TJehkadsk amcmjd&£ 9pecaj&x<cL& Bij de Zuiderzeevisschers te Volendam. 71ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 10 October 1930 Derde Blad No. 21646 Hun grieven tegen de Steunwet. FEUILLETON. De verloren Injectienaald. O—— Volledige schadevergoeding? Voordeelige vischvangsten! (Van onzen eigen verslaggever.) Het instructievaarluig voor de binnen vaart „Prins Hendrik" bracht dezer dagen een gezelschap journalisten over de woe- lig-deinende Zuiderzee van Amsterdam naar Volendam. Oppervlakkig beschouwd ziet 't er naar uit, alsof niemand zich iety van haar spoedige verdwijning aantrekt. Het uitzicht over het watendak is ver, zoo niet eindeloos. Nog steeds varen de boilers er lustig rond en de vangst is voor- deeliger dan ooit. De Volendammers met de wijde pofbroeken en hun hooge kozak- kenmutsen wandelen volgens een oeroude traditie nog immer langs de kaai en zij laten zich door nieuwsgierige Amerikanen met graagte bewonderen. Maar degeen, die wat dieper nadenkt en achter de schermen van dit schilderachtige visschersbestaan een kijkje gaat nemen, ziet echter al ras de schaduwzijde van het grandiose droogleggingswerk, dat de be wondering van de heele wereld trekt en waarvan wij tot nu toe te lichtvaardig de gunstige zijden zagen. 't Leek alsof de sombere wolken, die boven 't grauwe golvendek zich samenspan den, de voorboden waren van de woorden, die wij tijdens onzen overtocht te hooren zuden krijgen van een der eerste deskun digen uit de wereld van hen, die door de droogmaking der Zuiderzee wel allereerst getroffen worden. Al sformachliger werd 't en al donkerder rondom ons bootje, wel haast zóó donker als in de gemoederen van de visschers. die ons uitgenoodigd haddpn naar hun wenschen en grieven te komen luisteren, in 't vertrouwen, dat hetgeen wij daarvan zouden neerschrijven van invloed mocht zijn op de stemming der Kamerleden, die binnenkort over hun toekomst beslissen zullen. Zoo zaten we met ons dertigen in de roef van het 9chip, nauw-behuisd en onder een dik-grijzen sigarenwalm, die als mist rond de hoofden kringelde en te snijden was. Koffie en aimandei broodjes waren de wel kome versnapering. Drie uren duurde onze reis naar Volendam en Al dien tijd vertelde de bejaarde, doch stoere heer B. Demme, voorzitter van het Centraal-Comité Zuider zeevisschers van de actie en wenschen der •honderden zeerobben. Verder zaten aan de heeren A J. Mühren, en Sier, resp. voorzit ter en secretaris van den St. Petrusbond en de heer .T v. d. Steen, voorzitter van den Bond van Chr. Fabrieks- en Transportar beiders, afd. Visscherij. Het stormde, dat*'t een lieve lust was. maar omdat we voor den wind voeren viel 't schommelen toch mee, al gutste af en toe een flinke zeestroom in den nek van een ijverig schrijvend journalist. Gelukkig kreeg de zeeziekte geen vat op één van ons allen: daarvoor waren de hersenen te veel op de belangen der visschers ingesteld! En de heer Demme stak van wal! We hebben u maar hier laten komen, om te ver tellen van de tallooze visschers, die door het dempen van de Zuiderzee genoodzaakt worden een ander vak te kiezen en van de velen, die broodeloos werden of 't binnen kort zullen zijn Het ontwerp van Wet tot wijziging van de Zuiderzeesteunwet, dat de volgende week Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door J. E. DE B. K. 3) Hoewel zij eenvoudiger gekleed wa9 dan de meeste aanwezige dames zoo vief zij bij deze toch niet af. Zij schaamde zich niet over haar keurig tailor made kastanjebruin pakje zoo goed kleurend bij haar haar en oogen en ook niet over haar klein vilten hoedje, in Parijs gekocht. Haar bontkraag wa9 van edelmarter-, zelfs haar handschoe nen en het zakdoekje dat uit haar mantel zakje piepte, waren tip-top. Beuzelingen ja, maar beuzelingen die er wat toe deden Ze verdiende veel geld en had altijd ondervon den, dat het de moeite waard was om met zorg en goed gekleed te zijn. Natuurlijk zou ze van het salaris van dr. Sartorius geen kleeren kunnen koopen, maar dat deed er voor een maand ,of zes niets toe. Om in Frankrijk te kunnen blijven was wel een kleine opoffering waard. En buitendien had ze wat overgespaard. De dokter.dat vreemde, koude wezen. Zij voelde zich niets enthousiast bij de ge dachte voor hem te moeten werken. Hoe vond ze hem eigenlijk? Ze wilde haar indruk analyseeren. maar ze kon over niets denken dan over zijn kleine, doffe oogen en vrepmd, plat voorhoofd. Hij was een kundig man. dat voelde zij instinctmatig. Ongetwijfeld in de' eerste plaats een vorscher. Als hij eenige practijk had, wat was dat dan voor in de Kamer behandeld zal worden, is voor de visschers in hooge mate teleurstellend. Tot goed begrip van deze kwestie geven wij eerst een stukje geschiedenis. Toen in 1892 een Staatscommissie in op dracht van de regeering de vraag te onder zoeken kreeg, of afsluiting en drooglegging een werk was, dat in 's Lands belang ge nomen moest worden, luidde het antwoord met een overweldigende meerderheid beves tigend. Voorop dient gesteld, dat de visschers van den beginne af aan met tegen drooglegging een actie gevoerd hebben, want zij legden zich onmiddellijk neer bij de meening der deskundigen, al sprak het vanzelf dat zij m de eerste plaats tot de gedupeerden zouden behooren. Als gevolg van het in 1892 genomen be sluit om met de plannen verder te gaan, kwam in 1901 het wetsontwerp Lely tot stand, waarin als een der schaduwzijden ook was opgenomen een bedrag van f. 4 500 000 voor steunverleening aan de visscherij. Het kabinet trad af. 't volgende trok het ontwerp in, totdat in 1918 het tweede mi nisterie Lely het tegenwoordige wetsont werp naar voren bracht, dat aangenomen werd. Bij afzonderlijke wet was hierin de schadevergoedingskwestie geregeld, waarbij men toen het bedrag van f. 4.500.000 voet stoots overnam. Hierbij dient aangeteekend. dat minister Lely oorspronkelijk reeds in dit bedrag een zwaar hoofd had: het viel absoluut niet te beoordeelen, of deze som wel toereikend zou zijn-, z. i. ware een bedrag van minstens f. 6.000.000 beter geweest. 't Heeft in de bedoeling gelegen de schip pers tegemoet te komen voor het verlies van hun middel van bestaan èn van het verlies aan schepen, netten etc. Vergoeding dus voor schade aan het bedrijf èn aan het ma teriaal. Minister van Swaay diende de Zuiderzee steunwet in en liet deze rusten van 1918 1925, maar juist in die periode werd veel schade geleden: bij de Haukes (Wieringen) moesten 26 schepen onttakeld worden: er werd zelfs van het schepenkerkhof gespro ken. In 1925 kwam dan eindelijk de steunwet, doch deze was zeer gebrekkig: de kamer leden Duymaer van twist, Bakker, Duvs, v. d. Bilt en Snoeck Henckeman9 hebben daar uitvoerig op gewezen. Minister v Swaay zeide: „ik geloof eigenlijk hetzelfde als jullie, maar die steun verleening is een gebied, daf we onmogelijk kunnen overzien". En hij beloofde even- tueele gunstige herzieningen, hetgeen een groole geruststelling was. De wet is toen maar aangenomen, want, nietwaar: „een half ei is beter dan een leege dop" en de verklaring van den minister ial „dit maar een begin was", gaf voor de toe komst goeden moed. Toen kwam minister v. d. Vegte aan het bewind, aan wien de organisaties petitie op petitie zonden, waarop telkens het antwoord luidde: „Nog twee maanden heeren 1" Tenslotte gebeurde er niets! En nu komt onder minister Reymer, dan toch de herziening in de kamer. MaaT wat is 't geval 1 De waardevermindering, het totaal waardeloos worden der schepen RECLAME. practijk? Voor een medicus had hij niet de goede manieren, hij was te teruggetrokken, te negatief, te weinig gewoon menschelijk. Even voelde ik me griezelig, dacht ze. Waar doet hij me toch aan denken? Aan iets, dat fascineert en afstoot, of zit ik maar gekke dingen te bedenken? Van het podium klonk de zang van een krachtigen bariton. Het treurige lied. uit Broadway afkomstig, was zoo banaal moge lijk maar de mooie buigzame stem van den zanger, een Amerikaanschen neger met glimmend zwart haar. die onberispelijk ge kleed was. gaf er iets bekorends en bedwel- mends aan. Zelfs de kellners stonden als vastgenageld en luisterden doodstil. Ieder een zweeg, geheel de groote zaal was een en al aandacht. Een oorverdoovend applaus, het lied werd tot tweemaal toe herhaald. Toen een oogenblik stille en de gewone ge luiden klonken weer op. Het wa9 op ditzelfde oogenblik, dat Esther met de trekpot in de opgeheven hand vlak achter zich een vrouw hardop hoorde snik ken. Zij schrok zoo, dat zij op het punt was om te kijken, nieuwsgierig om de persoon te zien, die zoo aangedaan was door het neger- liedje. Maar ze was blij het niet gedaan te hebben, toen ze zacht, hartstochtelijk en duidelijk hoorde zeggen: „Arthur, als je weggaat van mij. zooals je zegl dat je doen zult, dan maak ik mij zelve dood". Goede hemel, de vrouw, wie zij ook was, zeide dit alsof zij het meende. Dat was niet de stem van iemand die schertste; de be zitster was diep 'aangedaan. Vermoedelijk was zij een Fransche, hoewel zij onberispe lijk Engelsch sprak, bijna zonde- vreemd accent. Esther herinnerde zich dat een man en een vrouw de tafel hadden genomen zoo'n schip is 't geheele vermogen van den visscherman, alles zit er voor hem in! wordt geheel genegeerd. In 't aange boden ontwerp wordt slechts m een bijzon der geval geldelijke tegemoetkoming in de waardevermindering ir. uitzicht gesteld d&n namelijk, wanneer de liquidatie van het oude bedrijf moeilijkheden meebrengt. Maar wie die moeilijkheden niet heeft, dat zijn zij, die geen schuld op hun schip en visscherijmateriaal hebben, blijven er van verstoken. Dit komt dus eigenlijk neer op een premie voor de lauwen en de visschers voelen dit als een schrijnende onrechtvaar digheid. De minister beroept zich in dezen op de grondwet, die alleen schadeloosstelling toe kent, voor onteigening, vernietiging of on- bruikbaarmaking van eigendom door het openbaar gezag in het algemeen belang. Maar bij gebrek aan een zee, worden d" schuiten en netten toch zeker onbruikbaar voor het doel. waarvoor ze slechts ge schikt zijn 1 De opinie van minister Reymer is zeker niet die van minister Lely geweest, toen deze laatste wees op 't nagenoeg waarde loos worden van de materialen van den visscher, waarin, naar hij zeide zooveel mogelijk moest worden tegemoet gekomen 1500 schepen met toebehooren, uitsluitend ingericht voor de Zuiderzeevisscherij in 1918 waren 't er '2000, maar sinds werd er geen meer bijgebouwd komen nu aan den wal te liggener kan niets meer mee uit gevoerd worden De vraag is nu: moet dat zoo blijven: geen uitkeering voot waardevermindering 1 Het maakt geen verheffenden indruk, dat de tegenwoordige regeering datgene wil na laten, waartoe zij zich volgens de bedoeling van de wet van 1918 moreel gebondeD moest achten. De kleine maD langs de Zui derzee, die zich nooit tegen afsluiting ver zette, heeft gesteund en vertrouwd op af gelegde beloften en nu opeens worden van hem offers gevraagd, die hem bitter stem men. De visschers nu, vragen voor deze waar devermindering een kapitaaluitkeering in eens. De ervaring n.l. leert volgens spreker! dat men veel beter aan de slag kan komen, als dit met eigen geld geschiedt. Wél zijn de voorwaarden der credietver- leeningen. om een ander zaakje te beginnen frunstiger geworden vroeger 5 pet. af lossing in 10 jaar, nu 4 pet. aflossing in 15 jaar maar de opvatting der visschers is, dat een zaak, die uitsluitend moet leven van crediet. van te voren al ten doode is opgeschreven. Wèï zouden zjj zich kunnen vereenigen met een credietverleening volgens de land- arbeiderswet. De visschers hebben zelf een wetsontwerp samengesteld, zeer officieel met een uitvoerige memprie van toelichting, waarin zij een credietverleening voorstellen van pet. tot het 3e kalenderjaar en ver volgens 30 annuïteiten 54/5 pet. rente plus aflossing. Zij behoeven dan tenminste in overeen L mining met de landarb iierswet de eerste twee jaren niets van het kapitaal af te lossen en zouden op deze wjjze van een der drukkenste voorwaarden ont heven zijn. Er is, onder veel meer nog iets, waar over de visschers zich ontevreden toonen. Naast de vergoeding, uit te keeren voor schade aan het materiaal, is die, voort vloeiende uit de afbreuk aan het bedrjjf, niel minder noodzakelijk. Groot zijn hun grieven tegen de sinds 1925 ingestelde z.g. Generale comrais-ïe voor de Steunverleening, waarvan aan 't hoofd 7944 schuins rechts achter haar. Zij verlangde hen te zien. maar bedwong deze opwelling uit nieuwsgierigheid meer te zullen hooren. Een stilte, die eindeloos scheen, toen sprak de vrouw weer met trillende stem: „Je hebt hel gehoord, waarom antwoord je niet? Waarom? 4 Eindelijk een mannenstem, laag. koud en wat knorrig: „Wat wou je me zeggen, Therese, je weet net zoo voed als ik. dat ik moet kunnen leven". „O, maar is dat de reden, de eenige reden van je weggaan?" „Goede hemel, wat zou er anders zijn? Je denkt toch niet. dat ik voor mijQ plezier me in zoo'n afschuwelijk gat zou gaan begraven?" Een lange zucht, trillend door opkomende tranen. „Ik weet hoe moeilijk het alles is, maar Arthur, waarom moet je op eens besluiten? Waarom wacht je niet een beetje?" „Indien ik wacht, verlies ik de betrekking Dat is het waarom. Ik dacht, dat je dat be grijpen zoudt. Buitendien, waarom zou ik hier blijven omhangen?" „Wel. er is toch altijd een kans. is 't niet?" Een uitroep van minachting, daarop het afstrijken van een lucifer. Wie waren die mensrhen? Ze moest toch zien hen even >n het oog te krijgen. Voorzichtig wendde ze het hoofd en toen. ziende dat beiden den anderen kant uitkeken, nam zij hen eens goed op De vrouw vroeg het eerst haar aandacht Jong, even vijf en dertig, besliste Esther blond, doorschijnende huid en allerliefst: haar aangeboren schoonheid was verhoogd doordat ze wat was opgemaakt en gekleed met een zeer verfijnde élégance. Ze scheen staat Mr. Vissering. Geweldig is het werk, dat deze .commissie reeds verricht heeft. Zij is belast met het plaatsen van visschers in andere betrekkingen, het regelen van het onderwjjs der visscherskinderen en het be palen der verschillende uitkeeringen enz. De minister heeft haar voor het geleverde werk reeds veel lof toegezwaaid. Maar de visschers zijn het met deze hulde geenszins eens: een hoofdgrief is, dat de Gen. Com missie op vele verzoeken tot uitkeering af wijzende beschikkingen neemt, zonder de gronden mede te deelen, waarop die af wijzing steunt. Dit systeem is wel gemak kelijk, want het snijdt de mogelijkheid van reclame uit, maar bevredigt den betrokkene toch allerminst. Spr. noemde voorbeelden, waarbij visschers, die geen middelen van bestaan meer hebben of groote schade onder vonden, met een kluitje in 't riet gestuurd zijn. Zy wenschen dan ook, dat bij voorlich ting van de Gen. Commissie wettelijk er kende plaatselijke commissie's in 't leven worden geroepen, bestaande uit personen, ter plaatse door en door bekend en geheel onafhankelijk. Zij verlangen, dat vergoeding uitgekeerd worde, niet slechts wanneer, zooals art. 13 zegt, broodsgebrek intreedt, maar ook wan- Beer de inkomsten verminderen. Zooals 't nu staat, is de Gen. Commissie berucht door haar afwijzende houding. De uitkeering was dikwijls zóó gering, dat de visschers hun kinderen maar weer van sc'hool moesten halen om tenminste op zee wat te kunnen verdienen 1 Sinds 1918 hadden velen 't vis- schersbedrijf vaarwel gezegd, om zich voor de toekomst in andere richting te bekwamen maar noodgedwongen moesten zij tot het oude werk terug keeren. En nu is 't zeer merkwaardig, dat, sedert men met de afsluiting begon, de visscherij voordeeliger geworden is. dan ooit te voren. Zeker: er zijn minder goede en zeer goede jaren geweest. Doch de twee laatste spannen wat de inkomsten betreft, de kroon! Vroeger toen er nog 2000 schepen voe ren was de gemiddelde totale jaarver- dienste f. 4.500.000 Nu resten er slechts 1500 schippers (met 1200 knechts) en Me inkomsten bedroegen in '28 en '29 f. 11.000.000, dus per jaar f. 5 500.000! Welk een vooruitgang, juist nu de toegangswegen vernauwd worden!'De oorzaak weet nie mand, het feit werd slechts geconstateerd. Zoo heeft de omzet te Volendam j.l. Woens dag de één millioen gulden gepasseerd, het geen enorm is. 't Waren prachtige ansjovis jaren en de heer Demme die een 50-jarige ervaring in de visscherij heeft, maakte nimmer zóó iets mee! 't Valt dan ook wel te begrijpen, dat verschillende Volendammers ons hun Dood klaagden over het feit. genoodzaakt te zijn een voordeelig bedrijf binnenkort stop te zetten, zonder dat voor de komende jaren eenige uitkomst te ver wachten is. Want sedert jaren zochten zij aJ naar iets anders en het meerendeel vangt bot! In figuurlijken zin gesproken dan! Vooral in dezen lijd. nu industrie en landbouw lamgeslagen liggen, zou 't over weging kunnen verdienen, de visschers nog een tijdlang hun bedrijf te laten uitoefenen! Reeds door middel van hun organisaties bewerkten zij de Kamerleden maanden lang Nu hebben zij alle hoop op de be handeling der Zuiderzeesteunwet in de Ka mer gevestigd. De heer Duymaer v. Twist, de bekende voorvechter hunner belangen, zal voorstellen in totaal nog een bedrag van f 15 000.000 als steun te verleenen. voor sinds 1918 geleden en nog te lijden schade., hetgeen h.i. niet overdreven is. Temeer, waar deze som, vergeleken bij de totale kosten der afsluiting en droogleg ging, laatstelijk fcegroot op f. 960.000.000 een nauwelijks merkbaren invloed op de rentabiliteit van het geheele werk zal hebben. 't Is zeer moeilijk te beoordeelen, in hoe verre de eischen der eischers billijk zijn, maar na hetgeen de heer Demme ons ver telde, kwamen wij zeker tot de overtuiging, dat men hier over 't algemeen een zeevolkje zoo goedkoop mogelijk tracht af te schepen, terwijl 't zulks allerminst verdient. rijk te zijn gelet op haar ringen etc. Haar ge zicht, dieo gedoken in een klein, zwart hoedje, had een mooie teint, haar groote oogen. grijs met een goudglans er in. waren overschaduwd door lange wimpers. Zij had iets van sterrenglans over zich en de zicht bare sporen van ontroering konden dien glans niet verduisteren En haar metgezel, hoe zag hij er uit? Esther zag hem aan en ontstelde Hef was de jonge Engelschman, dien zij had zien komen uit het huis van den dokter, den man dien zij meer gezien had. maar waar kon zij zich niet herinne ren. Zoo van dicht bij had hij iets dat haar interesseerde Hij was gekleed met de eenigs- zins nonchalante keurigheid, waarvan de Engelschman het geheim bezit Bepaald een gentleman van geboorte ofschoon hij er ver veeld en brutaal uitzag, waardoor hij eenigs- zins op een doordraaier geleek. Zijn licht bruine oogen. die met irriteerende onrustig heid aanhoudend links en rechts dwaalden, waren zonder eenige diepte, zijn mond ver ried zwakheid en koppigheid roekeloozen moed en gemis aan moreel weerstandsver mogen. Een na-oorlogsproduct zonder twijfe', zenuwachtig en lichtgeraakt, versleten door alcohol en late uren. en toch. niettegen staande dit alles, aantrekkelijk Dit was niel te ontkennen. „Garcon. waar is die beroerde vent nu weer?" Hij keek Esther's kant uit en voor een oogenblik ontrftoelfen zijn oogen de hare en vluchtig nam hij haar even op. doch zon der eenige belangstelling Hem vlak in het gezicht ziende, herinnerde zij zich hem op eens Wel ja Bij hun aankomst hadden miss Terris en zij hem tweemaal gezien, lun chend in een grillroom met een donkere, opgedirkte Spaansche dame en haar dochter. Immers, de Zuiderzeevisschers behooren lot het deel der natie, dat tot nu toe steeds behoorlijk zijn brood kon verdienen. Niet vergeten mag worden, dat zij een onafhan kelijk dus voor 't moreel gunstig be staan hadden, met een behoorlijke boter ham. En nu plotseling staan zij geplaatst voor een onzekere, duistere toekomst! Dat hen recht geschiede, is een eerste eisch! Uit de tallooze vragen, die van de zijde der in de kajuit doorrookte journalisten ge steld werden, halen wij nog aan die, waar in gewezen werd op de mogelijkheid om het bedrijf op de Noordzee voort te zetten en waarom zulks niet gebeurde. Een 47-jarige Volendammer stond op en antwoordde, dat hij op de Noordzee zoo on ervaren als een kind is. Om daar wat mans te worden, is een leertijd van jaren noodig. 't Is daar een absoluut ander vak: alleen 't vertrouwd raken met de tallooze geulen kost al een enormen tijd! Zeer begrijpelijk voelde hij er op zijn leeftijd niets voor, om eerst jarenlang weer als leerling te gaan varen, na zijn heele leven zelfstandig schip per te zijn geweestl Geef ons maar liever een eigen zelfstandig bedrijf terug en 't liefst daar, waar we nog wat met 't water of de visch te doen hebben. Maar bij een sollicitatie voor brugwachter of zoo iets, krijg je te hooren, dat er geen kans is, want al 500 zijn je voor geweestl In Enkhuizen kunnen de visschers in het groeiende bol- lenbedrijf geplaatst worden. Wij in Volen dam weten niet wat te beginnen, want ook in de eendenhouderij. die toekomst bood, is door eep gevaarlijke besmettelijke ziekte de klad gekomen en dat zal de eerste jaren wel niet veranderen. Zoo kregen we op elke vraag een somber en dikwijls zeer rationeel klinkend ant woord. We kwamen dan ook tot de conclu sie, dat 't er voor menig visscher helaas niet rooskleurig uitziet! Tijdens al deze beschouwingen en bespre kingen arriveerde ons slingerend schip te Volendam. Daar stonden de vloot was wegens den storm niet uitgevaren de groepjes gebruinde en geharde visschers aan den kant eenerzijds gelukkig over het gunstige resultaat, dat de afslag dien morgen had aangetoond, anderzijds toch ook fhet onrust in het hart, over hetgeen spoedig te gebeuren staat Er lag iets tragisch in, die stoere knaj>en daar te zien staan, krachtige visschers in hart en nieren, van ouder op ouder opge voed in de wetten en regels van hun bedrijf en nu over eenigen tijd tot werkeloosheid gedoemd, tenminste wanneer de regeering er niet in elfk opzicht voor zorgt, dat zij ook te land op de beenen gehouden worden, die de zeerolten, nu gedoemd landrotten te wor den, op 't water zoo kranig droegen! Wij hopen, dat men hen en- hun kroost, om niet le spreken van de lalloozen in aanverwante bedrijven werkzaam, in de komende jaren zal verzorgen en voorthelpen, zooals 't dezen menschen toekomt. In 't bekende gastvrije hotel Spaander werd ons door de diverse visschersorganisaties een voortreffelijken maaltijd aangeboden, waarbij o.a. genoten werd van de smake lijke producten, dde tot nu toe de glorie van de Zuiderzee uitmaken: paling en garnaal. Helaas, wanneer over eenigen tijd het water rond Volendam zoet geworden is. zal 't ook daarmee zijn afgeloopen. Gelukkig hebben we er nu nog volop van kunnen genieten, al was er dan ook 't bittere bij smaakje aan. dat 't ditmaal misschien voor 't laatst was. Intusschen werd er met warmte geklon ken op het heil en de toekomst der visschers, die as. Maandag gezamenlijk zullen optrek ken naar „DïMgentia" in Den Haag, om er nog éénmaal hun wenschen kenbaar te maken! Met een harlelijken groet werd aischeid genomen, terwijl menig visscher ons op het hart drukte zijn belangen zoo goed moge'fjk te bepleiten! Hetgeen hierbij, hoewel nog zeer oppervlakkig, gedaan is! -o- Het schoot haar te binnen, dat de scherp zinnige oude miss Terris had gezegd: „Esther die jonge Engelschman daar is heel knap, maar ik kan je vertellen dat hij is wat wij thuis noemen een klaplooper. fk herken ze altijd." Esther glimlachte bij d:e herinnering. „Gargon, breng mij een vermouth en, wacht even, wat wil iij hebben. Thérèse?" „Och niets, ja toch, wat thee, Chineesche thee." Zij zorgde voot haar uiterlijk, dat was duidelijk Toen de kellner weg was zag Esther hoe ze zich voorover boog tot haar metgezel, met zichtbare poging tot zelfbe- heersching. „Arthur, toe zeg het me nog eens, wat is dat voor betrekking, waarover je spreekt?" „WAt in Argentinië, dat weet ik niet. Die Todavrouw wil me meenemen daar naar toe als een soort bestuurder of zoo iets derge lijks De boot verlrekt den achtsten, ze ver wacht dat ik mee zal gaan." „Zie je wel Ik wist het wel." De stem van de mooie vrouw snerpte snij dend door de zaal, wat een zonderling© openbaring was. „Zoo. dus is het dat, bestuurder, ha, ha, ha. Dat had ik natuurlijk kunnen weten, het is heel duidelijk, ze heeft je noodig voor zichzelve, die oude vrouw „Thérèse. in God3 naam stil toch „Is het soms nipt zoo? Wat kun iij doen op zoo'n Amerikaansche boerderij? Waar om hpeft ze je noodig als het niet is voor zich zelve? Ontken je dat?" „Wat is hef nut van ontkpnnen? Je gelooft toch wat je gelooven wilt (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9