RIJKSBEGROOTING VOOR 1931.
of
HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
De verloren Injectienaald.
71ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 October 1930
Derde Blad
No. 21653
Teleurstelling over de Troonrede.
FEUILLETON.
Beschouwingen over de radio-ruzie.
Blijkens het Voorloopig Verslag over
Hoofdstuk I der Rijksbegrooting 1930 (Alg.
Beschouwingen) werd vrij ailgemeen ie
Troonrede een teleurstellend stuk genoemd.
In de eerste plaats laakte men den slechten
stijl van dit staatsstuk en oordeelde men het
in strijd met de waardigheid van de Kroon,
dat het Kabinet de Koningin een zoo gebrek
kige pennevrucht had laten voordragen.
Van meer belang i9 echter de inhoud van
de Troonrede, die allerminst aan de ver
wachtingen heeft beantwoord. In een tijd
als de onze, waarin een hevige crisis de we
reld teistert, welke ook in Nederland velen
met nood bezoekt en vele anderen met zorg
vervult, behoorde, -zoo betoogden verschei
dene leden, uit de Troonrede te blijken, dat
het Kabinet zich van den ernst der omstan
digheden ten volle rekenschap heeft gegeven
en al zijn krachten op de verbetering van
den toestand en op de verzachting van den
nood richt.
De Troonrede geeft echter, zoo merk
ten deze leden op. veeleer den indruk, dat
de Regeering slechts van de crisis gewag
maakt ter motiveering van een politiek van
voortgezette versobering en buitengewone
beperking op het gebied der uitgaven. Het
'lijkt, alsof slechts de Minister van Finan
ciën daarin aan het woord is.
Deze leden achtten het dan ook niet te
verwonderen ,dat de Troonrede in veel krin
gen; vooral in dien van den landbouw, onge
rustheid en ontstemming heeft verwekt.
Verscheidene leden oordeelden de Troon
rede te pessimistisch, vooral indien men den
toestand hier te lande met dien in andere
landen vergelijkt. In een aantal bedrijven is
de toestand vooral nog bevredigend. De land
bouwcrisis beperkt zich voornamelijk tot de
akkerbouwbedrijven en een deel der tuin
bouwbedrijven. Weliswaar is de toekomst
donker, maar voor dit jaar i9 de toestand
niet onbevredigend.
Men moet er bij het Nederlandsche volk
den moed in houden, anders gaat iedereen
klagen en het pessimisme wordt overheer-
schend.
Ook misten verscheidene leden in de
Troonrede de uitlating omtrent wetsontwer
pen en maatregelen van principieelen aard,
welke van een Kabinet, uit rechtsche man
nen samengesteld, mochten worden ver
wacht, als de wijziging van de Zondagswet,
van de Begrafeniswet, de subsidieering van
het bijzonder hooger onderwijs Zij vroegen,
of de Regeering met de behandeling van de
Zondagswet misschien wil wachten op de
behandeling van de Winkelsluitingswet in
RECLAME.
Vo°r arbe\derS'
.\e" 111 !i„ri yet'
"%enV0°' b^b9o9vend-e"
-
Vta39
1158
de Eerste Kamer. Hoe ook de kansen van
slagen zijn, een herziening van de Zondags
wet, is, naar de meening dezer leden, plicht
der Regeering. Ook de herziening van de Be
grafeniswet achtten zij urgent. De huns in
ziens onwettige practijk van de lijkverbran
ding maakt het noodzakelijk, dat alle dub
belzinnigheid uit de Begrafeniswet wordt
weggenomen.
Eenige leden hadden tot hun leedwezen
een aankondiging gemist omtrent krachtige
bestrijding van het dansen en van onzede
lijke lectuur, alsmede de wederinvoering
van de doodstraf.
Enkele leden noemden de Troonrede een
stuk van de zuiverste negatie.
Avro-actie voor eenheid en recht.
De positie van Nederland en van het ka
binet moeten naar het oordeel van verschei
dene leden, beschouwd worden in het licht
van den, algemeenen wereldtoestand. Dezen
toestand schetsten zij als uiterst zorgwek
kend. Grootendeeb is, naar de meening der
hier aan het woord zijnde leden de crisis te
beschouwen als een van de periodieke in
zinkingen van de conjunctuur, die een keu-
merk zijn van de kapitalistische productie
wijze.
In politiek opzicht is de toestand hier te
lande minder gespannen dan in verschei
dene andere landen. Het communisme en
het fascisme zijn hier geen machten van
beteekenis. Toch heeft het communisme een
ongunstigen invloed op sommige groepen der
arbeidersklasse en in sommige kringen der
intellectueelen, maar het zal slechts tot eeni-
gen bloei komen, indien de regeering en de
meerderheid der Volksvertegenwoordiging
bij haar staatkundig beleid den ernst van
den tijd miskennen. Ook het fascisme be
schikt hier, althans in zijn agressieven vorm,
niet over belangrijken invloed.
Toch zqn er bedenkelijke symptomen van
zijn geest I3fct schimpen op de democratie
en het smalen op het parlementarisme, zijn
ook hier te lande in vele kringen gebruik
geworden. De belangstelling voor de orga
nisatie van gewapende korpsen, die niet
door de wet zijn ingesteld, is ook hier niet
gering. Zelfs schijnt reeds het plan ge
vormd te zijn tot de oprichting van een
fascistische militie. Onmiskenbaar is de nei
ging naar het inslaan van een reaction-
nairen koers. Niet alleen bij de liberale
partij, ook bij andere partijen wordt het
verzet tegen staatsbemoeiing dagelijks ster
ker en herleeft het verlangen naar een
politiek van staatsonthouding op sociaal ge-
biecj, Men wees in dit verband ook op de
actie van de A.VR.O. Daarin toch is niet
alleen en zelfs niet voornamelijk een be
weging te zien die zich op een andere ver
deeling van den zendtijd richt. De beweging
vertoont duidelijk anti-socialistische en
daarnaast ook anti-confessioneel e strekkin
gen. Ook de deelneming van fascistische
groepen aan die actie is teekenend.
In de moeilijke omstandigheden van dezen
tijd is er, zoo betoogden de hier aan het
woord zijnde leden, meer dan ooit behoefte
aan, dat een parlementaire meerderheid de
richting bepaalt van het Regeeringsbeleid.
In Nederland ontbreekt zoodanige meerder
heid De partijen ter rechterzijde zijn niet
instaat haar te vormen. De politieke tegen
stellingen tusschen de partijen treden telkens
opnieuw aan den dag.
Van 't tegenwoordige Kalemet konden deze
leden niet vertrouwen, dat het opgewas
sen zou zijn tegen de groote moeilijk
heden van de regeeringstaak in dezen veel
bewogen tijd.
Andere leden achtten het niet juist de
schuld van de economische crisis te geven
aan het kapi'a'istische productiestelsel; zulks
leidt ook niet tot verbetering. Het tegen
woordige productiestelsel heeft gestaan te
genover buitengewoon moeilijke problemen
en deze niet slecht opgelost.
INLEIDING.
Komt eens hier, kinderen en luistert goed:
Een nieuw verhaal heb ik weer gevonden.
De geschiedenis van een luchtballon,
Met avonturen daaraan verbonden.
Van twee straatjongens van Amsterdam,
Berucht om hun stoute streken,
Belhamels, die soms, als ze wilden,
Brave, beste jongens leken.
Het is het verhaal van een groote reis,
Door een, tegen zijn wil, ondernomen,
Over vreemde landen, bergen en zee,
Waarvan hij nimmer had durven droomen.
't Is de geschiedenis van een vlucht,
Van een ander, moet je weten.
De eene jongen is Wim genaamd,
d'Andere wordt Pim geheeten.
1. Op een mooien zomerschep dag, wat heet,
Stonden twee vrouwen wat te praten.
Ze waren de moeders van Wim en Pim,
Die konden 't snoepen niet laten.
„Ik wou, dat ik had een stuk zoethout,"
Zeide Wim tot Pim, zijn makker.
„Ik heb liever een ijsco in mijn kers,"
Zei Pim, die andere rakker.
2 En Wim en Pim ze gingen cordaat,
Hun beide moeders wat vragen.
„Geef moes, mij een dubbie assieblieft,
Niet langer zal ik U plagen."
,,'n Dubbie ben je van Lotje getikt,
Mot je me daarom nou storen,
Als ik met buurvrouw een praatje maak.
Laat ik jou nou niet meer hooren.
Het zoeken naar verbetering, naar het
aannemen van een ander stelsel, houdt ver
beteringen tegen, die wel mogelijk zijn.
Tegenover de opvatting, dat de A.VR.O. -
actie een politiek karakter draagt en anti
socialistisch en .anti-religeus is, stelde som
mige leden hun opvatting, dat die actie
slechts als een beweging voor eenheid en
recht mag worden beschouwd, zonder partij
politieke tendenzen.
De coalitie.
Naar de meening van verscheidene leden
is de eenige mogelijkheid om een parlemen
tair kabinet te verkrijgen, gelegen in samen
werking der drie rechtsche partijen. De
moeilijkheid om daartoe te geraken, is niet
zoo groot als men wil doen voorkomen.
Slechts moet niet iedere .partij haar eigen
bijzondere gedachte te veel op den voorgrond
stellen
Handelspolitiek.
Het had bij vele leden bevrediging gewekt
dat de regeering verbetering van den toe
stand blijkbaar niet zocht in de richting
van een protectionistische handelspolitiek.
Verscheidene leden, die geenszins een pro
tectionistische politiek met b.^cherm nde
rechten zou willen voeren, meenden naast
bestendiging van de economische politiek van
vrijhandel twee correcties daarop te moeten
aanbevelen, n.l. het invoeren van een onder-
handelingstarief en maatregelen tegen dum-
ping.
Andere leden meenden echter tegen onder
handelingstarieven te moeten waarschuwen.
Tegenover dumping, een karakteristieke
mtthode voor dit t§dperk van trusts en
economische conferentie van Genève van
'29 is protectonistische politiek volkomen ge-
oorlooft. De regeering dient bevoegd te zijn
teger dumping onmiddellijk op te treden
met goedkeuring achterna van de Staten-
Generaal.
Wat de internationale samenwerking op
dit gebied betreft vragen verscheidene leden
welke de voornemens van de Regeering zijn
ten aanzien van de Handelsconcentie van
Genève van Maart 1930.
De radiopolitiek.
Verscheidene leden kwamen op tegen het
noodeloos ingrijpen in de vrijheden der bur
gerij ten aanzien van de radio-uitzendingen.
Bij het radiobesluit werd aan den radio-om
roep op onrechtvaardige wijze schade toege
bracht en het sectarisme bevorderd. Het
bij de verdeeling van den zendtijd gepleegde
onrecht en de bevordering van het dienst-
baa" maken van de radio aan partijpolitiek
hebben reeds wrange vruchten gedragen.
De afkeuring der bevolking is scherp aan
den dag getreden en het toelaten van de
politiek in den aether heeft geleid tot een
preventieve censuur, die algemeen wordt ge
voeld als een ondraaglijke bevoogding.
Reeds dadeljjk is dus gebleken, dat de
Regeering en degenen die zich in deze aan
haar zijde hebben gesteld, hebben misgetast.
Die censuur kan niet worden gehandhaafd,
doch anderzijds zijn aan onbeperkte uitzen
dingen van politieken aard gevaren verbon
den, die zich ook internationaal zullen doen
gevoelen.
De eenige juiste oplossing is onverwijld
op den ingeslagen weg terug te keeren en
te komen tot een politiek kleurloozen alge
meen© omroep.
Verscheidene andere leden merkten op, dat
de actie tegen de beslissing der regeering
juist, tegen de vrijheid en het rec'ht van
andersdenkenden was gericht. Bovendien
betrof zij niet uitsluitend de verdeeling van
den zendtijd. Zij zagen hierin fascistische
tendenzen. Een beroep op de persoonlijke
tusschenkomst van de Koningin werd ge
daan, met miskenning van de verhouding
tusschen Kroon en volk, zooals deze eertijds
door de liberalen is geregeld.
Sommige leden voegden hier aan toe dat
het bij het radiovraagstuk althans van Chris
telijke zijde niet gaat om politieke vertoogen
door de radio, maar om den godsdienst de
plaats te geven, die daaraan toekomt. Het
valsche begrip van neutraliteit heeft de
kwestie vertroebeld.
Verscheidene leden spraken de hoop uit
dat de moeilijkheden ten aanzien van de
Phohi tot een oplossing zouden komen.
Vele leden klaagden in het bijzonder over
de censuur die over de radio-uitzendingen
wordt uitgeoefend. Terwijl vrijheid van
drukpers en van vergadering bestaat, moe
ten redevoeringen voor de radio tevoren
worden ingezonden.
Naar hun oordeel moet hieraan een einde
komen. In het stadion te Amsterdam kunnen
35 A 40 duizend menschen worden toege
sproken. Niemand zou er aan denken de al
daar te houden redevoeringen te voren te
doen inzenden. Waarom moet dit voor de
radio-uitzendingen dan wel geschieden? Is
dit wel in overeenstemming met den geest
van de Grondwet?
Andere leden, hoewel in het algemeen dit
betoog niet bestrijdende, waren van oordeel»
dat het toch bedenkelijk is, aan de soc.
democratie het dragen van een deel van het
staatsgezag toe te vertrouwen.
De verhouding tot België.
Het had verscheiden leden verwonderd,
dat in de troonrede ditmaal geen woord is
gewijd aan de verhouding tot België en aan
de moeilijke vraagstukken, die met dat land
nog zijn op te lossen. Zij vroegen of het stil
zwijgen der regeering beteekent, dat in de
behandeling van de Nederlandsch-Belgische
problemen een stilstand is ingetreden. Som
mige leden herinnerden eraan, dat de minis
ter van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw ten vorige jare met betrekking tot het
Hellegat heeft gezegd, dat daar slechts
eenig baggerwerk wordt verricht. Dit
strekte tot wegneming van den indruk, ge
wekt door den brief van prof. van Eysinga,
dat zeer omvangrijke werken werden ver
richt. Uit de begrooting blijkt nu echter, dat
kostbare dammen zullen worden gemaakt,
waarbij het verschil met de genoemde ver
klaring zeer sterk in het oog springt. Door
de thans gevolgde politiek komt het belang
van Maastricht in hel gedrang. Men stelde
zich voor over de vraagstukken, welke tus
schen België en Nederland zijn op te lossen,
bij de behandeling van Hoofdstuk III nader
te spreken.
Van ALICE CAMPBELL.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
door J. E. DE B. K.
10)
„Voelt u zich niet prettig, wat scheelt ex
aan?" vroeg de dokter op dat zekere vrien
delijke toontje, dat eeD van de eerste dingen
is, die een medisch student zich moet eigen
maken. „Misschien een beetje kou gevat?
Het weer is veranderlijk."
„Ja, dat zal het zijn," zeide de Francaise
op levendigen toon. „Die Woensdag bij het
polo, Charles, toen ging het regenen."
„Niets er van," antwoordde haar man ont
stemd. „Ik had dat gevoel al voor ik er over
dacht naar het polo te gaan."
„ik vroeg hem u te laten roepen, dokter,
maar u weet hoe hij is," bracht miss Clif
ford in het midden. „Hij wil nooit bekennen
dat hij ziek is."
„Wat voelt u?" vroeg de dokter op den
man af.
Sir Charles stak zijn onderlip vooruit. Hij
zat in de fauteuil, terwijl zijn vrouw achter
hem bleef staan, haar gelaat vol angst, zoo
als het Esther toescheen.
„Hoofdpijn, rugpijn De rug is het ergste.
Altijd door pijn al dagen lang."
„Scherpe pijn?"
„Neen doffe. Net als met spit,"
„Hij heeft geen eetlust," zeide zijn zuster.
„Kom aan, laat mij u eens bekijken."
De dokter trok zijn stoel tot dicÜt bij sir
Charles en voelde de beenige, gebruinde
hand Op hetzelfde oogenblik legde lady Clif
ford met een klein gebaar van bezorgdheid
haar gehandschoende hand op den schouder
van den ouden man.
„Zit je daar wel goed, mon cher?" fluis
terde zij. „Voel je geen pijn?"
Hij liet haar hand liggen, maar schudde
ongeduldig het hoofd. „Neen, ik zit hier goed.
Och, dokter, die twee vrouwen, die altijd
drukte maken over mijn gezondheid en die
me honderd maal op een dag vragen hoe ik
me voel, het is een wonder dat ik nog
gaande en staande ben."
Hij sloot de oogen, terwijl de dokter zijn
pols voelde. Gedurende de stilte, die volgde,
trof het Esther dat die beide vrouwen veel
angstiger waren dan noodig was. Vooral de
Franpaise keek zoo innig bevreesd.
De dokter sloot zijn horloge met een klap.
..Laat me uw tong eens zien," zeide hij
droogjes.
Hij bekeek de long. daarna de oogen, stak
de hand uit zonder op te zien en nam cfe
thermometer die Esther hem reikte. De
stilte duurde vooit, terwijl de oude man met
het glazen instrumentje onder de tong zat.
„Ja," zeide toen eindelijk de dokter, na de
thermometer hij het licht gehouden te heb
ben, „hij heeft een kleine verhooging."
Miss Clifford slaakte een diepe zucht van
verlichting. „De hemel zij geloofd," zeide ze
opgelucht. Aller oogen keerden zich vol ver
bazing tot haar.
„Ik geloof heusch, Dido, dat je blij bent
dat ik ziek ben," zeide haar broer langs zijn
neus weg.
„Onzin. - zeg niet zulk© malligheden. Ik
ben alleen blij, omdat je nu moet toegeven
dat je ziek bent. dat je nu in bed gestopt
kunt worden en dat wij je kunnen verzor
gen. Je moest er al eenige dagen in gelegen
hebben.'
„O, heel goed. ik ga naar bed. Jij en Thé-
rèse zijn toch niet tevreden voordat ik
onder de wol lig. Wat heb ik dokter? Een
beetje flu? Tegenwoordig wordt alles maar
flu genoemd."
De dokter glimlachte en klopte hem ge
ruststellend op den schouder „Ja misschien,
ik kan het nu nog niet zeggen. Maar uw zus
ter heeft het bij het rechte eind. u moet niet
rondloopen met temperatuursverhooging, hoe
gering ook."
Hij stond op en de anderen volgden zijn
voorbeeld. „Gaat u naar huis, kruip er lek
ker onder dan kom ik van avond nog wel
eens naar u kijken."
„Dus u gelooft niet. dat het iets ernstigs
i9?" vroeg lady Clifford met plotseling smee-
kende uitdrukking in haar mooie oogen. ter
wijl zij eerst haar man en toen den dokter
aanzag.
„Ja, weet u dokter," zeide miss Clifford
levendig, „ik heb wel eens gedacht of het
drinkwater wel goed is Ik.
„Gekheid. Dido, ik drink nooit water."
Algemeen gelach volgde.
„Daar ben ik nog niet zoo zeker van,"
hield de oude dame vol. „En ik heb altijd ge
hoord, dat je in Frankrijk het water alleen
maar uitwendig kunt gebruiken."
„En op die manier wordt het al heel wei
nig gebruikt." beweerde sir Charles, terwijl
hij naar de deur ging en nog eens omkeek
met kort, ironisch afscheidsgebaax.
„Dus het is au revoir doktex en geen
adieu. Ga je mee, Dido?"
Zijn vrouw volgde hem tot aan de voor
deur. „Ik kom over een minuut, lieveling.
Ga nu maar in de auto zitten en stop je
goed in met de reisdeken." Ze drukte de
bontkraag om zijn hals en klopte hem lief
kozend op den schouder. Hij was meer dan
zes voet lang en ze moest op haar teen en
staan om bij hem te komen.
„Ja, ja, opperbest," zeide de oude man
knorrig, maar hij vond het toch niet on
aardig.
Sir Charles, die alle hulp afsloeg, ging
langzaam naar de auto. Zijn zuster liet hem
vooruit gaan en op de stoep nam zij Esther
vertrouwelijk bij den arm.
„Een oogenblik. zuster," zeide ze zacht,
„ik zou u zoo graag wat vragen. Vertel me
eens eerlijk, gelooft u, dat de dokter iets ern
stigs vermoedt bij mijn broeder."
Haar onknap maar prettig gezicht was
vertrokken van angst, terwijl zij Esther
aanzag.
„Wel neen, heusch, ik geloof dat hij het
eerlijk meende toen hij zeide dat hij zuo
gauw geen diagnose kon maken."
„Zou het? Dokters zijn allemaal hetzelfde,
ze laten nooit wat los. Ik vrees, dat u me
dwaas zult vinden, maar ik ben heel be
zorgd Ziet u, ik ben zoo bang voor typhus."
„Typhus!"
Esther kon alleen het woord herhalen,
daar ze niet wilde bekennen, dat diezelfde
vrees ook bij haar was opgekomen.
„Ja, dit seizoen zijn er zeer vele gevallen
aan de Rivièra zooals u misschien ge
hoord hebt."
„Dat heb ik vernomen, ja."
„Vlak bij ons waren verscheidene geval
len en zelfs een bij ons in huis. een van de
dienstboden, 't Begon vier weken geleden en
het was een ernstig geval Ze is nu in een
ziekenhuis. Zoo'n hevige typhusaanval zou
fataal zijn voor mijn broeder op zijn leeftijd
en met zijn gezondheid, want de laatste ja
ren was hij niet sterk. Du9 u kunt begrij
pen hoe ik mij gevoel."
In een opwelling van sympathie nam
Esther de gehandschoende hand in de hare
en drukte ze hartelijk.
„U moet u zulke dingen niet in het hoofd
halen," waarschuwde ze ernstig. „Het heeft
misschien niet veel te beduiden, overver
moeidheid. een lichte verkoudheid En boven
dien behoeft typhus op zijn leeftijd volstrekt
niet doodeüjk te zijn."
Het gezicht van de oude vrouw werd op
geklaard door een plotselinge, dankbare
glimlach.
„U heeft gelijk, ik moet geen booze gees
ten oproepen en hij mag.niet zien dat ik
angstig ben. Dank u wel, mijD beste."
Zij ging de stoep af. draaide zich weer om
en keek Esther met vriendelijke nieuwsgie
righeid aan.
„Hoe heet u en hoe komt u zoo hier?n
vroeg ze.
Esther vertelde het haar.
..Wel," zeide miss Clifford, „u bent heel
anders als die jonge Fransche verpleegster,
die de dokter voor u had. een en al verf en
poeder, altijd bezig zich op te maken wan
neer ze dacht dat niemand naar haar keek,
altijd klaar om te flirten." Ze trok een leelijk
gezicht. „Niet dat ze met den dokter zoo -^rg
opschoot." Ze knikte Esther vriendelijk toe
en ging bij haar broeder in de auto zitten.
(Wordt vervolgd).