|2'K Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 April 1931
Vierde Blad
No. 21804
BOUWKUNSTIG SCHOON.
33 Mlo
WARM EN KOUD WEER
IN DE LENTE.
FiNANPlFH nVFR7irHT.
Trkscke TCotrenbaai}
maar dan, ook^,
uil cU oudste Tïiesche
Tabaksfabriek vare
fcuuse tyirerts te,
¥oure ut fries (aruC
C/pgericht 1755
tckte friescke
y&ereH-tfyaai
verschaft: U welke* va* genoi!^
ONZE BRIDGERUBRIEK.
XXV.
Ditmaal heb ik den zijgevel van de
Waalsche Bibliotheek voor u geschetst,
vanuit de Kloksteeg kijkt men er vlak
wnaan tls een kloeke gevel, keurig
mderhouden, dagteekenend uit het mid-
S.n der 17de eeuw. Boven de eerste ver-
SLnine is de gevel iets verbreed. Deze
Xrbreeding is verantwoord door een ge-
Riileerd natuursteenblok bu wijze van
«Y'le ter weerszijden. De aardige vorm
E den topgevel spreekt daardoor nog
beter Deze bezit zes trappen, afgedekt
Het geprofileerde zandsteenbanden.
OG3.S.
I U merkt op, dat er in dezen gevel ta
melijk veel ramen zitten. Brak men ze er
bit, dan zou men kunnen opmerken, hoe
weinig muurwerk er feitelijk overbleef.
Ondanks die vele ramen krijgen we thans
itocli den idruk van een zeer gesloten ge
heel.
Het is misschien wel aardig eens even
siat langer stil te staan bij de beteekenis
|van het raam in den gevel.
De gevel dient, zooals we weten, om de
daarachter liggende ruimte af te sluiten,
I te beveiligen tegen invloeden van buiten,
1 in 'tkort om rust en veiligheid te scheppen
voor den bewoner van het huis.
Tegelijkertijd is het echter noodzakelijk
dat de bewoner gemeenschap met de bui
tenwereld onderhoudt. Daartoe dienen de
|ramen.
Terwijl het huis eéherzijds een zoo goed
nogelijk afgesloten ruimte moet zijn, moet
Ihet ter andere zijde zooveel doenlijk
samenhangen met de wijde wereld
rondom. Er moet toevoer zijn van licht,
I lucht en tot zekere hoogte van geluid. Er
zou een wijsgeerige studie te schrijven
.zijn. hoe het woonhuis dagelijks het pro-
Ibleem stelt van vrijheid en gebondenheid.
|De man. die dakloos rondzwerft, geniet de
Imeest gehandicapte vrijheid; de man die
j in een donker huis zonder ramen zou wil-
lien wonen, zou slaaf zijn van zijn gebonden
I vrijheid. De woning, die afsluit van de
Inatuur, moet ons tevens met haar in ver-
I binding brengen.
Het is een der problemen van de bouw
kunst, zelfs bij de allereenvoudigste woning
dat het raam ons in verbinding stelt met
de buitenwereld en tevens een afsluitend
karakter behoudt.. Zoowel de eene als de
andere functie moet zichtbaar zijn.
En nu is het eigenaardig, dat men vooral
in vroegeren tijd zoo uitnemend de kunst
verstond door 'den vorm en de plaatsing
van het raam, de tweeledige functie er van
zoo goed tot uiting wist te brengen
Natuurlijk houdt de plaatsing van het
raam in de eerste plaats verband met de
rulmteverdeeling van het huis met de
grootte en den vorm der vertrekken. Is
deze juist en zuiver, dan is men in staat
aan den buitenkant van een gebouw vrij
zuiver de ruimte-indeeling daar binnen af
te lezen. Bij de oude bouwkunst scheen dit
principe zóó voor de hand te liggen, dat
het vanzelf sprak.
In het gevelvlak werden, in verband met
de indeeling. de kruiskozijnen geplaatst.
De krachtige omlijsting van zoo'n raam,
de zware middenstijl en het niet minder
zware kalf gaven het denkbeeld van een
solide afsluiting. Hiertoe werkte dan nog
mede, dat de vier lichtopeningen door het
netwerk van het glas-in-lood werden ge
vuld, en dat in het benedengedeelte krach
tig sprekende luikjes waren aangebracht.
Men weet, dat in de 18de eeuw die heel
kleine ruitjes verdwenen, om plaats te
maken voor een grootere houten roedever-
deeling Maar ook toen bleven de ruitjes
nog betrekkelijk klein en vormden de roe
den nog een duidelijke verbinding tus-
schen de zwaardere constructieve gedeel
ten van het kozijn. Op de teekening hier
boven kan men dat goed waarnemen. Het
raam behoudt zijn waarde als afsluitend
element. Zeer duidelijk sprak dat b.v. ook
bij een woning aan den Vliet, welke wij
laatst bespraken, die met het aardige
poortje er naast, vele en groote ramen,
betrekkelijk klein onderverdeeld
In de 19de eeuw heeft men dikwijls de
kozijnen zeer groot gemaakt, terwijl de
constructie minder zwaar was dan van die
uit de 11de en 18de eeuw. En ten over
vloede werden ze gevuld met groote ruiten,
in de deftige woningen spiegelruiten. Het
afsluitend karakter van liet raam ging
daarmee voor het oog ten minste
vrijwel verloren Bovendien kreeg men
voor de intimiteit, van de binnenruimte
dan weer te veel en te schel licht, zoodat
eenige stellen gordijnen lastige stof
nesten weer voor diffuser en zachter
licht moesten zorgen.
Het wil ons toeschijnen, dat men zonder
verdere overweging, alleen dezen gedach-
tengang volgde: „Een kamer moet licht
hebben, dus plaatsen wij ramen." Of deze
ramen in een bepaalde evenredigheid
stonden met de achterliggende ruimte en
het doel van deze, daarover scheen men
zich niet uitermate te bekommeren.
Met groote voldoening moet worden op
gemerkt, dat de moderne bouwkunstenaar
ik bedoel niet den speculant, die huizen
bij de vleet poot om huren te trekken en
niets anders dan dat ik bedoel den man,
die zoowel in het eenvoudige als in het
deftige iets goeds wenscht te bouwen
dat de gewetensvolle architect, die zijn
vak lief heeft, alles op het spel zet om
goed te bouwen: d.w. z. logisch, waarbij
elk onderdeel volkomen is verantwoord in
verband met het geheel, en het bepaalde
karakter van onderdeelen duidelijk
spreekt. In zulke gevallen is het construc
tief verantwoorde welbehaaglijk voor het
gezicht. En hoe meer er goed wordt ge
bouwd. des te meer zullen onzen oogen
wansmaak vinden in de rommeligheid van
het tijdvak, dat ten deele achter ons ligt,
ten deele helaas nog voortwoekert.
Zoo weet men thans in gewone huizen
soms krachtig omlijste en goed verdeelde
ramen te plaatsen, die de geslotenheid
van den gevel geen geweld aandoen
In den laatsten tijd verrijzen nogal ge
bouwen, waarvan de ramen herinneren
aan de oude kruisramen; ook ziet men
meermalen heel mooi verdeelde drielichts-
kozijnen: een grootere middenruit en twee
smallere zijruiten, door krachtige stijlen
gescheiden en het geheel sprekend omlijst.
Over winkels en magazijnen, waarvan de
lichtopeningen grooter moeten zijn, spre
ken we later.
Keeren we thans tot bovengeschetsten
gevel terug, waarvan de raamverdeeling
mij aanleiding gaf tot bovenstaande be
schouwing. We merken op, dat in de
grondverdieping de kruiskozijnen zijn ver
vangen door 18de eeuwsche schuiframen,
elk met een flink kalf en behoorlijk on
derverdeeld.
Op de eerste verdieping spreekt de ge-
Wanneer de winter weer voorgoed voor
bij is en in de levende natuur overal de
invloed is te zien van de naderende lente,
meenen wij een zeker recht te hebben op
warm weer. Elke mooie zonnige, warme
dag met weinig wind brengt ons in den
waan, dat de zomer gekomen is, maar tel
kens worden wij teleurgesteld door som
ber. koud weer. Zooveel te meer doet ons
de achteruitgang van het weer onaange
naam aan, omdat in de lente een bijzon
der mooie, warme dag meestal onmiddel
lijk gevolgd wordt door een guren dag.
Dit voelen wij als een soort onrechtvaar
digheid van de Natuur tegenover ons, die
toch na een langen somberen winter recht
meenen te hebben op licht en warmte. Wij
worden misschien op geen enkel ander ge
bied zoo dikwijls en zoo gevoelig teleurge
steld als in de lente met het weer, en het
schijnt wel alsof niemand kan inzien, dat
koud weer na warme dagen in dien tijd
van het jaar niets anders is dan een te
rugkeer tot den normalen toestand, ook
al is de temperatuur op koude lentedagen
lager dan de normaal-gemiddelde.
Voor een juiste beoordeeling van de
groote tegenstellingen tusschen warme en
koude dagen in de lente moet men be
kend zijn met verschillende meteorologi
sche feiten. Van deze feiten wil ik enke
len opnoemen.
Raadpleegt men veeljarige meteorologi
sche journalen, dan zal men kunnen op
merken, dat in ons klimaat het aantal
dagen, waarop de temperatuur lager is
dan de normaal-gemiddelde, grooter is (en
nogal veel grooter) dan het aantal te
warme dagen. Daarbij zal blijken, dat af
wijkingen naar boven, d.i. op warme da
gen, gemiddeld grooter zijn dan de nega
tieve temperatuur-afwijkingen, m.a.w.
Het gebeurt niet dikwijls dat het te warm
is. maar als dat het geval is, is het ook
veel te warm. Daarentegen is het meestal
te koud, maar niet zooveel te koud als
het anders te warm is. Wij ondervinden
dus altijd meer koude dan warmte in de
lente, zoodat het geen wonder is dat wij
daar eindelijk genoeg van krijgen en erg
ingenomen zijn met de weinige warme da
gen. die de lente ons schenkt. De lente is
daarom voor den meteoroloog (en in het
algemeen voor ieder) lang niet zoo'n
ideaal jaargetijde als voor den dichter, die
zich aan den gloed van zijn verzen warmt,
terwijl wij het meer van de zon en de
lucht moeten hebben.
Wanneer dus een warme dag gevolgd
wordt door een gure moeten wij maar den
ken: het weer houdt zich aan de regels,
het moet koud zijn, en dat is toch wel een
geruststelling.
Waarom is dan koud weer in de lente
normaler dan warm weer?
Hierop is niet zoo gemakkelijk een dui
delijk en afdoend antwoord te geven. In
het volgende wil ik evenwel trachten een
verklaring te geven
In den regel zal men zien, dat op warme
lentedagen de wind heel zwak is en uit
een Zuidelijke richting waait. Zonneschijn
is daarbij niet bepaald noodig, want ook
zonder dezen kan liet warm zijn.
Daarentegen zien wij, dat de koude
dagen gekenmerkt zijn door een sterken
wind uit Noordelijke richting. Zonneschijn
kan daarbij de koude niet opheffen al
draagt hij er toe bij het weer minder on
aangenaam te maken. Ik moet hier ech
ter de opmerking maken, dat de wind be
oordeeld moet worden naar zijn herkomst.
Een uit het hooge Noorden afkomstige
wind kan door draaiing hier als een Wes
telijke of Noordelijke aankomen.
Het verschil tusschen warme en koude
dagen wordt dus hoofdzakelijk veroor
zaakt door den aard van de aangevoerde
lucht. Dit geldt wel voor alle jaargetijden
maar komt vooral in de lente zoo sterk
tot uiting omdat de temperatuurverschil
len zooveel meer beteekenis hebben dan
in den zomer of den winter.
De overheerschende luchtstroom is het
resultaat van een bepaalde luchtdrukver-
deeling. Zuidelijke luchtstroomen waaien
slotenheid nog sterker door de kleinere
I ruiten. En in den topgevel spreekt ze voor
1 zichzelf, doordat de kruiskozijnen met de
onderluikjes zijn gehandhaafd.
Boven alle ramen zijn lage, krachtige
strekken met drie sluitsteenen. waarvan
I de middelste steeds 'n gebeeldhouwd kopje
I draagt.
over West-Europa als de luchtdrukking
laag is boven den Oostelijken Atlantl-
schen Oceaan en hoog boven Oost-Europa.
Dit is een voor April weinig voorkomende
toestand. Daarentegen is het veel meer
algemeen, dat in dezen tijd van het jaar
de luchtdruk hoog is boven den Oceaan en
laag boven Oost-Europa (op deze omstan
digheid hoop ik later uitvoeriger terug te
komen) dan is de algemeene luchtstroom
Noordelijk en voert dus een koude lucht
aan. Daar nu deze laatste luchtdrukver-
deeling in dezen tijd meer normaal is dan
de eerstgenoemde, is het ook beter dat
het in April koud is. Wij weten dan dat
er niets abnormaals aan de hand is, en
dat is. zooals ik reeds opmerkte, een ge
ruststelling.
Een andere vraag is: hoe komt het dan
dat het in sommige jaren zoo heel lang
koud weer in de lente en voorzomer is.
Is dat niet abnormaal?
Ja, eenigszins abnormaal is dat wel.
Het bewijst dat de uitwendige omstandig
heden. die een luchtdrukverdeeling m
stand houden, waarbij West-Europa voort
durend door den Noordelijken luchtstroom
bezocht wordt, ongewoon lang aanhouden
en ongewoon krachtig werken. Het is *}iet
met zekerheid bekend welke oorzaken dan
aan het werk zijn. Men heeft om deze late
koude te verklaren, wel eens gedacht aan
abnormaal lage temperatuur in zeer hooge
luchtlagen, maar zoover mij bekend is,
heeft men het bewijs voor deze verklaring
niet geleverd. De ruimte ontbreekt in dit
artikel om hierop verder in te gaan.
Laten wij mooie warme dagen in April,
zooals verleden week Donderdag, derhal
ve als een gunst der Natuur beschouwen,
en bij de terugkeer der koude denken: dit
is normaal en dus niet verontrustend, al
stelt zij ons verlangen naar warmte op
een harde proef.
(Nadruk verboden). C. N-
RECLAME.
Verdere vermindering van de kooplust
ter beurze. Teleurstellend prijsverloop
der goederenmarkten Overeenstemming
van suikerproducenten over cventueele
verhooging van den export Dividend-
vooruitzichten der Koninklijke Petroleum
Stijging der winst van de Unilever. I
De geringe bedrijvigheid, die de meeste
groote fondsenmarkten in de eerste week
na de Paaschvacantiedagen had geken
merkt, heeft ook in de laatste acht dagen
nog niet voor een opleving van den handel
plaats gemaakt De politieke gebeurtenis-
sen in Spanje, die tot een scherpe daling
van den Peseta-koers hebben geleld, heb
ben een druk op de beursstemming uitge
oefend en de kooplust van het publiek
verder beperkt. Het feit, dat de verbete
ring in de economische verhoudingen zich
ook nog zoo weinig duidelijk afteekent,
draagt er het zijne toe bij, om het pu
bliek terug te houden van aankoopen van
aandeelen van ondernemingen, welker di
recte toekomst weinig aanleiding tot op
timistische verwachtingen geeft.
Meer dan van iets anders gaat een de-
prlmeerende invloed uit van de prijsont
wikkeling op de productenmarkten. Na
dat in den aanvang van het jaar de
prijsdaling geheel tot staan was gekomen
en verschillende noteeringen zelfs een
krachtig herstel te zien gaven, is het
prijsverloop op verschillende markten in
den jongsten tijd weder zeer teleurstel
lend.
De koffie-, cacao-, rubber- en metaal-
prijzen zijn opnieuw scherp teruggeloopen,
op de katoen- en de graanmarkt heeft
een nieuwe inzinking intusschen weer
voor een licht herstel plaats gemaakt,
zonder dat echter de in het begin van
dit jaar geldende hoogere noteeringen
weer konden worden bereikt, bovendien
beperkt het prijsherstel zich, vooral wat
tarwe betreft, tot de noteeringen voor
levering op korten temijn.
Voor latere levering is de stemming,
met het oog op den onzekeren toestant,
der markt, die na het eindigen der steun-
aankoopen op de tarwemarkt door de
Amerikaansche Federal Farm Board is
ontstaan, nog uiterst flauw. Het blijft nog
altijd de vraag, hoe de voorraden uit den
ouden oogst van de hand kunnen worden
gedaan voordat de nieuwe tarweoogsten
in de overzeesche productielanden op de
markt komen. De stand van het gewas in
Europa, die kort geleden wegens het koude
weder nog ongunstig werd beoordeeld, is
in den Jongsten tijd eenigszins verbeterd,
hoewel op het oogenblik nog moeilijk
voorspellingen ten opzichte van het re
sultaat van den oogst kunnen worden
gedaan. Met het oog op de bestaande on
zekerheid nemen de verbruikers echter
nog steeds groote terughouding in acht,
en men geeft er de voorkeur aan, de la
tere behoeften niet van te voren te dek
ken, daar er zich te allen tijde verras
singen kunnen voordoen.
Op de katoenmarkt heeft de grootere
kooplust der eerste maanden van het
jaar weder plaats gemaakt voor de oude
stagnatie, en dat geldt vooral voor
Lancashire, waar het eind van den
Britsch-Indischen boycot lang niet zulk
een gunstigen invloed uitoefent, als aan
vankelijk was verwacht. In de plaats van
den officleelen boycot tegen Britsche
goederen is thans staking der aankoopen
van de zijde der koopers gekomen, die
weliswaar niet georganiseerd is, maar
zich niettemin in sterke mate doet ge
voelen. Ook de orders van de andere over
zeesche afzetgebieden blijven beperkt. De
zichtbare wereldvoorraad aan Katoen word
volgens de laatste raming becijferd op
7.256 millioen balen tegen 4.825 millioen
balen in het vorige jaar, waartegenover
echter staat dat de onzichbare voorraden
bij handelaren en fabrikanten ongetwij
feld sterk zijn ingekrompen daar men
zich wegens den onzekeren markttoestand
het laatste jaar beperkt heeft tot dekking
der directe behoeften.
Wat de metaalmarkten betreft, is het
opmerkelijk, dat het thans in werking
getreden restrictie-schema de prijsdaling
voor tin niet heeft kunnen tegenhouden.
De Vereeniging van Tinproducenten over
weegt thans plannen, om de productie
verder te beperken doch de leden schijnen
weinig geneigd te zijn, om nieuwe offers
te brengen, wanneer de landen, die tot
dusverre buiten de beperkingsoverffën-
komst zijn gebleven, zich niet bij de rege
ling van de markt aansluiten. Er vinden
thans onderhandelingen met dit doel
plaats, waarvan het resultaat dient te
worden afgewacht.
Op de ongunstige stemming der rubber-
markt hebben wij reeds herhaaldelijk ge
wezen. Het feit, dat een aantal' der groot
ste producenten zich thans openlijk tegen
regeeringslnmenging heeft verklaard,
heeft tot gevolg gehad, dat de hoop op
het tot stand komen van een productie
regeling, die zoowel de Ned.-Indische als
de Engelsch-Indische plantages zal om
vatten, en waarin ook de inlandsche aan
plantingen zou worden betrokken, hoe
langer hoe geringer wordt.
n.
Alvorens over te gaan tot een werke-
üjke behandeling van Bieden en Spelen,
I wil ik in mijn artikel van deze week eerst
i hog eenige algemeene regels behandelen.
Ik zal die ook zeer zeker later bij verschil
lende voorbeelden nog eens aanhalen,
doch ik acht het beter ze eerst speciaal
te vermelden.
Aangezien ik deze regels voor elk speler
van het hoogste belang acht, en ik uit
ervaring weet dat zij herhaaldelijk wor
den overtreden, raad ik mijne lezers ten
sterkste aan er hun volle aandacht aan
te besteden.
Zoodra een laatste bod is gedaan, en
de voorhand is uitgekomen, moet de lei
der. alvorens een kaart bij te spelen, zich
eenigen tijd gunnen om een korte studie
te maken van zijn eigen kaarten met die
van den blinde. Hij moet zich rekenschap
geven hoeveel slagen hij zal moeten ma
ken om aan zijn contract te voldoen, hoe
veel vaste slagen hij bezit, en omgekeerd,
hoeveel slagen hij met zekerheid zal moe
ten missen. In verband met de eventueele
biedingen van zijn tegenstanders, moet
hu nagaan waar hij de ontbrekende
hooge kaarten kan verwachten. Om zijn
contract te kunnen maken zal hem wei-
licht blijken dat hij éénmaal op den
blinde en twee maal op de eigen hand zal
moeten snijden. Hetis daarom v. het groot
ste belang direct na te gaan of hij in den
blinde 2 rentrants heeft om dat snijden
rn.iJSr1?611 oePassen: wellicht zal hem
rin-o-t worden dat hij de eerste slag
h' S den blinde en niet in de eigen
nemerL om een van de bewuste
ken m ~rec. van daaruit aan te trek
bomen hI"? hagaan of hij bij aan slag
ste? is ,voor zoover bij die mee-
welken küïv tZ?Lafspelen' en 200 )'a' van
gehee? iül beginnen. Is hij de troe>
kan in Ser,,en speelt-hij die af, dan
te "aan in Laiterlrootste belang zijn na
gaan in welke hand hij bij de laatste
maal troefspelen aan slag wil zijn. Ook
bestaat de mogelijkheid dat hij in de blin
de een korte kleur heeft en een of twee
kleine kaartjes van troef daar kan ge
bruiken om niet-vrije kaarten van die
kleur, die hij in de eigen hand heeft, af
te troeven in dit geval zal hij dus niet
direct troef moeten gaan trekken, doch
dit uitstellen tot hij de kleine troefjes in
den blinde, heeft benut.
Het lijkt haast overbodig om hierop den
nadruk te leggen doch ik kan u de ver
zekering geven dat het in de practijk
meermalen voorkomt dat uit vluchtig
heid bij de eerste slag zonder nadenken
wordt bijgespeeld en het spel daardoor
verloren, of zeer moeilijk te winnen wordt.
Ik kan ook niet sterk genoeg aanraden
er een vaste gewoonte van te maken,
eerst in gedachten een speelplan op te
maken en in den loop van het spel hierin
wijzigingen aan te brengen indien uit de
kaartverdeehng blijkt dat dit noodig is.
Zeer dikwijls zal blijken dat Uw contract
afhangt van het vrijspelen van één kaart.
Het gaat dan in het spel niet om de 9
slagen die vast in Uw hand zitten, het
gaat uitsluitend om die tiende slag. bij
't maken waarvan zoowel U als Uwetegen-
sl anders 't grootste belang hebben, yoor 't
bijspelen van de eerste kaart uit den
blinde, moet reeds bij U vaststaan in
welke richting U die tiende slag moet
zoeken.
Een tweede regel waarvan nooit mag
worden afgeweken en waartegen maar al
te vaak wordt gezondigd, is de volgende:
Een gewonnen spel mag nooit verloren
worden en omgekeerd: een spel dat door
de tegenstanders „down" gemaakt kan
worden, mag nooit gewonnen worden. Ik
bedoel hiermede dat een spel dat gewon
nen kan worden door het spelen van een
bepaalde kaart, ook gewonnen moet wor
den en niet bijv. in de hoop een overslag
te maken, de kans geloopen mag worden
dat het spel willicht nog verloren wordt.
Ik wil hiervan het volgende voorbeeld
geven. Stel in den loop van het spel heeft
de speler, naar Aas, Vrouw en Boer van
een kleur spelende, de Boer ingelegd, die
gemaakt werd. Het spel wordt verder at-
gespeeld met het resultaat dat de speler
weer aan slag is aan de andere hand dan
waarin de Aas-Vrouw zit, op het moment
dat hij voor het maken van zijn contract
nog slechts 1 slag noodig heeft, die hij
niet op andere wijze kan maken. Het is
natuurlijk verleidelijk die kleur aan te
spelen en de Vrouw in te leggen in de
overtuiging dat de Heer er vóór zit en
dus beide slagen gemaakt kunnen wor
den. Er zit echter een gevaar in dat de
speler, achter de Aas-Vrouw wel de Heer
heeft, doch deze juist de eerste maal niet
heeft gespeeld om U te verlokken de
tweede maal de Vrouw te spelen, en dat
Uwe tegenstanders daarna de rest van
de slagen met hunne vrije kaarten kun
nen maken. Het winnen van het contract
(zelfs al beteekent dat niet direct Manche
of Robber) is van zoo groot belang dat
het risico niet genomen mag worden en
de Aas moet gespeeld worden.
Om dezelfde reden mag een tegenstan
der, wanneer hij den speler door het
spelen van een bepaalde kaart „down" kan
krijgen, nooit trachten nog een extra slag
te maken, alvorens hij den speler zijn con
tract heeft doen verliezen Het „down"
krijgen van den speler is van zóó groot
belang dat hij, de eerste keer dat hij dat
kan bewerkstelligen, die gelegenheid on
middellijk moet aangrijpen. Het spreekt
van zelf, dat wanneer de speler de zeker
heid heeft in elk geval zijn contract te
kunnen maken, of de tegenspelers weten
dat zij den speler in elk geval „down"
kunnen krijgen, alles geprobeerd mag wor
den om extra slagen te maken. Het be
treft natuurlijk alleen die gevallen waarin
het om 1 slag gaat.
Een derde vaste regel is de volgende:
Indien U als speler in den loop van het
spel duidelijk wordt dat uw contract alleen
dan gewonnen kan worden, indien een be
paalde kaart in een bepaalde hand zit,
speel dan alsof U met zekerheid wist dat
die kaart daar zit, hukt het dan is Uw
spel gewonnen met de daaraan verbonden
voordeelen, lukt het niet, laat U dan niet
beïnvloeden door de mogelijkheid, dat U
wellicht meer „down" zij t en U, op andere
wijze spelende. Uw verlies tot 1 down had
kunnen beperken. U heeft de kans ge
nomen om Uw spel te winnen en die kans
moet genomen worden.
Hetzelfde geldt voor de tegenspelers. In
dien U blijkt dat U alleen dan den speler
down kunt krijgen indien een of meer
bepaalde kaarten in de hand van Uw
partner zijn, speel dan alsof U met zeker
heid wist dat zij inderdaad in zijn bezit
zijn. Speel van een AasVrouw, een Heer
tweede af, zoodra U blijkt dat dit de
eenige kans Is den speler down te krijgen.
Dit is voor U van het allereerste belang.
Lukt het niet en verschaft U den speler
wellicht één of meer overtrekken, die hij
op andere wijze niet zou hebben gemaakt,
troost U zich dan met de overtuiging, dat
hij zijn contract in elk geval zou hebben
gemaakt. Die overtrekken hebben maar
een betrekkelijke waarde tegenover de
kans die U heeft genomen, den speler zijn
contract te doen verliezen
Een laatste regel, waarbij zelfs het be
faamde aantal uitzonderingen niet voor
komt, is de volgende. Maak het als tegen
speler Uw tegenstander nooit gemakkelijk,
tracht hem altijd in onzekerheid te hou
den of een bepaalde kaart in Uw hand zit
of niet. Tracht hem op alle mogelijke ma
nieren te misleiden en in het duister te
laten tasten. Speelt Uw tegenstander door
U heen naar AasVrouw uit den blinde
en komt hij met een kleine kaart uit, leg
dan de Heer niet in met de bemerking
„hij snijdt toch". Volkomen juist, in 9 van
de 10 gevallen zal hij dat doen, voor het
tiende geval moet U zich wapenen. Indien
de Heer gespeeld wordt geeft U den speler
de zekerheid van 2 slagen. Wellicht heeft
de speler een singleton in die kleur en zal
hij niet durven snijden, vooral niet wan
neer hij er prijs op stelt in de blinde aan
slag te komen om vandaar uit een andere
kleur aan te trekken en hij in de blinde
niet over andere rentrants heschikt.
Na deze algemeene beschouwingen kom
ik terug op het eerste begin van het spel,
n.l. het Bieden. Gelukkig worden in Hol
land de meeste Amerikaansche conventies
nbg niet gespeeld, waarbij men tracht op
allerlei manier den partner meerdere in
formatie omtrent de eigen kracht te geven
en biedingen uitbrengt, die geheel iets an
ders bedoelen dan ermede gezegd wordt
en welke afspraken over en weer geheel
gekend en beheerscht moeten worden. Ge
lukkig wordt in Holland nog iets aan de
kennis, het initiatief en de individualiteit
van den speler overgelaten en worden
onze biedingen nog niet geheel bepaald
door de categorische instructies van mr. A,
B of C uit New-York. Wanneer men er toe
overgaat verschil te maken tusschen „dub
bel" (beteekent echte dubbel) en „dou
blet" (beteekent de informatie of z. g.
Amerikaansche dubbel) zooals reeds is
voorgesteld met de z.g ..challenge", zullen
wij morgen hooren „Partner als ik mijn
linkeroog dicht doe. ga dan niet te noog,
knip ik echter met mijn rechter, dan kan
je op mij rekenen."
Uit het feit, dat een uiteindelijk bod
moet opgebouwd uit informaties die de
partners elkander in den loop van het
bieden hebben weten te geven, blijkt ten
duidelijkste, dat deze informaties juist en
betrouwbaar moeten zijn. Succesvol bieden
is juist bieden en daarom is te laag bieden
evenzoo onjuist als te hoog bieden.
Hiermede hangt ten nauwste samen het
eerste gebod van Contract Bridge „Laat
Uw openingsbod betrouwbaar zijn". Dit is
de basis van Uw spel, het fundament,
waarop het laatste (wellicht Manche of
Slem) bod berust. Is dit fundament on
betrouwbaar, dan zal het met zorg opge
bouwd en afgewerkt gebouw, topzwaar zijn.
Waaruit moet nu Uw openingsbod be
staan. Over hoeveel sterkte, hoeveel ver
moet -e slagen moet U kunnen beschik
ken om een openingsbod te doen. Ik zal
trachten U hierop in mijn volgende arti
kelen een antwoord te geven.
A. J. VERSTEEG.