71^ Jaargang Donderdag 15 Januari 1931 No. 2 HET HANGENDE HARTJE. "t:---^»Eea sprookje door HERMANNA. Lang, lang geleden leerde er in een land ver, ver hier vandaan een koning, die zóó dat hij al de schatten van do wereld wel zou kunnen koopen en zóó machtig, dat hij maar behoefde te wenken en alle menschen stonden klaar ora len uit voer te brengen, wat hij wilde. Nauwelijks had hij een wensch uitgesproken, of deze was a! weer vervuld ook. Dezo koning bezat tien paleizen, t eene nog fraaier dan *t andere, in de verschillende steden van zijn land en zes zomerverblijven, gebouwd van marmer, en omgevèn door par ken, zóó schoon, dat niemand er zelfs ook maarteen gebrekkige beschrijving van zou kunnen geven. Zijn stallen waren gevuld met de meest kostbare Arabische paarden, en. wilde lnj zich laten rijden, dan stonden de prachtigste statiekoetsen, rnet zachle zijdciii kussens hekleed. tot zijn beschikking. Nu zou je allicht denken, dat een vorst, die zóó rijk en zóó machtig was, ook heel, heel gelukkig rnoest wezen, is 't niet? Niet9 was echter minder waar dan dit. De •heele wereld, ver buiten de grenzen van zijn land, wist het en onder elkaar spraken de inenschen cr over, dat 't wel vreemd was, maar dal er toch niet aan le twijfelen viel, of koning Nebu zoo was zijn naam was de ongelukkigste man, die er maar be stond. Hoewel 'skonings tafel eiken dag voor zien werd van uitgezochte spijzen en dran ken, maakte de vorst met zijn vale gelaats tint en magere gestalte toch geheel en al den indruk van iemand, die gebrek lijdt, ja, 't mocht ongelooflijk klinken, maar dit was het ware woord, gebrek lijdt aan het hoognoodige. Er gingen dagen voorbij, dat koning Nebu geen woord sprak en maar lusteloos op zijn met zware zijde gedrapeerd praalbed bleef liggen Alle mogelijke beroemde artsen uit dien tijd werden van heinde en ver ontbo den. Zij onderzochten den vorst en hadden steeds ;naar alleen zijn gezondheidstoestand op het oog, want zij waren eenparig van oordeel, dat het wel niet ander9 kon, of hierin moest de oorzaak van 's konings sombere stemming worden gezocht. Zijn uiterlijke omstandigheden waren immers zóó schitterend, dat het daaraan toch onmo gelijk kon liggen! En zoo zochten en peinsden zij, sloegen er dikke folianten vol geleerdheid op na, deden proeven, schreven medicijnen en in gewikkelde leefregels voor, rieden alle mo gelijke badkuren aan en..,, daar de toe stand, ondanks dit alles, bij 't zelfde bleef, begonnen de meest volhardenden van hen dan maar weer van voren af aan Er waren er echter ook bij, die de zaak als volkomen hopeloos opgaven. Geen wonder, dat er steeds een gedrukte heetechte. 'n koain* *ebu Hoewel de vorst op zijn wenken bediend werd en allen, die m zijn onmiddellijke om geving waren, voor hem vlogen, 'vas er toch niemand op de heele wereld, die hem waarlijk liefhad. Hij werd enkel en alleen uit vrees gehoorzaamd, zoowel door de leden van zijn hofhouding als door zijn onder danen. En dit was niet te bevreemden, daar de vorst bij raenschenheugeni9 zelf nooit een enkel, waarlijk vriendelijk woord had gesproken. Zijn onderdanen kregen hem zelden le zien. Zij echter, die hiertoe wel eens in de ge legenheid waren geweest, konden de herin nering aan zijn droefgeestig gelaat met den somberen trek om den mond en de zwaar moedige rimpeltjes om de oogen in langen tijd niet van zich afzetten. tt De jareD gingen voorbij. Met koning Nebu werd het eerder erger dan beter en dit had ook een slechten iuvloed op zijn onderdanen. Niet allceD in 't paleis, ook in de steden, ja, zelfs in de dorpen, die neel aan de uiterste grenzen van zijn rijk lagen, keek er eigenlijk niemand van de groote menschen meer opgewekt en nergens hoor de je eens vroolijk, van harte, lachen. ,,AJs er niet spoedig verandering in den toestand komt worden we allemaal neg oven ziek en ongelukkig als onze koning is," zeiden de menseben tegen elkaar. Er was geen huis en geen hutje, waar er niet onder hoofdschudden en zuchten over ge sproken wol, h'»c droevig het leven tegen woordig toch was en hoe heerlijk het zou kunnen zijn als... 't met koning NebJ maar beter werd De geleerden van het heele land kwamen bij elkaar om er over te beraadslagen, hoe er toch weJ verandering zou kunnen komen. In de hoofdstad zag je ze bij troep jes met ernstige, diepzinnige gezichten voortschrijden naar de vergaderzaal. Zij zaten er tot laat in den nacht bij elkaar en... den volgendcD morgen waren zo nog niets verder gekomen Ook de koopbeden, die niet zooveel ge studeerd hadden in boeken, maar door hun ondervindingen in liet leven wijs waren ge worden, kwamen bij elkaar om over den toestand te praten. Zij begonnen ei 's mor gens al vroeg mee en waren 's avonds nog lang niet overeengekomen, wat er zou moe ten gebeuren, want ieder van hen vond zijn eigen voorstm het best en hield daar aan vast. Soms riepen ze allemaal door olkaar, dat het zus moest of zóó, maar iets waarlijk goeds wist toch niemand van hen te bedenken. Ook de plattelandbewoners vonden, dat ze het voorbeeld van de geleerden en de kooplieden wel eens mochten volgen. Zoo gauw het weer lichte maan werd, zoo spra ken ze af, zouden ook zij een vergadering beleggen, en, om te toonen, dat het hun ernst was, en het een vergadering van bo- lang zou worden, besloten ze er expres een groote, groote schuur voor te laten bouwen die allen van heinde en ver zou kunnen bevatten. Dat gaf een drukte in de verschillende dorpen en gehuchtenEr werd over niets anders meer gesproken. Allen waren het er over eens, dat, waar de geleerden en de kooplieden geen uitweg hadden kunnen vinden,'de eenvoudige landbewoners hun de loef moesten afsteken, want, al hadden zc niet. gestudeerd of in het volle, bedrij vige stadsleven gestaan, hun verstand en gezond oordeel bezaten zo evengoed, boven dien waren ze cr van jongs af aan gewend in alle kalmte en met een koel hoofd, se cuur over do dingen na te denken. Nu woonde er nog een heel eind buiten hei verst verwijderde dorpje een oude man, die bij ieder in hoog aanzien stond. Hij bemoeide zich weinig met de men schen, maai leefde als kluizenaar, heel al leen in een door hemzelf gemaakte hut, om ringd door de dieren van bosch en veld, welker groote vriend en beschermer hij was. Het gerucht van de plannen, die er gaande waren, ivas ook tot hem doorge drongen. Bovendien zonden de afgevaar digden uit de verschillende dorpen hem ook een uitnoodiging om bij hun vergade ring tegenwoordig te zijn. Daar de kluizenaar zich zelden met de menschen afgaf, dacht niemand eigenlijk, dat hij verschijnen zou. Maar zie, toen do groote avond was aangebroken en overal groepjes menschen op het pad waren rnet ernstige gezichten, wien je het gewicht van de zaak danig kon aanzien, sloot ook de oude man de deur van zijn hut en schreed hierop met groote stappen voort. Zijn lange, witte baard blonk als zilver in den mane schijn en in zijn diepliggende oogen glansde een vriendelijk licht In de eene hand hield hij een dikken slok, waarop hij bij 't loopen steunde; de andere hand rustte vertrouwe lijk op den hals van een sterken bok met groote horens, die bedaard naast hem voort stapte. De nieuwe, ruime schuur, waar de bijeen komst zou gehouden worden, was al geheet vol, toen de kluizenaar er met zijn metgezet verscheen. Een gemompel van verbazing en blijde verrassing deed zich hooren en plantto zich voort langs de rijen. Ieder wilde al ge willig op zij gaan oin het tweetal den doortocht te verleenen. Doch de oude man bleef bij den ingang staan en wenkte inet de hand. dat de vergadering maar zou b'e-i ginnen De bok. die niet van zijn zijde week, hief den kop op en keek met verstandige oogen de ruimte in. Nu ging het evenals 'het bij de geleerden en bij de kooplieden toegegaan was Er werd veel en met grooten omhaal van woorden gesproken over den treurigen toestand, die in het rijk van koning Nebu heerschte en er werd allerlei gezegd en verteld, wat iedereen wel wist. Maar.toen het er op aan kwam raad te geven om tot verbetering te komen, keek men elkaar hoofdschuddend aan, en, als er al eens één een plan opperde, waren er dadelijk wel tien of twaalf anderen, klaar om het meteen weer af te keuren. Zoo ging het een heelen tijd door. Maar het was duidelijk, dat men op dezo manier toch niets zou opschieten. De verstandigste mammen zagen al eens achterom, waar bij den ingang nog steeds de kluizenaar met zijn bok stond. Er ging een al sterker wordend gemompel op-, er werd gewenkt. Eindelijk werd er luidkeels om den kluizenaar geroepen. Hij moest in het midden van de vergadering komen en zijn raad doen hooren. i (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1931 | | pagina 11