|2'K Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 April 1931 Vierde Blad No. 21804 BOUWKUNSTIG SCHOON. 33 Mlo WARM EN KOUD WEER IN DE LENTE. FiNANPlFH nVFR7irHT. Trkscke TCotrenbaai} maar dan, ook^, uil cU oudste Tïiesche Tabaksfabriek vare fcuuse tyirerts te, ¥oure ut fries (aruC C/pgericht 1755 tckte friescke y&ereH-tfyaai verschaft: U welke* va* genoi!^ ONZE BRIDGERUBRIEK. XXV. Ditmaal heb ik den zijgevel van de Waalsche Bibliotheek voor u geschetst, vanuit de Kloksteeg kijkt men er vlak wnaan tls een kloeke gevel, keurig mderhouden, dagteekenend uit het mid- S.n der 17de eeuw. Boven de eerste ver- SLnine is de gevel iets verbreed. Deze Xrbreeding is verantwoord door een ge- Riileerd natuursteenblok bu wijze van «Y'le ter weerszijden. De aardige vorm E den topgevel spreekt daardoor nog beter Deze bezit zes trappen, afgedekt Het geprofileerde zandsteenbanden. OG3.S. I U merkt op, dat er in dezen gevel ta melijk veel ramen zitten. Brak men ze er bit, dan zou men kunnen opmerken, hoe weinig muurwerk er feitelijk overbleef. Ondanks die vele ramen krijgen we thans itocli den idruk van een zeer gesloten ge heel. Het is misschien wel aardig eens even siat langer stil te staan bij de beteekenis |van het raam in den gevel. De gevel dient, zooals we weten, om de daarachter liggende ruimte af te sluiten, I te beveiligen tegen invloeden van buiten, 1 in 'tkort om rust en veiligheid te scheppen voor den bewoner van het huis. Tegelijkertijd is het echter noodzakelijk dat de bewoner gemeenschap met de bui tenwereld onderhoudt. Daartoe dienen de |ramen. Terwijl het huis eéherzijds een zoo goed nogelijk afgesloten ruimte moet zijn, moet Ihet ter andere zijde zooveel doenlijk samenhangen met de wijde wereld rondom. Er moet toevoer zijn van licht, I lucht en tot zekere hoogte van geluid. Er zou een wijsgeerige studie te schrijven .zijn. hoe het woonhuis dagelijks het pro- Ibleem stelt van vrijheid en gebondenheid. |De man. die dakloos rondzwerft, geniet de Imeest gehandicapte vrijheid; de man die j in een donker huis zonder ramen zou wil- lien wonen, zou slaaf zijn van zijn gebonden I vrijheid. De woning, die afsluit van de Inatuur, moet ons tevens met haar in ver- I binding brengen. Het is een der problemen van de bouw kunst, zelfs bij de allereenvoudigste woning dat het raam ons in verbinding stelt met de buitenwereld en tevens een afsluitend karakter behoudt.. Zoowel de eene als de andere functie moet zichtbaar zijn. En nu is het eigenaardig, dat men vooral in vroegeren tijd zoo uitnemend de kunst verstond door 'den vorm en de plaatsing van het raam, de tweeledige functie er van zoo goed tot uiting wist te brengen Natuurlijk houdt de plaatsing van het raam in de eerste plaats verband met de rulmteverdeeling van het huis met de grootte en den vorm der vertrekken. Is deze juist en zuiver, dan is men in staat aan den buitenkant van een gebouw vrij zuiver de ruimte-indeeling daar binnen af te lezen. Bij de oude bouwkunst scheen dit principe zóó voor de hand te liggen, dat het vanzelf sprak. In het gevelvlak werden, in verband met de indeeling. de kruiskozijnen geplaatst. De krachtige omlijsting van zoo'n raam, de zware middenstijl en het niet minder zware kalf gaven het denkbeeld van een solide afsluiting. Hiertoe werkte dan nog mede, dat de vier lichtopeningen door het netwerk van het glas-in-lood werden ge vuld, en dat in het benedengedeelte krach tig sprekende luikjes waren aangebracht. Men weet, dat in de 18de eeuw die heel kleine ruitjes verdwenen, om plaats te maken voor een grootere houten roedever- deeling Maar ook toen bleven de ruitjes nog betrekkelijk klein en vormden de roe den nog een duidelijke verbinding tus- schen de zwaardere constructieve gedeel ten van het kozijn. Op de teekening hier boven kan men dat goed waarnemen. Het raam behoudt zijn waarde als afsluitend element. Zeer duidelijk sprak dat b.v. ook bij een woning aan den Vliet, welke wij laatst bespraken, die met het aardige poortje er naast, vele en groote ramen, betrekkelijk klein onderverdeeld In de 19de eeuw heeft men dikwijls de kozijnen zeer groot gemaakt, terwijl de constructie minder zwaar was dan van die uit de 11de en 18de eeuw. En ten over vloede werden ze gevuld met groote ruiten, in de deftige woningen spiegelruiten. Het afsluitend karakter van liet raam ging daarmee voor het oog ten minste vrijwel verloren Bovendien kreeg men voor de intimiteit, van de binnenruimte dan weer te veel en te schel licht, zoodat eenige stellen gordijnen lastige stof nesten weer voor diffuser en zachter licht moesten zorgen. Het wil ons toeschijnen, dat men zonder verdere overweging, alleen dezen gedach- tengang volgde: „Een kamer moet licht hebben, dus plaatsen wij ramen." Of deze ramen in een bepaalde evenredigheid stonden met de achterliggende ruimte en het doel van deze, daarover scheen men zich niet uitermate te bekommeren. Met groote voldoening moet worden op gemerkt, dat de moderne bouwkunstenaar ik bedoel niet den speculant, die huizen bij de vleet poot om huren te trekken en niets anders dan dat ik bedoel den man, die zoowel in het eenvoudige als in het deftige iets goeds wenscht te bouwen dat de gewetensvolle architect, die zijn vak lief heeft, alles op het spel zet om goed te bouwen: d.w. z. logisch, waarbij elk onderdeel volkomen is verantwoord in verband met het geheel, en het bepaalde karakter van onderdeelen duidelijk spreekt. In zulke gevallen is het construc tief verantwoorde welbehaaglijk voor het gezicht. En hoe meer er goed wordt ge bouwd. des te meer zullen onzen oogen wansmaak vinden in de rommeligheid van het tijdvak, dat ten deele achter ons ligt, ten deele helaas nog voortwoekert. Zoo weet men thans in gewone huizen soms krachtig omlijste en goed verdeelde ramen te plaatsen, die de geslotenheid van den gevel geen geweld aandoen In den laatsten tijd verrijzen nogal ge bouwen, waarvan de ramen herinneren aan de oude kruisramen; ook ziet men meermalen heel mooi verdeelde drielichts- kozijnen: een grootere middenruit en twee smallere zijruiten, door krachtige stijlen gescheiden en het geheel sprekend omlijst. Over winkels en magazijnen, waarvan de lichtopeningen grooter moeten zijn, spre ken we later. Keeren we thans tot bovengeschetsten gevel terug, waarvan de raamverdeeling mij aanleiding gaf tot bovenstaande be schouwing. We merken op, dat in de grondverdieping de kruiskozijnen zijn ver vangen door 18de eeuwsche schuiframen, elk met een flink kalf en behoorlijk on derverdeeld. Op de eerste verdieping spreekt de ge- Wanneer de winter weer voorgoed voor bij is en in de levende natuur overal de invloed is te zien van de naderende lente, meenen wij een zeker recht te hebben op warm weer. Elke mooie zonnige, warme dag met weinig wind brengt ons in den waan, dat de zomer gekomen is, maar tel kens worden wij teleurgesteld door som ber. koud weer. Zooveel te meer doet ons de achteruitgang van het weer onaange naam aan, omdat in de lente een bijzon der mooie, warme dag meestal onmiddel lijk gevolgd wordt door een guren dag. Dit voelen wij als een soort onrechtvaar digheid van de Natuur tegenover ons, die toch na een langen somberen winter recht meenen te hebben op licht en warmte. Wij worden misschien op geen enkel ander ge bied zoo dikwijls en zoo gevoelig teleurge steld als in de lente met het weer, en het schijnt wel alsof niemand kan inzien, dat koud weer na warme dagen in dien tijd van het jaar niets anders is dan een te rugkeer tot den normalen toestand, ook al is de temperatuur op koude lentedagen lager dan de normaal-gemiddelde. Voor een juiste beoordeeling van de groote tegenstellingen tusschen warme en koude dagen in de lente moet men be kend zijn met verschillende meteorologi sche feiten. Van deze feiten wil ik enke len opnoemen. Raadpleegt men veeljarige meteorologi sche journalen, dan zal men kunnen op merken, dat in ons klimaat het aantal dagen, waarop de temperatuur lager is dan de normaal-gemiddelde, grooter is (en nogal veel grooter) dan het aantal te warme dagen. Daarbij zal blijken, dat af wijkingen naar boven, d.i. op warme da gen, gemiddeld grooter zijn dan de nega tieve temperatuur-afwijkingen, m.a.w. Het gebeurt niet dikwijls dat het te warm is. maar als dat het geval is, is het ook veel te warm. Daarentegen is het meestal te koud, maar niet zooveel te koud als het anders te warm is. Wij ondervinden dus altijd meer koude dan warmte in de lente, zoodat het geen wonder is dat wij daar eindelijk genoeg van krijgen en erg ingenomen zijn met de weinige warme da gen. die de lente ons schenkt. De lente is daarom voor den meteoroloog (en in het algemeen voor ieder) lang niet zoo'n ideaal jaargetijde als voor den dichter, die zich aan den gloed van zijn verzen warmt, terwijl wij het meer van de zon en de lucht moeten hebben. Wanneer dus een warme dag gevolgd wordt door een gure moeten wij maar den ken: het weer houdt zich aan de regels, het moet koud zijn, en dat is toch wel een geruststelling. Waarom is dan koud weer in de lente normaler dan warm weer? Hierop is niet zoo gemakkelijk een dui delijk en afdoend antwoord te geven. In het volgende wil ik evenwel trachten een verklaring te geven In den regel zal men zien, dat op warme lentedagen de wind heel zwak is en uit een Zuidelijke richting waait. Zonneschijn is daarbij niet bepaald noodig, want ook zonder dezen kan liet warm zijn. Daarentegen zien wij, dat de koude dagen gekenmerkt zijn door een sterken wind uit Noordelijke richting. Zonneschijn kan daarbij de koude niet opheffen al draagt hij er toe bij het weer minder on aangenaam te maken. Ik moet hier ech ter de opmerking maken, dat de wind be oordeeld moet worden naar zijn herkomst. Een uit het hooge Noorden afkomstige wind kan door draaiing hier als een Wes telijke of Noordelijke aankomen. Het verschil tusschen warme en koude dagen wordt dus hoofdzakelijk veroor zaakt door den aard van de aangevoerde lucht. Dit geldt wel voor alle jaargetijden maar komt vooral in de lente zoo sterk tot uiting omdat de temperatuurverschil len zooveel meer beteekenis hebben dan in den zomer of den winter. De overheerschende luchtstroom is het resultaat van een bepaalde luchtdrukver- deeling. Zuidelijke luchtstroomen waaien slotenheid nog sterker door de kleinere I ruiten. En in den topgevel spreekt ze voor 1 zichzelf, doordat de kruiskozijnen met de onderluikjes zijn gehandhaafd. Boven alle ramen zijn lage, krachtige strekken met drie sluitsteenen. waarvan I de middelste steeds 'n gebeeldhouwd kopje I draagt. over West-Europa als de luchtdrukking laag is boven den Oostelijken Atlantl- schen Oceaan en hoog boven Oost-Europa. Dit is een voor April weinig voorkomende toestand. Daarentegen is het veel meer algemeen, dat in dezen tijd van het jaar de luchtdruk hoog is boven den Oceaan en laag boven Oost-Europa (op deze omstan digheid hoop ik later uitvoeriger terug te komen) dan is de algemeene luchtstroom Noordelijk en voert dus een koude lucht aan. Daar nu deze laatste luchtdrukver- deeling in dezen tijd meer normaal is dan de eerstgenoemde, is het ook beter dat het in April koud is. Wij weten dan dat er niets abnormaals aan de hand is, en dat is. zooals ik reeds opmerkte, een ge ruststelling. Een andere vraag is: hoe komt het dan dat het in sommige jaren zoo heel lang koud weer in de lente en voorzomer is. Is dat niet abnormaal? Ja, eenigszins abnormaal is dat wel. Het bewijst dat de uitwendige omstandig heden. die een luchtdrukverdeeling m stand houden, waarbij West-Europa voort durend door den Noordelijken luchtstroom bezocht wordt, ongewoon lang aanhouden en ongewoon krachtig werken. Het is *}iet met zekerheid bekend welke oorzaken dan aan het werk zijn. Men heeft om deze late koude te verklaren, wel eens gedacht aan abnormaal lage temperatuur in zeer hooge luchtlagen, maar zoover mij bekend is, heeft men het bewijs voor deze verklaring niet geleverd. De ruimte ontbreekt in dit artikel om hierop verder in te gaan. Laten wij mooie warme dagen in April, zooals verleden week Donderdag, derhal ve als een gunst der Natuur beschouwen, en bij de terugkeer der koude denken: dit is normaal en dus niet verontrustend, al stelt zij ons verlangen naar warmte op een harde proef. (Nadruk verboden). C. N- RECLAME. Verdere vermindering van de kooplust ter beurze. Teleurstellend prijsverloop der goederenmarkten Overeenstemming van suikerproducenten over cventueele verhooging van den export Dividend- vooruitzichten der Koninklijke Petroleum Stijging der winst van de Unilever. I De geringe bedrijvigheid, die de meeste groote fondsenmarkten in de eerste week na de Paaschvacantiedagen had geken merkt, heeft ook in de laatste acht dagen nog niet voor een opleving van den handel plaats gemaakt De politieke gebeurtenis- sen in Spanje, die tot een scherpe daling van den Peseta-koers hebben geleld, heb ben een druk op de beursstemming uitge oefend en de kooplust van het publiek verder beperkt. Het feit, dat de verbete ring in de economische verhoudingen zich ook nog zoo weinig duidelijk afteekent, draagt er het zijne toe bij, om het pu bliek terug te houden van aankoopen van aandeelen van ondernemingen, welker di recte toekomst weinig aanleiding tot op timistische verwachtingen geeft. Meer dan van iets anders gaat een de- prlmeerende invloed uit van de prijsont wikkeling op de productenmarkten. Na dat in den aanvang van het jaar de prijsdaling geheel tot staan was gekomen en verschillende noteeringen zelfs een krachtig herstel te zien gaven, is het prijsverloop op verschillende markten in den jongsten tijd weder zeer teleurstel lend. De koffie-, cacao-, rubber- en metaal- prijzen zijn opnieuw scherp teruggeloopen, op de katoen- en de graanmarkt heeft een nieuwe inzinking intusschen weer voor een licht herstel plaats gemaakt, zonder dat echter de in het begin van dit jaar geldende hoogere noteeringen weer konden worden bereikt, bovendien beperkt het prijsherstel zich, vooral wat tarwe betreft, tot de noteeringen voor levering op korten temijn. Voor latere levering is de stemming, met het oog op den onzekeren toestant, der markt, die na het eindigen der steun- aankoopen op de tarwemarkt door de Amerikaansche Federal Farm Board is ontstaan, nog uiterst flauw. Het blijft nog altijd de vraag, hoe de voorraden uit den ouden oogst van de hand kunnen worden gedaan voordat de nieuwe tarweoogsten in de overzeesche productielanden op de markt komen. De stand van het gewas in Europa, die kort geleden wegens het koude weder nog ongunstig werd beoordeeld, is in den Jongsten tijd eenigszins verbeterd, hoewel op het oogenblik nog moeilijk voorspellingen ten opzichte van het re sultaat van den oogst kunnen worden gedaan. Met het oog op de bestaande on zekerheid nemen de verbruikers echter nog steeds groote terughouding in acht, en men geeft er de voorkeur aan, de la tere behoeften niet van te voren te dek ken, daar er zich te allen tijde verras singen kunnen voordoen. Op de katoenmarkt heeft de grootere kooplust der eerste maanden van het jaar weder plaats gemaakt voor de oude stagnatie, en dat geldt vooral voor Lancashire, waar het eind van den Britsch-Indischen boycot lang niet zulk een gunstigen invloed uitoefent, als aan vankelijk was verwacht. In de plaats van den officleelen boycot tegen Britsche goederen is thans staking der aankoopen van de zijde der koopers gekomen, die weliswaar niet georganiseerd is, maar zich niettemin in sterke mate doet ge voelen. Ook de orders van de andere over zeesche afzetgebieden blijven beperkt. De zichtbare wereldvoorraad aan Katoen word volgens de laatste raming becijferd op 7.256 millioen balen tegen 4.825 millioen balen in het vorige jaar, waartegenover echter staat dat de onzichbare voorraden bij handelaren en fabrikanten ongetwij feld sterk zijn ingekrompen daar men zich wegens den onzekeren markttoestand het laatste jaar beperkt heeft tot dekking der directe behoeften. Wat de metaalmarkten betreft, is het opmerkelijk, dat het thans in werking getreden restrictie-schema de prijsdaling voor tin niet heeft kunnen tegenhouden. De Vereeniging van Tinproducenten over weegt thans plannen, om de productie verder te beperken doch de leden schijnen weinig geneigd te zijn, om nieuwe offers te brengen, wanneer de landen, die tot dusverre buiten de beperkingsoverffën- komst zijn gebleven, zich niet bij de rege ling van de markt aansluiten. Er vinden thans onderhandelingen met dit doel plaats, waarvan het resultaat dient te worden afgewacht. Op de ongunstige stemming der rubber- markt hebben wij reeds herhaaldelijk ge wezen. Het feit, dat een aantal' der groot ste producenten zich thans openlijk tegen regeeringslnmenging heeft verklaard, heeft tot gevolg gehad, dat de hoop op het tot stand komen van een productie regeling, die zoowel de Ned.-Indische als de Engelsch-Indische plantages zal om vatten, en waarin ook de inlandsche aan plantingen zou worden betrokken, hoe langer hoe geringer wordt. n. Alvorens over te gaan tot een werke- üjke behandeling van Bieden en Spelen, I wil ik in mijn artikel van deze week eerst i hog eenige algemeene regels behandelen. Ik zal die ook zeer zeker later bij verschil lende voorbeelden nog eens aanhalen, doch ik acht het beter ze eerst speciaal te vermelden. Aangezien ik deze regels voor elk speler van het hoogste belang acht, en ik uit ervaring weet dat zij herhaaldelijk wor den overtreden, raad ik mijne lezers ten sterkste aan er hun volle aandacht aan te besteden. Zoodra een laatste bod is gedaan, en de voorhand is uitgekomen, moet de lei der. alvorens een kaart bij te spelen, zich eenigen tijd gunnen om een korte studie te maken van zijn eigen kaarten met die van den blinde. Hij moet zich rekenschap geven hoeveel slagen hij zal moeten ma ken om aan zijn contract te voldoen, hoe veel vaste slagen hij bezit, en omgekeerd, hoeveel slagen hij met zekerheid zal moe ten missen. In verband met de eventueele biedingen van zijn tegenstanders, moet hu nagaan waar hij de ontbrekende hooge kaarten kan verwachten. Om zijn contract te kunnen maken zal hem wei- licht blijken dat hij éénmaal op den blinde en twee maal op de eigen hand zal moeten snijden. Hetis daarom v. het groot ste belang direct na te gaan of hij in den blinde 2 rentrants heeft om dat snijden rn.iJSr1?611 oePassen: wellicht zal hem rin-o-t worden dat hij de eerste slag h' S den blinde en niet in de eigen nemerL om een van de bewuste ken m ~rec. van daaruit aan te trek bomen hI"? hagaan of hij bij aan slag ste? is ,voor zoover bij die mee- welken küïv tZ?Lafspelen' en 200 )'a' van gehee? iül beginnen. Is hij de troe> kan in Ser,,en speelt-hij die af, dan te "aan in Laiterlrootste belang zijn na gaan in welke hand hij bij de laatste maal troefspelen aan slag wil zijn. Ook bestaat de mogelijkheid dat hij in de blin de een korte kleur heeft en een of twee kleine kaartjes van troef daar kan ge bruiken om niet-vrije kaarten van die kleur, die hij in de eigen hand heeft, af te troeven in dit geval zal hij dus niet direct troef moeten gaan trekken, doch dit uitstellen tot hij de kleine troefjes in den blinde, heeft benut. Het lijkt haast overbodig om hierop den nadruk te leggen doch ik kan u de ver zekering geven dat het in de practijk meermalen voorkomt dat uit vluchtig heid bij de eerste slag zonder nadenken wordt bijgespeeld en het spel daardoor verloren, of zeer moeilijk te winnen wordt. Ik kan ook niet sterk genoeg aanraden er een vaste gewoonte van te maken, eerst in gedachten een speelplan op te maken en in den loop van het spel hierin wijzigingen aan te brengen indien uit de kaartverdeehng blijkt dat dit noodig is. Zeer dikwijls zal blijken dat Uw contract afhangt van het vrijspelen van één kaart. Het gaat dan in het spel niet om de 9 slagen die vast in Uw hand zitten, het gaat uitsluitend om die tiende slag. bij 't maken waarvan zoowel U als Uwetegen- sl anders 't grootste belang hebben, yoor 't bijspelen van de eerste kaart uit den blinde, moet reeds bij U vaststaan in welke richting U die tiende slag moet zoeken. Een tweede regel waarvan nooit mag worden afgeweken en waartegen maar al te vaak wordt gezondigd, is de volgende: Een gewonnen spel mag nooit verloren worden en omgekeerd: een spel dat door de tegenstanders „down" gemaakt kan worden, mag nooit gewonnen worden. Ik bedoel hiermede dat een spel dat gewon nen kan worden door het spelen van een bepaalde kaart, ook gewonnen moet wor den en niet bijv. in de hoop een overslag te maken, de kans geloopen mag worden dat het spel willicht nog verloren wordt. Ik wil hiervan het volgende voorbeeld geven. Stel in den loop van het spel heeft de speler, naar Aas, Vrouw en Boer van een kleur spelende, de Boer ingelegd, die gemaakt werd. Het spel wordt verder at- gespeeld met het resultaat dat de speler weer aan slag is aan de andere hand dan waarin de Aas-Vrouw zit, op het moment dat hij voor het maken van zijn contract nog slechts 1 slag noodig heeft, die hij niet op andere wijze kan maken. Het is natuurlijk verleidelijk die kleur aan te spelen en de Vrouw in te leggen in de overtuiging dat de Heer er vóór zit en dus beide slagen gemaakt kunnen wor den. Er zit echter een gevaar in dat de speler, achter de Aas-Vrouw wel de Heer heeft, doch deze juist de eerste maal niet heeft gespeeld om U te verlokken de tweede maal de Vrouw te spelen, en dat Uwe tegenstanders daarna de rest van de slagen met hunne vrije kaarten kun nen maken. Het winnen van het contract (zelfs al beteekent dat niet direct Manche of Robber) is van zoo groot belang dat het risico niet genomen mag worden en de Aas moet gespeeld worden. Om dezelfde reden mag een tegenstan der, wanneer hij den speler door het spelen van een bepaalde kaart „down" kan krijgen, nooit trachten nog een extra slag te maken, alvorens hij den speler zijn con tract heeft doen verliezen Het „down" krijgen van den speler is van zóó groot belang dat hij, de eerste keer dat hij dat kan bewerkstelligen, die gelegenheid on middellijk moet aangrijpen. Het spreekt van zelf, dat wanneer de speler de zeker heid heeft in elk geval zijn contract te kunnen maken, of de tegenspelers weten dat zij den speler in elk geval „down" kunnen krijgen, alles geprobeerd mag wor den om extra slagen te maken. Het be treft natuurlijk alleen die gevallen waarin het om 1 slag gaat. Een derde vaste regel is de volgende: Indien U als speler in den loop van het spel duidelijk wordt dat uw contract alleen dan gewonnen kan worden, indien een be paalde kaart in een bepaalde hand zit, speel dan alsof U met zekerheid wist dat die kaart daar zit, hukt het dan is Uw spel gewonnen met de daaraan verbonden voordeelen, lukt het niet, laat U dan niet beïnvloeden door de mogelijkheid, dat U wellicht meer „down" zij t en U, op andere wijze spelende. Uw verlies tot 1 down had kunnen beperken. U heeft de kans ge nomen om Uw spel te winnen en die kans moet genomen worden. Hetzelfde geldt voor de tegenspelers. In dien U blijkt dat U alleen dan den speler down kunt krijgen indien een of meer bepaalde kaarten in de hand van Uw partner zijn, speel dan alsof U met zeker heid wist dat zij inderdaad in zijn bezit zijn. Speel van een AasVrouw, een Heer tweede af, zoodra U blijkt dat dit de eenige kans Is den speler down te krijgen. Dit is voor U van het allereerste belang. Lukt het niet en verschaft U den speler wellicht één of meer overtrekken, die hij op andere wijze niet zou hebben gemaakt, troost U zich dan met de overtuiging, dat hij zijn contract in elk geval zou hebben gemaakt. Die overtrekken hebben maar een betrekkelijke waarde tegenover de kans die U heeft genomen, den speler zijn contract te doen verliezen Een laatste regel, waarbij zelfs het be faamde aantal uitzonderingen niet voor komt, is de volgende. Maak het als tegen speler Uw tegenstander nooit gemakkelijk, tracht hem altijd in onzekerheid te hou den of een bepaalde kaart in Uw hand zit of niet. Tracht hem op alle mogelijke ma nieren te misleiden en in het duister te laten tasten. Speelt Uw tegenstander door U heen naar AasVrouw uit den blinde en komt hij met een kleine kaart uit, leg dan de Heer niet in met de bemerking „hij snijdt toch". Volkomen juist, in 9 van de 10 gevallen zal hij dat doen, voor het tiende geval moet U zich wapenen. Indien de Heer gespeeld wordt geeft U den speler de zekerheid van 2 slagen. Wellicht heeft de speler een singleton in die kleur en zal hij niet durven snijden, vooral niet wan neer hij er prijs op stelt in de blinde aan slag te komen om vandaar uit een andere kleur aan te trekken en hij in de blinde niet over andere rentrants heschikt. Na deze algemeene beschouwingen kom ik terug op het eerste begin van het spel, n.l. het Bieden. Gelukkig worden in Hol land de meeste Amerikaansche conventies nbg niet gespeeld, waarbij men tracht op allerlei manier den partner meerdere in formatie omtrent de eigen kracht te geven en biedingen uitbrengt, die geheel iets an ders bedoelen dan ermede gezegd wordt en welke afspraken over en weer geheel gekend en beheerscht moeten worden. Ge lukkig wordt in Holland nog iets aan de kennis, het initiatief en de individualiteit van den speler overgelaten en worden onze biedingen nog niet geheel bepaald door de categorische instructies van mr. A, B of C uit New-York. Wanneer men er toe overgaat verschil te maken tusschen „dub bel" (beteekent echte dubbel) en „dou blet" (beteekent de informatie of z. g. Amerikaansche dubbel) zooals reeds is voorgesteld met de z.g ..challenge", zullen wij morgen hooren „Partner als ik mijn linkeroog dicht doe. ga dan niet te noog, knip ik echter met mijn rechter, dan kan je op mij rekenen." Uit het feit, dat een uiteindelijk bod moet opgebouwd uit informaties die de partners elkander in den loop van het bieden hebben weten te geven, blijkt ten duidelijkste, dat deze informaties juist en betrouwbaar moeten zijn. Succesvol bieden is juist bieden en daarom is te laag bieden evenzoo onjuist als te hoog bieden. Hiermede hangt ten nauwste samen het eerste gebod van Contract Bridge „Laat Uw openingsbod betrouwbaar zijn". Dit is de basis van Uw spel, het fundament, waarop het laatste (wellicht Manche of Slem) bod berust. Is dit fundament on betrouwbaar, dan zal het met zorg opge bouwd en afgewerkt gebouw, topzwaar zijn. Waaruit moet nu Uw openingsbod be staan. Over hoeveel sterkte, hoeveel ver moet -e slagen moet U kunnen beschik ken om een openingsbod te doen. Ik zal trachten U hierop in mijn volgende arti kelen een antwoord te geven. A. J. VERSTEEG.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 13