.émm i. Bedden- Reclame! hEEM. HaarSemmerstr. 245 5,90 6.90 8.90 BOUWKUNSTIG SCHOON. BRIEVEN UIT BERLIJN. Telefoon 2470 UIT RUSLAND. XXIV. Een paar maanden geleden heb ik hier een drietal beschouwingen gewijd aan het complex van 't voormalige Staten college. Ik heb toen in herinnering ge bracht, dat de toegang in 1626 werd ver vangen door een Iraale gebeeldhouwde hardsteenen poort en verder dat deze ln 1883 werd afgebroken om plaats te maken voor het karakterlooze ding met den ge- verfden paardenkop, dat er nu staat. Men heeft wellicht in de 19de eeuw gedacht: een manége en een opengeslagen Bijbel, „wie reimt sich das zusammen?" Dan was een paardenkop doeltreffender Het is mogelijk, dat menigeen mij niet op mijn woord heeft willen gelooven, toen Ik indertijd schreef, dat het oude poortje oneindig veel mooier was, dan de thans bestaande toegang. En omdat dit ook vol strekt niet noodig is, meen ik goed te doen, nog een artikel te wijden aan het niet meer bestaande poortje. In 1878 is door de „Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst" een serie steendrukplaten uitgegeven van „Oude Bestaande Gebouwen" ln ons land, waar onder ook enkele Leidsche voorkomen. Tot deze behoort het poortje van het Staten college. Door de vriendelijkheid van Architect Jesse werd ik in staat gesteld copie te nemen van deze plaat, die naar ik meen, indertijd is geteekend door Architect Mulder. En zoo ben ik in staat, dit mooie bouw werkje. al bestaat het niet meer, hier voor U af te laten drukken. RECLAME. pfeir De hoofdvorm van het geheel is nog al streng. Het hoofdgestel bestaat uit bard- steenblokken, waaruit Dorische pilasters voor driekwart naar voren springen; hierop rusten geprofileerde hardsteenblok- ken aan de binnenzijde geschraagd door liet blokwerk van de imposten. Boven het geheel is een geprofileerde hardsteenen architraafbalk. Heel duidelijk spreekt de fundioneele betcekenis van den grooten sluitsteen met diamantkop in 't midden van den boog. De beide kolommen dienen met de architraaf tot dragers van twee leeuwen. De eene houdt het wapen van Leiden, de andere dat van Holland. Met hun open gesperde muilen schijnen ze te kijken naar de inscriptie, waarvan de vertaling is: „Het college der Godgeleerdheid van de Doorluchtige Staten van Holland en West-Friesland 1626". Daarboven rust tegen een lessenaar een opengeslagen Bijbel met de woorden „Scriptamlni Scriptas". „Onderzoekt de Schriften". Als we ons rekenschap geven van het volutenornament dat ter weerszijden van den opschrifttafel en van den lessenaar is aangebracht, dan blijkt het dat het den indruk geeft alsof het een functloneele beteekenls heeft. Het maakt den Indruk alsof de opschrifttafel bekroond is met een doorbroken fronton, waarvan de uit einden zijn omgekruld. De binnenste krul len steunen den lessenaar. De onderste krullen van den lessenaar steunen den Bijbel. Zoo is dus het ornament voor het gevoel volkomen verantwoord. De bouwmeester van dit poortje is voor zoover ik weet onbekend. Maar het wil mij toeschijnen, dat het iemand is uit de school van Hendrik de Keizer. U ziet dat bij de teekening een dwarsprofiel en een lengteprofiel zijn opgenomen, zoodat we ons te gemakkelijker de samenstelling kunnen denken. Is het nu niet hoogst jammer dat dit aardige bouwwerkje uit Lelden verdwe nen is? RECTIFICATIE. Architect J"ësse was zoo vriendelijk, mij het volgende te schrijven: „U houde mij ten goede, als ik opmerk, dat 't aardige poortje Papengracht 23 door U in 't LD. beschreven, ruim 100 jaren ouder is dan de steenen van 't jaartal 1632 die er boven zijn geplaatst, 't Is een laat-Gotliiek poortje en zal van omstreeks 1520 kunnen zijn." Dit wordt bewezen door het profiel en de basementjes, die zuiver laat-Gothiek zijn. Toen ik het poortje ter plaatse schetste en mijn teekening thuis maakte, is mij wel steeds de gedachte door 't hoofd gegaan, dat die basementjes ontzaglijk veel leken op de Gothische basementjes aan de portieken van de Hooglandsche kerk en eveneens, schoon eenvoudiger, verwantschap vertoonden met de base mentjes, welke we vinden bij het bekende schuin geprofileerde poortje, dat aange bracht is bij het Noordertransept van de zelfde kerk. Maar toen ik, veel later, mijn artikeltje schreef, is me dat weer door 't hoofd gegaan. Ook de rondboog, bij de bespreking van de Hooglandsche Kerk hebben we daarop reeds gewezen, ver overde zich ln de laat-Gothiek naast de toegespitste bogen weer een plaats. Een en ander is waarschijnlijk de onbe wuste oorzaak, dat ik angstvallig ver meden heb, van een Renaissancepoortje te spreken. Verder diene ter aanvulling nog, dat de gesmeed iizeren hekken op de deur in stijl Lodewijk XVI is, dus van omstreeks 1780. Den heer Jesse zij hier dank gebracht Voor zijn vriendelijke opmerking. 827 Woningtoestanden. (Van onzen correspondent). Berlijn, 4 April. Dezer dagen zien we in honderden Ber- lijnsche straten niets dan meubelwagens, meubelwagens. Ze zijn daarheen getrok ken door „stalen paarden", door heusche paarden. Z| hebben al dan niet bijwagens. Log en vet staan ze tegen de trottoirran den en laten zich leeghalen of vullen. Het zijn geduldige meubelwagens. Sommige zien er nieuw uit en vroolijk. Andere ver bruikt en versomberd. Weer andere schij nen uit spinnewebben van oude stallen losgemaakt te zijn. Het is een tijd van nood. Nog nimmer zijn zoovele Berlljners gedwongen aan het verhuizen gegaan. Ja vroeger (en met „vroeger" bedoe len we hier altijd weer: vóór den wereld oorlog) verhuisden de Berlijners óók. En zelfs vaak. En zelfs meestal onnoodig. Dat was van de merischen hier een merk waardige eigenschap. De kalm gebleven Nederlander, die het beginsel van hokvast zijn huldigt, kan zich zoo iets waarschijn lijk slechts met moeite voorstellen. De Berlijner verhuisde vroeger regelmatig, omdat de oude woning hem geen nieuwe Indrukken meer bezorgde, omdat hij een nieuwe omgeving wenschte, die hem op frissche denkbeelden bracht, die hem hei leven weer eens van een anderen kant toonde. Verhuizen was voor zijn stemming even hard noodig als het nieuwe pak of het nieuwe paar schoenen. De oude wo ning was weliswaar niet versleten, maar ze kwam hem nu eenmaal na drie of vier jaren versleten voor. Wat minstens zoo erg was „Maar lieve hemel", hoor ik den lezer uitroepen „dat kostte dan onnoodig een bom duiten?" Natuurlijk kostte het veel geld. Maar ook reizen kost geld, the aters kosten geld, diners voor talrijke gasten kosten geld. Men geeft het toch gaarne uit, als men het heeft. De Ber lijner voor den oorlog, die niet tot de arme groepen der bevolking behoorde, had geld. En het verhuizen in Berlijn was toen be trekkelijk goedkoop. Gelijk heel het leven in Dultschland toen hoogstens één-derde kostte van wat men tegenwoordig voor het allernoodigste moet uitgeven .Woning levensmiddellen, kleeren, kleine geneug ten men kon het alles „vroeger" voor een appel en een ei genieten. Berlijn was toen een goedkoope stad in verge- Hiking met Amsterdam of Den Haag. (Tegenwoordig is het een der duurste ste den van Europa). Men spaarde geld, men kon zijn inkomen niet op. Dus bleef er al tijd genoeg over om elke drie jaar te ver huizen Dus verhuisde men. Nu, in 1931, verhulst de Berlijner op nieuw. Maar hoezeer zijn de omstandig heden thans veranderd! De dikke verhuis wagens vinden bijna alle den weg naar het zoogenaamde „oude Westen". Daar woonden vroeger de rijke menschen. Van zulke luxe-woningen kan de Nederlander, die niet in een paleis, een slot of een weelde-villa geboren is, zich ook al geen voorstelling maken. Het „oude Westen", dat reeds lang geen exclusieve buurt meer is. kent nog duizenden villa's en flats, waarvan men nauwelijks gelooven kan, dat ze tientallen jaren door één enkel ge zin bewoond zijn. Verdiepingen met twaalf tot twintig en meer kamers, bijkamers, reuze-keukens, kabinetten, zalen, koets huizen, van afmetingen, die ons sprookjes achtig zouden voorkomen. Ik was nog dezer dagen in zoo'n woning ultgenoodigd, waar de gastheer een honderd bezoekers uitgenoodigd had, die in zijn eetzaal aan vijf ronde tafels ruimschoots plaats von den en die zich later over zes ontvangst zalen verdeelen konden. Het overgroote deel van de familie's, dat ook nog de laatste jaren in zulke huizen die van de straat af meestal niet eens als bijzonder groot opvallen gewoond heeft, kan over armoede, over ellende, ja niet zelden over den echten, knagenden honger meepraten. Maar zelfs al hadden deze menschen nog te eten en konden zij zich kleine ontvangstavonden veroorloven, de kosten van zulke woningen, waarvan langzamerhand de meeste kamers gingen leegstaan, konden zij zich niet meer per- mitteeren. En nu is 't groote sterven der luxe-woningen begonnen. De dikke, hon gerige verhuiswagens worden volgepropt met de resten, met het weinige, dat na venduties en beschamende bezoeken van opkoopers nog van de vroegere heerlijk heid is overgebleven. In de dure wijken van Berlijn, de stad met 300.000 woningloozen en 22.000 leeg staande nieuwgebouwde flats waarvan niemand de huur kan opbrengen, vindt men sinds eenlge weken vele duizenden bordjes met het opschrift: „Woning te huur". Acht. tien, vijftien, twintig kamers wachten vergeefs op huurders, die nog vier tot acht honderd gulden huur per maand kunnen en willen opbrengen. De jaren lange huurders zijn verhuisd naar wonin gen in de buitenwijken met één tot drie kamers. Wie nog niet gelooven wilde, dat Versailles het Duitsche volk arm gemaakt heeft, vindt het nu door de leege vensters van tienduizenden luxe-étage's bevestigd. Ja, het ziet er met de woningtoestan den in deze wereldstad wonderlijk uit. Misère ln het „oude Westen", misère ook bij den handeldrijvenden middenstand. Men heeft jarenlang boven zijn stand op crediet, van niets geleefd. Tot de bom barstte. Nu leest men eiken dag van fail lissementen en zelfmoorden Het valt nauwelijks meer op. Een paar huizen vau mij af trok een paar maanden geleden een jonge bakker met vrouw en dochter vol hoop in een nieuwen winkel. Het huis ligt in een nieuwgebouwd blok, middel punt van een fonkelnieuwe buurt. Maar de menschen, die hier wonen, moeten zoo hooge huren betalen dat ze op elke andere uitgaven sparen moeten. De winkeliers in deze wijken hebben niets te lachen. Eer gisteren namen de bakker en zijn dochter veronal. De weduwe zal de zaak wel spoe dig opgeven. Ik tel nu al twaalf villa's in onze wijk, waar de bewoner zich binnen de laatste drie jaren een kogel door het hoofd ge jaagd heeft. De helft van deze villa's is tot heden niet meer verhuurd. Vier onder nemers, die sinds één jaar huizenblokken in mijn wijk gereed hebben, konden niet op huurders wachten, hadden geen kapi taal om het „uit te zingen" en moesten faillissement aanvragen. Wie wel wachten kon, zag zich gedrongen, 40 tot 50 pet. met de huren omlaag te gaan. Zoo zien we hier in één straat in precies gelijke étage's menschen wonen die in 1929 huurden en duizend Mark per jaar en per kamer huurcontract hebben, naast andere, die in 1931 kwamen en voor 500 Mark per jaar en per kamer even goed (of slecht) onder gebracht zijn De gezichten van hen, die de oudere contracten hebben, kan men zich voorstellen. Honderden dure étage's staan te huur Maar de woningzoekenden gaan natuurlijk een deur verder, waar de huizen de helft goedkooper zijn. En weer anderen en dat is de groote meerder heid kunnen zelfs de 50 pet. goedkoo- pere flats niet bij benadering betalen. Zulke toestanden maken het wonen in deze stad tot een ware beproeving! ook „jonggezellenbloks", waar de onge bouwd. Nog altijd en eiken dag beter. We krijgen nu in verschillende wijken ook „jongezellenbloks", waar dc onge huwde wonen kan volgens Amerikaanse'.! beginsel. Een, twee, hoogstens drie ka mers, modernste meubels, geen stof. geen schoonhouden, geen koken. Een gemeen schappelijke keuken zorgt voor de maal tijden. Kleine lifts brengen het eten naar de flats, gemeenschappelijke dienstboden komen, als de kamermeisjes van de hotels, een half uurtje opruimen. Dat is hier in Berlijn tegenwoordig het ideaal. Maar zulke gelegenheden zijn niet bijzonder tal rijk. Vijf en negentig procent van de on- gehuwden is nog op de beroepskosthuizen aangewezen. En die kennen in deze be narde tijden natuurlijk maar één eind doel: den huurder naar alle zijden te pluk ken, dat het een aard heeft! Aan den anderen kant heerschen toe standen, die spotten met elke beschrij ving. Ik wil u niet met statistieken lastig vallen. Ze zijn er natuurlijk. Maar Ik neem aan, dat tl mij wel op mijn woord zult gelooven als ik u vertel, dat een zeer belangrijk percentage van de bevolking van 4.4 millloen zielen ondergebracht is op een wijze, die weinig menschelljks meer heeft. Het uiterste vormen wel de menschen, die rondom Berlijn in werke lijke holen dus in den grond gegraven wonen en die zoo nu en dan, als het al te erg wordt door de politie „plot seling ontdekt" worden. De „onbewoon baar verklaarde" krotten dienen nog dui zenden ongelukkigen tot woonhuis. In de volkswijken hokken vaak zes tot acht volwassen menschen met kinderen in één j kamer bijeen Dat hierdoor allerlei onze- delijke verhoudingen ontstaan, kan nie- 1 mand verwonderen. Ook op hygiënisch gebied zijn zulke i huizen haarden van besmetting. De gie rige huisbazen denken niet aan verbete ringen. Al te vaak hebben de woningen van vier tot zes. étages met vier flats per étage niet eens één W.C. De bewoners zijn dag en nacht gedwongen naar dc bin nenplaatsen te lóonen, waar vaak slechts één W.C. voor allen ter beschikking is. Wat dat beteekent als er zieken in huis zijn en die zijn er altijd! zal de lezer zonder verder commentaar begrijpen kun nen Het is alles zoo fraai niet als het er van buiten uit ziet! ROLAND. RECLAME. Eenpersoons Zeegrasmatras Tweepersoons Zeegrasmatras Driedeelig 2-persoons Zeegrasmatras Mooie Damaststrepen Eenpersoons Matrasstel met schuine peluw en _n prima kapok kussen !4.uU Tweepers. Matrasstel met schuine peluw.,- 2 prima kapok kussens I J.DU 2 Persoons ?r Stroomatrassen 4.fü 2 Persoons Matrasstel 3 deelig. schuin peluw en 2 kussens QQ Cfl Alles gevuld m. prima Javakapok "U Houten Ledikanten 3452 I persoons 4.ÖÜ De Russische émigré's. (Nadruk verboden). Elke revolutie, die met een burgeroor log gepaard gaat (en elke werkelijke, in tegrale revplutie moet onvermijdelijk tot een burgeroorlog leiden), kent haar emi gratie. In de nieuwe geschiedenis hebben wij een Engelsche emigratie gekend, een Fransche emigratie, een Foolsche en nu ook een Russische. De Russische emigra tie is veel talrijker dan bijv. de Fransche van 150 jaar geleden, maar wanneer wij de totale bevolking van het toenmalige Frankrijk en het tegenwoordige Rusland vergelijken, dan ontdekken wij, dat de Fransche emigratie toen ongeveer een zelfde percentage van de bevolking van Frankrijk vormde als de eenlge millioenen tellende Russische emigratie van onzen tijd van de bevolking van Rusland. Wat de Russische emigratie wellicht onder scheidt, is het feit, dat de Russische emi gratie voor een zeer groot gedeelte uit menschen uit de lagere kringen van het volk en uit lntellectueelen bestaat. De adel is naar verhouding veel minder ver tegenwoordigd dan het bij de Fransche emigratie het geval is geweest. Dat wordt echter verklaard door de omstandigheid, dat de Russische revolutie tegelijkertijd gericht was zoowel tegen den adel als tegen de bourgeoisie, en de Russische massa in de intellectueelen „heeren" zag, zelfs in dat gedeelte der intellectueelen, dat onder het oude regime voor de rech ten van het volk gestreden en zware of fers gebracht had. Hoe is nu het leven der mlllioenen- massa van émigré's? De bolsjewistische pers en de bolsjewistische handlangers in het Westen stellen de zaak zóó voor als baadden de émigré's in weelde. Zij zijn allemaal „door het kapitaal omgekocht", krijgen geweldige subsidies van „allerlei Deterding's" en brengen hun tijd door in rijke cafés, aan de beurs enz. Het dage- lijksche werk van de Russische émigré's is, „het proletariaat aan de kapitalisten te verraden", En, het moet erkend wor den. dc sovjet-pers heeft tot op zekere hoogte haar doel bereikt: de Russische massa, die alleen sovjet-bladen te lezen krijgt, gelooft dat alles en ziet in de émi gré's menschen, die Rusland aan de bui- tenlandsche kapitalisten verraden. In de emigrantenbladen vindt ge een geheel an der beeld van de Russische emigratie. Daar wordt, terecht, gewezen op de tal rijke instellingen, op het feit dat de émi gré's hun brood met hard werken verdie nen, maar daarnaast wordt de emigratie geïdealiseerd. Het beeld is dus ook on juist. Wij willen nu een onopgesmukt beeld van de Russische emigratie geven. Daarbij maken wij gebruik zoowel van eigen waarnemingen en verzameld mate riaal als van door andere betrouwbare waarnemers geconstateerde feiten, o.a. van het zeer interessante materiaal van mevr. Skobtsowa. De overweldigende meerderheid van de Russische émigré's bestaat nu uit arbei ders. Zoowel de menschen, die in Rusland boeren of arbeiders zijn geweest, als de intellectueelen, officieren, gewezen amb tenaren, landheeren enz. werken nu op fabrieken en bij boeren en verdienen hun brood „ln het zweet huns aanschijns". En alle waarnemers zijn het er over eens, dat de Russische émigré's daarbij veel uit houdingsvermogen, volharding en moed hebben getoond. In dit opzicht onder scheidt de Russische emigratie zich zeer gunstig van de Fransche. De Russische professoren, advocaten, artsen, journalis ten, officieren, rechters, ambtenaren zijn uitstekende arbeiders geworden, die in veel opzichten de echte proletariërs in de schaduw stellen. Zij kennen geen wel stand, hun levenspeil is sterk gedaald (de meeste refugiés wonen in landen met lage loonen, zooals Frankrijk, de Balkanlan- den, Tsjecho-Slowakije enz.), maar vóór de crisis verdienden zij hun brood en wis ten nog uit hun karig inkomen te offeren voor verschillende maatschappelijke in stellingen. Nu is de toestand natuurlijk anders geworden en de nood onder de Russische émigré's is zeer groot. Sommige Russen hebben zich op het land gevestigd en zoo zijn er in het Zui den van Frankrijk veel Russische boerde rijen ontstaan. De resultaten zijn echter minder gunstig dan verwacht werd. Bij de echte landbouwers (bijv. de kozakken) gaat het bedrijf wel, maar de gewezen in tellectueelen, vooral zij die veel kleine kinderen hebben, hebben de moeilijkheden van het boerenbedrijf onderschat. Daarbij kwam dat de émigré's in den regel geen geld hebben en dus al spoedig tot over de ooren in de schulden zitten. Maar de meesten weren zich dapper, werken als paarden en trachten zich door de moei lijkheden heen te slaan. In hoeverre dit hun zal lukken, is een andere vraag. De schaduwkanten van het leven der emigratie zijn echter ook talrijk. De Rus is van aard iemand met een zwakken wil, hij wordt makkelijk verleid, vervalt dan van kwaad tot erger. Een der ergste Russische ondeugden is de drankzucht. De kroepen waren dan ook in Rusland steeds een vreeselijke geesel. Ook in het buitenland doet zich deze Russische „ziekte", zooals de Russische term luidt, met toenemende kracht voelen. Vooral onder hen, die uit de laagste kringen van het volk stammen, wier cultureel peil dus zeer laag is, die vrijwel in het geheel geen geestelijke behoeften hebben. Onder deze elementen en in het bijzonder in de kleine plaatsjes heeft de drankzucht on beschrijfelijke vormen aangenomen. Al hun vrijen tijd brengen zij in de kroegjes door. een groot gedeelte van hun scha mel loon verhuist in de zakken van de kroegbazen en thuis heerscht armoede, vrouw en kinderen lijden gebrek. Een van de oorzaken van deze drankzucht is het gevoel van verlatenheid, van eenzaam heid. heimwee. Zij zijn niet in staat de bevolking van de streek, waar zij wonen, werkelijk te leeren kennen (daarbij speelt een groote rol het feit. dat Russen, in tegenstelling met hetgeen hier te lande algemeen geloofd wordt, uiterst moeilijk vreemde talen leeren), zij leven met hun gedachten en gevoelens in het verleden, in het verre en onbereikbare Rusland, we ten niet wat in hun vrijen tijd te doen: in dergelijke gevallen zoekt de Rus steeds vergetelheid in de flesch. Natuurlijk drinken niet allen, vooral onder de meer beschaafden. Maar ook hun toestand is moeilijk. Vrijwel allen hebben geen geloof meer in -hun oude idealen, waarvoor zij gevochten hadden en die hen in de emigratie hadden gebracht. De oude idealen storten ineen nieuwe zijn er nog niet en de menschen voelen zich in het luchtledige, zij hebben geen vasten bodem meer onder zich. Ook voor deze menschen is de vrije tijd tevens de moeilijkste z,, lang zij in de fabriek zijn, zijn ai h gedachten geconcentreerd op het v maar wat moeten zij doen in hun uren? En daarbij voegt zich het troop looze leven in de huurkazernes, die vt hen ware gevangenissen zijn gewordE In de eerste Jaren, toen zij geloofden, t dit leven van ontberingen, het verblijf, de huurkazernes-gevangenissen n«< was voor het vaderland, dat zij daarij voorbereid werden voor den strijd v, Rusland, was de ellende nog te verdras; maar nu hebben reeds zeer velen daw loof verloren. Kan de lezer zich indent, in den geestestoestand van die mensche Beseft hij wel, hoe vreeselijk het is. geloof te verliezen en niets anders plaats daarvan te verwerven? Bijzonder scherp is de crisis-toesta; in de rijen van het z.g. „leger" der ten. Die menschen leefden in de voor) rende overtuiging, dat „in het voorj- de gewapende strijd tegen de bolsje hervat zou worden, dat zij dan naar R land zouden terugkeeren. Dat geloof la hen alle moeilijkheden verdragen. veldtocht werd telkens weer uitgesU maar het geloof bleef bestaan, de schen hielden zich krampachtig aan j geloof vast. Maar nu verdwijnt dat loof en verslagenheid maakt zich van: menschen meester. En troost wordt t zocht in de kroeg. Deze toestand wekt bij de leiders 4 J emigratie veel onrust. Er wordt bera; slaagd over de mogelijkheid, de menscb te helpen, hun nieuwe wegen te wijidH Voorloopig blijft het echter alleen bij bS» raadslagingen. En daarbij komt, dat wï Russische emigratie hopeloos verdeeld dat de leiders met elkaar overhoop lig»; elkaar wantrouwen. En bovendien ha de economische crisis honderdduizend Russische émigré's broodeloos gemaal Er moet dus vóór alles getracht word de menschen te helpen, hen voor i hongerdood te redden. En in deze rit: ting wordt inderdaad tamelijk veel daan. Een bijzondere plaats neemt in de egoj) gratie de groep studenten in. Het aan! Russische studenten is zeer groot. Er r plaatsen, waar 8090 °/n van de Russisc kolonie uit studenten bestaan. Zij lek allemaal een leven vol ontberingen. zijn studenten, die een inkomen van pi 40 gulden per maand hebben, maar zijn er ook die slechts 1616 guldens'? maand hebben. Eiken dag twee maaltijdflR nuttigen kan geen hunner: de een ge&j de voorkeur aan een middagmaal, de der aan een avondmaal. Sommigen et in de gaarkeukens, bestemd voor de allr,'*. armsten. in de keukens ingericht d; kloosters, e.d. Zij wonen in groepjes M elkaar, vaak op zolders, onder de har balken. En ondanks deze moeilijke leve: -) omstandigheden werken zij hard en v men lang niet het zwakste gedeelte v de studenten van de hoogeschool waar:?» studeeren. Onder de studenten zijn 8!f veel jongelui uit de Balkanlanden en (Ég Oostzee-landen. Daarnaast zijn er ec;,':B veel menschen ver. in de dertig, gevm officieren en soldaten van de witte lege Dat zijn menschen. die veel doorgemat! hadden, die het idealisme dat den Rus schen student zoo eigen is, missen, die p kweld worden door hun vreeselijke herlt neringen, door het ontzettende verled' van de burgeroorlogsjaren. Maar ook da''' studenten werken hard, de studie is ht eenige redding, het eenige middel om schimmen van het verleden te verdrijnr Interessant is de verhouding tot* kerk. Het Russische leven is steed: nauw verbonden geweest met den goè dienst, dat de kerk een onontbeerlijk!# is geworden. En daarbij wordt niet z? zeer aan het geloof in de werkelijke Ir teekenis van het woord gedacht, aan v;- ding, als aan den ritus, de plechtighedK die in de oogen van den Rus nu eenirai onafscheidelijk zijn van eiken stap in t" leven van den mensch. Daarom wil elt groep émigré's een eigen kerkje en Cf priester hebben, maar de kerk wordt den bezocht. Het leven van den geestelij; is zeer moeilijk. Zijn parochianen zijn ar en kunnen hem weinig betalen (er zii j priesters, die 100 francs per maand kr, gen, andere priesters genieten een salar van 400 francs enz.) De priester moet claj ook als gewoon arbeider op een fabri® werken. Sommige parochieën zijn ze groot en de priester brengt al zijn tijd (-.,, reis door: hier moeten kinderen gedoots v/orden. daar een jong paartje inge* gond enz. boris RAPTSCHINSKY RECLAME. VADER STAAT HET EERST OP. Vertelt hoe hij de gchcele familie „fit" houdt. „Mijn gezin bestaat uit zes personen - vier jongens en twee meisjes tusschf- 23 en 12 jaar, en een zwakke vrouw e toen ze vier jaar geleden allen onwel v: ren, nam ik de teugels zelf in handt: Het eten smaakte hun niet en medicijm te geven stond gelijk met straf uitdeelt: Gedurende vier jaar gebruik ik nu gen- geld Kruschen, vier of vijf maal per weel tot op heden buiten medeweten van mij: vrouw en mijn kinderen. Ik sta altijd b eerst op en doe een halven theelepel Kri-H schen in de thee-pot, waaruit ieder ze j eersten kop krijgt. Zoodat. wat vier ja"- I geleden een ziekelijk huishouden was, n- tot mijn vreugde een gezonde en flink familie is. Zij hebben altijd eetlust genieten van hun maaltijd. Altijd opgf- wekt, vlug en actief en nooit vermoeiif alles dank zij mijn geheim, om in de mor genthee een half theelepeltje Kruschen j doen". C. D. Als slechts alle ouders zoo waakten voo: de innerlijk reinheid hunner kinderen voor de uiterlijke, zou er heel wat mind:' hoofdpijn worden geleden, er zou nie' meer met lange tanden worden gegeten- er zou niet meer worden gepruild en di bleeke gezichtjes zouden verdwijnen Kruschen Salts laat het lichaam dagelijk zijn belangrijksten plicht vervullen. Zijn zacht-purgeerende werking verzekert hel goed functionneeren van leven en nieren zcodat deze afvoerorganen het lichaam van alle belemmerende afvalstoffen zui veren. Kruschen zorgt zoo voor een zo'* veren bloedstroom, die gezondheid 9> kracht door het geheele lichaam voert Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg baar bij alle apothekers en drogist*-1 a f. 0.90 en f. 1.60 per flacon. 3390 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 10