iPIRIl
De Leidsche Gemeentebegrooting voor 1931.
71ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 21 Januari 1931
Derde Blad
No. 21731
De algemeene beschouwingen.
hij
TABLETTEN
dan
[bespaart U
meer op Uw
'stroomieke-
[ning, dan U
voor Uw
lamp betealt.
FEUILLETON.
Het Raadsel en de Prinses
fmAiel?, mevrouw", antwoordde Black, „ik
l i MUn 0I)derzoek aanmerkelijk verder
r alvorens u ook maar iels te kun-
wii zeggen omtrent deze zaak
O
1
O
Op den tweeden dag voeren 9 raadsleden het woord.
dot
DE heer bosman begint den
tweeden dag.'
De heer BOSMAN wil het hebben over
de werkloosheid en de tarieven der Licht-
begrijpelijk heeft de werkloosheid
allf aandacht; hij wil de zaak echter van
eJ andere zijde zien. De heer v. Eek
eenvoudig de oorzaak op de kapita-
maatschappii, heel pover, zoo dit
.paard gaat met bewijzen en deze
«ken juist. Spr. wil nagaan, hoe de
tjse is ontstaan. De eerste oorzaak van
loosheid is botsing tusschen groeps-
igen, rationalisatie etc., doch de hui
werkloosheid is een gevolg van malaise,
ontstaat door de wisselvalligheid der
iren-oogst, waaraan de inensch niet veel
Gevolg van overproductie is onder-
imptie en dat is malaise. Er is over-
jetie van de voornaamste artikelen zoo
lde malaise zich over de heele wereld
I verspreid, n.l. van tarwe, petroleum,
w en aardappelen. Nader zet spr. daar-
fde resultaten uiteen, die verre uitgaan
de direct betrokkenen, daar de con-
itie V3n het een nauw samenhangt met
ionsumptie van het ander.
ergste is het met hert graan, zooals
lader demonstreert, Gewoonlijk is de
[n edhler erger dan de werkelijkheid en
gelooft niet, dat de overproductie zoo
is. De oplossing van den heer Man
verkorting van den arbeidstijd, 001-
spr. als comedie, daarom onjuist. Ais
lalaise voorbij is, zal men groote vraag
zien en dientengevolge is dan eerder ar-
JJBshyhvrlenging zaak, Hoe lang de ma-
lajp zal duren, is natuurlijk niet te zeggen.
schillende dingen houden de malaise
and: de huidige maatschappij met de
inderlijke loonen, hetgeen hij onjuist
Daling der prijzen moet gepaard
met loonsverlaging, wil men niet ma
laise bevorderen. Bij malaise wordt de koop
kracht grooter en de loonen dienen daar-
)medo gelijken tred te houden (verlagen).
Cl ?Ja de malaise zou het loon weer moeten
stijlen. Dat ging in de vroegere maat-
jmppij veel gemakkelijker. Nu gaat dit niet
JClf uieèr als gevolg van de vakorganisatie en
deze is de oorzaak van den duur der malaise
De heer KOOISTRA: dat is uit de lóe
eeuw
De heer BOSMAN is het eens daarin met
RECLAME.
u9tCL nomaok «n 'et er op dat op elke
het woord „BAYER" staat. Prijs 75 ets.
7768
den heer v. Es. liet storend ingrijpen van
de menschelijke organisatie belet de malaise
te beëindigen, daar alle soepelheid is ver
dwenen.
Nonsens noemt spr. uitlatingen als van
liet P. A. S dat de bezittende klasse door te
beletten de 7-uren dag in le voeren, oor
zaak is.
Polak heeft dat ook ingezien!
Er mag verschil zijn van meening over de
oorzaak der werkloosheid, deze is er en wij
moeten trachten daarvoor te zorgen. De ge
meente kan wat doen in steun en werkver
schaffing en verruiming, doch men moet dit
niet overschatten. De belastingopbrengst zal
dalen. Steun mag z i. pas in de laatste
plaats komen, werkend demoraliseerend.
Voorop moet staan, het verschaffen van
werk, doch dat is een moeilijk probleem. In
den Leidschen Hout had men een dankbaar
object, doch nu is de schatkist daarvan leeg.
De heer SCHüLLER: en de magen der
arbeiders ook nog.
De heer BOSBOOM gelooft dit laatste niet.
Er is nu geld noodig. f. tö.OOO'als men het
volledig wil hebben, f. 12.000 voor *t nood
zakelijkste. Een bedrag tot deze hoogte zou
hij met den heer v. Stralen willen geven.
Eveneens een mooi object voor werk is het
aanleggen van sportterreinen en dit idee
beveelt hij warm aan. Leiden is in dit op
zicht achterlijk.
Verder dringt hij aan op wegenaanleg in
eigen beheer (Hier ontstaat eenige tumult of
dit al dan niet in de C. v. F. is behandeld)
en op het aanleggen van fabrieksterrein. De
risico in dit laatste opzicht lijkt hem al
heel gering, daar Leiden voor industrie als
geknipt is. De risico van een veemarkt lijkt
hom zelifs veel grooter.
Dan de lichtfabrieken. De tarieven lijken
hem nu en dan wat hoog, vooral voor de
industrie. De winst wordt al heel makkelijk
gemaakt en daar drijven heel wat ge
meenten op. Bij de winst moet z,i. gekeken
worden naar kapitaal en omzet. Wat het
kapitaal betreft gaat het. in vergelijking
met den omzet acht spr. de winst te hoog.
Aan de leiding der fabrieken brengt hij alle
hulde. Voor de kleine gebruikers zijn de
tarieven laag, te laag. De goede bedoeling
is de kleine beurzen niet te zwaar te druk
ken. dodli de kleine gebruikers zijn niet al
tijd de kleine beurzen. Vanzelf ontstaat
hieruit de neiging de winst bij de andere
categorieën te zoeken en is dat wel geheel
te verdedigen? Kaatje is bestelen ten» bate
van Pietje acht hij verkeerd.
"Voor de groot-industrie is eigen-instal
latie nog goedikooper en dat acht spr. prac
tised best anders te regelen, gezien de ca
paciteit der lichtfabrieken. Spr. merkt dit
alles op in het belang van vestiging der in
dustrie hier.
(Reeds in eon gedeelte wan onze vorige
oplaag geplaatst).
(Vervolg van gisteren.)
BOUWPR AATJE VAN DEN HEER
KOOISTRA.
De heer KOOISTRA protesteert, dat de
vakorganisatie de oorzaak der malaise is
genoemd (de heer BOSMAN: Van den duur
der malaise!) doo» vasthouden aan het loon.
De heer Bosman werkt toch ook voor loon
en associeerde zich in het belang daarvan.
Mag de vakorganisatie niet opkomen voor
haar wenschen?
Voor den heer Manders geldt z.i.: meer
schijn dan werkelijkheid
Als de heer Wilbrink belastingverhooging
wil voorstellen voor de werkloozen, zal hij
gaarne steunen. Spr. 'komt op tegen een
uitlating van welh. Goslinga, dat „de werk-
loozenoploch; een dooie boel is geweest".
De heer SCHüLLER: En als ze met stoe
len gooien dan gaan ze de gevangenis in.
Dal is Christen-liefde.
Spr. komt dan tot zijn afdeeling. Onbe
vredigd is hij ten aanzien van het antwoord
van B. en W. inzake krotopruiming Sinds
1929, toen hij daarnaar vroeg, is er niets
verschenen inzake onderzoek door de Ge
zondheidscommissie naar nieuw af le keuren
huizen en op al zijn vragen sindsdien werd
nauwelijks geantwoord Ook nu verwijzen
B. en W. weer naar de toekomst.Sinds
1896 is er hier vrijwel niets in deze richting
gedaan, laat er nu werkelijk eens iets van
komen. Hij vraagl, of B. en W. niet posi
tiever kunnen antwoorden dan zij deden.
Er zullen echler woningen moeten komen,
liefst eengezinswoningen, om de krotbewo
ners le kunnen opnemen; thans zijn zij er
niet. In Amsterdam gebeurt in dit opzicht
veel meer en daar komt hei niet voor, dat
noodige rapporten verdwijnen,-gelijk hier, al
zit in het besluur hier dan geen huurder!
Spr. verdedigt in dit verband de instelling
van een woningbeurs (waarvan het gebrek
hier zeer wordt gevoeld) zooals Amsterdam
heeft, zoodat alle gewenschte statistieken
daar zijn te vinden, terwijl zij hier ont
breken. De wethouder zal straks zeggen; er
komen 298 woningen, doch dit wil geens
zins zeggen, dat daaruit blijkt, dat er dit
genoeg zijn.
Volgt het bouw-rijp maken van gronden.
Wat gebeurt er in dit opzicht? Niets bijkans.
De gemeente heeft b.v. een groot terrein
tusschen Marnixslraat en Lus'.hoflaan. Laat
men dat klaar maken, ook uil een oogpunt
van werkverruiming.
Nu nog een enkel woord over de Zondags
wet-toepassing. Vorig jaar is in de Stads-
zaal om 2 uur een muziekuitvoering ge
geven, hoewel hier stelregel was pas na
afloop der godsdienstoefeningen. Toen echler
de bioscopen vroegen voorstellingen 's mid
dags te mogen geven, werd dit opnieuw ge
weigerd. Ook voetbalwedstrijden worden
toegelaten, al beschouwt de Hooge Raad deze
als openbare vermakelijkheden. Waarom
wel den voetbalclubs ontheffing verleend en
niet de bioscoophouders, te meer, waar
vooral vlak over de grens muziek of dans
wordt toegelaten? Spr. noemt dan een reeks
steden, waar 's middags de publieke ver
makelijkheden worden toegelaten. Waarom
hier do exploitanten, die een aardig bedrag
aan belasting opbrengen, te onthouden
gelden, die nu elders worden verteerd?
INDRUKKEN VAN DEN HEER BERGERS.
De heer BERGERS dankt B en W. voor
hun beleid. Hij vraagt waar reeds bij den
bouw van huizenblokken rekening is gehou
den met groote gezinnen, desnoods toeslag
op de huren te willen geven, als dit noodig
is. Van de slraatbelasting is ook hij geen
warm voorstander, doch noodgedwongen
heeft hij deze geaccepteerd. Er moet toch
geld .zijn.
Van gemeentelijke levensmiddelenvoor
ziening is spr. een felle tegenstander. Am
sterdam is niet goedkooper, zelfs niet voor
vleesch, zooals hij uitvoerig uiteenzet.
MEENING VAN DEN HEER ROMIJN.
De heer ROMIJN wil eerst zijn standpunt
ten aanzien van de straalbelasting bepalen.
Nu hij de cijfers der begrooting voor zich
heeft, ziet hij geen kans anders aan het
geld te komen, hoezeer hij dit\etreurt, daar
deze belasting al zeer onsympathiek werkt.
Nood breek echter wet.
Een groot duister punt is er z.i. in deze
begrooting. Gewoonlijk ziet het college de
toestanden ernstiger in dan de raad en ook
nu is de toon van B. en W. somber. Toch
komt zi. de gedragslijn van het college
daarmede niet overeen. Anders is de wet
houder van financien ronduit en op den
man af; daarom verbaast hem do houding
van het college bij het bepalen der opcenten
op de gemeentefondsbelasting, die ook voor
1932 gedeeltelijk gelden.
Nu verwachten B. en W. 1932 nadeeliger
dan 1931 (pl.m. een ton); bij 60 opcenten
komt 1932 dan tekort. Hoe zit dat? Hoe
willen B. en W. het gat voor 1932 dan stop
pen? Zoovele elastische mogelijkheden in de
Leidsche huishouding, dat een ton kan wor
den gedekt, ziet spr. niet. Bovendien man
keert iedere gemeentebegrooting soepelheid.
3 millioen is er toch noodig hier voor sala
rissen plus 9 ton voor onderwijssalarissen,
dus bijna de helft der begrooting! Met het
oog op de economische wetten is het niet
gewenscht de continuïteit der loonen zoo
vast te leggen als de vakorganisaties wen
schen Spr. gelooft niet, dat de commissie
ad hoe verlaging zal voorstellen, doch hij
wenscht de post salarissen zoo laag mogelijk
te houden.
Tegen het uitvoeren van werken in eigen
beheer heeft spr. bezwaar. Misschien is er
nu nog eenig voordeel, z.i zal dit echter niet
lang duren.
Spr. vraagt of zoo langzamerhand de
grens niet is bereikt voor de uitgave voor
het Bijz. Onderwijs. Smds dewet er is, is
1 1/2 millioen daarvoor betaald, tegen 3 1/2
ton voor het L.O. Spr. betreurt deze uitgave,
al waren deze te begrijpe, maar hij vraagt
wat kalmer tempo.
(Met den beer Wilbrink ontstaat een debat
over de vraag of het L.O. niet oorzaak is,
hetgeen de heer Romijn ontkent).
EE HEER ELKERBOUT TEGEN DE S.D.A.P.
De heer ELKERBOUT vraagt ol Leiden
moet voorgaan op gemeenten met soc -dem
weihouders inzake uitkeeriugen aan de
werkloozen. Spr gelooft dat niet. De over
heid verstaat haar taak hier volkomen, ook
wat betreft werkverruiming. Alles wat ge
beuren kan, gebeurt. Dient de heer v.
Stralen niet beter te streven naar meer
overleg met de Ghr. en R.K. bonden? Het
gaat niet aan de voorstellen v. Stralen een
voudig als basis te willen stellen daarvoor.
De werkloosheid had z.i. buiten den raad
moeten, blijven. Zie naar Dordrecht, waar
niet gewerkt wordt voor partij-propagauda
doch voor de werkloozen veel wordt be
reikt door onderling samengaan. Spr. citeert
ook wat te Amsterdam door eendracht is
verkregen.
Hier was men veel verder, zoo ook hier
eendracht was betracht. De cbr. bond wei
gerde terecht zich te laten spannen voor het
karretje der S.D.A.P., die door de commu
nisten is gedreven lot straatdemonstraties,
die geen nut kunnen sorteeren.
Spr. gelooft, dat de bouwvakarbeiders,
zelfs wel meer contributie wilden betalen
voor hoogere kasuitkeering doch zou de
minister dit goedkeuren? Spr. verwacht het
niet, verzekert hij den heer Wilbrink.
De commissie voor het G. O. bestaat nog
al heeft men er een jaar lang niets van ge
hoord; hij vroeg zich af, of het niet beter
was daaruit maar heen te gaan. Is er geen
verbetering te brengen in de werkwijze
dezer commissie?
Ook de commissie ad hoe werkt z. i. le
iangzaam en hij steunt de aandrang tot
spoed.
Tot slot een enkele vraag naar aanleiding
van de uitlating van wethouder Reimeringer
op de vergadering van den Vrijheidsbond, die
hij citeert. Hij vraagt, of het niet beter is
dat men door B. en W. wordt ingelicht niet
door de pers?
OPMERKINGEN VAN DEN HEER VAN TOL
De heer v. TOL meent, dat reeds veel ge
daan is voor de werkloozen, al is hun aan
tal helaas grooter dan ooit. Spr. zegt, dat de
steun van particulieren op prijs wordt ge
steld. Samenwerking beteekent z.i. overleg,
niet het opleggen van wil door een aan den
ander.
Wal de voorstellen v. Stralen betreft, hij
voelt alleen voor dat van toes'ag op do kas-
uilkeeringen.
Bespoediging van goedkeuring van bouw-
'werken is hoogst noodig en ook het niet op
dragen van werk aan gepensionneerden, die
kunnen leven van hun pensioen.
ALLERHANDE VAN DEN HEER
GROENEVELD.
Do heer GROENEVELD vindt hot ant
woord van B en W. inzake de Kori-oven
in het Slachthuis vreemd, waar daarin ver
wezen wordt naar een contract, dat z.i. niet
meer bestaat.
Een gemeentelijke auto-garage is vorig
jaar verworpen. Spr. doet nu een voorstel
dat het college een onderzoek zal instellen
naar de bevindingen elders en rapport zal
uitbrengen.
Omzetting van L. O scholen in U. L. O.
scho'en iijkt hem zeer gewenscht evenais
meer opleidingsscholen voor H. B. S. en
Gymnasium. De schoolbioscoop blijft spr.
verdedigen in het belang van het onderwijs.
Inzake zwemonderricht op school vraagt
hij B. en W. conclusies te nemen voor den
zomer
Op zijn voorstel tot kunstsubsidie had hij
spoediger praeadvies gewenscht, al is dit nu
na de begrooling toegezegd. Scherper toe
zicht op de snelheid der auto's is dringend
roodzakelijk, evenals maatregelen inzake
het parkeeren van auto's willekeurig op
straat. Langer dan 1/2 uur toestaan lijkt
hem onnoodig in doorsnee.
Een verkeersagent op den hoek Bree-
straalKorevaarstraat etc. acht hij noodig
en hij bepleit uitbreiding der autobus
lijnen.
Wie hebben zitting in de commissie van
onderzoek betreffende een polilie-brand-
weer?
De VOORZITTER zegt, dat B. en W. het
voorstel Groeneveld in praeadvies willen
nemen, hetgeen wordt goedgekeurd.
DE HEER KOOLE OVER BADHUIS
AANGELEGENHEDEN.
De heer KOOLE brengt ter sprake de toe
stand op de Centrale School en eenige LO.-
scholen, die volgens een rapport van des
kundigen meer dan slecht is, hetgeen spr.
volledig moet beamen. Ook overbrenging der
Centrale School naar de school-Koops vol
doet niet, daar ook deze school onvoldoende
ia, en hij dringt op afdoende verbeteringen
aan. Spr. bepleit voorts uitvoerig stichting
van een badhuis op Zuiderzicht en dringt
aan op spoed bij het praeadvies. Z.i. moeten
de zweminrichtingen Zondags ook worden
opengesteld, hetgeen hij nader verdedigt.
EEN ONVERSTAANBARE REDE.
De heer COSTER houdt dan een rede, die
ons vrijwel ontging. Voor zoover wij meenen,
keerde hij zich tegen de S.D.A.P. wat betreft
rustig toehooren naar een ander, is hij blijk
baar legen de gemeentelijke voedselvoorzie
ning, bepleit hij een proefneming van het
G, O. voor de politie en betaling van de
waterleiding naar gebruik.
Hierop schorsing tot Woensdagmiddag.
RECLAME.
7776
I Oorspronkelijke Detective-roman
door R. J. Brandenburg
5)
- evrouw keek een beetje op haar neusje,
■aar zeide (och met een bef lachje.
„Jullie pohtie-menschen denken dadelijk
i moord en doodslagen, mecnen dat er ab
■XI raadseltjes op te lossen zijn.
Fii.-t 'J? i,U m'' ze?Sen wa- er van mijnheer
?eworfen is' me"ouw?"
Ji''.Metde?menvrouwPeCleUr P°m'6"-
lLiópnv' ,maar misschien kunt u mij
dal Hrnr ^et een of andere kteedingstuk
l ;r?ü ^doek of iets der»eliiks
peetfur°BlTev' po,'!llf"honden- dacht ik, in-
flkal^k.Pak,de 233,1 flink aan.
Pisschic-n a eens gaan k'iken of ik
J „En ik ver,„Tv ^kdoek vinden kan."
lelijk ruehlbiarh s' ren' 200 weinig mo-
rmee k-lm, I ;"n deze zaak te geven:
makkelijken""derzoek zeer vergc-
k'tekgrafcCTen^'aUk1!!1 a"°dé te L5n"
»en hier blijf", 2e'i n,? cen Paar da'
„Uitstekend, maar zeg u maar voor een
dringende zaak, in het algemeen."
Mevrouw kwam terug met een zakdoek.
,„Ik ruik er niet veel aan',, merkte zo op,
toen ze hem aan Black overhandigde.
„U is ook geen politiehond", troefde deze.
Black pakte den zakdoek voorzichtig in een
plat blikken doosje, dat hij uit den zak haal
de en nam daarna afscheid. Hij beloofde den
volgenden dag terug te zullen komen.
Wij bleven nog even het geval bespreken,
maar konden natuurlijk geen enkel lichtpunt
in de duisternis bespeuren. Helen kwam
binnen, eenigszins bleeker dan anders, waar
uit ik afleidde dat mevrouw, bij het zoeken
naar den zakdoek, tiaar in het kort op de
hoogte had gesteld. Heel tactisch wist me
vrouw Warlow aan het gesprek een andere
wending te geven, na eerst nog de bemoedi
gende opmerking te hebben gemaakt, dat
men zich niet zonder reden ongerust moest
maken en dat zij, zoolang niet het tegendeel
bewezen was, geloofde dat Fred het uitste
kend maakte. Zij deed dien dag alle moeite
om haar dochter op te beuren en haar aflei
ding te verschaften, waaruit mij bleek, dat
aan het scherpziend moederoog niet wa<=
ontgaan het weefsel, dat de blikken van Fred
en Helen den vorigen avond hadden ge
sponnen.
Lex ging naar huis en bleef niet lunchen
en mevrouw stelde voor dat ik dien middag,
nadat we allen eerst wat geslapen hadden,
een wandeling met Helen zou maken. Een
taak, waarvan ik me gaarne kweet.
Dien dag gebeurde er niets bijzonders. Al
leen.... Fred kwam nog steeds niet terug
Den volgenden morgen liep ik op mijn
eentje do duinen in, de beide dames aan
haar huiselijke bezigheden en het ochtend
blad aan mijnheer latend. Ik stond op den
hoogen duintop op een paar honderd meter
van do villa verwijderd, naar de zee te kij
ken, toen ik het geknal van een motorfiets
hoorde. Ik zag inspecteur Black het hek bin
nenrijden en aanbellen. Hij had zijn belofte
gehouden. Even daarna kwam hij de voor
deur weer uit en sloeg het duinpad in dat ik
even te voren was gegaan. Blijkbaar wilde
hij mij spreken. Nu, daartegen had ik geen
enkel bezwaar, want ik brandde van verlan
gen iets over zijn naspeuringen le ver
nemen.
Dus floot ik een signaal, dat ik me nog uil
mijn jongensjaren herinnerde. De inspecteur
hoorde het. hij bleef staan en keek in het
rond. Spoedig had hij me ontdekt en begon
op zijn beurt het duin te beklimmen.
Boven gekomen schudde hij mij hartelijk
de hand.
„En, hebt u al eenig resultaat bereikt?"
vroeg ik terstond belangstellend. Het gelaat
van den inspecteur betrok.
„Nog niet hel minste", antwoordde hij,
„maar laten we er bij gaan zitten.'
We zochten een beschut plekje op, dat ons
toch voldoende uitzicht bood, ten einde te
voorkomen dat ons gesprek zou worden be
luisterd.
„Nee", ging Black voort, „de honden lie
pen een beetje rond het monument te schar
relen, maar verder kwamen ze niet Ik heb
door een paar mannetjes, ook met politie
honden, de duinen laten doorzoeken, doch
dat heeft ook at niets opgeleverd. Morgen zal
ik er zelf eens op uitgaan."
„Het is niet bemoedigend
„Nee, och, het zou al heel prachtig zijn,
wanneer we al iets hadden kunnen vin
denHet komt wel eens voor, dat alles
direct gelukt. Maar ik vrees, dat dit een
langdradige geschiedenis zal worden."
„Ik geloof, dat u vandaag een beetje pessi
mistisch bent.
„Misschien wel. Maar ik geloof eerder, dat
ik in hel begin wat al te optimistisch ge
stemd was. Zonder reden.... Ja, die voet
sporen, dat was eigentijk ook meer geluk dan
wijsheid. De bodem is zoowel bij de trap als
bij het monument verhard, het duinzand is
daar vermengd met gewoon zand en cement.
Bovendien had het geregend, voordat de
voetstappen werden gemaakt, anders zou er
niet veel meer van te zien geweest zijn. de
regen zou ze groolendeels hebben uilge-
wisclit. Nu kon ik tenminste constateeren
dat de heer Johnson bij het monument was
geweest, terwijl het voor de hand had gele
gen, dat hij den anderen kant op zou zijn
gegaan."
„Dat succes hebt u in ieder geval be
reikt."
Black glimlachte. „Dat is ook alles. Maar
het is nog altijd onverklaarbaar, hoe liet mo
gelijk is, dat een Engelsch burger op Britsch
grondgebied zoo maar in eens spoorloos ver
dwijnen kan. Als het ware in de lucht opge
lost. Het lijkt wel tooverij."
„Een mooie laak voor u om licht in da
duisternis te brengen."
„En ik zal mijn uiterste best doen die laak
naar behooren te vervullen'zei de inspec
teur, zijn lippen op een klemmend.
„Gelooft u, dat er sprake is van een mis
daad?" vroeg ik, mijn adem inhoudend.
Black haalde de schouders op „We kun
nen toch moeilijk aannemen, dat mijnheer
Johnson nog steeds aan het wandelen is en
nog niet in de gelegenheid is geweest om de
familie Warlow door een bericht uit haar
ifngstige onzekerheid te verlossen. Ver
dwaald kan hij niet zijn, do duinenrij is
hier niet breed. En het lijkt al heel onwaar
schijnlijk, dat hij plotseling niet wel bij het
hoofd zou zijn geworden. Bovendien zou
men hem dan toch al ontdekt hebben. Ook
als hem een ongeluk zou zijn overkomen.
Ik voor mij meen dus, dat het vrijwel zeker
is, dat er hier misdaad in het spel is. In het
mooiste of liever minst leelijke geval
is het een wederrechtelijke vrijheidsberoo-
ving, en anders is het
De inspecteur voleindde zijn zin niet,
maar bleef droefgeestig voor zich uilstaren.
Ik dacht aan Helen, wat een slag zou het
voor haar zijn, wanneer.... Wanneer dit
stoijo. maar haar oneindigheid, voor
haar verloren zou zijn.... Wat Black zei
klonk wel heel logisch. En onverbiddelijk.
Het eenof hel ander.
„U was een vriend van den vermiste, niet-
waar?" vroeg Black.
„Ik kende hem al jaren, al van de uni
versiteit."
„Vertel me eens wat van hem? Wat wa
ren uw indrukken
„Fred was cen beste kerel. Ik mocht hem
heel graag. Hij had een prettig opgewekt hu
meur, een nobel karakter en was ijverig van
aard; ik bedoel niet, dat hij gewoon was het
geld over den balk te gooien, integendeel,
maar meer dat hij altijd klaar stond om een
vriend te helpen. Op de universiteit genoot
hij dan ook een groote populariteit."
„Dus hij had geen vijanden?"
Ik schudde het hoofd.
„Mogelijk benijders?"
„Ik geloof het niet. Er was niemand dia
hem iets zou misgunnen."
„Hij speelde niet?'
„O nee
„Hij wedde niet op de races?"
(Wordt vervolgd.),