fw\ DE GEZONKEN SCHAT. 72sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 1 April 1931 Derde Blad No. 21791 UIT DE RAADZAAL. L v O FEUILLETON. EINDELIJK HET BEWAARSCHOOL- ONDERWIJS TEN EINDE GESTREDEN. Nadat de raad in eerste zitting een vijf uren had volgepraat over 't bewaarschool- onderwijs, spraken wü als ons vermoeden uit. dat er nog drie uren noodig zouden zijn om deze belangrijke kwestie tot een goed einde te brengen. We zijn te opti mistisch geweest! Bijkans het dubbele tijdsbestek is weggegaan met de verdere beraadslagingen voor en aleer het einde daar was, nadat het middernachtelijk uur ruim was overschreden. In trouwe, het was „des Guten zu viel"! Te meer, waar im mers ieder verrassend element ontbrak, waar om zoo te zeggen de stemmen geteld waren. Voor de zooveelste maal heeft deze raad zich getoond een college van de praat, niet van de daad Zakelijkheid is ver te zoeken, ieder redeneert er maar lus tig op los, al kan hij geen enkel nieuw ge zichtspunt meer naar voren brengen; re plieken, zij moeten gehouden worden, an ders doet men de kwestie te kort! Dat het een zuiver herkauwen wordt, 't doet er niet toe, gerepliceerd moet en zal er worden. De voorzitter mag nog zoo dringend ver zoeken ervan af te zien, de raad weet, wat zijn eer gebiedtDoch tornt aldus juist aan eigen prestige naar buiten! Gaarne zij erkend, dat dit euvel niet spe cifiek Leidsch is, maar eigen fouten zijn nimmer goed te praten door zich te spie gelen aan die van anderen; veeleer moest men er een eer in stellen, een goed voor beeld te kunnen geven! Wat de kwestie zelf betreft, de minder heid in het college van B. en W. heeft een schitterende overwinning behaald en heeft haar voorstellen met 21 tegen 10 stemmen zien aannemen. Geheel links, om deze oude tegenstelling nog eens te gebruiken, stemde er voor, evenals de R.-K. fractie. Voor het eerst sinds langen, langen tijd zagen wij de rechtsche meerderheid zoo flagrant verbroken. Vandaar ook de inder daad ietwat hartstochtelijke motie der A.R. Kiesvereeniging tegen de houding der Ka tholieken, waarop wij overigens niet zul- eln ingaan, als vallende buiten ons be stek. Met het minderheidsstandpunt heeft het breede gezegevierd over het engere. Wet houder Tepe heeft met volle overtuiging dat naar voren doen komen en is glansrijk meester van het terrein gebleven. Hij ver diende de gelukwenschen, die hem var. menige zijde na afloop ten deel vielen, volkomen! Trouwens en dat maakt al thans eenigermate het gerekte der debat ten goed de goede toon is over het alge meen bewaard gebleven. Op het debat zul len wij overigens niet meer ingaan, om ons niet op onze beurt schuldig te maken aan de fout, die wij den raad verweten. Slechts een algemeene beschouwing om te doen uitkomen, hoe inderdaad 't breede stand punt overwinnend te voorschijn is geko men. Is op zich zelf genomen een gelijke sub sidie voor alle door particulier initiatief opgerichte bewaarscholen, met uitschake ling van openbare, niet „gelijk recht voor allen"? Wordt deze vraag aldus gesteld zonder meer, dan moet o. i. het antwoord bevestigend luiden, doch zoo algemeen mag deze vraag niet gesteld worden. Men moet steeds rekening houden met de om standigheden, doch voor het onderwijs geldt dit in het bijzonder, gelet op de historie en de gansche wordingsgeschiede nis daarvan hier te lande. Hoe bitter is er niet gestreden op dit zoo belangrijke ter rein der volksontwikkeling, fel en dikwijls hartstochtelijk, tot tenslotte de z.g. paci ficatie daaraan althans de scherpste kan ten afvijlde, want geenszins zouden wij durven beweren, dat de strijd geheel is volstreden. Het ging daarbij steeds tus- schen openbaar en bijzonder onderwijs en deze twee begrippen domineeren in ieder opzicht. Nu is ongetwijfeld juist helaas! dat het bewaarschoolonderwijs niet valt onder deze pacificatie, daar iedere wette lijke regeling daaromtrent ontbreekt, doch dit komt door toevalligheden, culminee- rend in de finantieele zijde, want bedoe ling der wetgevers is het wel geweest en het lijdt o. i. geen twijfel, dat bij opleving der maatschappelijke toestanden het eens tot een wettelijke regeling zal komen. Waarbij dan uiteraard de begrippen open baar en bijzonder ook voor het voorberei dend lager onderwijs zullen gelden. Billijk en geheel liggend in de lijn der toekomst is het derhalve, dat de gemeenten nu reeds rekening houden met doorvoering der pa cificatie-idee voor het bewaarschoolonder wijs! Bovendien zou door alleen subsidie te verschaffen aan particuliere scholen geen „recht voor allen" ontstaan; dit zou practisch immers beteekenen een uiter mate begunstigen van wat heet het bij zonder onderwijs. Alleen daar is men toch georgani seerd en hoe goed georganiseerd! Bij de voorstanders van het openbaar onderwijs is dat slechts sporadisch het geval en dat is te begrijpen, waar men daar geen prijs stelt op eigen scholen, tevreden met het begrip „openbaar" Wat eensdeels maar gelukkig is, want wie kan de finantieele gevolgen schatten, zoo ook daar alle groepen eens gebruik wilden maken van het recht om eigen scholen te stichten Het standpunt der meerderheid zou prac tisch dan ook hebben beteekend den dood van het openbare bewaarschoolon derwijs. terwijl dat der minderheid zich geheel aansloot aan de pacificatie-ge dachte en streefde naar gelijkstelling over de gansche linie. Het stelsel moge dan niet geheel volmaakt zijn in dit op zicht, welk stelsel is dat wel. doch zooveel mogelijk is het toch ook practisch in uit voering gebracht. Ziedaar, waarom 't principieel o.i. ging. De groote vraag was echter of het minderheidsstandpunt finantieel mogelijk was te maken. Gemakkelijk was dat zeker niet, doch wethouder Tepe. bijge staan door de afdeellng Onderwijs, heeft een o.i. bijzonder gelukkige oplossing voor deze zijde van het vraagstuk weten te vinden 't Is waar, dat. om deze oplos sing te bereiken, enkele offers moesten worden gebracht, waarvan de voornaam ste was het terugbrengen van den leef tijdsgrens van 3 op 3'/2 jaar ('f n paeda- gogische zijde juist aanbevolen), doch het doel was deze offers meer dan waard. Op vallend was. hoe weinig zeggend het ver zet tegen den finantieelen opzet der min- derheidsvoorstellen was, dit bleef geheel aan de oppervlakte; cijfers durfde men blijkbaar niet aan! Niettemin baseerden de tegenstemmers daarop grootendeels hun stem; speciaal geldt dit voor de Chr. Historischen. De politieke bezwaren zullen wij laten rusten. In den grond der zaak wordt het, als men die huldigt, een machtskwestie en dat is allerminst geëigend om stabiliteit te brengen, gelet op de groote kans van wisselende meerderheden. Het onderwijs behoort o.i. geheel daar buiten te worden gehouden, als zijnde van te gewichtige importantie voor heel ons volk, los van politieke kleur. Het aangenomen minderheidsvoorstel- len-complex zal ten zeerste hier ter stede de rust bij het bewaarschoolonderwijs, dat in belangrijkheid nog zal winnen, bevor deren, zoo men het een eerlijke kans geeft bij de omzetting in de practijk. Laten alle partijen zich dat voor oogen stellen. En tevens bedenken, dat de voorstellen een onverbreekbaar complex vormen! Wethouder Tepe toonde zich al reeds zeer soepel, waar het gewettigde verlan gens gold! Intusschen is met deze kwestie de kost bare tijd wederom geheel gevuld, zoodat de verdere agenda-punten opnieuw moes ten worden uitgesteld tot een volgende vergadering' de straf voor de breedspra- kerigheid! Dc voorgaande punten zijn van te wei nig beteekenis om daarop nog terug te komen. SONATEN-AVOND FRITS KOK. Morgen geeft de violist Frits Kok in den Fcyer der Stadsgehoorzaal een Sonaten- avond Het programma vermeldt o.a. sona ten van Mozart, Beethoven. Grieg. De heer Theo van der Pas zal den violist aan den vleugel begeleiden. HET RESIDENTIE-ORKEST. Naar wij vernemen zijn de data van de abonnementsconcerten, die het Residentie- Orkest evenals vorige jaren hier in het seizoen 19311932 zal geven, als volgt vastgesteld: Donderdag 22 October 1931. Donderdag 12 November 1931; Maandag 30 November 1931, Donderdag 7 Januari 1932; Donderdag 4 Februari 1932; Vrijdag 18 Maart 1932. De namen der solisten zullen zoo spoedig mogelijk worden bekend ge maakt. Dat dit eerste krachten zullen zijn. daaraan behoeft men niet te twijfelen Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij naar de advertenties. XXVII. isifbmv* wrfp Naar het Engelsch van LEO WALMSLEY. 25) Door en door driftig misschien nog meer door het weten dat ik me als een echte pedante kwast aangesteld had, dan door de onredelijkheid van mijn tegen standster haalde ik mijn revolver uit de tasch, wikkelde haar om en om in mijn gummi tabakszak, stak haar weer op de plaats waar zij hoorde. Dan, zonder eén woord, dat hun allicht een idee had kun nen geven van wat ik van plan was te doen liep ik weg, langs de breede strook koraalrots aan mijn rechterhand tot de plek, waar deze met een punt in zee uit stak, trapte daar mijn schoenen uit en liep de zee in. De bodem daalde daar vrij snel; een twintig passen en het water kwam tot aan mijn middel. „Maar dat is dwaasheid. don Quichot- terie, gewoonwegKom asjeblieft te rug", hoorde ik Miss Howard roepen. „Nee maar zegprotesteerde haar broer Of hij nog iets meer beweerde, weet ik niet, want op dat oogenblik liet ik me voorover vallen en begon te zwemmen. Het water van de lagune was glad als een spiegel en heerlijk warm. Als het niet zoo'n lamme toestand geweest was dc dokter ziek. onze concurrentie in actie, mijn eigen stomme optreden, in het kort als ik niet het land gehad had over het heele ritsje onfortuinlijke gebeurtenissen, die onzen tweeden dag op Dondereiland markeerden, zou ik er echt van genoten hebben. Nu vond ik het een corvée ik was dan ook blij toen ik de zwarte silhouet van de dhow met de twee sloepen langszij uit het grauw van den nacht zag op duiken. Ik werd begroet door een onwelluidend gekrijsch van een lid van de bemanning, een reusachtigen neger die op zijn hurken achter bij het roer zat. En die eene alarm kreet wies aan tot een koor van jammer klachten, toen hij zijn makkers van de nadering van een verschrikkelijk zeemon ster op de hoogte gebracht had. Mijn klim men in de sloep maakte de zaak niet beter; met mijn kletsnatte kleeren, die phosphoresceerden door het schuim van de zee, dat er op achtergebleven was, moet ik er dan ook wel griezelig uitgezien heb ben. En daarbij was ik zoc buiten adem. dat ik de eerste twintig seconden geen woord kon uitbrengen Maar na een halve minuut rust, was ik weer „op krach ten". Ik haalde mijn revolver te voorschijn, stond op en riep Hamsar. Een zucht van verlichting was het eerste bewijs, dat hij me gehoord had. En meteen daarop verrees de lange donkere figuur van Hamsar uit de groep negers, die in allerlei mogelijke en onmogelijke houdingen op het dek lagen te bidden en werd me gevraagd, wat ik wilde. Ik gaf kort en bondig mijn bevelen. „Beman de sloep met vier. Twee ervan moeten de roeiers van de andere boot zijn." „Groote Heer", was het huilerige ant woord „ze willen niet.ze zeggen dat het hun dood isBij wijze van ant woord schoot ik mijn revolver over hun hoofden af. „De volgende kogel treft doel!" dreigde ik. Dat hielp. Vier vrijwilligers rolden over de verschansing in de sloep. Ik liet me langs een touw afglijden. „Naar het strand", beval ik. De kerels roeiden, alsof het op het schip en niet op En nu brak eindelijk de voor mij eeuwig onvergetelijke dag aan, waarop ik mijne vrienden mijne weldoeners voor altoos verlaten zoude. O, nimmer zullen de too- neelen van dien dag uit mijn geheugen gaan. Ten 11 uren kwamen 5 kameraden aan. nog 2 Fransche officieren bij zich hebbende, welke zij toegestaan hadden om mede van onze partij te zijn. Zij werden vergezeld van een onderofficier, v.ien de stadhouder ons tot ons geleide en be scherming had mede gegeven, en die tot aan Riga bij ons bleef. Alles was tot hunne ontvangst gereed, er stond eene welvoor ziene tafel bereid, waar wij gingen aan zitten en na ons behoorlijk ververscht te hebben, stonden wij op, om onze reis voort te zetten. Met onbeschrijfelijke aandoe ning nam ik afscheid van mevrouw Mar- garo! en hare kinderen, en ook zij was zeer aangedaan. Nu stapten wij ten ge tale van 8 in onze kibatken en Stefan Ni- kitsch steeg te paard om ons een eind- weegs te vergezellen. Toen wij aan de ri vier de Jek kwamen, welke 8 wersten van daar stroomde, steeg ik uit mijne ki- batkln Thans was het oogenblik daar. dat wi. van elkander afscheid moesten nemen. Zeven maanden lang hadden wij in de hartelijkste, vertrouwelijkste vriendschap met elkander geleefd en waren elkander dierbaar geworden en nu moesten wij el kander voor eeuwig vaarwel zeggen. Wij omhelsden elkander en de tranen stroom den en een vaar eeuwig wel v/as alles wat onze beklemde tongen uitspreken konden. Ook den goeden Jacob zeide ik nog een maal vaarwel. O, hoe gaarne had ik dien braven jongen bij mij gehouden. Zoo heb ik u dan voor altijd verlaten, o, mijn onvergetelijke vriend en weldoe doener; u. die zich mijner met eene zoo belangrijke menschenliefde aannaamt. die den ongelukkigen veriatenen, van alles beroofden, aan alles gebrek hebbenden, niet slecht? huisvestet en van kleeding en spijs voorzaagt, maar mij ook met uwe on waardeerbare vriendschap vereerdet. O. ik heb geene woorden om u de dankbare gevoelens van mijn hart uit te drukken! Edele man. die hemel zegene u en uw ge slacht. en dat het u wel gaan tot in lengte van dagen. Nu stapten wij op het vlot. het welk ons aan den anderen oever van de rivier bragt. Stefan beklom den top van eenen nabij gelegen heuvel, van waar hij mij nog met zijne zakdoek het laatste vaar wel toewuifde, en ik zag hem niet meer. Doch zijn aandenken zal eeuwig in mijn geheugen bewaard blijven. En vergete mijne regterhand zich zelve, eer ik hem en zijne weldaden vergeten zoude! Nu reden wij met groote snelheid voor waarts. maar ik zag of hoorde niets; mijne ziel was te zeer geschokt, van dat ik iets buiten mij acht zoude geven hebben. Ik dacht alleen aan het verledene. Den 4den kwamen wij te Usa, de residentie van den gouverneur, wien wij over onze 100 roebels wilde spreken. Bij onze aankomst verna men wij. dat zijne excellentie op zijn bui tengoed was, 18 wersten vandaar. Wij be sloten dus eenen dag hier te vertoeven en inmiddels eene deputatie aan den gouver neur te zenden, teneinde de noodlge in lichting omtrent deze zaak te erlangen. Hiertoe werd de luitenant J. gecommi- teerd. Deze vertrok ook 's anderen daags derwaarts, en vond den gouverneur wer kelijk te huis. Hij werd dadelijk bij hem toegelaten en stelde zijne belangen voor. De gouverneur antwoordde hem. dat hij daar niets van kon zeggen, dat hem zulks een order niet bekend was, doch dat hij eene brief aan den vice-gouverneur zoude mede geven, bij wien wij zoude vernemen, hoe de zaak zat. Met dezen brief kwam J. ln> de stad terug en in het vol vertrouwen dat alles wel zoude gaan. gaf hij dien aan den vice-gouverneur over. Maar hoe ston den wij te kijken, toen hij in plaats van ons 'n goede tijding mede te brengen, ons met grootste verbaasdheid kwam aanzeggen, dat het zaak voor ons was, om zoo schie lijk mogelijk, de stad te verlaten, terwijl wij anders gevaar liepen, van achter het slot gezet te worden. Wij waren ten hoog- sten verontwaardigd over het laaghartig gedrag van dezen gouverneur, die niet al leen op schandelijke wijze het vertrou wen van den edelen Alexander schond, door ons het geld te onthouden, hetwelk de menschlievende vorst, tot onzen on derstand bestemd had. Want dat de kerel het in zijne zak gestoken of althans met den vice-gouverneur gedeeld heeft, is bij mij zeker, daar ik weet dat officieren, die in andere'gouvernementen gelegen had den, zulks gekregen hebben, maar die ons nog met een geveinsd gelaat zulk een Unas-brief mede gaf, want, dat de inhoud daar van was, om ons ten spoedigste te doen verkassen, was zonneklaar. Welk een contrast tusschen dezen laaghartigen schurk en den edelen gouverneur van Watku. Doch hier was geen pruttelen tegen. Wij begaven ons dus maar weer op reis, echter met voornemen om ons te Moscou over de onregtvaardige handel wijze van den gouverneur van Usa te be klagen. doch hoe wij daar ten haring voe ren. zal men weldra zien. Na verscheidene Tartaarsche dorpen ge passeerd te zijn, kwamen wij aan de stad Bougolma, waar ik reeds voorheen ge weest was. Doch hoe zeer stond ik ver baasd, hier niets dan puinhoopen weder te vinden. De geheele stad, die van hout was (zooals de meeste Russische landste den' was door een feilen brand vernield. De ongelukkige bewoners hadden zich hutten gemaakt op het open veld en sommigen woonden in linnen tenten. Daar wij voornemens geweest waren om hier nachtverblijf te houden, waren wij nu ge noodzaakt nog 24 wersten verder te rij den, tot aan het Tartaarsche dorp Kara- ras. Wij hadden alzoo in ruim 24 uren (want wij hadden nacht en dag doorge reisd! 244 wersten afgelegd, en dus kan men begrijpen of wij ook moede waren van het lange rijden. Men kan zich geen denkbeeld maken van zulk snel rijden, doch wij kregen ook van post tot post. en dus elke 20 of 25 wersten nieuwe paar den. Er werd geen meer tijd toe gebezigd, dan maar even noodig was om uit en in te spannen. Het paard dat in den boom liep, had boven zijn hoofd eenen beugel, waar aan een bel hing, aan het geluid daar van konde zij reeds van verre bere kenen, hoe veel paarden er noodig waren. Mijn kameraad L. had van zijnen edelman in Polen een zoodanig rijtuig present ge kregen, dit hadden wij zooveel mogelijk tot gemak ingerigt, het zelve was met matten overdekt, en wij konden het van voren dicht maken. Den 14 kwamen wij te Kasan aan; hier hielden wij eenen rustdag en lieten er ijzeren banden om onze wielen leggen, welke door het gedurig schokken veel ge leden hadden. Men kan ligt begrijpen, dat ik niet naliet mijn goeden schoenmaker weder te bezoeken. Ik trof hem benevens zijne vrouw in blakende welstand aan. Het deed hun een onbeschrijfelijk genoe gen mij weder te zien. Zij boden mij alles aan. en Ik kon niet genoeg na hun zin eten en drinken. Wij hadden onzen intrek genomen in de Russische stad in een soort van logement. Hier vonden wij Hoog duitsche en Fransche couranten, welke door een van ons werden voorgelezen en daar uit bleek dat Stefan mij de Rus sische couranten naar waarheid vertaald had. Dit alles deed onze drift om voort te reizen nog vermeerderen. Wij begaven ons dus den 16den weder op weg. Wij passeer den de stad Nischnei Novogorad. Dezelve kwam mij zeer schoon voor en het speet mij dus, dat ik geen tijd had om dezelve nauwkeurig te bezigtigen. Den 21sten kwamen wij in de stad Mourum. Hier werd het spreekwoord weder bewaarheid, dat bergen en dalen elkander niet ont moeten, maai menschen wel Toen wij aankwamen, wilden wij dadelijk paarden van den postmeester hebben, doch hij verklaarde ons, die niet te kunnen ge ven. Daar wij echter verscheiden paarden op stal zagen staan, vroegen wij hem naar de reden van deze weigering. Hij zeide ons dat deze paarden moesten die nen voor de rijtuigen van den gouver neur van Watka. Hier hoorden wij vreemd van op en ik maakte mij met vriend S. gereed om hem te gaan zien. Hij was het inderdaad. Hij was op reis naar Peters burg en had zijne vrouw bij zich. Hij be tuigde ons zijn genoegen, dat hij ons zoo onverwacht aantrof. Hij vroeg ons, hoe wij hier gekomen waren en of wij hier nog lang dachten te vertoeven. Wij zeiden hem dat wij gaarne dien dag weder wilden vertrekken, doch dat de postmeester ons paarden geweigerd had. voorgevende dat die voor zijne excellentie bestemd waren. Hij liet hierop den postmeester bij zich komen, die ook spoedig in volle uniform verscheen en hij gelaste hem. ons dadelijk paarden te geven. Dit geschiedde, en na dat wij van den braven gouverneur af scheid genomen hadden, zetten wij onze reis voort over Wladimir naar MosCou, waar wij den 21sten aankwamen. (Wordt vervolgd). „ECLAME. HIJ ZIET ER VERRE VAN KNAP UIT. Zoo mager en weggetrokken met inge vallen wangen en flauwen blik. Waarom doet hij daar niets aan? In korten tijd kan hij er immers frisch en gezond uitzien, als hij zijn lichaam de stoffen toevoert, waar het gebrek aan heeft, n.l. de ver sterkende en voedende bestanddeelen van Mac Coy's Levertraan Extract Tabletten. Deze tabletten zullen werkelijk uitkomst brengen; want de kleine, met suiker be dekte tabletten zijn gemaakt met het beste Levertraan-extract. Getuige dit schrijven van den heer S. J. te B.: „Uw tabletten hebben alles gedaan wat U ervan zegt, om mij te doen aankomen. Mijn gewicht is met 8 pond vermeerderd en ik voel mij zoo gezond als een visch na vier weken." Het groote voordeel van Mac Coy's tabletten is, dat zij smaak noch reuk hebben en daardoor zoo gemakkelijk in te nemen zijn als een bonbon. Waarom het dan nog een minuut langer uitge steld, als het Uw gezondheid betreft? Mac Coy's Levertraan Extract Tabletten zijn verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a f. 0.95 en f. 1.95 per doos. Eischt Mac Coy's tabletten, de origineele en eenige echte. Weigert namaak. Indien niet direct verkrijgbaar wendt U dan tot N.V. Rowntree Handels Mij.. Keizersgracht 124, Amsterdam-C. 2775 Het lukte ons de vaargeul te vinden, door de lij-zijde van Long Reef te houden, tot de sterke stroom van den vloed die tus schen de riffen naar binnen gestuwd werd, ons de goede richting aangaf. Daarna was het een kleinigheid, om met vier sterke kerels op de riemen, naar buiten te ko men. Na een minuut of vijf lagen we in het kalme water ten westen van Long Reef en begon het overstappen in de andere sloep. „Ziezoo, dat is gedaan", zei ik. toen de roeiers hun sloep door tegen de onze af te zetten vaart gaven, „en mr. Howard, voor die haaien behoeft u zich niet ongerust te maken hoor! Die vallen gewoonlijk geen boot aan! Dat wil zeggen, gewoonlijk niet. maar als ze het doen, spat dan flink met water en schreeuw hard en zorg dat ze zich niet op hun rug keeren, dan kunnen ze niet bijten, ziet-u!" „Goed.... Wel bedankt voor je raad!" riep de onnoozele hals terug. „Buitenge woon vriendelijk van je om ons zoo te helpen. Buitengewoon vriendelijk, wer kelijk." „Och kom, dat is toch niets", gaf ik licht-ironisch ten antwoord, „het genoe gen is geheel aan mij geweest. Misschien zien wc elkaar morgenochtend nog wel. U blijft allicht nog wat in de buurt.U bent toch uit voor genoegen, is het niet? „Nee, kapitein Cleveland", kwam de koele stem van Miss Howard, „we zijn niet voor ons genegen uit. We zijn biologen op expeditie, ons doel is een zekere soort zee slakken. „Dan zult u verderop moeten gaan, die zijn hier zeldzaam," riep ik met mijn han den als roeper om mijn mond terug. Jam mer genoeg echter was de sloep voor een voortzetting van dit interessante gesprek al te ver eg, (Wordt vervolgd). het eiland spookte; we bereikten het strand in record-tijd. Toen de kiel over het zand schuurde, sprong ik uit de boot en waadde op de twee donkere gestalten af. Nauwelijks had ik mijn voeten op het droge gezet of Miss Howard begon me te bedanken. Maar voor dat soort plichtple gingen hadden we nu geen tijd. „Vooruit", zei ik kort „Zoo gauw moge lijk erin Dan roeien we eerst naar de dhow, pikken daar uw sloep op en gaan dan door de vaargeul naar buiten „Buitengewoon vriendelijk van je, zeg", bedankte Howard me. „Een kleinigheid", gaf ik lichtelijk sar castisch ten antwoord. „Als u er nu maar in wilt gaan. Miss Howard. Miss Howard gehoorzaamde zonder één woord Ik gaf het teeken tot afduwen en tot groote geruststelling van onze roeier- waren we na een tiental slagen op veili- gen afstand van Thunder Island. Niemand sprak een woord, tot we. na een minuut of vijf vlijtig roeien, onder den achter steven van de dhow lagen. Maar toen ik de vanglijn van de sloep van de Howards aan de onze vastgemaakt had en weer wilde gaan zitten, legde Miss Howard haar hand op mijn arm „Ik moet mijn excuses maken, kapitein Cleveland", zei ze, op een manier, alsof ze aan elk woord haar tong brandde. „Maar u zult moeten toegeven, dat het erop leek.dat ik wel reden had om aan de waarheid van uw woorden te twijfelen." „Ja, dat kan wel", gaf ik ten antwoord, terwijl ik ging zitten en door een gebaar den mannen aan de riemen beduidde weg te roeien „Maar spreek asjeblieft niet over excuses makenin een toestand als deze is je aan de vormen houden wel wat absurd, vindt u niet?" „Nee, ik vind van niet", was het posi tieve antwoord, ,,'t Schijnt dat we op voet van oorlog zijn en oorlogvoerende partijen nemen tegenover elkaar in zekere mate, dat geef ik toe. de vormen in acht. Zie het roode huis „En de witte vlag", viel ik haar in de rede. 't Was weieens goed om haar te her inneren aan onze ontmoeting in Cavendish Square, toen ze me onder voorwendsel van me goeden raad te willen geven, zoo schandelijk uitgehoord had. Jammer genoeg begreep ze me verkeerd. O, dus dat houdt u vol", riep ze veront waardigd uit. ,,U durft beweren, dat ik van het ziek-zijn van iemand partij zou willen trekker! Zeg den roeiers dat ze op moeten houden, onmiddellijk! Ik verdrink liever, dan dat ik één seconde langer in uw boot blijf.. Charley, haal de sloep in. „Dat zal hij wel laten", viel ik haar boos in de rede. Mijn opmerking sloeg niet op het incident in het kamp. „Om te weten te komen waar dan wel op. zou u wat verder met uw gedachten moeten teruggaan. Maar dat daargelaten Ik heb vandaag avonturen genoeg beleefd: ik dank voor het genoegen om als toe-tje twee eigen wijze menschen uit het water te moeten visschen. Op het oogenblik bevindt u zich in mijn boot en staat u dientengevolge onder mijn bevelen. De doorgang tusschen de riffen is gevaarlijk. Wanneer er niet volkomen correct gestuurd wordt bestaat er alle kans dat uw sloep omslaat. Daarom zal ik u door de geul heen brengen. daar houdt mijn verantwoordelijk zijn op „En zegeh. er zijn misschien van die haaien ook, wat?" informeerde Charley, zichtbaar opgelucht dat mijn ver antwoordelijkheidsgevoel hem van actief optreden vrijstelde. „Ja, hoopen", gaf ik kortaf ten ant woord. „en uitsluitend van de menschen- etende categorie." Miss Howard zei geen wooVd, maar ik voelde haar gedachten. Op dezelfde ma nier als een nerveus iemand een donderbui voelt aankomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 9