HENNY'S DENKBEELD.
ARTISNIEUWS.
LEGKAART.
te doen, dat hen nader tot hun doel zou
brengen en voorzien van eenig klein geld,
dat Dick in zijn ceintuur bewaarde.
We zullen niet lang stil bleven staan bij
de avonturen der jongens op dezen vroegen
morgen. Bri de eerste boerderij werden ze
onder allerlei bedreigingen weggejaagd, bij
de tweede met den hond bang gemaakt en
zoo ging het door, tot ze eindelijk moe en
uitgeput bij een vriendelijk uitzienden
Moor kwamen, die hen te woord stond en
luisterde naar hun verzoek om hen ten
slott° te laten gaan met een van schapevacht
vervaardigden waterzak, een paar zelf ge
bakken brooden, wat dadels, rozijnen en
nog eenige inheemsche lekkernijen. Hij wil
de van geen betaling weten en toen de jon
gens eindelijk met hun schatten beladen
heen gingen, wisten zij, dat ze niet ge
makkelijk hun tien-m*nuten-vrkn Vc'a"> m t
den ouden baas vergeten zouden.
Het was echter op den terugweg naar de
plek, waar zij hun Vader hadden achterge
laten, dat een werkelijk en geheel onver
wacht avontuur den jongens wachtte een
avontuur dat een geheelen ommekeer in
het vervolg van hun geschiedenis zou
brengen.
(Wordt vervolgd).
(Historisch)
Henny's pappa zou gaan reizsn,
Heelemaal naar Engeland
„Ma, ach laat Pa bij ons blijven",
Smeekt de kleine bijdehand.
„Maar mijn lieve jongen' zegt ze,
„Ma vindt 't zelf zoo heel héél naar;
Doch Pa moet toch brood verdienen
Voor ons allemaal, nietwaar?"
Ja, dat snapt de kleine dreumes,
Maar in 't lieve kinderbrein
Rfipt er plots een heerlijk denkbeeld!
O, zou dét niet moog'lijk zrjn?
„Ma", roept hij met sehitteroogen,
„Toe, koop u geen brood meer zeg!
Kookt u enkel maar warm eten
Dan hoeft Pa fijn niet meer weg!"
th. H. van Klaveren.
o
Door G. J. V1SS01 IER.
De Zeehond.
Groenland is mijn vaderland. Ik hoop, dal
ge, op den naam afgaande, niet zult den
ken, dal daar heel veel groente vandaan
komt; hel Weslland is daarvoor een beier
adres.
Groenland is gedurende het grootste deel
van 't jaar w i t in plaats van groen, door
al de sneeuw, maar in weerwil daarvan was
•het voor ons, zeehonden, een best jand, om
dat er op de kust zooveel zandbanken en
kleine inhammen zijn. Kijk, ziet u. de zee
is ens element. Daar zijn we in thuis. Maar
we houden er van, af en toe eens lekkertjes
te luieren op een zandbak of een lage
plaats aan de kust. Met kleine sprongetjes
werken wc ons op het droge; dat valt ons
niet gemakkelijk, want loopen kunnen we
niet. Toch weten we ons zoo den kant op
te hijschen, avoI twintig, dertig meter van
'het water af. en dan blijven we liggen, uren
lang.
Dat gaat daar op Groenland best. Eén
ding is jammer; er wonen daar ginds ook
menschen, *z.g. Eskimo's en dat zijn onze
doodsvijanden
Die kleine mannetjes vangen en eten veel
visch, maar hel lekkerst vinden ze.zee-
hondenvleesch en zeehondenvel, z.g. traan.
Vooral van die traan kunnen ze ongeloofe-
lijk veel naar binnen slobberen en dal
schijnt hun goed te bekomen, want zij zien
er welgedaan uit, maar het is natuurlijk
minder prettig voor de leveranciers en dal
zijn wij.
Ook dragen de Eskimo9che dames bij
voorkeur een jumper, heel warm en water
dicht, en die is vervaardigd van zee
hondendarmen! Een groote eer voor ons,
maar wij dragen de grondstof natuurlijk
liever zelf.
Om ons te bemachtigen, sluipen die Es
kimo's naar ons toe, als we op het droge
liggen. Wie hel water nog kan bereiken,
komt vrij, maar bij zoo'n overval worden er
velen van ons doodgeslagen.
„Dat zal jou niet licht overkomen," zei
mijn moeder op een keer.
„Waarom niet, moe?"
„Omdat je op Zondag geboren bent; daar
om ben je een geluksvogel."
„Een gelukshond bedoelt u zeker?"
„Nu ja, de menschen spreken altijd van
een geluksvogel."
„Kan ik dan gerust blijven liggen, als de
Eskimo's komen?"
„Alsjeblieft niet! Je moogt het geluk m
tarten I Je moet zelf ook een beertje me
werken Hoor eens even, vent! Hier
Groenland liggen alleen kleine dorpen t
alle menschen, die daar wonen, zijn vo
ons gevaarlijk. Maar ginds, ver in 'tOostc
aan de andere zijde van den Oceaan, li
gen groote sleden in een werelddeel, d
Europa heet. In die steden wonen verb
zend veel menschen, die nooit zeohondei
vleesch eten. Velen van hen hebben zei
nooit een zeehond gezien. En in die stede
zijn groote, mooie tuinen, diergaarden gt
naamd. Daar houdt men ook zeehonden, ei
kei en alleen om ze ee laten kijken. Die die
ren worden uitstekend verzorgd en ze kun
nen heel oud worden."
„Dag moeder!" zei ik en ik draaide mi
naar het Oosten
„Wat ga je doen?"
„Ik ga naar Europa."
„Dat gaat zoo maar niet," zei moede
lachend. „De reis is ver en heel gervaarlijl
en daarbij, je weet niet eens zeker, dat j
in een diergaarde aangenomen wordt."
„Wal moet ik dan doen?"
„Ja, een sollicitatiebrief schrijven, da
kunnen we natuurlijk niet. Maar weet j<
Avat? Ik zal er eens met andeien over 9pre
ken en als die de reis aandurven, gaan wc
met een heel gezelschap. Er zullen er we!
van verongelukken, maar jij zult, omdat
een Zondagskind bent, wel een mooie kan:
maken."
Reeds den volgenden morgen onderna
men wij den tocht. Er waren er, moeder er
mij meegerekend, vijf en twintig. De reis
was ver en hel aantal gevaren groot.
Toen we een paar uur gezwommen had
den, werd er al één meegesleurd door een
ijsbeer, die verraderlijk uil de diepte kwam
opduiken
„Zijn er bij Europa ook ijsberen, moe?"
vroeg ik.
„Heel weinig, jongen, en daar, waar ik je
hoop te brengen, heelemaal niet."
„Gelukkig'" zei ik, die langharige gluiper
had mij niet weinig aan het schrikken ge
maakt.
Een eind verder kwam ons iels tegemoet
drijven. „Wat zou dat zijn?" vroegen we
elkaar, ,,'t Is maar een stuk hout; een
boomstam misschien. We kunnen gerust
doorzwemmen," zei de voorste Even
daarna klonk er een gil Onze voorzwemmer
was door een lans doodelijk getroffen. Ook
zagen we boven water het hoofd van een
Eskimo.
Het was geen stuk hout, dal daar kwam
Twee muizen trekken een karretje volgeladen met peren en appels