3EES2H533EZD BERICHT. 71ste Jaargang Donderdag 18 December 1930 No. 51 WAT KLEINE INGRID IN DEN KERSTNACHT DEED. EEN KERSTVERTELLING UIT ZWEDEN In verband met de Kerstdagen zal het eerstvolgend nummer van de Kinderkrant verschijnen op Dinsdag 30 December a.s. DE DIRECTIE. ken," begon nu moeder Olafson. „En als mijn kleine Ingnd nu vlug naar haar bedjo gaat, is ze morgen heel vroeg wakker en kan zij naar het veld gaan en zien, hoe dc vogeltjes het graan uit de halmen hobbcn opgesmuld „Dan zal ik nu maar vlug naar bed gaan, moeder," 9prak het kind. Ze zei toen vader en de broertjes goeden nacht en liep met moeder naar de slaapkamer. Dien nacht echter duurde het heel lang veerdat Ingrid insliep. Ze hoorde zelfs de broertjes, en daarna vader en moeder naar bed gaan. ,,'t Komt bepaald, doordat ik aan de lieve kleine vogeltjes denk, dat ik zoo lang wakker blijf," dacht ze. „Hè, zou den dat misschien de engeltjes, die de kaarsjes komen uitblazen, kunnen zijn?" mompelde zij, toen ze een vreemd gerilsel in een der kamers meende te hooren. „He, rk zou die engeltjes wel eens willen zien. Heel even maar, door een kiertje van de deur En hoe kleine Ingrid ook streed tegen haar groot verlangen, om héél even de engeltjes te zien, toch kon zij dit niet befcdwingen. Heel zachjes liet ze zich uit haar bedje glijden. Voetje voor voetje liep ze haar kamertje uit en zoo naar de deur der pronk kamer, waar de Kerstboom stond. Dè&r bleef ze slaan en luisterde. Ja, ze hoorde wat in die kamer! En door een deurreet zag ze een zwak licht schemeren, ,,'t is mis schien de maan," dacht ze. „Of zouden het de engeltjes zijn, die komen om de kaarsjes uit te blazen? „O, wat zou ik toch graag die engeltjes will en zien!" Kleine, nieuwsgierige Ingrid draaide toen hoel zachljes de deurknop om en ging even zacht de mkkamer binnen. DüLür zag ze, in een der hoeken, een flauw licht 't Was niet het licht der kaarsjes, dat zag Ingrid dadelijk. En 't waren ook geen Engeltjes, want ze zag alleen een man. Dat kon best het Kerstmannetje zijn, dacht ze weer. Dit was óók zeker hier gekomen om dc Kerstengeltjes te zien. En het Kerst-man netje was, juist zooals zij. te laat gekomen, want de kaarsjes brandden niet meer. Do Kerst-engeltjes waren dus alweer weg En daarom had het Kerst-man netje misschien wel de vreemde lantaarn in zijn hand.... Zoo dacht Ingrid. terwijl ze, zonder aan iets kwaads te denken, op den vreemden man toeliep, die juist zijn lantaarn zóó draaide, dat het licht hem zelf bescheen. „Neen, dat kan het Kerstmannetje toch niet zijn!" riep ze op eens zóó luid, dat de man, die haar niet had hooren aankomen, er van schrok Maar Ingrid 9cheen niet op het ver schrikte gelaat van hen, die nu vlak bij haar stond, te letten, want ze vroeg met branden de kaarsjes lang, hè?" begon ze. „En wat zijn er veel!" „Ja," zei Jorn, „de engeltjes hebben heel wat werk gehad, met al die kaarsjes aan te steken. „En als ai de kaarsjes opgebrand zijn. wat dan?" vroeg Ingrid, die alles geloofde, wat de broertjes haar vertelden. „O, die branden niet op," jokte Jorn. „Want als wij straks slapen gaan, komen de engeltjes en blazen alle kaarsen weer uit." „01" riep Ingrid. „Nou Jorn, maar dan zal ik vader vragen vannacht de koren- scliooven op het veld te laten brengen, en niet pas morgen. Want als de engeltjes ko men om de kaarsjes uit te blazen, zullen de vogeltjes wel komen aanvliegen om de engeltjes te zien, en ze zullen het prettig vinden dan dadelijk van het graan te kunnen pilkken, denk jij o-ok niet, Jorn?" Ingrid wachtte echter niet op Jorns ant woord, maar liep weer vlug naar vader en vroeg hom, nog dozen avond de twee «chooven op het veld te laten neerzetten. „Wel kindje," sprak toen vader Sven, „ik beloof je, dat er vannacht eon koren schoof op het veld zal staan, en morgen weer twee nieuwe schooven. Wat zullen ditn de vogeltjes 9mullen, hé?" „En wal zullen de vogeltjes blij zijn, dat ze vannacht al van het graan kunnen pik- Ieder jaar op den eersten Kerstdag zette de landbouwer Sven Olafson een groote ko renschoof®) op 't veld dat ach Ier z'n huis lag. De boerderij van Sven Olafson was de grootste van Smaaland en Sven was een der rijkste boe ren. wiens prachtige veestapel in heel de streek beroemd was Even beroemd was ook de eerlijkheid en oprechtheid van den boer. die zeer goed voor zijn ondergeschikten was Doch hij haatte luiheid en een knecht, die niet goed voor de dieren wa3, ontsloeg hij onmid dellijk. Zoo had Sven Olafson dan ook. eenigu maanden vooi Kerstmis een van zijn knechts weggezonden, omdal deze de paarden had mishandeld. Niets had hij in dien tijd van Niels Gundcrson. zoo heette de knecht gehoord; hij begreep daaruit, dat de man de streek had verlaten, en hij dacht niet meer aan hem. Zoo kwam Kerstavond! Reeds hadden de engeltjes op hun gouden sleetjes een prach- tigen Kerstboom in de pronk kamer der boerderij gebracht, ze hadden toen meteen alle kaarsjes in den boom gehangen en daarna aangestoken. Onder dien prachtig-versierden Kersüboom stonden op dien Kerstavond Sven Olafson en zijn vrouw met hun drie kinderen, Jorij, Else en Ingrid, een lief, vijfjarig meisje. Ingrid had al twee dagen geleden (zooals de kinderen in Zweden dit meestal doen) door den schoorsteen geroepen, wat het Kerst kindje voor haar moest meebrengen En wat ze had gevraagd, vond zij werkelijk dien avond onder den Kerstboom Ze was toen daarover zóó blij, dat ze op vaders knie klom cn tot hem zeide: „Vader, de lieve, kleine vogeltjes moeten even blij zijn als ik. Wilt u daarom morgen niet één, maar twee groote korenschooven op het veld neerzet ten Vader en moeder Olafson vonden het lief van hun blond meisje, dadelijk aan de vogeltjes te denken, en daarom beloofde vader haar te zullen doen, wat zij vroeg. Nu sprong Ingrid weer van vaders knie en liep naaT Jorn en Else, die bezig waTen hun Kerstgeschenken te bewonderen. „Wat In Zweden beslaat het aardige Kerst gebruik, dat de landlieden op den eersten Kerstdag de vogeltjes onthalen, door 'n volle korenschoof midden in het vrije veld, en ge- honden op een stok, in den grond te steken. Deze korenschoof noemen zij daarom: „De Kerstboom der vogels". -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13