Vu
"bouwkunstig schoon
J Vliet is een van die bekoorlijke
Het Raadsel en de Prinses
71* Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 31 Januari 1931
Vijlde Blad
No. 21740
ISIL»
VliA u,
FEUILLETON.
'Js_?an a'2esPfoken. En is er een
orden er goede concerten gegeven?"
l&ndouSiE? °r- Ian*er
XVI.
aan de vliet.
die kenmerkend zijn voor het
HSwiandsche stedenschoon. Het kan er
WÏemlül zijn. Hooge boonen tengs
ir,rhtkant en de drie gemetselde boog-
"an vooral de middelste heel
5 welft, spiegelen z.ch in l water, dat
nauwelijks bewogen daar ligt Be
Vlief is historisch. Ze heeft het oogenblik
nd dat de schuiten van Boisot do uit-
|Ȏrde veste binnenkwamen om dc
Yonlberingen te lenigen. Ze is nog Iiis-
i door overblijfselen van den ouden
s getuigen van den pioturolen zin der
Ijlde rs.
hierboven een woning geschetst,
nutans afwijkt van het rijzige trap-
hpé, dat we dezen winter bezochten,
[werkelijkheid is de woning misschien
Jets minder rijzig, dan op de sehe-is-
Eung is aangegeven. Er is, zooals u ziet,
Onregelmatigs in. Die zijvleugel, waar-
muur iets naar voren springt, dc
^Hiaidife, onsymmetriscthe verdecling van
[ilg'5ki,i--i het oude poortje, het heeft alles
men iets schilderachtigs. Vermoedelijk
hoofdgevel 'een tuitgevel geweest met
jnde afdekking. Dc nogal zware kroon-
'is ran lateien tijd. Toen de gevel her-
Jwerd, is ook boven het zoldervenster
Jitlastingsboog vermoedelijk verdwenen
men, zooals zij nu zijn, dunken wij
laat 18de of vroeg 19de eeuwsche
rnctie
gevel, welke vermoedelijk uit het
der 17de of het begin der 18de eeuw
ekent, is niet opgenomen in de lijst
h
van monumenten. Wel is dit het geval rnet
hel aardige poortje, dat dagteskepl uit het
begin der t7do eeuw. Men is haast deneigd
te denken aan den sladsmecsler-m< Isobar
Hendrik Cornszn. van Bildurheek. die. zoo
als men zich herinneren zal, hot mooie huis
Oude-Singel 72 voor zichzelf bouwde. We
vinden hier weer die met zorg geslepen en
geprofileerde roode baksleenen, die zoo
keurig in een boog zijn gemetseld, terwijl
ook hier de voegen precieus zijn verzorgd:
een staaltje van voortreffelijke metselaars-
kunst.
Doven het poortje is een ooit de boeuf
met gesmeed ijzeren vulling in kruisvorm.
1-k beveel u dit poortje ter aandachtige be
zichtiging aan.
We wandelen verder Vliet 25 is een een
voudige tuitgevel. In den top ziet u evenwel
een aardig muur-anker.
In gegevens van 25 a 30 jaar her wordt
Vliet 29 nog genoemd als een Irnpgeveltje
met zandsteenblokken in de bogen, en in-
gemeteelde nissen terzijden van het raam
op de lwle verdieping. Ook was er eon top-
anker in bloemvorm. Van dit alles is niets
meer over.
No. 37 is een aardige oude tuitgevel, onder
bruine verf bedekt, waardoor de ludor-
bogen in de grondverdieping en de' korf
bogen op de eerste verdieping niet zoo dui
delijk meer uitkomen.
We gaan thans over de hooge gemetselde
boogbrug naar de Molenstee?. Een jaartal
steen leert ons, dat deze dagteekent van bet
jaar 1730.
Aan de overzijde ontdekken we eerst m
den gevel van Vliet 40 een (opnnker, dat
herinnert aan dat van No. 25. met dit ver
schil, dat de gesloten knop in den top hier
een tufpvorrn is geworden. X Zou ail vreemd
zijn, als men in den tijd van den tulpen
handel deze bloemvorm niet hier en daar
had aangewend als decoratief ornament.
En nu 'bekijken we Vliet 34 De oorspron
kelijke topgevel is verdwenen en de rest van
bet vlak zit onder grijs cement. Een een
voudig anker in bloemvorm is nog over.
De zijgevel aan dc Molensteeg is eveneens
belangrijk gewijzigd. Een groote vlakke
ontlastingSboog met oorspronkelijk wel
negen sluitblokken wijst er op, dat hieronder
■waarschijnlijk een groote deur heeft gezeien.
Verder zijn in de bovenverdieping nog drie
ontlastingsbogen met sluitstoeuen, waar
onder in ouden tijd de vensters waren ge
plaatst. Dit is alles gewijzigd. Dicht bij den
voorgevel zit omhoog een ornament van
verglaasde steenen, bestaande uit twee door
eengevlochten driehoeken met een ruitvorm
in de midden. Een versiering in dien trant,
zij het da.n ook wat anders van vorm, vond
ik ook aan den middenbouw van het huis
van den directeur der Manége. Ik heb een
sterk vermoeden, dat deze figuren boven den
ingang der woningen geplaatst, de beteeke-
nis hadden, het huis te moeten vrijwaren
tegen booze invloeden, zooals de oeleborden
op de Friesche schuren, de topversieringen
van Saksische boerderijen, de kruisen of
strepen in witkalk boven Znid-Hollandsche
melkkelders.
Vliet 16 is een eenvoudige, nogal hooge
tuitgevel, zonder andere mericwaardigheid
dan boven eenige behouden kruiskozijnen.
Belangrijker is Vliet 14 uit de eerste helft
der 17de eeuw. Hierop kom ik nog terug.
Nog even verder is Vliet 8. een tuitgevel,
die echter in den trant van de hieriboven
geleekende, is afgeknot en voorzien van eer
kroonlijst. Er loopt door dezen gevel nog
een zware cordonband.
Op het hoekhuis aan de ovenzijde kom
fik ook nog terug.
Wat op de Vliet zoo treft is, dal de gevels
over 't algemeen zoo aardig de oude kleuren
van den baksteen vertoonen, door den tijd
gewarmd en gerijpt.
RECLAME.
7704
FREDERIK DE GROOTE.
IV.
Hij snakte naar vrijheid, de jonge ge
kerkerde kroonprins, naar vrijheid om zich
zelf te zjjn, om te kunnen spreken, zooals
hj) wilde, te kunnen lezen naar zijn wepsch,
fluit te kunnen spelen en dat alles te kunnen
doen in eene atmosfeer, die noch naar de
schoolkamer, doch naar het catechisatie-
lokaal, noch naar de kazerne rook. Natuur
lijk dacht hij opgevoed door eene Fran
se lie gouvernante, madame de Montbail, en
een precepteur, Jacques Egide Duhan de
Jaudun, eveneens van Fransche nationaliteit
aan Frankrijk en ook aan het grooje.
vrij9 Engeland, waar wellicht de dochter \an
den koning, prinses AmSlie, aan hem dacht
als aan haar toekomstigen man. Vrij zijn,
uit den greep van zijn vader, ver weg van
de plagerijen, die telkens verzonnen werden
om hem „op te voeden", vrij zijn,
dit wilde hjj.
Vluchten, het land uit, is moeilijk voor
een prins, die streng bewaakt wordt. Er
moeten dus in het geheim medeplichtigen
worden gevonden, die den naar vrijheid
snakkende den weg banen. Inderdaad worden
die gevonden, maar wie de vlucht in bij
zonderheden kent. staat verwonderd over de
stumperige manier, waarop zij is voorbereid
en uitgevoerd. Men voelt achter den ge-
heelen opzet nu eens het lichtzinnig gebrek
aan ernst bjj den prins zelf en dan weer
- en vooral den doodsangst voor den
strengen koning, die, daarvan zijn de samen
zweerders overtuigd, meedoogenloos zat
straffen.
De medeplichtigen zijn de luitenants von
Keith, von Spaen en von Katte. Niet dan
met moeite worden zij overgehaald om hun
finlp te verleenen. Er wordt later, bij het
proces na de vlucht, nog een vierde naam
genoemd, die van luitenant Ingersleben, maar
diens aandeel in het vergrijp is zóó gering,
dat een ander motief gevonden moet wor
den om hem te straffen. De groote ver
trouwensman van den kroonprins was von
Katte, generaalszoon, verknocht aan zqn
toekomstigen koning en zeer begaan met
het droevig lot, zoowel van Frederik als
van Wilhelmine. Niettegenstaande eene aan
maning tot voorzichtigheid van den koning
van Engeland, in weerwil van een zeer ge
reserveerde houding van Frankrijk, wordt
het plan om te ontvluchten uitgevoerd. Den
I5en Juli 1730 volgt de prins zjjn vader,
die een reis wil maken naar Anspacb en
West-Duitschland. Afspraak wordt gemaakt
met von Katte, die door nieuwe mishande
lingen, waaraan Frederik bloot had gestaan,
een en al toewijding is. Zrj zullen elkaar
te Canstatt ontmoeten. Von Katte heeft reeds
het geld voor de vlucht, 3000 thaler, de
uit een Poolsche ridderorde gelichte diaman
ten en enkele andere kostbaarheden, waar
onder Frederik's „musicalia", in handen. Zoo
dra hji kan, zal de kroonprips zjjn vader laten
schieten en von Katte achterna gaan. Maar
zijn reiswagen wordt goed bewaakt. Er is
birjkbaar iets uitgelekt van zijn plannen;
generaal Buddenbrock en de kolonels Wal-
dow en Rochow rijden er om heen en
mogen hem geen oogenblik uit het oog ver
liezen Eerst gaat het naar Meuselwitz, waar
graaf Seekendorff zijn landgoed heeft: de
koning bljjft er twee dagen; den 21 en komt
men te Anspach. waar zij een week lang
de gasten zijn v».n den markgraaf. Daar
vei neemt de prins, dat von Katte geen
verlof heeft kunnen krijgen om zijn gar
nizoen te verlaten. Von Katte krijgt andere
instruetiën, even moeilijk na te komen als
de afspraak van Canstatt. Frederik echter,
di» nog eens. omdat hij oen mes heeft
lateö vallen, door zijn vader afgeranseld
is, is door het dolle heen. Zonder af te
wachten of von Katte en ook von Keith
naar den Haag kunnen vertrekken, waar bij
hen ontboden heeft, slaat hjj zijn slag. Op
weg naar Mannheim blijft hij achter. Maar
de bewaking is te streng en met twee en
een half uur vertraging komt hg er aan.
Niets scheen nog gewonnen, maar evenmin
verloren.
Doch de zaak was al verraden. Von Keith
had zjjn geheim niet langer aangedurfd en
het met een voetval voor den koning dezen
in al zijn bijzonderheden medegedeeld De
koning Is woedend. Hij wil zijn zoon "„levend
of dood' in handen hebben. Met zijn lichaam
moei een kolonel daarvoor instaan. Maar
qte koning bedwingt zich op het oogenblik j
van wpderzien.
„Het verwondert me je te zien. Ik dacbt i
dat je al in Parijs waart", zegt hij lot j
zijn zoon, die met een brutale gevatheid
antwoordt:
„Zoo ik dit had gewild, zou ik zoker al
in Frankrijk zijn".
Maar dan is het comediespel uit. De reis
van den koning moet nog eeniqe dagen
duren; in tegenwoordigheid van den prins
geeft hij aan eenige officieren last ts zorgen,
dat de prins, „hetzij levend, hetzij dood", te j
Berlijn terugkomt. Von Keith maakt zich uit i
de voeten en schuilt in Holland. En dan j
begint de marteling van den. jongen prins,
schuldig aan het voorher ilen van een plan
tot ontvluchten. Te Wesel wil de koning njet
den degtn in de hand den zoon te lijf gaan
Generaal ven der Mosel werpt zich tusschen
de twee en voorkomt een misdaad, Frederik i
wordt opgesloten; schildwachten met de ba
jonet op liet geweer bewaken hem. Door
kolonel Derschau ondervraagd, maakt hij
van zijn vlucht een fantastisch plan, waar
van de onwaarheid in het oog springt. Dè
koning, van zijn kant, fantaseert, dat hier
de draden liggen van een samenzwering
tegen zijn leven. Zijn straf zal schrikkelijk
zijn. Frederik schrijft dan een brief, waarin
hij opkomt tegen dit vermoeden van den
vader en om genade smeekt. Hij eindigt:
„Ik doe een beroep op de genade van
mijn lieven papa en ik blijf, mijn leven lang,
met den meest onderdanigen eerbied, zjjn
hem zeer toegewijde zoon".
Het antwoord van den lieven papa was
een bevel aan generaal Buddenbrock om
den prins naar de vesting Spandau te bren
gen. Hij mag niet over het grondgebied van
Hessen en Hannover reizen; daar konden
eens pogingen gedaan worden, den prins j
te ontzetten. Mocht dit gebeuren, dan moet
de generaal „in dier voege handelen, dat
de anderen hem slechts dood in hun handen i
krjjgen". In het geheim, dag en nacht door- I
reizende, slechts stil houdende „dóór. waar
men vrij om ach heen kan zien, op plaatsen
zonder hagen of struiken", in den reiswagen
etende, aldus was Frederik's rgis naar de
gevangenisvesting. De koning zelf, buiten
zijn evenwicht, misschien toch wel wat bezet j
met zijn streng optreden, gaat naar Berljjn
terug, maar hjj doet er acht dagen over. I
Hij verschuift het oogenblik der ontmoeting j
met de moeder van zijn zoon, maar als hij i
bij zrn terugkomst wouw en dochter op
hem too ziet vliegen voor de handkus, is
hij alle scrupule en zelfbedwang kwijt. liet
zien van Wilhelmine, Frederik's vertrouwde,
brengt flem buiten zichzelf van woede. Het
schuim komt hem op den mond, hij ranselt
er als een dolleman op los, zoodat de
prinses op den grond valt. Allen, de moeder,
de overige kinderen, de hofdames, schreien
van angst en vallen voor hem op de kniëen,
maar de koning is als bezeten, slaat en
scheldt, in aller presentie wordt de prinses
uitgemaakt voor al wat leeljjk en gemeen ie.
Eindelijk kan hrj' niet meer. Zjjn „rentrée
tiiomphale" eindigt in een ineenzinking en
waarschijnlijk in een stortvloed van tranen,
waarmede deze woesteling gewend was na
afloop van zjjn driftbuien „zijn lieve, kleine
vrouw" te verteederen.
Inmiddels werd de kroonprins op een
nieuw bevel des konings niet naar Spandau,
doch naar Küstrin gebracht. De generaals
von Grumbkow en von Glasenapp, kolonel
von Sydow en de auditeurs-militair moesten
heip een scherp verhoor afnemen. Het is
eeu verademing te hooren, hoe de jonge
man met ironie, met onbeschaamdheid zelfs,
de heeren behandelt. Zóóveel strengheid, na
zooveel ellende en wegens zoo weinig be
dreven kwaads, verdient de "hooghartige be
handeling van den gekwelde. Men vraagt
hem. zijn degen over te geven. „Haal die
maar", zegt hij tot generaal von Grumbkow;
„hij ligt hiernaast op de tafel". Wanneer op
dit antwoordt aanmerking wordt gemaakt,
zwecpslagt hij den generaal met de
woorden
..Vooruit, schrijf op wat ik zeide; u is
hier immers nergens anders voor".
De stemming zal wel anders worden, maar
even toont de prins zijn waren aard en
wij zouden willen applaudisseeren.
Bjj een tweede verhoor moet hij na acht
en zeventig vragen van zijn militaire be
wakers ook vragen beantwoorden, die de
koning zelf heeft gesteld. In deze vragen
wordt o.m. gezinspeeld op dc doodstraf en
op afstand van den troon. Frederik ant
woordt daarop met de scherpziendheid van
een spitsen geest; hij is zijn „lieve papa"
honderdmaal de baas, wat hersenen betreft.
Maar de „lieve papa" is de meester, beeft de
macht en is, bjj t'gden, een dolleman, een
bruut, tot alles in staat. Dus, nadat de
kroonprins eerst diplomatiek alle positieve
antwoorden over: welke straf hij verdiende,
of hij afBtand zou willen doen van den
troon, of hjj wenscht, ja of neen. dat hem
het leven geschonken worde, had vermeden
en na zijn bewering, dat hij niet veel aan
zijn leven hechtte, laat hrj aan de antwoor
den een verklaring toevoegen, waarin hij
zegt ongelpk gehad te hebben, vooral ver
driet te hebben van de smart van zijn vader,
zich volledig te onderwerpen aan de genade
en den wil van den koning en dezen om
vergiffenis te smeeken.
Da vader kent echter den zoon. Hjj
onderscheidt wat waar en onecht is. Hjj
verscheurt de bijgevoegde verklaring en
verdubbelt de gestrengheid, waarmede do
gevangene behandeld moet worden. „Die
schavuit, die schelm, die deugniet" moet
aan den ljjve voelen wat het is zich tegen
den vader te verzetten. Zijn chef-bewaker,
generaal Lepell, is roet zijn hoofd borg, dat
hjj niet ontsnapt. Hij moet de sleutels van
het vertrek, waarin de prins is opgesloten,
bewaren; dat vertrek moet dag en nacht
gesloten zjjn „met zware grendels".
De koning is minutieus. De koning vergeet
geen détail. Laat ik iets van de instructie
der bewakers over nomen:
's Morgens om acht uur zullen twee offi
cieren zich vergewissen, dat de gevangene
aanwezig is. Hem zullen een bak water en
eeu glas water gebracht worden om zich
te reinigen. De kamer moet door een soldaat-
stoker worden schoongemaakt. Een en ander
mag „niet langer dan een half kwartier"
doren. Dan gaan de officieren weg en wordt
alles weer stevig gesloten. Om twaalf uur
wordt den gevangene het eten gebracht,
waarna onmiddellijk de deur weer gegren
deld wordt. Om zes uur 's avonds wordt
weer iets om te eten gebracht. Dan worden
de vuile schotels van het middag-eten weer
meegenomen en de deur onmiddellijk geslo
ten. 's Morgens worden de vuile schotels van
den vorigen avond afgehaald. Aldus wordt
de deur slechts driemaal 's daags geopend
„en voor niet langer dan vier minuten".
Telkens zullen „twee kapiteins bjj de opening
en de sluiting aanwezig zjjn". Met den
gehangene mag niet gesproken worden op
straffe van ongenade. Op zjjn vragen mag
niet worden geantwoord „en dit is rojjn
strikt bevel en zjj (de kapiteins en alle
anderen) moeten daaraan gehoorzamen; zjj
zjjn met hun hoofd daarvoor borg".
Den koning wordt gevraagd of men den
prins mes en vork mag laten en gedurende
hoeveel tijd, en hoeveeF waskaarsen de prins
per dag mag gebruiken.
Antwoord: „Geen mes en vork. Men kan
van te voren snjjden wat te snjjden is".
En wat de waskaarsen betreft, geen was
kaarsen maar vetkaarsen. Het verblijf, ge
durende vier weken, met inbegrip van wasch-
goed, logies en voeding van een laiei, en
der beide grendels, kostte dan ook niet
meer dan 32 thaler, 3 groschen en 3 pfennig.
Andere order van den vader:
„Zoo die schelm om tijding vraagt omtrent
mjj, mijn vrouw, mijn kinderen, moet gij
(generaal Grumbkow) hem zeggen, dat nie
mand meer aan hem denkt, dat mijne vrouw
niets meer van hem wil weten en dat Wil
helmine goed en wel opgeborgen is te
Berljjn en weldra „naar het land" zal worden
gezonden.
Aldus is de gevangenschap van den prins.
Aldus is de stemming van den „lieven papa"
tegenover zjjn kind.
A, J. BOTHENIUS BROUWER.
Oorspronkelijke Detective-roman
door R. J. Brandenburg.
q komen als doodgewone loeristen.
a ,r zu 'en we onzen intrek nemen?"
»Jheb den vorigen keer in het Prin-
otel gelogeerd en het beviel er me
1S er comfortabel en de tafel en
tijn er uitstekend."
Jliwr 'J, 0p,era is 7-eer goed. Er is
>ru,'ïf ^^elijk orkest en in het
Kapel "6n zomêT de Koninklijke
zij w-eQVkn?one wreï® z'cfl handen cn
I «t we n ven <ius nie' te z'in
■1» fen vervelen
NJven? 'anï ben je dan van plan te
kan weldon 'k no? n'e® Precies, maar hel
da® eer, 11 mijn tander. Dat wordt
vacantia
san!»" ,en onverwachte interes-
ee^anV™areltj" aan en bet gesprek
w»rei\ we Im-o wen<bng Na ten goed uur
sV">e stond zena<ie,,d en dr. Heaven-
jMroen die £ln b'ik op de stad 1e
'Ttebouwd. 'b 'egen de bergen op
„Die burcht, daar halverwege op den berg,
is de verblijfplaats van prins Alexander",
merkte ik op, „en de rivier, die je daar ziet
als een zilveren band. is de Torn, zij stroomt
door de stad en scheidt die in twee deelen,
die door zeven bruggen met elkaar zijn ver
bonden Het lagere deel der stad ligt op den
Zuidelijken, het hooger gelegen deel op den
Noordetijken oever, dit laatste is de eigen
lijke oude stad."
We naderden de stad meer en meer.
„Kijk", zeide ik, met mijn vinger wijzend,
„dat groote gebouw, met den groenen koe
pel, is de opera, daar heb je bet paleis, die
vierkante toren is de toren van de oude St.
Stephanus en die slanke toren, als met kant
werk versierd, is de O L. Vrouwe-kerk."
Dr Heavenstone knikte, maar scheen in
gedachten verzonken. Ik had er wat voor
over gehad die gedachten te kunnen raden.
Dan keerde de docter zich met een ruk om.
„We zijn er", zei hij en nam zijn valies uit
het net. De expres reed de huizenmassa bin
nen en even later schoof zij onder de ge
weldige overkapping van het hoofdstation.
Met een taxi reden we naar ons hotel. Ik
reserveerde kamers, een zitkamer, twee
slaapkamers en een badkamer. Na de lange,
stoffige treinreis hadden we behoefte ons op
te frisschen en hel bad was een verkwik
kend genot Een uur na onze aankomst za
len we in de gezellige hall, die tot man
hoogte van een eikenhouten betimmering
was voorzien, en waar de rieten fauteuils
tot zitten noodden, achter een glas oude port
„Vanavond nemen we het er van", zei dr
Heavenstone. en strekte zijn lange beenen
behaaglijk uithij voplde zich blijkbaar echt
„lekker", nu hij zijn reiscostuum had ver
wisseld voor een soepel, wollen pak. „We
gaan niet uit, na die vermoeiende reis heb
ben we wel wat rust verdiend en dus gain
we vroeg naar bed. Morgenochtend wil ik
onze opwachting gaan maken bij den Bnt-
schen gezant."
„Een bijzonder sympathieke man. lord
Goring, vriendelijk en hulpvaardig; hij zal
ons gaarne zooveel mogelijk van dienst zijn.
Met zijn secretaris, mr. Sharp heb ik den
vcrigen keer hier wel gedineerd
Ons tafeltje was het eenige in de hall dat
nog bezet was, de meeste gasten waren
reeds in de eetzaal verdwenen. Telkens ais
de breede glazen deuren door den chasseur
werden open geworpen, klonk even de mu
ziek van een strijkje.
„Ik wil den gezant terstond om een dienst
verzoeken", merkte de docter op, „en hem
vragen of het hem niet mogelijk zou zijn
ons een introductie voor het hof te ver
schaffen."
Mijn mond ging open van verbazing. Wat
bad dr Heavenstone aan hel hof te zoeken?
Hij lachte om mijn verbaasd gezicht en
zeide:
„Lijkt je dat zoo wonderlijk? Me dunkt,
bet is voor ons toeristen een interessant
experiment, het leven aan het hof wat meer
van nabij gade te slaan, eens een beetje
hoflucht in te ademen."
fk begreep zeer goed. dal het niet alleen de
bedoeling van den dokier kon zijn. zijn lon
gen met hoflucht te vullen en het verband
tusschen de zaak Tohnson en het koninklijk
hof in Bplgardie ontging mij ten eenen male.
Echter had ik beloofd niets te vragen. En Ik
was niet van plan mijn belofte zee spoedig
te breken."
Dr Heavenstone wierp mij een goedkeu
rend knikp toe en zeide nuchter „Wil je
nog een cla„sje port of zul'en we nu maar
gaan eten?"
We stonden op en gingen de groote eet
zaal binnen( waar de chef de réception ons
onder zijn hoede nam en naar een taiel'je
loodste, vanwaar wij de gehecle zaal goed
konden overzien. De tafeltjes, waarop kleine
roode lampjes een gezellig schijnsel ver
spreidden, waren in driedubbele rijen om
den dansvloer gerangschikt 't Was druk. de
meeste tafeltjes waren bezet. De dames wa
ren bijna allen in avondtoilet de heeren in
smoking; er waren enkele uniformen, rood
met gouden versierselen, die van de garde,
en blauw, met astrakan afgezet, die van de
huzaren.
„Er is nog al toilet gemaakt" mompelde dr.
Heavenstone, „we zullen morgen onze smo
kings ook uit den koffer moeten halen,"
„De dames hier gaan meestal in Parijs of
Weenen winkelen, vandaar al die chique
toiletten." En met welgevallen rustte mijn
oog op een jong vrouwtje, dat aan het ta
feltje tegenover me was gezeten, en wier
blanke schouders mat opglansden uit een
wijden kraag van Brusselsche kant. Haar
hoofdje was keurig geshingeld en af en toe
keek ze mijn kant uit. Ze had donkere ooger.,
zooals de meeste vrouwen van Belgardie, en
wanneer ze naar me zag, voelde ik mijn
bloed naar hel hootd stijgen
Op een verhooging, door planten geflan
keerd, zat het zigeuner-strijkje en speelde
een zoete, smachtende, vleiende muziek,
waar doorheen de klanken van een svmbaai
druppelden. De hors-d'oeuvres waren uitge
breid. de soep fluweelig zacht als room. Dr.
Heavenstone schonk mij kwistig in van het
zachte Moezelwijntje. De muziek had eeu
loomen tango ingezet en verschillende pa
ren bewogen zich op den dansvloer Ook het
vrouwtje, een meisje leek hel nog dat mij
met haar donkere oogen had betooverd. Ze
danste met een correct, zelfbewust jong-
mensch, dat bij haar aan het tafeltje zat,
met een ouderen heer en dame. Haar vader
en moeder? En was zt) misschien met den
jongen man verloofd? Ze glimlachten tij
dens het dansen tegen elkaar, als in zoele
verslaijjlhouding Hij zou een officier kun
nen zijn, met zijn kaarsrechte, slanke
gestalte En ze dansten keurig. Ze droeg
een licht-rose japonnetje van crêpe de
chine, zijden kousen van dezelfde kleur en
schoentjes van goudbrocaat.
Bij de visch informeerde ik bij den kell-
ner naar den naam van onze buren. Het
waren graaf Rosencrantz met vrouw en
dochter en kapitein von Preswitz van dc
garde.
Dr. Heavenstone hoorde het glimlachend
aaD, doch zei niets. Ik dronk misschien meer
van de bourgogne dan mijn gewoonte was.
Doch de wijn was prachtig op temperatu'xr
en smaakte heerlijk bij de gebraden fazant.
Als bloed, zwaar en diep-rood, was het drui
vennat in de fijne, geslepen glazen.
Aan enkele tafeltjes raakte men in een
vroolijke stemming; er klonk gepraat en ge
lach van geanimeerde stemmen Mei doffe
plofjes echoten de kurken van champagnc-
flesschen in de door de kellners gereed ge
houden servetten.
Het strijkje speelde een scherp-geryth-
meerde jazz. rret een inslag van houtklop
jes, als van een timmerwinkel van kabou
tertjes tk hield mijn oogen vragend op het
meisje aan de overzijde gericht en even
scheen hel mij. alsof ik in haar oogen de
toestemming las om haar ten dans te vra
gen Maar ik durfde niet en even later
stepte ze met een blauwen huzaren-luite
nant
(Wordt vervolgd.)