a 100 VAOERLANDSCHE BANK BOUWKUNSTIG SCHOON. EEN WANDELING DOOR DEN LEIDSCHEN HORTUS. DE AVONTUREN VAN ADAMSON. 67, HISTORISCHE FIGUREN Omdat wij dit voorjaar eenige fraaie teekeningen van architect Jesse tot onze beschikking hadden, zijn we op de histori sche lijn van cnze beschouwingen wat vooruitgeloopen, door de Waag te be handelen. Dit gebouw, naar het ontwerp van Pie- tor Post is, zooals u zich zult herinnereu, opgevat naar den trant der Italiaansche Renaissance, zij het dan eenigszins aan gepast aan ons klimaat. Wij hadden evenwel do gebouwen der Holland6che Renaissance nog slechte ten deele in oogenscbouw genomen en wcn- schen dus du terug te komen op verschil lende merkwaardige architectuurgeüen*- tcekonen, die nog niet het karakter der Italiaansche Renaissance dragen al zijn or soms in het ornamont klaasieKe mo tieven. Alvorens daartoe over te gaan, meenen we goed te doen, enkele zaken van vToe- gei nog eveD samen te vatten en een paar algemeens opmerkingen te maken. Het zou ons te ver voeren, uitvoerig uiteen te zetten, hoe id ons land de bouw kuustige monumenten onzer lands eigene renaissance in verschillende groepen kun nen worden gescheiden. Enkele aanduidingen mogen volstaan. Daar is bijv. een Friesche groep, waarvan, om enkele voorbeelden te noemen hot stad, huis te Franeker, de Kanselarij te Leeuwar- 1 den, het stadhuis te Bolsward en dat te Balk moeten rekenen, om van talloozo an dere te zwijgen. Er is een Oost-Friesch- Oroningsche groep, sterk onder den invloed der Wezer renaissance, waarvan ik op mijn zwerftooht dezen zomer eeD prachtig voor beeld zag aan de Friesehestraat te Coe- vorden. Zoo vinden wo te Dordrecht, Delft, Oude water, Gorinchem en andere plaatsen in het Zuidelijk gedeelte van Zuid Holland een geveltype, dat onmiddellijk schijnt te zijn voortgekomen uit den Middeleeuw- schen houtbouw trant, waarbij het boven ste gedeelte sterk naar voreü springt. We merken dan op, hoe elke verdieping 'op overspringende balkkoppen iets verder j naar voreD komt boven de onderliggende verdieping. Deze bouworde rustte nog ge heel op Gothische principes. Te Leiden vindt meD dit type niet en het is hier waarschijnlijk ook niet zoo rijk ver- tegenwoordigd geweest als in, genoemde plaatsen en in Brabant. De eigenlijke cultuurstad van het Noor den van Holland was omstreeks iCOO Haar lem. Daar werkte zooals we ons berinne ren Lieven de Key, wiens bouwprincipes oen vereeniging waren van flaarnsohe en Noordduitsche invloeden, via de Wezer- renaisRance van Vredeman de Vries. Behalve autentieke gebouwen als de Vleeschhal vindt men te Haarlem tal van particuliere woningen, die geheel op zijn principes rusten. In de gevelarchitectuur maakt zich dat vooral kenbaar aan de forsch geblokte waaierstrekken, die men wel zijn handteekening heeft genoemd. Men weet. dat De Key van origine steenhouwer was, waaraan hij wellicht zijn familienaam heeft te danken. In Amsterdam werkte Hendrik de Key- zer, eveneens een steenhouwer, die even eens veel van Vredeman do Vries heeft geleerd, maar die tevens een uitgesproken sympathie voor het Fransche klassicisme vertoonde. Omdat het ons te ver zou voeren kunnen we dat alles niet uitvoerig toelichten. Maar misschien wordt het duidelijk aan een paar voorbeelden. Daarvoor bepalen we ons thans weer tot Leiden. We hebben reeds opgemerkt, dat invloe den van de bouwmeesters der straks ge noemde Zuidelijke steden hier nauwelijks merkbaar waren. Leiden stond onder Haarlemsehe invloe den. Lieven de Key ontwierp hier den Stadhuisgevel en het project voor het Rijn- landshuis. Wij meenen te hebbeD aange toond. dat zijn beginselen vaD overwegende beteekenis waren bij den bouw van den Oudsten gevel van het H. Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, de Latijnsohe school, de Timmerwerf, het huis Oude-Ringel 72. Vooral de beide laatstgenoemde gebouwen met hun forsch geblokte waaierstrekken en het mooi belijnde metselwerk daarvan, zijn uitgesproken karakteristiek voor de school van Lieven de Key. Het huis Oude Singel 72 vertoont daar naast als overtuigende bijzonderheid het hoogst belangwekkend fries boven de ramen der gTondverdieping met de rolwerk-car touches en het viertal sierlijk gebeeldhouw de vooruitspringende koppen. Maar ook Hendrik de Keyzer deed hier zijn invloed gelden. En ook dezen invloed kan men opmerken aan hetzelfde huis, n.L aan den topgevel Dat doorgebroken ge bogen fronton, rustend op pilasters, is een element in het geheel, dat meer doet den ken aan De Keyzer. Als u in Amsterdam komt, zult u tal van topgevels zien be kroond met een doorgebroken of een ge sloten fronton, zwaar van structuur, waar aan dat van Oude-Singel 72 doet denken. In zijn geheel is deze gevel dus 'n samen vloeiing van Am8terdam8che met Haarlem sehe principes al overwegen de laatste. Daarentegen is het huis Breestraat 56 roet zijn gekoppelde pilasters en zijn fov- schen topgevel met gebogen fronton meer gehepl uit de school van Hpndrik de Key zer: dus het Vredeman de Vries-ovnament verbonden met de Fransch klassicistische gedachte. Ook de woning Rapenburg 129, waar over later een artikel volgt, doet denken aan de bouwwijze van Hendrik dc Keyzer. Uit een en ander volgt, dat Leiden zich meer aansluit bij het Noord-Hollandsche stülgebied De typisch Vlaamsche invloeden berei ken Leider niet uit. het Zuiden maar via Lieven de Key uit bet Noorden die ze, zooals we herhaaldelijk opmerkten, ont leende aan den man, die alle stiilschoou heid der 16e eeuw in Noord-Duitschland. Brabant. Vlaanderen. Frankrijk en Noord. Italië had samengevat en theoretisch tot een eigen alles omvattende architectuur met toegepaste kunsten had verwerkt: Hans Vredeman de Vries. Nadrukkelijk moet nog oven in herinne ring worden gebracht, dat zoowel bij Hen drik de Keyzer als bij Lieven de Key in de ruimtecompositic de Gothische gedachte werd gevolgd. Geen van beiden huldigt de stren ge symetrie der klassieke ruimte-com positie, welke om zoo te zeggen alles con strueert van uit één ideëel middelpunt en die hier gehuldigd zou worden ongeveer na 1630, al handhaafde zich daarnaast het ruimtebegrip van het Gothische langhuis. Logisch hangt hiermee samen, dat ook dc gevelopstanden in hun verticalisme blij ven herinneren aan Gothische hoofdlijnen. De klassicistische elementen in de gevel details, welke o.m. in het ornament van het voormalige raadhuis voorhanden wareD werden door de Hollandsche bouwmeesters geheel oorspronkelijk verwerkt met de mo tieven uit de Germaansche landen. Trou wens deze klassicistische elementen kwa men niet uit Florence en Rome maar uit Lombardije. In wezen was de Noord Hollandsche re naissance de laatste uitbloei der Gothische gedachte vermengd met Noord-Italiaansche elementen. Na deze algemeene opmerkingen komen we weer tot de beschouwing van enkele bouwwerken. (SLOT.) Waar langs do singels en in het plant soen. het bruinend blad, de komende herfst recd9 aankondigt, staan wij in den Hortus eenigszins verwonderd te kijken, dit na tuurproces hier niet zoo sterk op le merken. Mogelijk voelen ve'en zich teleurgesteld, het is de tijd der herfsttinten en hier. hier is het blad nog zoo helder en frisch groen van kleur of wij nog in het hartje van den zomer zijn. Toch zijn er herfsttinten genoeg. De roode vruchtjes der Evonymus soorten, de Cratae gus en Cotoneasler variëteiten, de rose- roode appeltjes der Malussoorten en de roode rozenbottels zijn in groote verschei denheid aanwezig en nog zoo veel meer heesters en planten geven door hun roode vruchten tusschen het hel groene blad een bijzonder cachel aan de omgeving. Een tin teling van herfstkleuren die vaak mooier zijn en blijven-dan menig fraai getint, doch 9poedig schrompelend blad. De bloemperken geven ons ook grooten- deeU nog zomersche, slechts hier en daar een na-zomersche kleurenweelde te ge nieten. Dit bemerken wij pas duidelijk wanneer wij langs het groote voorgazon wandelen met de hienn aangebrachte vakken beplaot met Begonia fuchsioides met haar aardige hel roode bloempjes en glanzend groene blaadjes, of een eindje verder een vak vol met Impatien9 Holstii. in het gazon een groep Begonia gracilis luminosa, een be gonia varileit lager dan de boven genoemde; de bladerpn hebben een donker roode tot bruin roode tint. Daarnaast een bedje zaad rijpende Anjers, gevolgd door een perk Be gonia, semp. Erfordia nana, wel schitte rend mooi met haar licht rose tot hel roode bloempjes De blaadjes toonen een keur van kleurafwijkingen, gaande van het intens groene naar het rood bruine. Meer in het midden van het gazon in een fond vak zien wij Canna indica grandi flora soorlen, wel een bewijs dal deze tro pische plant, builen de kassen ook goed voldoet. Typisch is nog het bed met Gazania Splendens met haar groote gele bloemen Al deze bloembedden geven nog steeds een mei smaak gekozen kleur en fleurige gazon afsluiting In de onmiddellijke omgeving van het vijver-geheel zouden wij onzen forschen treurwilg. Salin alba vitellina. noode kun nen missen. De chemische bestanddeelen yan dezen rustieken vijver blijken echter, waar deze zeer schoone boom zoo bij den waterkant staat, een zeer ongunsligen in vloed op en in het wortel gestel te hebben, zoodat hij er eenigszins ziekelijk uitziet. Als het grachtje niet al te onwelriekend is, dan heeft men vanaf fret Laboratorium brugje een aardig gezicht op het vijver- complex met de haar omgevende beplan ting. In het tweede tuingedeelte zien wij links en rechts en voor ons een rijkdom van bloemen, die men door het aanhoudende ongunstige weer niet of althans niet meer in zoo bijzonder goeden toestand ais hier verwacht zou hebben. Van verre trekt rechts van ons het groote perk met Callislephus chinensis in bonte kleurmengeling van licht rose, rood en violet en paars tot paarsblauwe bloemen onze bijzondere aandacht. Deze magriet- achtige bloemen hebben evenals vele andere planten in den loop van den zomer' wel de bijzondere aandacht helaas ook wel eens te groote waardeering genoten en ondervonden. Daarom zij nog eens mede gedeeld. dat diegenen, die van een o! andere plant zaden of anderszins wenschen te ontvangen, het beste doen alleen den naam te noteeren en deze aan een van de vele goede bloemisterij-zaken hier ter stede aan te vragen. De Dahlia's in groote verscheidenheid van kleur en vorm, zijn door het gure weer in hun groei iets ten achter gebleven; toch kreeg de bloem-ontwikkeling een vrij regel matig en normaal verloop. Voor ons zien wij een forsch gazon, waar- tusschen verspreid uitgeplanf de Coniferen- groepen staan Een klein perkje met Tritomantba Uvaxia (vuurpijl) zouden wij liever een beter plaatsje gegeven hebben; door ruimtegebrek was men wel op deze eenigszins ongunstige standplaats aangewezen De Agapanthus umbellatus met haar blauwe bloemen misstaan hier echter niet Komen wij bij den uitgang van kas 5, dan mogen wij een mooie klimplant als Cobaea Scaudeus niet onvermeld laten. De groote open ruimte voor ons werd tot vroeg in dezen zomer nog grootendeels.ge vuld door de neerhangende takken van een zeer mooien treur-iep, een van de oudste sieraden van den tuin. welke helaas de iepenziekte ten offer is gevallen. Dat het gemis van dezen rustieken boom den groo- ten beuk ten goede zal komen, mogen wij van harte wenschen. Wandelen wij langs de buitenzijde van genoemde kas, dan bemerken wij aan het tegen de kas geplaatste hekwerk een groote verscheidenheid van allerlei grillig gevorm de calabassen op. Van den eersten hoek der kas, daar waar de Lathyrus adoratus staat, heeft men wel een schitterend mooi gezicht op de om gevende beplanting en groepeeringen met een aardig doorkijkje op den Witte-Singel. Op den voorgrond links een merkwaar dige jarenoude Dahliaplant; wij zouden beter kunnen zeggen een Dahlia-heester, het is een plant, die- in een gematigd warme kas beter dan buiten tot bloemvorming overgaat. Het groepje uit zaaiing verkregen witbloemige Dahlia's aJ mogen zij eenigs zins uit de mode zijn vormt toch een harmonisch contrast in deze omgeving. Het groote vak op den achtergrond, met het bruinend blad der Azalea-groep, waar achter het frissche groene blad der oranje- roode pompoendahlia's en het geel der Helianl'hus decapetalis en andere Helialhus- var., en ten slotte de donkerroode op kar- dinaalsmutsen gelijkende vruchtjes der Evonymus latifolia. maken ook dit plekje tot een aantrekkelijk geheel. Een groep Kaapsche planten rechl9 van ons vormt een goed geplaatste afsluiting van deze decora tieve omgeving. Bij de Eryngium pandanifollum hebben wij eenerZijds een mooi kijkje op de groote palmengroepeering, terwijl wij anderzijds het groote ga2on met haar borderbeplanting vol frissche nog zomersche kleurschakee- ringen van gele, witte en roode bloemen voor ons hebben. Kleurnuances, welke de schoonheid van den Hortus in hooge mate verhoogen. Mooi is ook het lage heestertje Desmodium pen- duliflora met haar lange neerbuigende twij gen, over beladen met paars lila-achtige bloemen. Een forsch uitgestoelde Poly gonum cuspidalum met haar takken vol witle zacht geurende bloesems vormt een gazon onderbreking, die het geheel niet schaadt. Nabij de Fuchsia virigata met zijn groolendeds achter blaadjes verschoon smalle roode bloempjes, heeft men nog eens een mooi overzicht over dit gazon met goed gekozen achtergrond van lage heesters, waartusschen hier en daar enkele rood- bloemige dahlia's de eentonigheid van te veel groen aangenaam onderbreken. Thans spoeden wij ons langs vele kleu rige bloem- en heesterborder9 naar de kas, die op het oogenblik. wegens zijn bloemen pracht, wel de meeste belangstelling ver dient. De roode vruchten en bessen geven vele heesters en boomen een nieuwen gloed en het is in dit opzicht, wel jammer, dat de zaadwinnerg er als de kippen bij zijn om, voordat de vogels hun winterprovisie er van opdoen, al dit laatste schoons, den planten te ontnemen. In de Victoria Regiakas, heeft zich de uit gebloeide bloem der Vic. Rog. onder water begeven doch wij kunnen een dezer dagen weer genieten van het ontluiken eener plaatsvervangster. Wij vernemen dat de Victoria Regia tot en met 3 October nog te bezichtigen is. Langs den rand van het groote bassm treffen wij nog de zeer giftige Allamanda carthartica met haar zeer mooie gele en wel riekende bloemen aan. Naast de kleine sawah's waar de rijstoogst spoedig zal be ginnen merken wij nog een klein gember- plantje op. Zoo zijn wij aan het slot onzer rondwan delingen door den Hortus gekomen, hoewel er oog veel le bewonderen valt. bijv. de boomvarens in kas 5, de palmen en bamboe en Ficus soorten in kas 1, de Orchideën- kas, de caclieën afdeeling enz., alle de moeite eener nadere beschouwing en studie overwaard. Dat wij ook u onder onze ge trouwe bezoeksters en bezoekers mogen re kenen en gij belang gaat stellen in onzen mooien plantentuin, zal ten zeerste verheu gen. J. H. FABER. RECLAME. 6353 VOOR BELASTE WAARDEN 's-GRAVENHAGE Tegen beurskoers OBLIGATION m. jaarl. uitloting IN DE TUILERIËN. „Pépa". Wie in de laatste jaren, voorafgaande aan de „déb&cle" van 1870'71, eenigszins achter de schermen kon zien van het glan zend tooneel, dat „de Tuileriön" heette., zal besperd hebben, dat er op den achter grond eenige personen waren met wie reke ning gehouden moest worden. De verschil lende „mémoires" uit en na dieD tijd spre ken van hen. Zoo zien we b.v. generaal Rollin, chef van dienst binnen het paleis, een raaD van absolute toewijding aan de belangen van den keizer, maar despoot en iemand, die geen blad voor zijn mond nam Hij was uiterst nauwgezet en deed wat hij koD om ,,op de kleintjes te lotton", wat bij het weelderige hofleven zeer noodig en nuttig was. MaaT hij was onverzettelijk. Ook zijn souverein moest buigen voor zijn ADAMSON VRAAGT ZICH AF WAAROM OOK DE MAN ZICH NIET ZOU SCHILDEREN. wil. Hij wist wat hij wilde en deed wat zijn wil was. De keizer, goedhartig en mild tot lichtzinnigheid toe, had een zwak voor aller lei soort van uitvinders, maar Rollin maak te het dezen zeer moeilijk om tot den kei zer door te dringen. Zoo was or eon paar denarts, een officier, mijnheer Decroix, een man, die zich o.m zeer verdienstelijk had gemaakt in zijn bestrijding van liet over matig gebruik Van tabak, en het plan had gevormd om paarden-slachterij^n op ic richtental van beesten, die niet meer ge schikt waren voor het zware werk, zouden een voortreffelijk voedsel geleverd hebbed voor den eenvoudigen werkman. Zijn groote illusie was, den keizer er toe te krijgen, om één enkele maal zich een paarden-filet aan zijn vorstelijken disch te laten opdie nen. Hij zond request op request, dat niet onder de oogon van den keizer kwam, doct> bij generaal Rollin. Na het vijfde werd hij ontboden. Generaal Rollin ontving hem h> tegenwoordigheid van eenige hoofdoffi cieren. „U is de man, die den keizeT p'aarden- vleesch wil doen eten V' vroeg hij hem. Dat wil zeggen, ik wilde ,,U heeft niet te willen! Waar bemoeit u zich mee Is het uw zaak te beslissen, wat de keizer eet of niet eet 1 Niets er van, hoor. Ruk uit!" En kapitein Decroix zag van zijn plan dat hij slechts door de keizerlijke bescher ming meende te kunnen verwezenlijken, af. Later, tijdens het beleg van Parijs, toen er gebrek aan voedsel in de Fransche hoofd stad was bij de behoeftige volksklassen, heeft de slager Duval zijD denkbeeld weer opgenomen en van koeieD en paarden de goedkoope maaltuden bereid, die in den loop der jaren aanleiding gaven tot hel oprichten der zoo bekende établissement-s Duval, welke thans bij dozijnen te Parijs zijn te vinden en restaurants zijn gewor den, .die een geweldigen toeloop hebben uit de kringen der burgerij. Napoleon III zelf, die den generaal om zijn trouw hoog achtte, was echter meer malen ook zijn slachtoffer. De keizer wilde gaarne het gewone huishoud-brood eten, waarvan hij de stukken, op Fransche ma nier, in zijn bouilloD doopte. Magere bouil lon moest het zijn, zonder ,,oogen" er op. Maar Rollin vond dit niet den keizer waardig. „Huishoud-brood voor den keizerl Dat zou ik wel eens willen zien!" bromde hij. En de keizer moest het er zonder stellen, evenals zonder zijn mager soepje. Rij wreekte zich echter door, zoodra hii buiten de Tuilerieën was, èn bouillon zonder oogen èn huishoud brood te bestpllen, wan neer hij incognito door Parijs wandelde. Generaal Rollin's toezicht had echter zijn goede zijde. Op een goeden dag ontving hij van een beroemde zangeres, die een benefice-cnneert noodig had om haar finan cieel© omstandigheden wat rooskleuriger te maken een vleiend schrijven, waarin hem verz^.ht werd den keizeT te oveireden. op dien benefice-avond een ariaalje te zingen. Men kan zi~h het gezicht van den ouden snorrebaard voorstellen en den verwoeden greep, waarmede het schrijven verfrommeld en in de prullemand gesmeten werd. D© 9chrik der dames van het hof, en ook van hen, die ernstig bezorgd waren voor dan goeden naam van de keizerin, was echter de vrouw, wier huiselijk naampje hierhoven 9taat Pépa. Deze is wellicht de persoon, die den groolslen invloed op keizerin Eugénie heeft gehad, grooter nog dan de prins von Metternich. Ik heb in mijn vorig artikel even terloops gesproken over de schraapzychtig- heid van de keizerin. Vermoedelijk is deze eigenschap de oplossing van het raadsel, froe Pépa zulk een groote rol kon spelen rol van den achtergrond, maar toch groot op het tooneel der Tuilerieën. Pépa is geen fictie, geen fantasiebeeld, Pépa is werkelijkheid Zij was de beruchte kamenier van Eugénie. Als eenvoudig meisje uit de Spaansehe volksklasse, met een witten boezelaar aan en een wit mutsje op. was zij met de dames de Montijo naar Parijs gekomen. Zij deed de dageijksehe in- koopen van levensmiddelen in de hallen, at in de keuken en werd door langdurigen dienst de getuige van het wisselend lot en de hooge maatschappelijke stijging der beide vrouwen. Met deze twee klom zij in aan zien. „In aanzien", wat haar uiterlijke om standigheden betrof, want in de Tuilerieën werd zij meer gevreesd dan geliefd. De be ruchte Pépa maakte het er trouwens naar. Het is een feit, dat Eugénie, zoolang zij kei zerin wa9, alles deed, wal „haar lieve Pépa" wilde en de „lieve Pépa" ringeloorde haar gebiedster, dat het een lust was. Ziehier eene kenschelsing van haar, zoo als in 1902 James de Chambrier die gaf: „Kleinzielig, eigenbelangzuchtig, vrij hard voor de vrouwen, over wie zij ging en wier schrikbeeld zij was; een zaken-man tegenover de leveranciers, die schappelijk moesten zijn, bescheiden, zeer mild. Anders werden er geen zaken gedaan: aanbiedingen ontbraken niet Aangezien men niet buiten haar kon. moesten zij buigen, zelfs wanneer zij netje1» gevild werden onder het voorwend sel, dat zij honderd francs vroegen voor wat maar tien waard was. Dat alles werd in den vorm van cadeautjes, van kleine provisies, van zooveel procenten op de rekeningen, de kunstvoorwerpen, de kostbare snuisterijen, in de wacht gesleept. Deze kleine voor deeltjes. waaraan belangrijke winsten wer den toegevoegd van den verkoop der keizer lijke garde-robe, die haar rechtens toekwa men, bezorgden der handige kamenier een spaarpotje van zeshonderd duizend francs." Het portret schijnt compleet. Bijeenschra pen uit alles, wat onder haar handen komt, een voordeel halen uit elke bemoeiing, die haar meesteres haar opdraagt, dat was de stelregel van Pépa's leven. Ik zeide reeds, dat zij met de dames de Montijo naar Frankrijk was gekomen. Zij wist, dat een zigeunerin haar jonge mees teres een kroon voorspeld had en dat ..Made moiselle Eugénie", zcoals zij de keizerin nog dikwijls na haar huwelijk met den kei zer noemde, leefde in afwachting van don „bekoorlijken prins" van het sprooqje, die in haaT leven zou verschijnen Zij vond het heel gewoon, niet meer dan een recht, dat haar meesteres toekwam, toen inderdaad d'e „Prince Charmant" zich ontpopte als keizej der Franschen. en even natuurlijk vond zij het. dat zij, Pépa, meeging naar de Tuile rieën. De keizerin had daarin toegestemd. Pépa verhuisde van het Vendóme-plein. waar de dames de Montijo woonden, naar het keizer lijk paleis. Zij kreeg een titel: „eerste kame nier van Hare Majesteit de Ke-zerin". De keizer was er zelfs op gesteld, dat zij in haar functie eenigszins „waardig omringd" zou zijn en daar hij, in zijn goedhartigheid en met de trouw, die zijn vriendschaps- gevoelens kenmerkte, gaarne personen, die hem diensten bewezen hadden, daarvoor beloonde, werden de jongejuffrouwen Beyle haar als helpsters toegevoegd. Deze twee waren de dochters van den vroegeren cipier van het lort Ham. Beyle had hem tijdens zijn gevangenschap meer malen aan zich verplicht door zijn voor komendheid en was hem vermoedelijk bij zijn ontvluchting behulpzaam geweest. Nu had de keizer een mooie gelegenheid om zijn erkentelijkheid te bewijzen en aan de doch- ter's een aardige positie te geven. En zoo treden dan ook de Beyletjes in den dienst der keizerin en maken er haar weg Een van haar trouwt zelfs met mijnheer Thélin, „le brave Thélin" zooals men hem in het paleis noemde die thesaurier was van Napoleon's particuliere inkomsten. Toen het huwelijk van Napoleon III en Mademoiselle de Montijo voltrokken was, legde Pépa haar boezelaar en witte muisje af. Bij het „eerste kamenierschap" alléén zou h^Jt voor haar. niet blijven. Spoedig werd zij belast met het beheer van de civiele^ lijst der keizerin en de administratie van den bruidsschat van deze. Zoo kon zij in sterke mate de uitgaven harer meesteres beheer- schen. De twee vrouwen hadden overeen stemmende gedachten op het punt van geld. De keizerin was noch verkwistend noch mild. Pépa was gierig. Als vrouw uit hel volk, die de armoede gekend had, dTaaide zij iedere centime om alvorens haar uit te geven. Met haar heiden was het dus geen moeilijke zaak, tot overeenstemming te komen. En Pépa vond de gelegenheid voor het grijpen om voor zich zelf een aardige spaarpenning over te leggen. 2—4 -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 14