Vu "bouwkunstig schoon J Vliet is een van die bekoorlijke Het Raadsel en de Prinses 71* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 31 Januari 1931 Vijlde Blad No. 21740 ISIL» VliA u, FEUILLETON. 'Js_?an a'2esPfoken. En is er een orden er goede concerten gegeven?" l&ndouSiE? °r- Ian*er XVI. aan de vliet. die kenmerkend zijn voor het HSwiandsche stedenschoon. Het kan er WÏemlül zijn. Hooge boonen tengs ir,rhtkant en de drie gemetselde boog- "an vooral de middelste heel 5 welft, spiegelen z.ch in l water, dat nauwelijks bewogen daar ligt Be Vlief is historisch. Ze heeft het oogenblik nd dat de schuiten van Boisot do uit- |»érde veste binnenkwamen om dc Yonlberingen te lenigen. Ze is nog Iiis- i door overblijfselen van den ouden s getuigen van den pioturolen zin der Ijlde rs. hierboven een woning geschetst, nutans afwijkt van het rijzige trap- hpé, dat we dezen winter bezochten, [werkelijkheid is de woning misschien Jets minder rijzig, dan op de sehe-is- Eung is aangegeven. Er is, zooals u ziet, Onregelmatigs in. Die zijvleugel, waar- muur iets naar voren springt, dc ^Hiaidife, onsymmetriscthe verdecling van [ilg'5ki,i--i het oude poortje, het heeft alles men iets schilderachtigs. Vermoedelijk hoofdgevel 'een tuitgevel geweest met jnde afdekking. Dc nogal zware kroon- 'is ran lateien tijd. Toen de gevel her- Jwerd, is ook boven het zoldervenster Jitlastingsboog vermoedelijk verdwenen men, zooals zij nu zijn, dunken wij laat 18de of vroeg 19de eeuwsche rnctie gevel, welke vermoedelijk uit het der 17de of het begin der 18de eeuw ekent, is niet opgenomen in de lijst h van monumenten. Wel is dit het geval rnet hel aardige poortje, dat dagteskepl uit het begin der t7do eeuw. Men is haast deneigd te denken aan den sladsmecsler-m< Isobar Hendrik Cornszn. van Bildurheek. die. zoo als men zich herinneren zal, hot mooie huis Oude-Singel 72 voor zichzelf bouwde. We vinden hier weer die met zorg geslepen en geprofileerde roode baksleenen, die zoo keurig in een boog zijn gemetseld, terwijl ook hier de voegen precieus zijn verzorgd: een staaltje van voortreffelijke metselaars- kunst. Doven het poortje is een ooit de boeuf met gesmeed ijzeren vulling in kruisvorm. 1-k beveel u dit poortje ter aandachtige be zichtiging aan. We wandelen verder Vliet 25 is een een voudige tuitgevel. In den top ziet u evenwel een aardig muur-anker. In gegevens van 25 a 30 jaar her wordt Vliet 29 nog genoemd als een Irnpgeveltje met zandsteenblokken in de bogen, en in- gemeteelde nissen terzijden van het raam op de lwle verdieping. Ook was er eon top- anker in bloemvorm. Van dit alles is niets meer over. No. 37 is een aardige oude tuitgevel, onder bruine verf bedekt, waardoor de ludor- bogen in de grondverdieping en de' korf bogen op de eerste verdieping niet zoo dui delijk meer uitkomen. We gaan thans over de hooge gemetselde boogbrug naar de Molenstee?. Een jaartal steen leert ons, dat deze dagteekent van bet jaar 1730. Aan de overzijde ontdekken we eerst m den gevel van Vliet 40 een (opnnker, dat herinnert aan dat van No. 25. met dit ver schil, dat de gesloten knop in den top hier een tufpvorrn is geworden. X Zou ail vreemd zijn, als men in den tijd van den tulpen handel deze bloemvorm niet hier en daar had aangewend als decoratief ornament. En nu 'bekijken we Vliet 34 De oorspron kelijke topgevel is verdwenen en de rest van bet vlak zit onder grijs cement. Een een voudig anker in bloemvorm is nog over. De zijgevel aan dc Molensteeg is eveneens belangrijk gewijzigd. Een groote vlakke ontlastingSboog met oorspronkelijk wel negen sluitblokken wijst er op, dat hieronder ■waarschijnlijk een groote deur heeft gezeien. Verder zijn in de bovenverdieping nog drie ontlastingsbogen met sluitstoeuen, waar onder in ouden tijd de vensters waren ge plaatst. Dit is alles gewijzigd. Dicht bij den voorgevel zit omhoog een ornament van verglaasde steenen, bestaande uit twee door eengevlochten driehoeken met een ruitvorm in de midden. Een versiering in dien trant, zij het da.n ook wat anders van vorm, vond ik ook aan den middenbouw van het huis van den directeur der Manége. Ik heb een sterk vermoeden, dat deze figuren boven den ingang der woningen geplaatst, de beteeke- nis hadden, het huis te moeten vrijwaren tegen booze invloeden, zooals de oeleborden op de Friesche schuren, de topversieringen van Saksische boerderijen, de kruisen of strepen in witkalk boven Znid-Hollandsche melkkelders. Vliet 16 is een eenvoudige, nogal hooge tuitgevel, zonder andere mericwaardigheid dan boven eenige behouden kruiskozijnen. Belangrijker is Vliet 14 uit de eerste helft der 17de eeuw. Hierop kom ik nog terug. Nog even verder is Vliet 8. een tuitgevel, die echter in den trant van de hieriboven geleekende, is afgeknot en voorzien van eer kroonlijst. Er loopt door dezen gevel nog een zware cordonband. Op het hoekhuis aan de ovenzijde kom fik ook nog terug. Wat op de Vliet zoo treft is, dal de gevels over 't algemeen zoo aardig de oude kleuren van den baksteen vertoonen, door den tijd gewarmd en gerijpt. RECLAME. 7704 FREDERIK DE GROOTE. IV. Hij snakte naar vrijheid, de jonge ge kerkerde kroonprins, naar vrijheid om zich zelf te zjjn, om te kunnen spreken, zooals hj) wilde, te kunnen lezen naar zijn wepsch, fluit te kunnen spelen en dat alles te kunnen doen in eene atmosfeer, die noch naar de schoolkamer, doch naar het catechisatie- lokaal, noch naar de kazerne rook. Natuur lijk dacht hij opgevoed door eene Fran se lie gouvernante, madame de Montbail, en een precepteur, Jacques Egide Duhan de Jaudun, eveneens van Fransche nationaliteit aan Frankrijk en ook aan het grooje. vrij9 Engeland, waar wellicht de dochter \an den koning, prinses AmSlie, aan hem dacht als aan haar toekomstigen man. Vrij zijn, uit den greep van zijn vader, ver weg van de plagerijen, die telkens verzonnen werden om hem „op te voeden", vrij zijn, dit wilde hjj. Vluchten, het land uit, is moeilijk voor een prins, die streng bewaakt wordt. Er moeten dus in het geheim medeplichtigen worden gevonden, die den naar vrijheid snakkende den weg banen. Inderdaad worden die gevonden, maar wie de vlucht in bij zonderheden kent. staat verwonderd over de stumperige manier, waarop zij is voorbereid en uitgevoerd. Men voelt achter den ge- heelen opzet nu eens het lichtzinnig gebrek aan ernst bjj den prins zelf en dan weer - en vooral den doodsangst voor den strengen koning, die, daarvan zijn de samen zweerders overtuigd, meedoogenloos zat straffen. De medeplichtigen zijn de luitenants von Keith, von Spaen en von Katte. Niet dan met moeite worden zij overgehaald om hun finlp te verleenen. Er wordt later, bij het proces na de vlucht, nog een vierde naam genoemd, die van luitenant Ingersleben, maar diens aandeel in het vergrijp is zóó gering, dat een ander motief gevonden moet wor den om hem te straffen. De groote ver trouwensman van den kroonprins was von Katte, generaalszoon, verknocht aan zqn toekomstigen koning en zeer begaan met het droevig lot, zoowel van Frederik als van Wilhelmine. Niettegenstaande eene aan maning tot voorzichtigheid van den koning van Engeland, in weerwil van een zeer ge reserveerde houding van Frankrijk, wordt het plan om te ontvluchten uitgevoerd. Den I5en Juli 1730 volgt de prins zjjn vader, die een reis wil maken naar Anspacb en West-Duitschland. Afspraak wordt gemaakt met von Katte, die door nieuwe mishande lingen, waaraan Frederik bloot had gestaan, een en al toewijding is. Zrj zullen elkaar te Canstatt ontmoeten. Von Katte heeft reeds het geld voor de vlucht, 3000 thaler, de uit een Poolsche ridderorde gelichte diaman ten en enkele andere kostbaarheden, waar onder Frederik's „musicalia", in handen. Zoo dra hji kan, zal de kroonprips zjjn vader laten schieten en von Katte achterna gaan. Maar zijn reiswagen wordt goed bewaakt. Er is birjkbaar iets uitgelekt van zijn plannen; generaal Buddenbrock en de kolonels Wal- dow en Rochow rijden er om heen en mogen hem geen oogenblik uit het oog ver liezen Eerst gaat het naar Meuselwitz, waar graaf Seekendorff zijn landgoed heeft: de koning bljjft er twee dagen; den 21 en komt men te Anspach. waar zij een week lang de gasten zijn v».n den markgraaf. Daar vei neemt de prins, dat von Katte geen verlof heeft kunnen krijgen om zijn gar nizoen te verlaten. Von Katte krijgt andere instruetiën, even moeilijk na te komen als de afspraak van Canstatt. Frederik echter, di» nog eens. omdat hij oen mes heeft lateö vallen, door zijn vader afgeranseld is, is door het dolle heen. Zonder af te wachten of von Katte en ook von Keith naar den Haag kunnen vertrekken, waar bij hen ontboden heeft, slaat hjj zijn slag. Op weg naar Mannheim blijft hij achter. Maar de bewaking is te streng en met twee en een half uur vertraging komt hg er aan. Niets scheen nog gewonnen, maar evenmin verloren. Doch de zaak was al verraden. Von Keith had zjjn geheim niet langer aangedurfd en het met een voetval voor den koning dezen in al zijn bijzonderheden medegedeeld De koning Is woedend. Hij wil zijn zoon "„levend of dood' in handen hebben. Met zijn lichaam moei een kolonel daarvoor instaan. Maar qte koning bedwingt zich op het oogenblik j van wpderzien. „Het verwondert me je te zien. Ik dacbt i dat je al in Parijs waart", zegt hij lot j zijn zoon, die met een brutale gevatheid antwoordt: „Zoo ik dit had gewild, zou ik zoker al in Frankrijk zijn". Maar dan is het comediespel uit. De reis van den koning moet nog eeniqe dagen duren; in tegenwoordigheid van den prins geeft hij aan eenige officieren last ts zorgen, dat de prins, „hetzij levend, hetzij dood", te j Berlijn terugkomt. Von Keith maakt zich uit i de voeten en schuilt in Holland. En dan j begint de marteling van den. jongen prins, schuldig aan het voorher ilen van een plan tot ontvluchten. Te Wesel wil de koning njet den degtn in de hand den zoon te lijf gaan Generaal ven der Mosel werpt zich tusschen de twee en voorkomt een misdaad, Frederik i wordt opgesloten; schildwachten met de ba jonet op liet geweer bewaken hem. Door kolonel Derschau ondervraagd, maakt hij van zijn vlucht een fantastisch plan, waar van de onwaarheid in het oog springt. Dè koning, van zijn kant, fantaseert, dat hier de draden liggen van een samenzwering tegen zijn leven. Zijn straf zal schrikkelijk zijn. Frederik schrijft dan een brief, waarin hij opkomt tegen dit vermoeden van den vader en om genade smeekt. Hij eindigt: „Ik doe een beroep op de genade van mijn lieven papa en ik blijf, mijn leven lang, met den meest onderdanigen eerbied, zjjn hem zeer toegewijde zoon". Het antwoord van den lieven papa was een bevel aan generaal Buddenbrock om den prins naar de vesting Spandau te bren gen. Hij mag niet over het grondgebied van Hessen en Hannover reizen; daar konden eens pogingen gedaan worden, den prins j te ontzetten. Mocht dit gebeuren, dan moet de generaal „in dier voege handelen, dat de anderen hem slechts dood in hun handen i krjjgen". In het geheim, dag en nacht door- I reizende, slechts stil houdende „dóór. waar men vrij om ach heen kan zien, op plaatsen zonder hagen of struiken", in den reiswagen etende, aldus was Frederik's rgis naar de gevangenisvesting. De koning zelf, buiten zijn evenwicht, misschien toch wel wat bezet j met zijn streng optreden, gaat naar Berljjn terug, maar hjj doet er acht dagen over. I Hij verschuift het oogenblik der ontmoeting j met de moeder van zijn zoon, maar als hij i bij zrn terugkomst wouw en dochter op hem too ziet vliegen voor de handkus, is hij alle scrupule en zelfbedwang kwijt. liet zien van Wilhelmine, Frederik's vertrouwde, brengt flem buiten zichzelf van woede. Het schuim komt hem op den mond, hij ranselt er als een dolleman op los, zoodat de prinses op den grond valt. Allen, de moeder, de overige kinderen, de hofdames, schreien van angst en vallen voor hem op de kniëen, maar de koning is als bezeten, slaat en scheldt, in aller presentie wordt de prinses uitgemaakt voor al wat leeljjk en gemeen ie. Eindelijk kan hrj' niet meer. Zjjn „rentrée tiiomphale" eindigt in een ineenzinking en waarschijnlijk in een stortvloed van tranen, waarmede deze woesteling gewend was na afloop van zjjn driftbuien „zijn lieve, kleine vrouw" te verteederen. Inmiddels werd de kroonprins op een nieuw bevel des konings niet naar Spandau, doch naar Küstrin gebracht. De generaals von Grumbkow en von Glasenapp, kolonel von Sydow en de auditeurs-militair moesten heip een scherp verhoor afnemen. Het is eeu verademing te hooren, hoe de jonge man met ironie, met onbeschaamdheid zelfs, de heeren behandelt. Zóóveel strengheid, na zooveel ellende en wegens zoo weinig be dreven kwaads, verdient de "hooghartige be handeling van den gekwelde. Men vraagt hem. zijn degen over te geven. „Haal die maar", zegt hij tot generaal von Grumbkow; „hij ligt hiernaast op de tafel". Wanneer op dit antwoordt aanmerking wordt gemaakt, zwecpslagt hij den generaal met de woorden ..Vooruit, schrijf op wat ik zeide; u is hier immers nergens anders voor". De stemming zal wel anders worden, maar even toont de prins zijn waren aard en wij zouden willen applaudisseeren. Bjj een tweede verhoor moet hij na acht en zeventig vragen van zijn militaire be wakers ook vragen beantwoorden, die de koning zelf heeft gesteld. In deze vragen wordt o.m. gezinspeeld op dc doodstraf en op afstand van den troon. Frederik ant woordt daarop met de scherpziendheid van een spitsen geest; hij is zijn „lieve papa" honderdmaal de baas, wat hersenen betreft. Maar de „lieve papa" is de meester, beeft de macht en is, bjj t'gden, een dolleman, een bruut, tot alles in staat. Dus, nadat de kroonprins eerst diplomatiek alle positieve antwoorden over: welke straf hij verdiende, of hij afBtand zou willen doen van den troon, of hjj wenscht, ja of neen. dat hem het leven geschonken worde, had vermeden en na zijn bewering, dat hij niet veel aan zijn leven hechtte, laat hrj aan de antwoor den een verklaring toevoegen, waarin hij zegt ongelpk gehad te hebben, vooral ver driet te hebben van de smart van zijn vader, zich volledig te onderwerpen aan de genade en den wil van den koning en dezen om vergiffenis te smeeken. Da vader kent echter den zoon. Hjj onderscheidt wat waar en onecht is. Hjj verscheurt de bijgevoegde verklaring en verdubbelt de gestrengheid, waarmede do gevangene behandeld moet worden. „Die schavuit, die schelm, die deugniet" moet aan den ljjve voelen wat het is zich tegen den vader te verzetten. Zijn chef-bewaker, generaal Lepell, is roet zijn hoofd borg, dat hjj niet ontsnapt. Hij moet de sleutels van het vertrek, waarin de prins is opgesloten, bewaren; dat vertrek moet dag en nacht gesloten zjjn „met zware grendels". De koning is minutieus. De koning vergeet geen détail. Laat ik iets van de instructie der bewakers over nomen: 's Morgens om acht uur zullen twee offi cieren zich vergewissen, dat de gevangene aanwezig is. Hem zullen een bak water en eeu glas water gebracht worden om zich te reinigen. De kamer moet door een soldaat- stoker worden schoongemaakt. Een en ander mag „niet langer dan een half kwartier" doren. Dan gaan de officieren weg en wordt alles weer stevig gesloten. Om twaalf uur wordt den gevangene het eten gebracht, waarna onmiddellijk de deur weer gegren deld wordt. Om zes uur 's avonds wordt weer iets om te eten gebracht. Dan worden de vuile schotels van het middag-eten weer meegenomen en de deur onmiddellijk geslo ten. 's Morgens worden de vuile schotels van den vorigen avond afgehaald. Aldus wordt de deur slechts driemaal 's daags geopend „en voor niet langer dan vier minuten". Telkens zullen „twee kapiteins bjj de opening en de sluiting aanwezig zjjn". Met den gehangene mag niet gesproken worden op straffe van ongenade. Op zjjn vragen mag niet worden geantwoord „en dit is rojjn strikt bevel en zjj (de kapiteins en alle anderen) moeten daaraan gehoorzamen; zjj zjjn met hun hoofd daarvoor borg". Den koning wordt gevraagd of men den prins mes en vork mag laten en gedurende hoeveel tijd, en hoeveeF waskaarsen de prins per dag mag gebruiken. Antwoord: „Geen mes en vork. Men kan van te voren snjjden wat te snjjden is". En wat de waskaarsen betreft, geen was kaarsen maar vetkaarsen. Het verblijf, ge durende vier weken, met inbegrip van wasch- goed, logies en voeding van een laiei, en der beide grendels, kostte dan ook niet meer dan 32 thaler, 3 groschen en 3 pfennig. Andere order van den vader: „Zoo die schelm om tijding vraagt omtrent mjj, mijn vrouw, mijn kinderen, moet gij (generaal Grumbkow) hem zeggen, dat nie mand meer aan hem denkt, dat mijne vrouw niets meer van hem wil weten en dat Wil helmine goed en wel opgeborgen is te Berljjn en weldra „naar het land" zal worden gezonden. Aldus is de gevangenschap van den prins. Aldus is de stemming van den „lieven papa" tegenover zjjn kind. A, J. BOTHENIUS BROUWER. Oorspronkelijke Detective-roman door R. J. Brandenburg. q komen als doodgewone loeristen. a ,r zu 'en we onzen intrek nemen?" »Jheb den vorigen keer in het Prin- otel gelogeerd en het beviel er me 1S er comfortabel en de tafel en tijn er uitstekend." Jliwr 'J, 0p,era is 7-eer goed. Er is >ru,'ïf ^^elijk orkest en in het Kapel "6n zomêT de Koninklijke zij w-eQVkn?one wreï® z'cfl handen cn I «t we n ven <ius nie' te z'in ■1» fen vervelen NJven? 'anï ben je dan van plan te kan weldon 'k no? n'e® Precies, maar hel da® eer, 11 mijn tander. Dat wordt vacantia san!»" ,en onverwachte interes- ee^anV™areltj" aan en bet gesprek w»rei\ we Im-o wen<bng Na ten goed uur sV">e stond zena<ie,,d en dr. Heaven- jMroen die £ln b'ik op de stad 1e 'Ttebouwd. 'b 'egen de bergen op „Die burcht, daar halverwege op den berg, is de verblijfplaats van prins Alexander", merkte ik op, „en de rivier, die je daar ziet als een zilveren band. is de Torn, zij stroomt door de stad en scheidt die in twee deelen, die door zeven bruggen met elkaar zijn ver bonden Het lagere deel der stad ligt op den Zuidelijken, het hooger gelegen deel op den Noordetijken oever, dit laatste is de eigen lijke oude stad." We naderden de stad meer en meer. „Kijk", zeide ik, met mijn vinger wijzend, „dat groote gebouw, met den groenen koe pel, is de opera, daar heb je bet paleis, die vierkante toren is de toren van de oude St. Stephanus en die slanke toren, als met kant werk versierd, is de O L. Vrouwe-kerk." Dr Heavenstone knikte, maar scheen in gedachten verzonken. Ik had er wat voor over gehad die gedachten te kunnen raden. Dan keerde de docter zich met een ruk om. „We zijn er", zei hij en nam zijn valies uit het net. De expres reed de huizenmassa bin nen en even later schoof zij onder de ge weldige overkapping van het hoofdstation. Met een taxi reden we naar ons hotel. Ik reserveerde kamers, een zitkamer, twee slaapkamers en een badkamer. Na de lange, stoffige treinreis hadden we behoefte ons op te frisschen en hel bad was een verkwik kend genot Een uur na onze aankomst za len we in de gezellige hall, die tot man hoogte van een eikenhouten betimmering was voorzien, en waar de rieten fauteuils tot zitten noodden, achter een glas oude port „Vanavond nemen we het er van", zei dr Heavenstone. en strekte zijn lange beenen behaaglijk uithij voplde zich blijkbaar echt „lekker", nu hij zijn reiscostuum had ver wisseld voor een soepel, wollen pak. „We gaan niet uit, na die vermoeiende reis heb ben we wel wat rust verdiend en dus gain we vroeg naar bed. Morgenochtend wil ik onze opwachting gaan maken bij den Bnt- schen gezant." „Een bijzonder sympathieke man. lord Goring, vriendelijk en hulpvaardig; hij zal ons gaarne zooveel mogelijk van dienst zijn. Met zijn secretaris, mr. Sharp heb ik den vcrigen keer hier wel gedineerd Ons tafeltje was het eenige in de hall dat nog bezet was, de meeste gasten waren reeds in de eetzaal verdwenen. Telkens ais de breede glazen deuren door den chasseur werden open geworpen, klonk even de mu ziek van een strijkje. „Ik wil den gezant terstond om een dienst verzoeken", merkte de docter op, „en hem vragen of het hem niet mogelijk zou zijn ons een introductie voor het hof te ver schaffen." Mijn mond ging open van verbazing. Wat bad dr Heavenstone aan hel hof te zoeken? Hij lachte om mijn verbaasd gezicht en zeide: „Lijkt je dat zoo wonderlijk? Me dunkt, bet is voor ons toeristen een interessant experiment, het leven aan het hof wat meer van nabij gade te slaan, eens een beetje hoflucht in te ademen." fk begreep zeer goed. dal het niet alleen de bedoeling van den dokier kon zijn. zijn lon gen met hoflucht te vullen en het verband tusschen de zaak Tohnson en het koninklijk hof in Bplgardie ontging mij ten eenen male. Echter had ik beloofd niets te vragen. En Ik was niet van plan mijn belofte zee spoedig te breken." Dr Heavenstone wierp mij een goedkeu rend knikp toe en zeide nuchter „Wil je nog een cla„sje port of zul'en we nu maar gaan eten?" We stonden op en gingen de groote eet zaal binnen( waar de chef de réception ons onder zijn hoede nam en naar een taiel'je loodste, vanwaar wij de gehecle zaal goed konden overzien. De tafeltjes, waarop kleine roode lampjes een gezellig schijnsel ver spreidden, waren in driedubbele rijen om den dansvloer gerangschikt 't Was druk. de meeste tafeltjes waren bezet. De dames wa ren bijna allen in avondtoilet de heeren in smoking; er waren enkele uniformen, rood met gouden versierselen, die van de garde, en blauw, met astrakan afgezet, die van de huzaren. „Er is nog al toilet gemaakt" mompelde dr. Heavenstone, „we zullen morgen onze smo kings ook uit den koffer moeten halen," „De dames hier gaan meestal in Parijs of Weenen winkelen, vandaar al die chique toiletten." En met welgevallen rustte mijn oog op een jong vrouwtje, dat aan het ta feltje tegenover me was gezeten, en wier blanke schouders mat opglansden uit een wijden kraag van Brusselsche kant. Haar hoofdje was keurig geshingeld en af en toe keek ze mijn kant uit. Ze had donkere ooger., zooals de meeste vrouwen van Belgardie, en wanneer ze naar me zag, voelde ik mijn bloed naar hel hootd stijgen Op een verhooging, door planten geflan keerd, zat het zigeuner-strijkje en speelde een zoete, smachtende, vleiende muziek, waar doorheen de klanken van een svmbaai druppelden. De hors-d'oeuvres waren uitge breid. de soep fluweelig zacht als room. Dr. Heavenstone schonk mij kwistig in van het zachte Moezelwijntje. De muziek had eeu loomen tango ingezet en verschillende pa ren bewogen zich op den dansvloer Ook het vrouwtje, een meisje leek hel nog dat mij met haar donkere oogen had betooverd. Ze danste met een correct, zelfbewust jong- mensch, dat bij haar aan het tafeltje zat, met een ouderen heer en dame. Haar vader en moeder? En was zt) misschien met den jongen man verloofd? Ze glimlachten tij dens het dansen tegen elkaar, als in zoele verslaijjlhouding Hij zou een officier kun nen zijn, met zijn kaarsrechte, slanke gestalte En ze dansten keurig. Ze droeg een licht-rose japonnetje van crêpe de chine, zijden kousen van dezelfde kleur en schoentjes van goudbrocaat. Bij de visch informeerde ik bij den kell- ner naar den naam van onze buren. Het waren graaf Rosencrantz met vrouw en dochter en kapitein von Preswitz van dc garde. Dr. Heavenstone hoorde het glimlachend aaD, doch zei niets. Ik dronk misschien meer van de bourgogne dan mijn gewoonte was. Doch de wijn was prachtig op temperatu'xr en smaakte heerlijk bij de gebraden fazant. Als bloed, zwaar en diep-rood, was het drui vennat in de fijne, geslepen glazen. Aan enkele tafeltjes raakte men in een vroolijke stemming; er klonk gepraat en ge lach van geanimeerde stemmen Mei doffe plofjes echoten de kurken van champagnc- flesschen in de door de kellners gereed ge houden servetten. Het strijkje speelde een scherp-geryth- meerde jazz. rret een inslag van houtklop jes, als van een timmerwinkel van kabou tertjes tk hield mijn oogen vragend op het meisje aan de overzijde gericht en even scheen hel mij. alsof ik in haar oogen de toestemming las om haar ten dans te vra gen Maar ik durfde niet en even later stepte ze met een blauwen huzaren-luite nant (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 5