.émm
i.
Bedden-
Reclame!
hEEM.
HaarSemmerstr. 245
5,90
6.90
8.90
BOUWKUNSTIG SCHOON.
BRIEVEN UIT BERLIJN.
Telefoon 2470
UIT RUSLAND.
XXIV.
Een paar maanden geleden heb ik hier
een drietal beschouwingen gewijd aan
het complex van 't voormalige Staten
college. Ik heb toen in herinnering ge
bracht, dat de toegang in 1626 werd ver
vangen door een Iraale gebeeldhouwde
hardsteenen poort en verder dat deze ln
1883 werd afgebroken om plaats te maken
voor het karakterlooze ding met den ge-
verfden paardenkop, dat er nu staat. Men
heeft wellicht in de 19de eeuw gedacht:
een manége en een opengeslagen Bijbel,
„wie reimt sich das zusammen?" Dan
was een paardenkop doeltreffender
Het is mogelijk, dat menigeen mij niet
op mijn woord heeft willen gelooven, toen
Ik indertijd schreef, dat het oude poortje
oneindig veel mooier was, dan de thans
bestaande toegang. En omdat dit ook vol
strekt niet noodig is, meen ik goed te
doen, nog een artikel te wijden aan het
niet meer bestaande poortje.
In 1878 is door de „Maatschappij tot
bevordering van Bouwkunst" een serie
steendrukplaten uitgegeven van „Oude
Bestaande Gebouwen" ln ons land, waar
onder ook enkele Leidsche voorkomen. Tot
deze behoort het poortje van het Staten
college.
Door de vriendelijkheid van Architect
Jesse werd ik in staat gesteld copie te
nemen van deze plaat, die naar ik meen,
indertijd is geteekend door Architect
Mulder.
En zoo ben ik in staat, dit mooie bouw
werkje. al bestaat het niet meer, hier voor
U af te laten drukken.
RECLAME.
pfeir
De hoofdvorm van het geheel is nog al
streng. Het hoofdgestel bestaat uit bard-
steenblokken, waaruit Dorische pilasters
voor driekwart naar voren springen;
hierop rusten geprofileerde hardsteenblok-
ken aan de binnenzijde geschraagd door
liet blokwerk van de imposten. Boven het
geheel is een geprofileerde hardsteenen
architraafbalk. Heel duidelijk spreekt de
fundioneele betcekenis van den grooten
sluitsteen met diamantkop in 't midden
van den boog.
De beide kolommen dienen met de
architraaf tot dragers van twee leeuwen.
De eene houdt het wapen van Leiden, de
andere dat van Holland. Met hun open
gesperde muilen schijnen ze te kijken
naar de inscriptie, waarvan de vertaling
is: „Het college der Godgeleerdheid van de
Doorluchtige Staten van Holland en
West-Friesland 1626". Daarboven rust
tegen een lessenaar een opengeslagen
Bijbel met de woorden „Scriptamlni
Scriptas". „Onderzoekt de Schriften".
Als we ons rekenschap geven van het
volutenornament dat ter weerszijden van
den opschrifttafel en van den lessenaar
is aangebracht, dan blijkt het dat het den
indruk geeft alsof het een functloneele
beteekenls heeft. Het maakt den Indruk
alsof de opschrifttafel bekroond is met
een doorbroken fronton, waarvan de uit
einden zijn omgekruld. De binnenste krul
len steunen den lessenaar. De onderste
krullen van den lessenaar steunen den
Bijbel.
Zoo is dus het ornament voor het gevoel
volkomen verantwoord.
De bouwmeester van dit poortje is voor
zoover ik weet onbekend. Maar het wil mij
toeschijnen, dat het iemand is uit de
school van Hendrik de Keizer. U ziet dat
bij de teekening een dwarsprofiel en een
lengteprofiel zijn opgenomen, zoodat we
ons te gemakkelijker de samenstelling
kunnen denken.
Is het nu niet hoogst jammer dat dit
aardige bouwwerkje uit Lelden verdwe
nen is?
RECTIFICATIE.
Architect J"ësse was zoo vriendelijk, mij
het volgende te schrijven:
„U houde mij ten goede, als ik opmerk,
dat 't aardige poortje Papengracht 23 door
U in 't LD. beschreven, ruim 100 jaren
ouder is dan de steenen van 't jaartal
1632 die er boven zijn geplaatst, 't Is een
laat-Gotliiek poortje en zal van omstreeks
1520 kunnen zijn."
Dit wordt bewezen door het profiel en
de basementjes, die zuiver laat-Gothiek
zijn. Toen ik het poortje ter plaatse
schetste en mijn teekening thuis maakte,
is mij wel steeds de gedachte door 't hoofd
gegaan, dat die basementjes ontzaglijk
veel leken op de Gothische basementjes
aan de portieken van de Hooglandsche
kerk en eveneens, schoon eenvoudiger,
verwantschap vertoonden met de base
mentjes, welke we vinden bij het bekende
schuin geprofileerde poortje, dat aange
bracht is bij het Noordertransept van de
zelfde kerk. Maar toen ik, veel later, mijn
artikeltje schreef, is me dat weer door
't hoofd gegaan. Ook de rondboog, bij de
bespreking van de Hooglandsche Kerk
hebben we daarop reeds gewezen, ver
overde zich ln de laat-Gothiek naast de
toegespitste bogen weer een plaats.
Een en ander is waarschijnlijk de onbe
wuste oorzaak, dat ik angstvallig ver
meden heb, van een Renaissancepoortje
te spreken.
Verder diene ter aanvulling nog, dat de
gesmeed iizeren hekken op de deur in stijl
Lodewijk XVI is, dus van omstreeks 1780.
Den heer Jesse zij hier dank gebracht
Voor zijn vriendelijke opmerking.
827
Woningtoestanden.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 4 April.
Dezer dagen zien we in honderden Ber-
lijnsche straten niets dan meubelwagens,
meubelwagens. Ze zijn daarheen getrok
ken door „stalen paarden", door heusche
paarden. Z| hebben al dan niet bijwagens.
Log en vet staan ze tegen de trottoirran
den en laten zich leeghalen of vullen. Het
zijn geduldige meubelwagens. Sommige
zien er nieuw uit en vroolijk. Andere ver
bruikt en versomberd. Weer andere schij
nen uit spinnewebben van oude stallen
losgemaakt te zijn. Het is een tijd van
nood. Nog nimmer zijn zoovele Berlljners
gedwongen aan het verhuizen gegaan.
Ja vroeger (en met „vroeger" bedoe
len we hier altijd weer: vóór den wereld
oorlog) verhuisden de Berlijners óók. En
zelfs vaak. En zelfs meestal onnoodig. Dat
was van de merischen hier een merk
waardige eigenschap. De kalm gebleven
Nederlander, die het beginsel van hokvast
zijn huldigt, kan zich zoo iets waarschijn
lijk slechts met moeite voorstellen. De
Berlijner verhuisde vroeger regelmatig,
omdat de oude woning hem geen nieuwe
Indrukken meer bezorgde, omdat hij een
nieuwe omgeving wenschte, die hem op
frissche denkbeelden bracht, die hem hei
leven weer eens van een anderen kant
toonde. Verhuizen was voor zijn stemming
even hard noodig als het nieuwe pak of
het nieuwe paar schoenen. De oude wo
ning was weliswaar niet versleten, maar
ze kwam hem nu eenmaal na drie of
vier jaren versleten voor. Wat minstens
zoo erg was
„Maar lieve hemel", hoor ik den lezer
uitroepen „dat kostte dan onnoodig
een bom duiten?" Natuurlijk kostte het
veel geld. Maar ook reizen kost geld, the
aters kosten geld, diners voor talrijke
gasten kosten geld. Men geeft het toch
gaarne uit, als men het heeft. De Ber
lijner voor den oorlog, die niet tot de arme
groepen der bevolking behoorde, had geld.
En het verhuizen in Berlijn was toen be
trekkelijk goedkoop. Gelijk heel het leven
in Dultschland toen hoogstens één-derde
kostte van wat men tegenwoordig voor
het allernoodigste moet uitgeven .Woning
levensmiddellen, kleeren, kleine geneug
ten men kon het alles „vroeger"
voor een appel en een ei genieten. Berlijn
was toen een goedkoope stad in verge-
Hiking met Amsterdam of Den Haag.
(Tegenwoordig is het een der duurste ste
den van Europa). Men spaarde geld, men
kon zijn inkomen niet op. Dus bleef er al
tijd genoeg over om elke drie jaar te ver
huizen Dus verhuisde men.
Nu, in 1931, verhulst de Berlijner op
nieuw. Maar hoezeer zijn de omstandig
heden thans veranderd! De dikke verhuis
wagens vinden bijna alle den weg naar
het zoogenaamde „oude Westen". Daar
woonden vroeger de rijke menschen. Van
zulke luxe-woningen kan de Nederlander,
die niet in een paleis, een slot of een
weelde-villa geboren is, zich ook al geen
voorstelling maken. Het „oude Westen",
dat reeds lang geen exclusieve buurt meer
is. kent nog duizenden villa's en flats,
waarvan men nauwelijks gelooven kan,
dat ze tientallen jaren door één enkel ge
zin bewoond zijn. Verdiepingen met twaalf
tot twintig en meer kamers, bijkamers,
reuze-keukens, kabinetten, zalen, koets
huizen, van afmetingen, die ons sprookjes
achtig zouden voorkomen. Ik was nog
dezer dagen in zoo'n woning ultgenoodigd,
waar de gastheer een honderd bezoekers
uitgenoodigd had, die in zijn eetzaal aan
vijf ronde tafels ruimschoots plaats von
den en die zich later over zes ontvangst
zalen verdeelen konden.
Het overgroote deel van de familie's, dat
ook nog de laatste jaren in zulke huizen
die van de straat af meestal niet eens
als bijzonder groot opvallen gewoond
heeft, kan over armoede, over ellende, ja
niet zelden over den echten, knagenden
honger meepraten. Maar zelfs al hadden
deze menschen nog te eten en konden zij
zich kleine ontvangstavonden veroorloven,
de kosten van zulke woningen, waarvan
langzamerhand de meeste kamers gingen
leegstaan, konden zij zich niet meer per-
mitteeren. En nu is 't groote sterven der
luxe-woningen begonnen. De dikke, hon
gerige verhuiswagens worden volgepropt
met de resten, met het weinige, dat na
venduties en beschamende bezoeken van
opkoopers nog van de vroegere heerlijk
heid is overgebleven.
In de dure wijken van Berlijn, de stad
met 300.000 woningloozen en 22.000 leeg
staande nieuwgebouwde flats waarvan
niemand de huur kan opbrengen, vindt
men sinds eenlge weken vele duizenden
bordjes met het opschrift: „Woning te
huur". Acht. tien, vijftien, twintig kamers
wachten vergeefs op huurders, die nog vier
tot acht honderd gulden huur per maand
kunnen en willen opbrengen. De jaren
lange huurders zijn verhuisd naar wonin
gen in de buitenwijken met één tot drie
kamers. Wie nog niet gelooven wilde, dat
Versailles het Duitsche volk arm gemaakt
heeft, vindt het nu door de leege vensters
van tienduizenden luxe-étage's bevestigd.
Ja, het ziet er met de woningtoestan
den in deze wereldstad wonderlijk uit.
Misère ln het „oude Westen", misère ook
bij den handeldrijvenden middenstand.
Men heeft jarenlang boven zijn stand op
crediet, van niets geleefd. Tot de bom
barstte. Nu leest men eiken dag van fail
lissementen en zelfmoorden Het valt
nauwelijks meer op. Een paar huizen vau
mij af trok een paar maanden geleden
een jonge bakker met vrouw en dochter
vol hoop in een nieuwen winkel. Het huis
ligt in een nieuwgebouwd blok, middel
punt van een fonkelnieuwe buurt. Maar
de menschen, die hier wonen, moeten zoo
hooge huren betalen dat ze op elke andere
uitgaven sparen moeten. De winkeliers in
deze wijken hebben niets te lachen. Eer
gisteren namen de bakker en zijn dochter
veronal. De weduwe zal de zaak wel spoe
dig opgeven.
Ik tel nu al twaalf villa's in onze wijk,
waar de bewoner zich binnen de laatste
drie jaren een kogel door het hoofd ge
jaagd heeft. De helft van deze villa's is
tot heden niet meer verhuurd. Vier onder
nemers, die sinds één jaar huizenblokken
in mijn wijk gereed hebben, konden niet
op huurders wachten, hadden geen kapi
taal om het „uit te zingen" en moesten
faillissement aanvragen. Wie wel wachten
kon, zag zich gedrongen, 40 tot 50 pet. met
de huren omlaag te gaan. Zoo zien we hier
in één straat in precies gelijke étage's
menschen wonen die in 1929 huurden en
duizend Mark per jaar en per kamer
huurcontract hebben, naast andere, die in
1931 kwamen en voor 500 Mark per jaar
en per kamer even goed (of slecht) onder
gebracht zijn De gezichten van hen, die
de oudere contracten hebben, kan men
zich voorstellen. Honderden dure étage's
staan te huur Maar de woningzoekenden
gaan natuurlijk een deur verder, waar de
huizen de helft goedkooper zijn. En weer
anderen en dat is de groote meerder
heid kunnen zelfs de 50 pet. goedkoo-
pere flats niet bij benadering betalen.
Zulke toestanden maken het wonen in
deze stad tot een ware beproeving!
ook „jonggezellenbloks", waar de onge
bouwd. Nog altijd en eiken dag beter.
We krijgen nu in verschillende wijken
ook „jongezellenbloks", waar dc onge
huwde wonen kan volgens Amerikaanse'.!
beginsel. Een, twee, hoogstens drie ka
mers, modernste meubels, geen stof. geen
schoonhouden, geen koken. Een gemeen
schappelijke keuken zorgt voor de maal
tijden. Kleine lifts brengen het eten naar
de flats, gemeenschappelijke dienstboden
komen, als de kamermeisjes van de hotels,
een half uurtje opruimen. Dat is hier in
Berlijn tegenwoordig het ideaal. Maar
zulke gelegenheden zijn niet bijzonder tal
rijk. Vijf en negentig procent van de on-
gehuwden is nog op de beroepskosthuizen
aangewezen. En die kennen in deze be
narde tijden natuurlijk maar één eind
doel: den huurder naar alle zijden te pluk
ken, dat het een aard heeft!
Aan den anderen kant heerschen toe
standen, die spotten met elke beschrij
ving. Ik wil u niet met statistieken lastig
vallen. Ze zijn er natuurlijk. Maar Ik
neem aan, dat tl mij wel op mijn woord
zult gelooven als ik u vertel, dat een zeer
belangrijk percentage van de bevolking
van 4.4 millloen zielen ondergebracht is
op een wijze, die weinig menschelljks
meer heeft. Het uiterste vormen wel de
menschen, die rondom Berlijn in werke
lijke holen dus in den grond gegraven
wonen en die zoo nu en dan, als het
al te erg wordt door de politie „plot
seling ontdekt" worden. De „onbewoon
baar verklaarde" krotten dienen nog dui
zenden ongelukkigen tot woonhuis. In de
volkswijken hokken vaak zes tot acht
volwassen menschen met kinderen in één
j kamer bijeen Dat hierdoor allerlei onze-
delijke verhoudingen ontstaan, kan nie-
1 mand verwonderen.
Ook op hygiënisch gebied zijn zulke
i huizen haarden van besmetting. De gie
rige huisbazen denken niet aan verbete
ringen. Al te vaak hebben de woningen
van vier tot zes. étages met vier flats per
étage niet eens één W.C. De bewoners
zijn dag en nacht gedwongen naar dc bin
nenplaatsen te lóonen, waar vaak slechts
één W.C. voor allen ter beschikking is.
Wat dat beteekent als er zieken in huis
zijn en die zijn er altijd! zal de lezer
zonder verder commentaar begrijpen kun
nen
Het is alles zoo fraai niet als het er
van buiten uit ziet!
ROLAND.
RECLAME.
Eenpersoons
Zeegrasmatras
Tweepersoons
Zeegrasmatras
Driedeelig 2-persoons
Zeegrasmatras
Mooie Damaststrepen
Eenpersoons Matrasstel
met schuine peluw en _n
prima kapok kussen !4.uU
Tweepers. Matrasstel
met schuine peluw.,-
2 prima kapok kussens I J.DU
2 Persoons ?r
Stroomatrassen 4.fü
2 Persoons Matrasstel
3 deelig. schuin peluw
en 2 kussens QQ Cfl
Alles gevuld m. prima Javakapok "U
Houten Ledikanten
3452 I persoons 4.ÖÜ
De Russische émigré's.
(Nadruk verboden).
Elke revolutie, die met een burgeroor
log gepaard gaat (en elke werkelijke, in
tegrale revplutie moet onvermijdelijk tot
een burgeroorlog leiden), kent haar emi
gratie. In de nieuwe geschiedenis hebben
wij een Engelsche emigratie gekend, een
Fransche emigratie, een Foolsche en nu
ook een Russische. De Russische emigra
tie is veel talrijker dan bijv. de Fransche
van 150 jaar geleden, maar wanneer wij
de totale bevolking van het toenmalige
Frankrijk en het tegenwoordige Rusland
vergelijken, dan ontdekken wij, dat de
Fransche emigratie toen ongeveer een
zelfde percentage van de bevolking van
Frankrijk vormde als de eenlge millioenen
tellende Russische emigratie van onzen
tijd van de bevolking van Rusland. Wat
de Russische emigratie wellicht onder
scheidt, is het feit, dat de Russische emi
gratie voor een zeer groot gedeelte uit
menschen uit de lagere kringen van het
volk en uit lntellectueelen bestaat. De
adel is naar verhouding veel minder ver
tegenwoordigd dan het bij de Fransche
emigratie het geval is geweest. Dat wordt
echter verklaard door de omstandigheid,
dat de Russische revolutie tegelijkertijd
gericht was zoowel tegen den adel als
tegen de bourgeoisie, en de Russische
massa in de intellectueelen „heeren" zag,
zelfs in dat gedeelte der intellectueelen,
dat onder het oude regime voor de rech
ten van het volk gestreden en zware of
fers gebracht had.
Hoe is nu het leven der mlllioenen-
massa van émigré's? De bolsjewistische
pers en de bolsjewistische handlangers in
het Westen stellen de zaak zóó voor als
baadden de émigré's in weelde. Zij zijn
allemaal „door het kapitaal omgekocht",
krijgen geweldige subsidies van „allerlei
Deterding's" en brengen hun tijd door in
rijke cafés, aan de beurs enz. Het dage-
lijksche werk van de Russische émigré's
is, „het proletariaat aan de kapitalisten
te verraden", En, het moet erkend wor
den. dc sovjet-pers heeft tot op zekere
hoogte haar doel bereikt: de Russische
massa, die alleen sovjet-bladen te lezen
krijgt, gelooft dat alles en ziet in de émi
gré's menschen, die Rusland aan de bui-
tenlandsche kapitalisten verraden. In de
emigrantenbladen vindt ge een geheel an
der beeld van de Russische emigratie.
Daar wordt, terecht, gewezen op de tal
rijke instellingen, op het feit dat de émi
gré's hun brood met hard werken verdie
nen, maar daarnaast wordt de emigratie
geïdealiseerd. Het beeld is dus ook on
juist. Wij willen nu een onopgesmukt
beeld van de Russische emigratie geven.
Daarbij maken wij gebruik zoowel van
eigen waarnemingen en verzameld mate
riaal als van door andere betrouwbare
waarnemers geconstateerde feiten, o.a.
van het zeer interessante materiaal van
mevr. Skobtsowa.
De overweldigende meerderheid van de
Russische émigré's bestaat nu uit arbei
ders. Zoowel de menschen, die in Rusland
boeren of arbeiders zijn geweest, als de
intellectueelen, officieren, gewezen amb
tenaren, landheeren enz. werken nu op
fabrieken en bij boeren en verdienen hun
brood „ln het zweet huns aanschijns". En
alle waarnemers zijn het er over eens, dat
de Russische émigré's daarbij veel uit
houdingsvermogen, volharding en moed
hebben getoond. In dit opzicht onder
scheidt de Russische emigratie zich zeer
gunstig van de Fransche. De Russische
professoren, advocaten, artsen, journalis
ten, officieren, rechters, ambtenaren zijn
uitstekende arbeiders geworden, die in
veel opzichten de echte proletariërs in
de schaduw stellen. Zij kennen geen wel
stand, hun levenspeil is sterk gedaald (de
meeste refugiés wonen in landen met lage
loonen, zooals Frankrijk, de Balkanlan-
den, Tsjecho-Slowakije enz.), maar vóór
de crisis verdienden zij hun brood en wis
ten nog uit hun karig inkomen te offeren
voor verschillende maatschappelijke in
stellingen. Nu is de toestand natuurlijk
anders geworden en de nood onder de
Russische émigré's is zeer groot.
Sommige Russen hebben zich op het
land gevestigd en zoo zijn er in het Zui
den van Frankrijk veel Russische boerde
rijen ontstaan. De resultaten zijn echter
minder gunstig dan verwacht werd. Bij de
echte landbouwers (bijv. de kozakken)
gaat het bedrijf wel, maar de gewezen in
tellectueelen, vooral zij die veel kleine
kinderen hebben, hebben de moeilijkheden
van het boerenbedrijf onderschat. Daarbij
kwam dat de émigré's in den regel geen
geld hebben en dus al spoedig tot over de
ooren in de schulden zitten. Maar de
meesten weren zich dapper, werken als
paarden en trachten zich door de moei
lijkheden heen te slaan. In hoeverre dit
hun zal lukken, is een andere vraag.
De schaduwkanten van het leven der
emigratie zijn echter ook talrijk. De Rus
is van aard iemand met een zwakken
wil, hij wordt makkelijk verleid, vervalt
dan van kwaad tot erger. Een der ergste
Russische ondeugden is de drankzucht.
De kroepen waren dan ook in Rusland
steeds een vreeselijke geesel. Ook in het
buitenland doet zich deze Russische
„ziekte", zooals de Russische term luidt,
met toenemende kracht voelen. Vooral
onder hen, die uit de laagste kringen van
het volk stammen, wier cultureel peil dus
zeer laag is, die vrijwel in het geheel geen
geestelijke behoeften hebben. Onder deze
elementen en in het bijzonder in de
kleine plaatsjes heeft de drankzucht on
beschrijfelijke vormen aangenomen. Al
hun vrijen tijd brengen zij in de kroegjes
door. een groot gedeelte van hun scha
mel loon verhuist in de zakken van
de kroegbazen en thuis heerscht armoede,
vrouw en kinderen lijden gebrek. Een van
de oorzaken van deze drankzucht is het
gevoel van verlatenheid, van eenzaam
heid. heimwee. Zij zijn niet in staat de
bevolking van de streek, waar zij wonen,
werkelijk te leeren kennen (daarbij speelt
een groote rol het feit. dat Russen, in
tegenstelling met hetgeen hier te lande
algemeen geloofd wordt, uiterst moeilijk
vreemde talen leeren), zij leven met hun
gedachten en gevoelens in het verleden,
in het verre en onbereikbare Rusland, we
ten niet wat in hun vrijen tijd te doen:
in dergelijke gevallen zoekt de Rus steeds
vergetelheid in de flesch.
Natuurlijk drinken niet allen, vooral
onder de meer beschaafden. Maar ook hun
toestand is moeilijk. Vrijwel allen hebben
geen geloof meer in -hun oude idealen,
waarvoor zij gevochten hadden en die hen
in de emigratie hadden gebracht. De oude
idealen storten ineen nieuwe zijn er nog
niet en de menschen voelen zich in het
luchtledige, zij hebben geen vasten bodem
meer onder zich. Ook voor deze menschen
is de vrije tijd tevens de moeilijkste z,,
lang zij in de fabriek zijn, zijn ai h
gedachten geconcentreerd op het v
maar wat moeten zij doen in hun
uren? En daarbij voegt zich het troop
looze leven in de huurkazernes, die vt
hen ware gevangenissen zijn gewordE
In de eerste Jaren, toen zij geloofden, t
dit leven van ontberingen, het verblijf,
de huurkazernes-gevangenissen n«<
was voor het vaderland, dat zij daarij
voorbereid werden voor den strijd v,
Rusland, was de ellende nog te verdras;
maar nu hebben reeds zeer velen daw
loof verloren. Kan de lezer zich indent,
in den geestestoestand van die mensche
Beseft hij wel, hoe vreeselijk het is.
geloof te verliezen en niets anders
plaats daarvan te verwerven?
Bijzonder scherp is de crisis-toesta;
in de rijen van het z.g. „leger" der
ten. Die menschen leefden in de voor)
rende overtuiging, dat „in het voorj-
de gewapende strijd tegen de bolsje
hervat zou worden, dat zij dan naar R
land zouden terugkeeren. Dat geloof la
hen alle moeilijkheden verdragen.
veldtocht werd telkens weer uitgesU
maar het geloof bleef bestaan, de
schen hielden zich krampachtig aan j
geloof vast. Maar nu verdwijnt dat
loof en verslagenheid maakt zich van:
menschen meester. En troost wordt t
zocht in de kroeg.
Deze toestand wekt bij de leiders 4 J
emigratie veel onrust. Er wordt bera;
slaagd over de mogelijkheid, de menscb
te helpen, hun nieuwe wegen te wijidH
Voorloopig blijft het echter alleen bij bS»
raadslagingen. En daarbij komt, dat wï
Russische emigratie hopeloos verdeeld
dat de leiders met elkaar overhoop lig»;
elkaar wantrouwen. En bovendien ha
de economische crisis honderdduizend
Russische émigré's broodeloos gemaal
Er moet dus vóór alles getracht word
de menschen te helpen, hen voor i
hongerdood te redden. En in deze rit:
ting wordt inderdaad tamelijk veel
daan.
Een bijzondere plaats neemt in de egoj)
gratie de groep studenten in. Het aan!
Russische studenten is zeer groot. Er r
plaatsen, waar 8090 °/n van de Russisc
kolonie uit studenten bestaan. Zij lek
allemaal een leven vol ontberingen.
zijn studenten, die een inkomen van pi
40 gulden per maand hebben, maar
zijn er ook die slechts 1616 guldens'?
maand hebben. Eiken dag twee maaltijdflR
nuttigen kan geen hunner: de een ge&j
de voorkeur aan een middagmaal, de
der aan een avondmaal. Sommigen et
in de gaarkeukens, bestemd voor de allr,'*.
armsten. in de keukens ingericht d;
kloosters, e.d. Zij wonen in groepjes M
elkaar, vaak op zolders, onder de har
balken. En ondanks deze moeilijke leve: -)
omstandigheden werken zij hard en v
men lang niet het zwakste gedeelte v
de studenten van de hoogeschool waar:?»
studeeren. Onder de studenten zijn 8!f
veel jongelui uit de Balkanlanden en (Ég
Oostzee-landen. Daarnaast zijn er ec;,':B
veel menschen ver. in de dertig, gevm
officieren en soldaten van de witte lege
Dat zijn menschen. die veel doorgemat!
hadden, die het idealisme dat den Rus
schen student zoo eigen is, missen, die p
kweld worden door hun vreeselijke herlt
neringen, door het ontzettende verled'
van de burgeroorlogsjaren. Maar ook da'''
studenten werken hard, de studie is ht
eenige redding, het eenige middel om
schimmen van het verleden te verdrijnr
Interessant is de verhouding tot*
kerk. Het Russische leven is steed:
nauw verbonden geweest met den goè
dienst, dat de kerk een onontbeerlijk!#
is geworden. En daarbij wordt niet z?
zeer aan het geloof in de werkelijke Ir
teekenis van het woord gedacht, aan v;-
ding, als aan den ritus, de plechtighedK
die in de oogen van den Rus nu eenirai
onafscheidelijk zijn van eiken stap in t"
leven van den mensch. Daarom wil elt
groep émigré's een eigen kerkje en Cf
priester hebben, maar de kerk wordt
den bezocht. Het leven van den geestelij;
is zeer moeilijk. Zijn parochianen zijn ar
en kunnen hem weinig betalen (er zii j
priesters, die 100 francs per maand kr,
gen, andere priesters genieten een salar
van 400 francs enz.) De priester moet claj
ook als gewoon arbeider op een fabri®
werken. Sommige parochieën zijn ze
groot en de priester brengt al zijn tijd (-.,,
reis door: hier moeten kinderen gedoots
v/orden. daar een jong paartje inge*
gond enz. boris RAPTSCHINSKY
RECLAME.
VADER STAAT HET EERST OP.
Vertelt hoe hij de gchcele familie
„fit" houdt.
„Mijn gezin bestaat uit zes personen -
vier jongens en twee meisjes tusschf-
23 en 12 jaar, en een zwakke vrouw e
toen ze vier jaar geleden allen onwel v:
ren, nam ik de teugels zelf in handt:
Het eten smaakte hun niet en medicijm
te geven stond gelijk met straf uitdeelt:
Gedurende vier jaar gebruik ik nu gen-
geld Kruschen, vier of vijf maal per weel
tot op heden buiten medeweten van mij:
vrouw en mijn kinderen. Ik sta altijd b
eerst op en doe een halven theelepel Kri-H
schen in de thee-pot, waaruit ieder ze j
eersten kop krijgt. Zoodat. wat vier ja"- I
geleden een ziekelijk huishouden was, n-
tot mijn vreugde een gezonde en flink
familie is. Zij hebben altijd eetlust
genieten van hun maaltijd. Altijd opgf-
wekt, vlug en actief en nooit vermoeiif
alles dank zij mijn geheim, om in de mor
genthee een half theelepeltje Kruschen j
doen". C. D.
Als slechts alle ouders zoo waakten voo:
de innerlijk reinheid hunner kinderen
voor de uiterlijke, zou er heel wat mind:'
hoofdpijn worden geleden, er zou nie'
meer met lange tanden worden gegeten-
er zou niet meer worden gepruild en di
bleeke gezichtjes zouden verdwijnen
Kruschen Salts laat het lichaam dagelijk
zijn belangrijksten plicht vervullen. Zijn
zacht-purgeerende werking verzekert hel
goed functionneeren van leven en nieren
zcodat deze afvoerorganen het lichaam
van alle belemmerende afvalstoffen zui
veren. Kruschen zorgt zoo voor een zo'*
veren bloedstroom, die gezondheid 9>
kracht door het geheele lichaam voert
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg
baar bij alle apothekers en drogist*-1
a f. 0.90 en f. 1.60 per flacon. 3390
2-3