71*te Jaargang
Donderdag 27 November 1930
No. 48
dl.WihHAIW.1
EEN HOOGE LOSPRIJS.
Naar het Engelsch van V. M. METHLEY.
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
Hoofdstuk XVIII.
21)
De doffe plof, waarmee Langridge viel,
deed Dick over het paadje kruipen en zich
met een doodsbleek gezicht over den rand
heen buigen
„Hij is gevallen en zal sterven!" riep hij
Jujgend uit. „O Lex en hij heeft mijn
leven gered 1"
Lex was echter reeds bezig een weg te
zoeken. Iang9 welken hij onderaan de rots
kon komen In het volgend oogenblik daal
den de jongens dan ook uiterst voorzichtig,
terwijl de Mooren heel wat langzamer volg
den, De laatsten waren blijkbaar van oor
deel, dat ze Langridge maar aan zijn lot
moesten overlaten.
Weldra hadden Dick en Lex de plek be
reikt, waar de gewonde man lag. Zijn oogen
waren gesloten en zijn gezicht was ver
wrongen van pijn, terwijl één been onder
hem dubbel gevouwen lag. Hij wa9 echter
op een hoop zand terechtgekomen en deze
had zijn val gebroken.
Terwijl Dick naast hem neerknielde, sloeg
Langridge de oogen op en zei hij tusschen
zijn hevige pijnen door:
„Denk niet, dat ik dood ben! Onze
vriend Achmet en de anderen moeten.
er nog een eind aan maken!
„Hou oplHou opl" riep Dick ontsteld
uit. „Alsof we
„J ij misschien niet! Maar ik geloof
niet, dat de Mooren zoo edel
moedig zullen zijnlProbeer
mijrj been eens recht te leggen".
Met de hulp van Lex slaagde Dick er in
Langridge's gebroken been in een gemakke
lijker houding te leggen. De pijnen waren
echter ondragelijk, zoodat de man liet be
wustzijn verloor, vóór Achmet en de zijnen
verschenen.
„We moeten hem ergens heen brengen,
waar hij verpleegd kan worden", zei Dick.
Achmet haalde de schouders op en er
schitterde iets wraakzuchtigs in zijn donkere
oogen.
„Het zou gemakkelijker en verstandiger
zijn er hier en op dit oogenblik een einde
aan te maken", zei hij veelbeteekenend.
Twee- of drie Mooren knikten instemmend
en grepen reeds de lange messen in hun
gordels.
Maar Dick, die er zich geen rekenschap
van gaf, dat hij alleen stond tegenoveT alle
Mooren, verzette zich heftig hier tegen. Met
een vuurroode kleur en gebalde vuisten
riep hij uit:
„U wilt hem dood en, nadat hij mij
het leven gered heeft?! en hij had zich
g e m a k k e 1 ij k uit de voeten kunnen
maken om den schat weg te halen. Het
het was heel moedig van hem".
„Het wa9 moedig", gaf Achmet met
tegenzin toe. „Maar bedenk, hoe hij jo be
drogen heeft hoe hij je wilde berooven
van den schat, waarmee je het leven van
je Vader hoopt te redden. Bedenk, dat hij in
alle opzichten een verrader is
.,'t Kan me niet schelen'"' hield Dick vol.
„Hij kan den schat nu niet wegnemen
ons geen kwaad moer doen en en in
ieder geval moogt u hem niet dooden!"
Achmet haalde de schouders op, terwijl
hij een blik wierp op den nog altijd bewuste-
loozen Langridge „Het zal geschieden, zoo
als je verlangt", zei hij eindelijk. hoewel
het veel veiliger zijn zou er een eind aan te
maken
„Waar kunnen we hem naar toe bren
gen?" vro^g Dick, die. nu hij de zaak ge
wonnen had, niet verder op de woorden
van den Moor wilde ingaan.
„Als we hem naar het kamp van Mulai
brengen, zal by ongetwijfeld doodgeschoten
wordc-n en als hij in handen van Abdul's
mannen valt, zal zijn leven eveneens be
dreigd worden. Er is Fransch hospitaal in
Casablanca dat is dichtbij en hij zal er
opgenomen worden".
„Dat is een prachtig denkbeeld!" riep
Dick opgetogen uit. „En als hij daar een
maal veilig is, gaat u met ons mee Achmet,
om den schat te vinden en ons te helpen
Vader in vrijheid te stellen".
Het ernstige, donkere gezicht van Acb-
met verhelderde eensklaps. Zijn aanhanke
lijkheid .Pan Kapitein Harland was zeer
sterk.
„En als de schat heel groot is, zouden
wjj er Mulai Hafid misschien wat van kun
nen meegeven, omdat we hem het zoowat
beloofd hebben", merkte Lex op.
Achmet scheen dit echter onnoodig te
vinden.
De reis naar Casablanca, waarop Lang
ridge op 'n draagbaar tusschen twee paar
den in vervoerd werd, verliep heel voor
spoedig en het was in een luchtige, helder
gewitte ziekenzaal van het Fransche hos
pitaal, dat Dick en Lex den volgenden dag
hun laatste onderhoud hadden met den
man, die de oorzaak en metgezel van eenige
hunner stoutste avonturen geweest was.
Langridge zag er "nog zeer slecht uit,
doch was geheel bij kennis en er kwam
zelfs een glimlach op zijn van pijn vertrok
ken gezicht, toen hij de jongens zag.
„Ik denk, dat ik het jullie (e danken heb,
dat ik hier ben", zei hij. „Ik ben er van
overtuigd, dat Achmet korte metten met mij
heeft willen maken".
Dick kreeg een kleur en stamelde onhan-
aig:
„O, natuurlijk konden we niet
het was heel gewoon van ons
„Het was een goede daad", antwoordde de
ander rustig.
„Het was goed van u mij te redden en
en maar waarom deedt u 'het eigenlijk?"
„Waarom? Och, dat weet ik niet! 'k
Heb je van 't begin af graag mogen lijden
hechtte me zelfs in de laatste dagen aan
je en en 't was alles mijn schuld
daarom kon ik je niet laten verongeluk
ken".
De laatste woorden kwamen er hakke
lend uit.
„U hadt kunnen vluchten, den schat mis
schien kunnen vinden begon Dick
weer.
„De schat? 't Is waar ookl Je hebt het
papier en je zult hem wel gauw gaan
zoeken."
„Morgen 1" luidde Dick's antwoord.
„Zoo! nu, ik wensch je veel succes 1 al
is het dan ook heel ontzeifzuchtig van me.
Jullie kunt onmogelijk weten, welk een
verleiding het denkbeeld van den schat was
voor een man. als ik ben.
Lex, die op den rand van het bed zat,
vroeg nu gretig:
„Zoudt u ons niet willen vertellen, hoo
alles in zijn werk gegaan is? Wo begrijpen
er eigenlijk niet veel van."
Langridge glimlachte verlegen en zei:
,,'t Lijkt wel, of je een inbreker naar zijn
beroepsgeheim vraagt, is het niet? Maar ik
wil jullie alles wel vertellen. Begin maar
te vragen
„Hoe wist u het van het boekje?"
„Het boekje o, dat was niet moeilijk!
Vanaf het oogenblik dat jullie mij van
den schat vertelde, hunkerde ik er naar. En
loen ik jullie op het strand van Mogador
alleen liet, ging ik dan ook den ouden Levi
opzoeken, lichtte hem in ruil voor het
boekje over jullie in en.kreeg het na
lang over en weer praten."
„Nou snap ik het!" riep Dick uit.
„'t Was heel eenvoudig, nietwaar?"
„Ja."
Daarna trok ik er alleen op uit om den
put to zoeken en vond bij mijn aankomst
jullie daar. Dat was een leelijke tegenval
ler I Ik moest mij echter in het onvermijde
lijke schikken."
„Maar waarom gaf M zich voor onzen
Vader uit?"
„Wel. dat is duidelijk genoeg. Het was
de eenige kans, die ik had, dat jullie mij het
geld zoudt afstaanmijn leven hing
zooals je ie herinneren zult op dat
oogenblik van af."
„Dat was heel slim bedacht!"
zei Dick langzaam.
.,0, ik ben slim!" Langridge draaide zich
onrustig op zijn kussen heen en weer en
glimlachte bitter. „Dat bracht mij tot aller
lei dingen, waarvan ik niet veel plezier heb
beleefd
De verpleegster aan het andere einde der
zaal keek de jongens waarschuwend aan
en Dick stond op om heen te gaan. Toch
aarzelde hij nog even.
„Het het ga u goed!" zei hij eindelijk.
..Meen je dat werkelijk?" vroeg Langridgo
verbaasd.
„Ja, dat meenen we, is het niet. Lex?"
„Natuurlijk!" viel Lex zijn broertje bij.
Beiden gaven den man nu een hartelijken
handdruk tot afscheid en Langridge zei:
„Ik hoop, dat jullie den schat zult vin
den! En ik hoop ook, dat jullie je Vader
vinden zult je echten Vader!"
Even hield hij stil; toen voegde hij er
met fluisterende stem aan toe:
„Ik ik benijd hem. Hij i9 een gelukkig
man met twee zulke jongens!"
(Wordt vervolgd),