TJehkadsk amcmjd&£ 9pecaj&x<cL&
Bij de Zuiderzeevisschers te Volendam.
71ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 10 October 1930
Derde Blad
No. 21646
Hun grieven tegen de Steunwet.
FEUILLETON.
De verloren Injectienaald.
O——
Volledige schadevergoeding? Voordeelige vischvangsten!
(Van onzen eigen verslaggever.)
Het instructievaarluig voor de binnen
vaart „Prins Hendrik" bracht dezer dagen
een gezelschap journalisten over de woe-
lig-deinende Zuiderzee van Amsterdam
naar Volendam. Oppervlakkig beschouwd
ziet 't er naar uit, alsof niemand zich iety
van haar spoedige verdwijning aantrekt.
Het uitzicht over het watendak is ver,
zoo niet eindeloos. Nog steeds varen de
boilers er lustig rond en de vangst is voor-
deeliger dan ooit. De Volendammers met
de wijde pofbroeken en hun hooge kozak-
kenmutsen wandelen volgens een oeroude
traditie nog immer langs de kaai en zij laten
zich door nieuwsgierige Amerikanen met
graagte bewonderen.
Maar degeen, die wat dieper nadenkt en
achter de schermen van dit schilderachtige
visschersbestaan een kijkje gaat nemen,
ziet echter al ras de schaduwzijde van het
grandiose droogleggingswerk, dat de be
wondering van de heele wereld trekt en
waarvan wij tot nu toe te lichtvaardig de
gunstige zijden zagen.
't Leek alsof de sombere wolken, die
boven 't grauwe golvendek zich samenspan
den, de voorboden waren van de woorden,
die wij tijdens onzen overtocht te hooren
zuden krijgen van een der eerste deskun
digen uit de wereld van hen, die door de
droogmaking der Zuiderzee wel allereerst
getroffen worden. Al sformachliger werd 't
en al donkerder rondom ons bootje, wel
haast zóó donker als in de gemoederen van
de visschers. die ons uitgenoodigd haddpn
naar hun wenschen en grieven te komen
luisteren, in 't vertrouwen, dat hetgeen wij
daarvan zouden neerschrijven van invloed
mocht zijn op de stemming der Kamerleden,
die binnenkort over hun toekomst beslissen
zullen.
Zoo zaten we met ons dertigen in de roef
van het 9chip, nauw-behuisd en onder een
dik-grijzen sigarenwalm, die als mist rond
de hoofden kringelde en te snijden was.
Koffie en aimandei broodjes waren de wel
kome versnapering. Drie uren duurde onze
reis naar Volendam en Al dien tijd vertelde
de bejaarde, doch stoere heer B. Demme,
voorzitter van het Centraal-Comité Zuider
zeevisschers van de actie en wenschen der
•honderden zeerobben. Verder zaten aan de
heeren A J. Mühren, en Sier, resp. voorzit
ter en secretaris van den St. Petrusbond en
de heer .T v. d. Steen, voorzitter van den
Bond van Chr. Fabrieks- en Transportar
beiders, afd. Visscherij.
Het stormde, dat*'t een lieve lust was.
maar omdat we voor den wind voeren viel
't schommelen toch mee, al gutste af en toe
een flinke zeestroom in den nek van een
ijverig schrijvend journalist. Gelukkig kreeg
de zeeziekte geen vat op één van ons allen:
daarvoor waren de hersenen te veel op de
belangen der visschers ingesteld!
En de heer Demme stak van wal! We
hebben u maar hier laten komen, om te ver
tellen van de tallooze visschers, die door
het dempen van de Zuiderzee genoodzaakt
worden een ander vak te kiezen en van de
velen, die broodeloos werden of 't binnen
kort zullen zijn
Het ontwerp van Wet tot wijziging van
de Zuiderzeesteunwet, dat de volgende week
Van ALICE CAMPBELL.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
door J. E. DE B. K.
3)
Hoewel zij eenvoudiger gekleed wa9 dan
de meeste aanwezige dames zoo vief zij bij
deze toch niet af. Zij schaamde zich niet
over haar keurig tailor made kastanjebruin
pakje zoo goed kleurend bij haar haar en
oogen en ook niet over haar klein vilten
hoedje, in Parijs gekocht. Haar bontkraag
wa9 van edelmarter-, zelfs haar handschoe
nen en het zakdoekje dat uit haar mantel
zakje piepte, waren tip-top. Beuzelingen ja,
maar beuzelingen die er wat toe deden Ze
verdiende veel geld en had altijd ondervon
den, dat het de moeite waard was om met
zorg en goed gekleed te zijn. Natuurlijk zou
ze van het salaris van dr. Sartorius geen
kleeren kunnen koopen, maar dat deed er
voor een maand ,of zes niets toe. Om in
Frankrijk te kunnen blijven was wel een
kleine opoffering waard. En buitendien had
ze wat overgespaard.
De dokter.dat vreemde, koude wezen.
Zij voelde zich niets enthousiast bij de ge
dachte voor hem te moeten werken. Hoe
vond ze hem eigenlijk? Ze wilde haar indruk
analyseeren. maar ze kon over niets denken
dan over zijn kleine, doffe oogen en vrepmd,
plat voorhoofd. Hij was een kundig man.
dat voelde zij instinctmatig. Ongetwijfeld
in de' eerste plaats een vorscher. Als hij
eenige practijk had, wat was dat dan voor
in de Kamer behandeld zal worden, is voor
de visschers in hooge mate teleurstellend.
Tot goed begrip van deze kwestie geven
wij eerst een stukje geschiedenis.
Toen in 1892 een Staatscommissie in op
dracht van de regeering de vraag te onder
zoeken kreeg, of afsluiting en drooglegging
een werk was, dat in 's Lands belang ge
nomen moest worden, luidde het antwoord
met een overweldigende meerderheid beves
tigend.
Voorop dient gesteld, dat de visschers van
den beginne af aan met tegen drooglegging
een actie gevoerd hebben, want zij legden
zich onmiddellijk neer bij de meening der
deskundigen, al sprak het vanzelf dat zij m
de eerste plaats tot de gedupeerden zouden
behooren.
Als gevolg van het in 1892 genomen be
sluit om met de plannen verder te gaan,
kwam in 1901 het wetsontwerp Lely tot
stand, waarin als een der schaduwzijden
ook was opgenomen een bedrag van
f. 4 500 000 voor steunverleening aan de
visscherij.
Het kabinet trad af. 't volgende trok het
ontwerp in, totdat in 1918 het tweede mi
nisterie Lely het tegenwoordige wetsont
werp naar voren bracht, dat aangenomen
werd. Bij afzonderlijke wet was hierin de
schadevergoedingskwestie geregeld, waarbij
men toen het bedrag van f. 4.500.000 voet
stoots overnam.
Hierbij dient aangeteekend. dat minister
Lely oorspronkelijk reeds in dit bedrag een
zwaar hoofd had: het viel absoluut niet te
beoordeelen, of deze som wel toereikend
zou zijn-, z. i. ware een bedrag van minstens
f. 6.000.000 beter geweest.
't Heeft in de bedoeling gelegen de schip
pers tegemoet te komen voor het verlies van
hun middel van bestaan èn van het verlies
aan schepen, netten etc. Vergoeding dus
voor schade aan het bedrijf èn aan het ma
teriaal.
Minister van Swaay diende de Zuiderzee
steunwet in en liet deze rusten van 1918
1925, maar juist in die periode werd veel
schade geleden: bij de Haukes (Wieringen)
moesten 26 schepen onttakeld worden: er
werd zelfs van het schepenkerkhof gespro
ken.
In 1925 kwam dan eindelijk de steunwet,
doch deze was zeer gebrekkig: de kamer
leden Duymaer van twist, Bakker, Duvs,
v. d. Bilt en Snoeck Henckeman9 hebben
daar uitvoerig op gewezen.
Minister v Swaay zeide: „ik geloof
eigenlijk hetzelfde als jullie, maar die steun
verleening is een gebied, daf we onmogelijk
kunnen overzien". En hij beloofde even-
tueele gunstige herzieningen, hetgeen een
groole geruststelling was.
De wet is toen maar aangenomen, want,
nietwaar: „een half ei is beter dan een leege
dop" en de verklaring van den minister ial
„dit maar een begin was", gaf voor de toe
komst goeden moed.
Toen kwam minister v. d. Vegte aan het
bewind, aan wien de organisaties petitie op
petitie zonden, waarop telkens het antwoord
luidde: „Nog twee maanden heeren 1"
Tenslotte gebeurde er niets!
En nu komt onder minister Reymer, dan
toch de herziening in de kamer. MaaT wat
is 't geval 1 De waardevermindering, het
totaal waardeloos worden der schepen
RECLAME.
practijk? Voor een medicus had hij niet de
goede manieren, hij was te teruggetrokken,
te negatief, te weinig gewoon menschelijk.
Even voelde ik me griezelig, dacht ze.
Waar doet hij me toch aan denken? Aan
iets, dat fascineert en afstoot, of zit ik maar
gekke dingen te bedenken?
Van het podium klonk de zang van een
krachtigen bariton. Het treurige lied. uit
Broadway afkomstig, was zoo banaal moge
lijk maar de mooie buigzame stem van den
zanger, een Amerikaanschen neger met
glimmend zwart haar. die onberispelijk ge
kleed was. gaf er iets bekorends en bedwel-
mends aan. Zelfs de kellners stonden als
vastgenageld en luisterden doodstil. Ieder
een zweeg, geheel de groote zaal was een en
al aandacht. Een oorverdoovend applaus,
het lied werd tot tweemaal toe herhaald.
Toen een oogenblik stille en de gewone ge
luiden klonken weer op.
Het wa9 op ditzelfde oogenblik, dat Esther
met de trekpot in de opgeheven hand vlak
achter zich een vrouw hardop hoorde snik
ken. Zij schrok zoo, dat zij op het punt was
om te kijken, nieuwsgierig om de persoon te
zien, die zoo aangedaan was door het neger-
liedje. Maar ze was blij het niet gedaan te
hebben, toen ze zacht, hartstochtelijk en
duidelijk hoorde zeggen:
„Arthur, als je weggaat van mij. zooals je
zegl dat je doen zult, dan maak ik mij zelve
dood".
Goede hemel, de vrouw, wie zij ook was,
zeide dit alsof zij het meende. Dat was niet
de stem van iemand die schertste; de be
zitster was diep 'aangedaan. Vermoedelijk
was zij een Fransche, hoewel zij onberispe
lijk Engelsch sprak, bijna zonde- vreemd
accent. Esther herinnerde zich dat een man
en een vrouw de tafel hadden genomen
zoo'n schip is 't geheele vermogen van
den visscherman, alles zit er voor hem in!
wordt geheel genegeerd. In 't aange
boden ontwerp wordt slechts m een bijzon
der geval geldelijke tegemoetkoming in de
waardevermindering ir. uitzicht gesteld
d&n namelijk, wanneer de liquidatie van
het oude bedrijf moeilijkheden meebrengt.
Maar wie die moeilijkheden niet heeft, dat
zijn zij, die geen schuld op hun schip en
visscherijmateriaal hebben, blijven er van
verstoken. Dit komt dus eigenlijk neer op
een premie voor de lauwen en de visschers
voelen dit als een schrijnende onrechtvaar
digheid.
De minister beroept zich in dezen op de
grondwet, die alleen schadeloosstelling toe
kent, voor onteigening, vernietiging of on-
bruikbaarmaking van eigendom door het
openbaar gezag in het algemeen belang.
Maar bij gebrek aan een zee, worden d"
schuiten en netten toch zeker onbruikbaar
voor het doel. waarvoor ze slechts ge
schikt zijn 1
De opinie van minister Reymer is zeker
niet die van minister Lely geweest, toen
deze laatste wees op 't nagenoeg waarde
loos worden van de materialen van den
visscher, waarin, naar hij zeide zooveel
mogelijk moest worden tegemoet gekomen
1500 schepen met toebehooren, uitsluitend
ingericht voor de Zuiderzeevisscherij in
1918 waren 't er '2000, maar sinds werd er
geen meer bijgebouwd komen nu aan den
wal te liggener kan niets meer mee uit
gevoerd worden
De vraag is nu: moet dat zoo blijven:
geen uitkeering voot waardevermindering 1
Het maakt geen verheffenden indruk, dat
de tegenwoordige regeering datgene wil na
laten, waartoe zij zich volgens de bedoeling
van de wet van 1918 moreel gebondeD
moest achten. De kleine maD langs de Zui
derzee, die zich nooit tegen afsluiting ver
zette, heeft gesteund en vertrouwd op af
gelegde beloften en nu opeens worden van
hem offers gevraagd, die hem bitter stem
men.
De visschers nu, vragen voor deze waar
devermindering een kapitaaluitkeering in
eens.
De ervaring n.l. leert volgens spreker!
dat men veel beter aan de slag kan
komen, als dit met eigen geld geschiedt.
Wél zijn de voorwaarden der credietver-
leeningen. om een ander zaakje te beginnen
frunstiger geworden vroeger 5 pet. af
lossing in 10 jaar, nu 4 pet. aflossing in
15 jaar maar de opvatting der visschers
is, dat een zaak, die uitsluitend moet leven
van crediet. van te voren al ten doode is
opgeschreven.
Wèï zouden zjj zich kunnen vereenigen
met een credietverleening volgens de land-
arbeiderswet. De visschers hebben zelf een
wetsontwerp samengesteld, zeer officieel met
een uitvoerige memprie van toelichting,
waarin zij een credietverleening voorstellen
van pet. tot het 3e kalenderjaar en ver
volgens 30 annuïteiten 54/5 pet. rente
plus aflossing. Zij behoeven dan tenminste
in overeen L mining met de landarb iierswet
de eerste twee jaren niets van het
kapitaal af te lossen en zouden op deze wjjze
van een der drukkenste voorwaarden ont
heven zijn.
Er is, onder veel meer nog iets, waar
over de visschers zich ontevreden toonen.
Naast de vergoeding, uit te keeren voor
schade aan het materiaal, is die, voort
vloeiende uit de afbreuk aan het bedrjjf,
niel minder noodzakelijk.
Groot zijn hun grieven tegen de sinds
1925 ingestelde z.g. Generale comrais-ïe voor
de Steunverleening, waarvan aan 't hoofd
7944
schuins rechts achter haar. Zij verlangde
hen te zien. maar bedwong deze opwelling
uit nieuwsgierigheid meer te zullen hooren.
Een stilte, die eindeloos scheen, toen sprak
de vrouw weer met trillende stem: „Je hebt
hel gehoord, waarom antwoord je niet?
Waarom? 4
Eindelijk een mannenstem, laag. koud en
wat knorrig:
„Wat wou je me zeggen, Therese, je weet
net zoo voed als ik. dat ik moet kunnen
leven".
„O, maar is dat de reden, de eenige reden
van je weggaan?"
„Goede hemel, wat zou er anders
zijn? Je denkt toch niet. dat ik voor mijQ
plezier me in zoo'n afschuwelijk gat zou
gaan begraven?"
Een lange zucht, trillend door opkomende
tranen.
„Ik weet hoe moeilijk het alles is, maar
Arthur, waarom moet je op eens besluiten?
Waarom wacht je niet een beetje?"
„Indien ik wacht, verlies ik de betrekking
Dat is het waarom. Ik dacht, dat je dat be
grijpen zoudt. Buitendien, waarom zou ik
hier blijven omhangen?"
„Wel. er is toch altijd een kans. is 't niet?"
Een uitroep van minachting, daarop het
afstrijken van een lucifer. Wie waren die
mensrhen? Ze moest toch zien hen even >n
het oog te krijgen. Voorzichtig wendde ze
het hoofd en toen. ziende dat beiden den
anderen kant uitkeken, nam zij hen eens
goed op
De vrouw vroeg het eerst haar aandacht
Jong, even vijf en dertig, besliste Esther
blond, doorschijnende huid en allerliefst:
haar aangeboren schoonheid was verhoogd
doordat ze wat was opgemaakt en gekleed
met een zeer verfijnde élégance. Ze scheen
staat Mr. Vissering. Geweldig is het werk,
dat deze .commissie reeds verricht heeft.
Zij is belast met het plaatsen van visschers
in andere betrekkingen, het regelen van het
onderwjjs der visscherskinderen en het be
palen der verschillende uitkeeringen enz.
De minister heeft haar voor het geleverde
werk reeds veel lof toegezwaaid. Maar de
visschers zijn het met deze hulde geenszins
eens: een hoofdgrief is, dat de Gen. Com
missie op vele verzoeken tot uitkeering af
wijzende beschikkingen neemt, zonder de
gronden mede te deelen, waarop die af
wijzing steunt. Dit systeem is wel gemak
kelijk, want het snijdt de mogelijkheid van
reclame uit, maar bevredigt den betrokkene
toch allerminst. Spr. noemde voorbeelden,
waarbij visschers, die geen middelen van
bestaan meer hebben of groote schade onder
vonden, met een kluitje in 't riet gestuurd
zijn. Zy wenschen dan ook, dat bij voorlich
ting van de Gen. Commissie wettelijk er
kende plaatselijke commissie's in 't leven
worden geroepen, bestaande uit personen,
ter plaatse door en door bekend en geheel
onafhankelijk.
Zij verlangen, dat vergoeding uitgekeerd
worde, niet slechts wanneer, zooals art. 13
zegt, broodsgebrek intreedt, maar ook wan-
Beer de inkomsten verminderen. Zooals 't nu
staat, is de Gen. Commissie berucht door
haar afwijzende houding. De uitkeering was
dikwijls zóó gering, dat de visschers hun
kinderen maar weer van sc'hool moesten
halen om tenminste op zee wat te kunnen
verdienen 1 Sinds 1918 hadden velen 't vis-
schersbedrijf vaarwel gezegd, om zich voor
de toekomst in andere richting te bekwamen
maar noodgedwongen moesten zij tot het
oude werk terug keeren.
En nu is 't zeer merkwaardig, dat, sedert
men met de afsluiting begon, de visscherij
voordeeliger geworden is. dan ooit te voren.
Zeker: er zijn minder goede en zeer goede
jaren geweest. Doch de twee laatste spannen
wat de inkomsten betreft, de kroon!
Vroeger toen er nog 2000 schepen voe
ren was de gemiddelde totale jaarver-
dienste f. 4.500.000 Nu resten er slechts
1500 schippers (met 1200 knechts) en Me
inkomsten bedroegen in '28 en '29
f. 11.000.000, dus per jaar f. 5 500.000! Welk
een vooruitgang, juist nu de toegangswegen
vernauwd worden!'De oorzaak weet nie
mand, het feit werd slechts geconstateerd.
Zoo heeft de omzet te Volendam j.l. Woens
dag de één millioen gulden gepasseerd, het
geen enorm is. 't Waren prachtige ansjovis
jaren en de heer Demme die een 50-jarige
ervaring in de visscherij heeft, maakte
nimmer zóó iets mee!
't Valt dan ook wel te begrijpen, dat
verschillende Volendammers ons hun Dood
klaagden over het feit. genoodzaakt te
zijn een voordeelig bedrijf binnenkort
stop te zetten, zonder dat voor de
komende jaren eenige uitkomst te ver
wachten is. Want sedert jaren zochten zij
aJ naar iets anders en het meerendeel vangt
bot! In figuurlijken zin gesproken dan!
Vooral in dezen lijd. nu industrie en
landbouw lamgeslagen liggen, zou 't over
weging kunnen verdienen, de visschers nog
een tijdlang hun bedrijf te laten uitoefenen!
Reeds door middel van hun organisaties
bewerkten zij de Kamerleden maanden
lang Nu hebben zij alle hoop op de be
handeling der Zuiderzeesteunwet in de Ka
mer gevestigd. De heer Duymaer v. Twist,
de bekende voorvechter hunner belangen,
zal voorstellen in totaal nog een bedrag van
f 15 000.000 als steun te verleenen. voor
sinds 1918 geleden en nog te lijden schade.,
hetgeen h.i. niet overdreven is.
Temeer, waar deze som, vergeleken bij
de totale kosten der afsluiting en droogleg
ging, laatstelijk fcegroot op f. 960.000.000
een nauwelijks merkbaren invloed op de
rentabiliteit van het geheele werk zal
hebben.
't Is zeer moeilijk te beoordeelen, in hoe
verre de eischen der eischers billijk zijn,
maar na hetgeen de heer Demme ons ver
telde, kwamen wij zeker tot de overtuiging,
dat men hier over 't algemeen een zeevolkje
zoo goedkoop mogelijk tracht af te schepen,
terwijl 't zulks allerminst verdient.
rijk te zijn gelet op haar ringen etc. Haar ge
zicht, dieo gedoken in een klein, zwart
hoedje, had een mooie teint, haar groote
oogen. grijs met een goudglans er in. waren
overschaduwd door lange wimpers. Zij had
iets van sterrenglans over zich en de zicht
bare sporen van ontroering konden dien
glans niet verduisteren En haar metgezel,
hoe zag hij er uit? Esther zag hem aan en
ontstelde Hef was de jonge Engelschman,
dien zij had zien komen uit het huis van
den dokter, den man dien zij meer gezien
had. maar waar kon zij zich niet herinne
ren. Zoo van dicht bij had hij iets dat haar
interesseerde Hij was gekleed met de eenigs-
zins nonchalante keurigheid, waarvan de
Engelschman het geheim bezit Bepaald een
gentleman van geboorte ofschoon hij er ver
veeld en brutaal uitzag, waardoor hij eenigs-
zins op een doordraaier geleek. Zijn licht
bruine oogen. die met irriteerende onrustig
heid aanhoudend links en rechts dwaalden,
waren zonder eenige diepte, zijn mond ver
ried zwakheid en koppigheid roekeloozen
moed en gemis aan moreel weerstandsver
mogen. Een na-oorlogsproduct zonder twijfe',
zenuwachtig en lichtgeraakt, versleten door
alcohol en late uren. en toch. niettegen
staande dit alles, aantrekkelijk Dit was niel
te ontkennen.
„Garcon. waar is die beroerde vent nu
weer?"
Hij keek Esther's kant uit en voor een
oogenblik ontrftoelfen zijn oogen de hare en
vluchtig nam hij haar even op. doch zon
der eenige belangstelling Hem vlak in het
gezicht ziende, herinnerde zij zich hem op
eens Wel ja Bij hun aankomst hadden miss
Terris en zij hem tweemaal gezien, lun
chend in een grillroom met een donkere,
opgedirkte Spaansche dame en haar dochter.
Immers, de Zuiderzeevisschers behooren
lot het deel der natie, dat tot nu toe steeds
behoorlijk zijn brood kon verdienen. Niet
vergeten mag worden, dat zij een onafhan
kelijk dus voor 't moreel gunstig be
staan hadden, met een behoorlijke boter
ham. En nu plotseling staan zij geplaatst
voor een onzekere, duistere toekomst! Dat
hen recht geschiede, is een eerste eisch!
Uit de tallooze vragen, die van de zijde
der in de kajuit doorrookte journalisten ge
steld werden, halen wij nog aan die, waar
in gewezen werd op de mogelijkheid om het
bedrijf op de Noordzee voort te zetten en
waarom zulks niet gebeurde.
Een 47-jarige Volendammer stond op en
antwoordde, dat hij op de Noordzee zoo on
ervaren als een kind is. Om daar wat mans
te worden, is een leertijd van jaren noodig.
't Is daar een absoluut ander vak: alleen
't vertrouwd raken met de tallooze geulen
kost al een enormen tijd! Zeer begrijpelijk
voelde hij er op zijn leeftijd niets voor, om
eerst jarenlang weer als leerling te gaan
varen, na zijn heele leven zelfstandig schip
per te zijn geweestl Geef ons maar liever
een eigen zelfstandig bedrijf terug en 't
liefst daar, waar we nog wat met 't water
of de visch te doen hebben. Maar bij een
sollicitatie voor brugwachter of zoo iets,
krijg je te hooren, dat er geen kans is, want
al 500 zijn je voor geweestl In Enkhuizen
kunnen de visschers in het groeiende bol-
lenbedrijf geplaatst worden. Wij in Volen
dam weten niet wat te beginnen, want ook
in de eendenhouderij. die toekomst bood, is
door eep gevaarlijke besmettelijke ziekte de
klad gekomen en dat zal de eerste jaren
wel niet veranderen.
Zoo kregen we op elke vraag een somber
en dikwijls zeer rationeel klinkend ant
woord. We kwamen dan ook tot de conclu
sie, dat 't er voor menig visscher helaas niet
rooskleurig uitziet!
Tijdens al deze beschouwingen en bespre
kingen arriveerde ons slingerend schip te
Volendam. Daar stonden de vloot was
wegens den storm niet uitgevaren de
groepjes gebruinde en geharde visschers aan
den kant eenerzijds gelukkig over het
gunstige resultaat, dat de afslag dien morgen
had aangetoond, anderzijds toch ook fhet
onrust in het hart, over hetgeen spoedig te
gebeuren staat
Er lag iets tragisch in, die stoere knaj>en
daar te zien staan, krachtige visschers in
hart en nieren, van ouder op ouder opge
voed in de wetten en regels van hun bedrijf
en nu over eenigen tijd tot werkeloosheid
gedoemd, tenminste wanneer de regeering er
niet in elfk opzicht voor zorgt, dat zij ook
te land op de beenen gehouden worden, die
de zeerolten, nu gedoemd landrotten te wor
den, op 't water zoo kranig droegen! Wij
hopen, dat men hen en- hun kroost, om niet
le spreken van de lalloozen in aanverwante
bedrijven werkzaam, in de komende jaren
zal verzorgen en voorthelpen, zooals 't dezen
menschen toekomt.
In 't bekende gastvrije hotel Spaander werd
ons door de diverse visschersorganisaties
een voortreffelijken maaltijd aangeboden,
waarbij o.a. genoten werd van de smake
lijke producten, dde tot nu toe de glorie van
de Zuiderzee uitmaken: paling en garnaal.
Helaas, wanneer over eenigen tijd het
water rond Volendam zoet geworden is. zal
't ook daarmee zijn afgeloopen. Gelukkig
hebben we er nu nog volop van kunnen
genieten, al was er dan ook 't bittere bij
smaakje aan. dat 't ditmaal misschien voor
't laatst was.
Intusschen werd er met warmte geklon
ken op het heil en de toekomst der visschers,
die as. Maandag gezamenlijk zullen optrek
ken naar „DïMgentia" in Den Haag, om er
nog éénmaal hun wenschen kenbaar te
maken!
Met een harlelijken groet werd aischeid
genomen, terwijl menig visscher ons op het
hart drukte zijn belangen zoo goed moge'fjk
te bepleiten! Hetgeen hierbij, hoewel nog
zeer oppervlakkig, gedaan is!
-o-
Het schoot haar te binnen, dat de scherp
zinnige oude miss Terris had gezegd:
„Esther die jonge Engelschman daar is heel
knap, maar ik kan je vertellen dat hij is
wat wij thuis noemen een klaplooper. fk
herken ze altijd." Esther glimlachte bij d:e
herinnering.
„Gargon, breng mij een vermouth en,
wacht even, wat wil iij hebben. Thérèse?"
„Och niets, ja toch, wat thee, Chineesche
thee."
Zij zorgde voot haar uiterlijk, dat was
duidelijk Toen de kellner weg was zag
Esther hoe ze zich voorover boog tot haar
metgezel, met zichtbare poging tot zelfbe-
heersching.
„Arthur, toe zeg het me nog eens, wat is
dat voor betrekking, waarover je spreekt?"
„WAt in Argentinië, dat weet ik niet. Die
Todavrouw wil me meenemen daar naar toe
als een soort bestuurder of zoo iets derge
lijks De boot verlrekt den achtsten, ze ver
wacht dat ik mee zal gaan."
„Zie je wel Ik wist het wel."
De stem van de mooie vrouw snerpte snij
dend door de zaal, wat een zonderling©
openbaring was.
„Zoo. dus is het dat, bestuurder, ha, ha,
ha. Dat had ik natuurlijk kunnen weten, het
is heel duidelijk, ze heeft je noodig voor
zichzelve, die oude vrouw
„Thérèse. in God3 naam stil toch
„Is het soms nipt zoo? Wat kun iij doen
op zoo'n Amerikaansche boerderij? Waar
om hpeft ze je noodig als het niet is voor
zich zelve? Ontken je dat?"
„Wat is hef nut van ontkpnnen? Je
gelooft toch wat je gelooven wilt
(Wordt vervolgd).