VADERS THUISKOMST
RAADSELS.
OPLOSSINGEN.
Door C. E. DE LILLE HOGEWAARD
Zeg, jongetje uit Volendam,
Wat kijk je toch naar zee!
Denk jij Als Vader thuis komt, ol
Dan brengt hij vast wat mee
Veel visch, die hij gevangen heeft
In 't groot en stevig net
En dat hy midden in de zee
Heeft handig uitgezet!
Dat Vader dan die visch verkoopt
Aan wie het meeste biedt
En dat zijn beurs dan zwaarder wordt,
't Is. of je het al ziet!
Je gaat, ben j'eenmaal grooter, vast
Ook visschen in de zee,
Verdient daar dan voor vrouw en kind
Een massa duiten mee.
aandrijven, maar een Groenlandsche roei
boot of ..kayak", zooals men die daar noemt
De Eskimo was er eersl achter verscholen
en toen hij dichtbij ons was, had hij zijn
lans, met een lang. dun touw eraan naar
onzen voorzwemmer geworpen. Wij doken
allemaal onder, maar onze kameraad werd
in de boot geheschen. Weg was hijl Alweer
één minder.
Gedurende de eerste dagen zwommen we
dicht bij elkaar, maar dat deden we niet
meer, toen we door een troep zwaardvis-
schen aangevallen waren. Onze aaneenge
sloten groep was een gemakkelijk mikpunt
voor hun vreeselijk puntig wapen en drie
makkers werden doorboord en meegesleurd.
Voor laan zwommen we tamelijk ver uit-
elkaar.
Éénmaal vereenigden we ons weer Dat
was bij het plaatsje Hoy, op een van de Or-
kadische eilanden, ten noorden van Schot
land. Daar bevindt zich een zandige bocht
en de kerktoren van Hoy staat dicht bij het
water. Toen we daar waren, begon toevallig
juist de klok te luiden en nu moet je weten
dat wij, zeehonden, bijzonder veel van mu
ziek houden. Zoo iets moois hadden we nog
nooit gehoord en direct vereenigden we ons
tot een dicht groepje. Niemand zei een
woord en zoo lang als het luiden duurde,
genoten we met de koppen boven water van
die heerlijke tonen!
Daarna stevenden we de Noordzee in.
„Hier zijn we al op Europeesch gebied," zei
moeder.
Daar zwommen veel haringen en lekkere
scholletjes, dus honger behoefden we niet te
lijden. We zagen al gauw, dat de menschen,
in die buurt ook van haring en schol hiel
den, want het wemelde er van visschers-
vaarluigen, die telkens hun netten uitwier
pen. Uitkijken was dus de boodschap. Eén
van ons raakte in zoon net verward en we
zagen voor onze oogen. dat hij door de vis-
schers doodgeslagen werd.
..Hoo zit dat?" vroeg ik aan een zeehond,
die al een paar jaar in de Noordzee doorge
bracht had. „Eten de menschen hier ook
zeehondenvlee9ch en dragen de dames 'hier
ook darmenjumpers?"
Dat duurt nog laug begin dus raaar
Te helpen met de vracht,
Als Vader strakjes binnenzeilt,
Hij weet, dat j op hem wacht.
Zoo moet je toch beginnen, baas:
Beginnen onderop.
Kijk dus maar beide oogen uit,
Jij vissehei in den dop,
Dag jongetje uit Volendam I
'k Maak even je portret.
Waarom 'k dat doe 1 Och 'k had je graag
ln 't Kinderblad gezetI
'k Denk alle jonge lezertjes
En lezeressen klein,
Die zouden zeker net als jij
Een visschertje graag zijnl
„Dat niet," zei hij. „Maar ze koken traan
uit ons spek, waarmee ze hun lederwerk
insmeren, en van onze huid vervaardigen
ze mooie schoentjes van zeehondenleer, of
ze gebruiken onze huid in haar geheel, met
haar en al, voor het bekleeden van dure
stoelen en canapé's".
Dat stond mij niet best aan.
„Weet je ook," vroeg Jk, „waar ze een
diergaarde hebben?"
„Jawel," nep hij, „in de steden Rotter
dam. Den Haag en Amsterdam."
„In welk land?"
„In Nederland."
„Dank je!"
Ik sprak er over met moeder en die zei:
„Dan gaan we daarheen!"
Dat waren de laatste woorden, welke ik
moeder heb hooren zeggen.
Een zware Noordwesterstorm sloeg des
avonds ons troepje uit elkaar. Ik bonsde
met mijn hoofd legen een schip en 's nachts
zwom ik maar verder, zonder dat ik wist
waarheen, 's Morgens ontdekte ik, dat ik
mij bevond in een nauw vaarwater, ik weet
nu, dat dit de Nieuwe Waterweg geweest is.
Ik wilde weer naar de zee en zwom als een
razende juist den verkeerden kant uit.
Ik passeerde Vlaardingen, Schiedam, Rot
terdam en bij Dordrecht geraakte ik ver
ward in een zalmzegen d.i. een groot net.
#Ik werd op den wal gehaald en beet woe
dend van mij af. maar ik kreeg een tik
op mijn neus met een stuk hout, zoodat ik
bewusteloos werd.
Toen ik tot mijzelf kwam, zat ik in een
kist Ik was weer zoo frisch als een hoentje
en tegen den avond bevond ik mij in....
Artis, de diergaarde van Amsterdam!
Ja. ik ben een geluksvogel, al kan ik niet
vliegen. Ik zwem hier in een mooi bassin,
expres voor mij gemaakt. Ik krijg visch,
zooveel ik maar lust. Ik behoef geen traan,
geen schoentjes, geen stoel bekleeding le le
veren. Ik ben de mooie zeehond uit Artis.
Kom eens naar mij kijken en breng dan een
mondorgellje mee. Als je er iets op speelt,
zal ik mijn kop boven water steken en heel
graag een poosje luisteren!!
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Emmy Christiaanse.
Een schip zonder roer
Zonder kiel, zonder mast,
Een schip dat in 't water
Niet deugt en niet past.
II.
ingezonden door Joh. Cornelissen.
Ik ben iemand van 4 lettergrepen, ieder
die dit leest, kent haar. De 2 eerste letter
grepen zijn iets dat tot ontspanning dient,
de 2 laatste zijn een familielid.
III.
Ingezonden door Johan en Hendrik Mulder.
Als gij het ziet, zijt gij blind,
Als gij het hoort, zijt gij doof,
Als gij het spreekt, zijt gij stom
Als gij het weet, zijl gij dom.
IV.
Ingezonden door Celia en Kees Muyzert.
Een spreekwoord van 5 woorden, het be
gint met een H en eindigt op een d: o, o,
o, o, e, e, e, e, e, a, i, h, g, b, m, n,
v, n, g, n, v, 1, w, n, d.
V.
Ingezonden door N. N.
Met p ben ik een gewicht, met r niet vier
kant, met h een dier, met m een lichaams^
deel.
VI.
Ingezonden door Albertus Martijn.
Een ijzeren paardje
Met een vlassen staartje
Hoe vlugger het paardje wordt
Hoe vlugger het staartje kort.
vm.
Ingezonden door Tinus van der Bom.
Een boom en het tegenovergestelde van
dof, vormen samen een stad in Noord-Hol
land.
VIII.
Ingezonden door Koosje Nieboer.
x
x
X
X X X X X X X
x
x
X
een medeklinker
tegendeel van berg
een metaal
het gevraagde woord
een mannelijk lamilielid
een kleedingstuk voor mannen
een medeklinker.
Op de kruisjeslijnen iets wat elke week
terugkomt.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET
VORIGE NUMMER.
1. Aard, appel, pankoek, aavdappelpan-
koek.
2. Een gulden lach, voor eiken dag; gul
den, eend, oor, kachel, dag, vlug.
3. Bruidegom.
4. Karper, kapper.
5. Gom. "bom, dom, Tom.
6. Botermarkt, tram boter, kot.
7. De heler is zoo goed als de steler.
8. Band, rand, handf land, mand.