voornemens ten spijt, haar handen vast te grijpen en haar te zeggen, dat ik van haar hield, dat ik haar aanbad! Want behalve haar schoonheid en charme, had ze eigen schappen, die iederen man aangetrokken zouden hebben, eigenschappen, die haar tot een ideaal-levensgezellin maakten. Moed en onzelfzuchtigheid, het vermogen om een ander te begrijpen, de behoefte om liefde te geven, om te steunen, waren er een paar van. Niet één keer had ik haar hooren klagen. Als ik haar zin gedaan had, zou ik, met den zwemgordel als kus sen, den heelen nacht en een groot deel van den dag zijn blijven liggen, zou ik haar het werk voortdurend den omtrek verkennen, hebben laten doen. En ten slotte had ik het maar voor een klein deel aan mezelf te danken, dat ik mijn besluit trouw bleef. Ais ze me door één blik, één gebaar, hoe klein ook, had laten merken, dat ze van gedachte ver anderd was, dat haar wantrouwen voor iets anders het veld geruimd had, dan was het mijn heroïsche houding van plichtgetrouw man wel geweest, dan zou ik me voor haar op de knieën hebben laten vallen, dan zou de bekentenis, dat ik van haar hield, me naar de lippen gedrongen zijn, dan zou ik het uitgestameld hebben, dat ik haar aanbad, verafgoodde, dat een leven zonder haar geen waarde voor me had. Nu dwong ze me door haar houding tot zelfbeheersching. En tot analyseeren van die houding. Want ik kon niet gelooven dat ze werkelijk een zekere antipathie ten opzichte van mij voelde. En evenmin wilde het er bij me in, dat haar trots, het steeds weer realiseeren van den misstap van haar broei, er de oorzaak van was. Maar een feit was het, dat die gereser veerdheid, die houding van voortdurend op haar hoede te zijn, er was. En dat ze me ermee op een afstand hield. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9